Ademhaling Wat zou het makkelijk zijn: net als vissen onder water zwemmen zonder steeds adem te halen!
Waardoor kunnen vissen dat wel en wij niet?
Onze off-shore techniek zou een stuk eenvoudiger zijn zonder duikklokken en luchtflessen.
Alles draait om de uitwisseling van twee gassen, zuurstof en koolstofdioxide.
Hoe krijgen organismen de uitwisseling van gassen voor elkaar in het milieu waarin ze leven: ter land, ter zee of in de lucht?
De regeling van de luchtverversing en de biochemie van het transport van gassen komen ook in dit thema aan de orde.
Uitscheiding
Bij uitscheiding (of excretie) denk je waarschijnlijk aan urine en ontlasting. Overtollige stoffen en afval worden zo uit het bloed verwijderd. Bij de stofwisseling in je cellen ontstaan afvalstoffen. Cellen produceren ook allerlei stoffen, zoals hormonen. Uiteindelijk sterven cellen en moeten ze worden opgeruimd.
Je huid, longen, nieren en lever zijn uitscheidingsorganen.
Ophalen voorkennis
Wat weet je al over gaswisseling en uitscheiding?
Maak de volgende vragen:
Klik op de knop 'Test je kennis' om de toets te starten
Voor ieder goed antwoord krijg je 2 punten.
Je voorkennis is voldoende als je meer dan 80% van de punten haalt.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Introductie
Je weet natuurlijk dat je lichaamstemperatuur 37°C is.
Maar als je nauwkeurig kijkt, blijkt die temperatuur in de loop van de dag behoorlijk te variëren: rond 38°C om tien uur ’s avonds en circa 36° C om vier uur ’s nachts. Vlak voor je wakker wordt, stijgt je lichaamstemperatuur, zodat je alert bent aan het begin van de dag. Dan is dat het meest nodig, zeker voor onze voorouders. Ook de bloeddruk en de productie van sommige hormonen, vertonen deze schommelingen in de loop van de dag. Elke dag weer.
Dankzij de regelmechanismen in je lichaam, ben je altijd zo goed mogelijk aangepast aan wat het moment van de dag van je vraagt.
Je lichaam heeft verschillende regelmechanismen om ervoor te zorgen dat je interne milieu steeds zo optimaal mogelijk is. Het vermogen van het lichaam om het interne milieu constant te houden, ondanks veranderingen in de omgeving, noem je homeostase.
Succes!
Leerdoelen
12. Je kunt een regelkring beschrijven en een beschreven regelkring weergeven in een schema. (H10.1)
13. Je kunt uitleggen wat homeostase is (H10.1)
Filmpjes
Homeostase en biologische regelsystemen
In deze video wordt een schematisch overzicht gegeven van het menselijk lichaam. Het concept homeostase wordt geïntroduceerd en er wordt uitgelegd hoe het lichaam deze homeostase door middel van regelsystemen tot stand brengt.
Animaties
Regelkringen, homeostase en negatieve terugkoppeling
De wedstrijd!
Bij homeostase werken de orgaanstelsel van je lichaam nauw samen.
Het gaat dan om het zintuig- en zenuwstelsel, spierstelsel, hormoonstelsel, spijsverteringsstelsel, afweer en uitscheidingsstelsel.
Allemaal moeten ze optimaal werken voor een topprestatie.
Verschillende regelmechanismen in het lichaam zorgen ervoor dat het interne milieu steeds zo optimaal mogelijk is.
Lees in de Kennisbank de oriëntatie, inleiding, regelkring en regelkring in het lichaam.
Opdracht 1 In schema
Noteer tijdens het kijken alle grootheden die worden geregeld.
Noteer ook het regelmechanisme dat daarvoor zorgt.
Neem de tabel over en noteer voor elke grootheid de volledige regelkring: receptor, controlecentrum, effector.
Print de afbeelding ‘Overzicht van homeostase’ uit.
