Deze opdracht gaat over het proces dat een plant doorloopt van zaad tot volwassen plant.
Bekijk de video op de site van Schooltv.
Hoe groeit het plantje op het moment dat de voedingsstoffen uit het zaadje op zijn?
Bespreek het met een klasgenoot.
Met versnelde beelden wordt het kiemen van een zaad verduidelijkt.
Bij een kiemende boon komen eerst de twee zaadlobben boven de grond.
Kort daarna komen de eerste blaadjes.
De zaadlobben verschrompelen als hun voorraad reservevoedsel op raakt.
De jonge plant maakt daarna haar eigen voedsel met behulp van fotosynthese.
Stap 2
Je gaat twee natuurgetrouwe tekeningen van een bruine boon maken.
Download het werkblad Bruine boon.
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
Lees het werkblad een keer helemaal door.
Zoek de benodigdheden bij elkaar.
Maak de twee tekeningen op het werkblad.
Controleer of je hebt getekend volgens de tekenregels.
Klaar?
Vul eerst zelf voor allebei de tekeningen een beoordelingsformulier in.
Vraag daarna je docent je tekeningen te beoordelen.
Je mag ook een film maken van je experiment (maak dan wel elke dag een filmpje) en dit posten! Overleg dit met de docent.
Stap4
Tuinkers laten groeien
Tuinkers is een plantje dat zeer snel groeit. Al na een dag ontkiemt het plantje en na zo'n elf dagen, zijn de steeltjes en de kleine groene blaadjes klaar om gegeten te worden. Tuinkers kan gekweekt worden op alles wat vocht vasthoudt, bijvoorbeeld een prop watten.
Naast vocht is ook licht belangrijk bij de groei.
Wat de invloed van het licht is, onderzoek je met de applet
Voer het experiment thuis uit. Je krijgt de benodigde spullen van je docent.
Meet elke dag de lengte van de tuinkers.
Deze gegevens verwerk je straks in een tabel en grafiek.
Hoe je het verslag maakt vindt je in stap 6
Stap 6
Bedenk zelf wat voor een experiment met tuinkers jij wilt doen.
Stel jezelf een vraag zoals bijvoorbeeld:
Ontkiemen tuinkerszaadjes sneller in het licht of in het donker?
Groeien tuinkersplantjes sneller in het licht of in het donker?
Bedenk hoe je dit experiment gaat uitvoeren.
Wat is je onderzoeksvraag?
Wat is je hypothese?
Wat heb je nodig?
Wat ga je doen (stap voor stap opschrijven)
Wanneer ga je dat doen?
Lever dit in op Its learning. In de studiewijzer staat een inleverbox.
Een verslag maken
Bij het schrijven van een verslag houd je je aan de indeling zoals die in dit hoofdstuk uiteen gezet wordt. Dit geldt voor de vakken natuurkunde, biologie en scheikunde.
Een verslag is beknopt geschreven in goed Nederlands: dus geen lange verhalen maar ook geen telegramstijl.
Voorblad
Titel:
De titel moet kort en relevant zijn, in ieder geval nooit langer dan één zin. Er kan ook gebruik worden gemaakt van een “ondertitel”.
Verder noem je
Naam/namen
Datum van je onderzoek
stap 1: Inleiding
Hierin wordt beschreven waar het onderzoek over gaat. Het is niet de bedoeling om hier iets te vermelden als: “we moeten” of “we vinden het leuk”, maar omschrijf het doel van het practicum of onderzoek. Eventueel kun je een stukje theorie in dit gedeelte vermelden, of je kunt een voorbeeld geven waar het onderwerp van de proef in het dagelijks leven een rol kan spelen. (Bijvoorbeeld bij de slingerproef iets over een schommel in de speeltuin of de schommelboot in de Efteling.)
Stap 2: Inhoudsopgave
In de inhoudsopgave staan de paragraven en de de bladzijde nummers.
Dit kun je automatisch laten maken in Word. (zie onderstaande Youtubefilmpje).
stap 3: Onderzoeksvraag
Deze vraag is een logisch gevolg van wat je in de inleiding hebt beschreven. Dit is een vraag, dus de zin eindigt met een vraagteken.
Een goede onderzoeksvraag is enkelvoudig, eenduidig en specifiek.
Hoe stel je een goede onderzoeksvraag
stap 4: Hypothese
Hypothese
In de onderbouw: alleen een hypothese bij het vak biologie
Hypothese (één zin).
Verklaring van de hypothese (één of twee afzonderlijke alinea's). Belangrijk is dat de lezer begrijpt hoe de hypothese tot stand is gekomen.