Noteer bij elk orgaan op welke manier dit orgaan bijdraagt aan de homeostase van het lichaam.
Teken in de figuur de invloed van de verschillende organen op de samenstelling van het bloed.
Welke stoffen worden uit het bloed opgenomen/aan het bloed afgegeven?
Welke organen zijn betrokken bij de temperatuurregeling?
Ademhaling en gaswisseling
Intro
De eerste negen maanden van je leven heb je zonder problemen onderwater geleefd.
Als je nu een tijdje onder water wilt gaan dan heeft dat zijn beperkingen.
Wie kan het langste zijn adem inhouden?
Wat zorgt ervoor dat je weer gaat inademen?
Kijk naar het filmpje Wereldrecord adem inhouden:
Ademen lijkt gemakkelijk te gaan totdat je merkt dat je ademhaling door ziekte of andere oorzaken wordt bemoeilijkt.
In deze module bestudeer je de regeling van de ademhaling en naar aandoeningen en omstandigheden die het ademen belemmeren.
Leerdoelen
14. Je kunt de bouw, werking en functie van gaswisselingsorganen van eukaryoten, in het bijzonder de mens, beschrijven (H10.2)
15. Je kunt de relatie tussen de bouw van gaswisselingsorganen en hun functie beschrijven en de relatie tussen de bouw en werking uitleggen (H10.2)
16. Je kunt uitleggen op welke wijze longventilatie tot stand komt en geregeld wordt. (H10.3)
De weg naar binnen
Om in leven te blijven is de aanvoer van zuurstof en de afvoer van koolstofdioxide nodig.
De zuurstof haal je uit ingeademde lucht, de koolstofdioxide adem je uit.
De bouw van het ademhalingsstelsel is erop gericht om zoveel mogelijk alleen de ongevaarlijke stoffen ons lichaam te laten komen.
Lees in de Kennisbank het deel van mond tot long.
Neem de tabel over en vul deze in.
Orgaan/weefsel
functie
slijmvlies in neus en luchtpijp
neusharen
trilhaarslijmvlies in luchtpijp
reukslijmvlies in de neus
Opdracht 2 Van luchtpijp naar longen
De luchtpijp is omgeven door niet helemaal gesloten kraakbeenringen.
Beantwoord de volgende vragen:
Verklaar de overeenkomsten in bouw tussen een stofzuigerslang en de luchtpijp.
Waarom zijn de kraakbeenringen niet rondom gesloten?
Om voldoende zuurstof en koolstofdioxide uit te wisselen tussen buitenlucht en longen is een groot oppervlak nodig.
Leg uit hoe door de bouw van de longen het oppervlak wordt vergroot.
Gaswisseling
Gaswisseling aan het oppervlak
Energie is nodig om in leven te blijven. Voor de het vrijmaken van energie uit voeding hebben de meeste organismen zuurstof nodig. De verbranding van voedsel levert naast energie (ATP) ook koolstofdioxide en water op.
Organismen wisselen die zuurstof en koolstofdioxide uit met het milieu waarin ze leven.
In de loop van de evolutie, zeker bij de overgang van water naar land, zijn allerlei verschillende manieren ontstaan om de uitwisseling van gassen met het uitwendige milieu zo efficiënt mogelijk te laten verlopen.
Transport van gassen uit een omgeving met een hoge naar een omgeving met een lage concentratie kost geen energie.
De hoeveelheid gassen die per tijdseenheid getransporteerd worden is afhankelijk van een aantal factoren.
Opdracht 1 Van longblaasje naar bloed
Lees in de Kennisbank.
De gassen (zuurstof en koolstofdioxide) die naar en van de cellen wordt getransporteerd diffunderen door celmembranen.
Beantwoord de volgende vragen:
Stel je een zuurstofmolecuul voor dat vanuit de lucht naar een cel in je teen moet.
Noteer via welke cellen (celmembranen) het zuurstof in de teen zal komen.
Gebruik je BINASboek voor extra informatie.