De hypothese is een mogelijk antwoord op je onderzoeksvraag. De hypothese en de onderzoeksvraag horen dus bij elkaar. Om het volle aantal punten voor je hypothese te verdienen, moet deze aan de volgende eisen voldoen:
A: De hypothese geeft een mogelijk antwoord op de onderzoeksvraag.
B: Schrijf in volledige zinnen. Dus bij de vraag 'Heeft de temperatuur invloed op het aantal spreeuwen dat per dag vertrekt?' niet 'Ja.' maar 'Hoe lager de temperatuur, hoe meer spreeuwen vertrekken'.
C: Formuleer je hypothese als een 'statement'. Dus stevig formuleren! Begin nooit met 'ik denk dat...', 'misschien....' of 'mijn verwachting is....' Schrijf het op alsof je het zeker weet!
D: Geef in je hypothese zelf geen verklaring hoe je aan je hypothese komt of waarom je voor deze hypothese gekozen hebt. De verklaring geef je in een nieuwe alinea.
Stap 5: Methode
1. Welke materialen heb je gebruikt?
2. Wat heb je gedaan? (opschrijven in 'kookboekvorm'. Iemand anders moet het experiment met jouw beschrijving na kunnen doen.
3. Meestal maakt een overzichtelijke tekening van de gebruikte opstelling het verslag beter leesbaar. (of maak een foto met je mobiel van de opstelling)
Onderstaande zaken gelden vooral voor het vak biologie en in mindere mate voor natuur- en scheikunde.
A: Gebruik, zeker als je proeven gaat doen met levende organismen, altijd meerdere organismen en niet één enkel organisme. Eén spreeuw in een kooi zetten, de temperatuur verlagen en kijken of hij trekgedrag gaat vertonen is niet voldoende om een conclusie te kunnen trekken. Misschien is deze spreeuw wel ziek en zal hij bij geen enkele temperatuur trekgedrag gaan vertonen omdat hij veel te zwak is.
Bij natuur en scheikunde moet je altijd meerdere metingen doen!
B: Varieer altijd maar één factor en zorg ervoor dat alle andere factoren gelijk blijven. Als je een groep spreeuwen in een kooi zet en vervolgens de temperatuur en de daglengte gaat verlagen, kun je daarna niet concluderen of het eventuele trekgedrag nu wordt veroorzaakt door de lage temperatuur of door de korte daglengte.
( je noemt dit ook wel variabelen. Je mag maar één variabele veranderen, de rest moet constant blijven).
C: Gebruik een blanco. Een blanco is een proef die precies hetzelfde is als je eigenlijke experiment, behalve de factor waarvan je de invloed wilt weten. Als blanco kan je in ons experiment dus een even grote kooi met evenveelspreeuwen in een andere kamer van dezelfde grootte met evenveel daglicht zetten. In deze kamer verlaag je echter de temperatuur niet en je meet elke dag het aantal spreeuwen met trekgedrag.
Belangrijk is dat in de methode nog niets vermeld wordt over waarnemingen die gedaan zijn tijdens het experiment.
Stap 5b: Het werkplan
Werkplan
Als je voor een onderzoek een eigen experiment moet bedenken waarmee je de hypothese gaat testen (bijvoorbeeld voor je profielwerkstuk), moet je een werkplan maken. Een werkplan bevat:
een lijst van alle materialen die je nodig hebt voor het experiment.
Je kunt je experiment niet starten als je niet alle materialen hebt. Vermeld in je werkplan de afspraken die je hebt gemaakt t.a.v. materialen (dus: wie/wat/waar/hoeveel?)
een 'recept'-beschrijving van je experiment.
Schrijf zo precies mogelijk, stap voor stap op welke handelingen je uit gaat voeren. Iemand anders moet, met dit recept, de proef uit kunnen voeren zonder dat je iets uit moet leggen.
een uitvoerige planning voor experiment, laat in je planning zien dat je de beschikbare tijd ook echt gebruikt
Hoeveel tijd denk je nodig te hebben voor de verschillende deelexperimenten?
Een voorlopig voorstel van de data analyse: Welke data ga je verzamelen? Hoe ga je dit verwerken? Maak van tevoren een tabel waarin je je gegevens kan verzamelen.
Stap 6: Resultaten
Aan het eind van je experiment heb je meetresultaten. Deze resultaten moeten beschreven worden en gepresenteerd aan geïnteresseerden (in jullie geval meestal je docent...).
Er zijn grofweg drie manieren om je resultaten te presenteren in je verslag:
1. een tabel,
2. een grafische weergave (een grafiek of diagram)
3. een beschrijving in woorden.
Een goed verslag bevat alle drie!
Grafieken dienen te voldoen aan de standaardeisen voor grafieken zoals geleerd bij wiskunde en natuurkunde (denk aan titels bij de assen, stapgrootte, grootheden, eenheden etc.). Zie tabblad grafieken en tabellen maken.
Ten slotte beschrijf je de resultaten in woorden en voeg je indien mogelijk foto’s toe. Je vertelt wat jij in de grafieken en tabellen ziet.
Stap 7: Conclusie
De conclusie van je onderzoek bestaat uit twee zinnen:
A: Een antwoord op je onderzoeksvraag, gebaseerd op je resultaten. Let er goed op dat je echt je onderzoeksvraag beantwoordt. Als je onderzoeksvraag was 'wat is de invloed van temperatuur op het trekgedrag van spreeuwen?', mag je niet als conclusie trekken 'de daglengte is de factor die de spreeuwen aanzet tot trekgedrag.' Dit wordt vaak verkeerd gedaan.
B: Een keuze uit: 'De hypothese hoeft niet verworpen te worden / de resultaten ondersteunen de hypothese.' of 'De hypothese moet verworpen worden.'.
Je conclusie moet in overeenstemming zijn met je resultaten. Je mag in de conclusie geen beschrijving van je resultaten geven! Dat moet je doen in het hoofdstuk resultaten.
samenvatting hoe maak je een verslag
Hoe maak ik de juiste tabel en grafiek?
Tabellen maken
Tabellen maken:
Een goede tabel heeft een passende titel, waardoor in één oogopslag te zien is wat voor metingen zijn weergegeven in de tabel. In een tabel zet je gegevens in kolommen, elke kolom heeft ook een titel. Let op een logische volgorde van de gegevens en kies een overzichtelijke opmaak. Tabel 1 laat een voorbeeld zien van een tabel.
De titel van de tabel wordt boven de tabel genoteerd! Zie voorbeeld
Tabel 1: aantal regenwormen bij regen en zonder regen
Tijdstip
Totaal aantal omhooggekomen regenwormen bij geen regen.
Totaal aantal omhooggekomen regenwormen bij regen.
12.00 u
0
0
12.02 u
0
2
12.04 u
1
5
12.06 u
1
5
12.08 u
2
5
Grafieken (diagrammen) tekenen
Grafieken tekenen
Om van een tabel een goede grafiek te maken moet je je aan de volgende stappen houden:
1. Teken een assenstelsel
Verticale Y-as: hierop zet je het gene wat je meet (bijv. temperatuur ºC)
Horizontale X-as: hierop zet je het gene wat je plaatst. (of wat jij zelf bepaald) (bijv. aantal spreeuwen met trekgedrag)
2. Noteer de grootheid (datgene wat je meet) en de bijbehorende eenheid (waarin je iets meet). Bijvoorbeeld: temperatuur in ºC. De tijd in dagen, uren of minuten
3. Zorg voor een gelijke verdeling.
4. Noteer je meetpunt met een punt of een kruisje.
5. Bij punten in rechte lijn: gebruik liniaal om te tekenen.
Bij punten niet een rechte lijn: trek je een vloeiende kromme (punten die hier ver buiten vallen laat je buiten je lijn).
6. Schrijf onder de grafiek een titel die aangeeft wat je in de grafiek laat zien. (nieuw)
hoe teken je een grafiek
Begrippenlijst
Kiemen
Kegelschubben
Kegelschubben zijn de bouwstenen van de kegel van een den, waarin de zaden liggen.
Vrucht
Deel van een plant dat ontstaat uit het vruchtbeginsel en een of meerdere zaden bevat. Speelt vaak een belangrijke rol bij de zaadverspreiding.
Tweezaadlobbige planten
Tweezaadlobbigen vallen onder de bedektzadige planten, waarbij de vrucht goed te zien is, zoals bij boonsoorten.
Eenzaadlobbige planten
Eenzaadlobbigen vallen onder de bedektzadige planten, waarbij de vrucht moeilijk te zien is door de vruchtwand, zoals bij tarwe, rogge en gerst.
Zaadlob
Het gedeelte van het zaad dat uit voedsel bestaat.
Kiem
Het gedeelte van het zaad dat gaat groeien met behulp van de energie uit de zaadlob.
Vruchtwand
Een velletje dat er bij eenzaadlobbigen voor zorgt dat de vrucht moeilijk te zien is, zoals bij tarwe, rogge en gerst.
Naaktzadige planten
Bij naaktzadige planten liggen de zaden op en bloot. Zaden kunnen zo uit de kegel vallen. Voorbeelden zijn de den en de lariks.
Bedektzadige planten
Bij bedektzadige planten zijn de zaden altijd omgeven (bedekt) door een vrucht. De vruchten kunnen groot en klein zijn.
Het arrangement Plant zaad is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Femke Loos
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2025-01-13 17:01:01
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.