De hoeveelheid gassen die per tijdseenheid door een (cel)membraan kan diffunderen is ook afhankelijk van het membraanoppervlak.
Als cellen groter worden hebben ze meer membraanoppervlak, dat is gunstig voor de diffusie.
De verhouding celinhoud-celoppervlak is bepalend voor hoe efficiënt gassen uitgewisseld kunnen worden tussen de omgeving en de cel.
We maken een modelvoorstelling:
Neem de tabel over en vul deze in:
Ribbe v.d. kubus
Oppervlak (in cm2)
Inhoud (in cm3)
Oppervlak per cm3 (in cm2)
1 cm
10 cm
Welke conclusie over het verband tussen celinhoud en celgrootte kun je trekken?
Op welke manieren zorgt een organisme voor een zo groot mogelijke gasuitwisseling via de celmembranen?
Opdracht 2 Wet van Fick
De factoren die de snelheid van de diffusie beïnvloeden staan beschreven in de wet fan Fick.
In onderstaande afbeelding wordt de afgelegde weg van de bloedstroom en de vloeistofstroom aangegeven met een lijn met pijlen.
De concentratie van afvalstoffen is verticaal uitgezet.
Welke afbeelding is juist?
Ademhalen
Inademen en uitademen
Om voldoende lucht in en uit je longen te krijgen is een ventilatiebeweging nodig.
Door het vergroten en verkleinen van het volume van je longen gaat lucht je longen in of uit.
Je concentreren op je ademhaling kan een goede manier zijn om tot rust te komen.
Veel meditatietechnieken en yoga maken daar gebruik van.
Opdracht 1 Spieren bij ademhaling
Lees in de Kennisbank.
Welke spieren hebben een functie bij het inademen?
En welke bij het uitademen?
Kies uit: Buitenste tussenrib spieren, binnenste tussenrib spieren, middenrif spieren, spieren van nek naar sleutelbeenderen en buikspieren.
Ook als je op je kop hangt blijf je ademhalen.
Hoe komt het dat vooral de uitademing dan zwaarder gaat?
Longcapaciteit
De ventilatiebeweging van je borstkas en middenrif verzorgen je ademhaling.
Zoals je nu zit te lezen zal er maar een klein gedeelte van je maximale longvolume worden gebruikt.
Opdracht 2 Begrippen oefenen
Lees in de Kennisbank.
Maak samen een lijstje met begrippen uit de KB die jullie belangrijk vinden.
Verdeel de begrippen onder elkaar.
Maak nu allebei zinnen die de begrippen omschrijven (laat het begrip weg!).
Laat het niet aan elkaar zien!
Geef elkaar de zinnen en vul de begrippen in.
Controleer de antwoorden van elkaar.
Opdracht 3 Vitale capaciteit
Om de hoeveelheid lucht te meten die per ademhaling naar binnen en buiten gaat (vitale capaciteit) kun je een spirometer gebruiken.
Noteer een aantal variabelen die de grote van de vitale capaciteit zouden kunnen beïnvloeden (denk aan sekseverschil, lichaamsgrootte, sportiviteit).
Adem inhouden
Bekijk het filmpje:
De Amerikaanse magiër David Blaine heeft in de Oprah Winfrey Show het onmogelijke voor elkaar gekregen. Blaine hield gedurende 17 minuten en 4 seconden zijn adem in om daarna weer gewoon verder te ademen.
Opdracht 4 Onderzoek
Hoe lang kun je je adem inhouden?
Van welke factoren is dat afhankelijk?
Ontwerp een proefopzet om te onderzoeken van welke factoren de lengte (in seconden) van het inhouden van je adem afhankelijk is.
Doe je onderzoek altijd met iemand in de buurt
Houd je adem zolang mogelijk in en gebruik geen hulpmiddelen!
Trek conclusies uit de resultaten
Wat maakt dat je gaat inademen?
Gaswisseling is belangrijk voor de stofwisseling van je cellen.
Zuurstof is nodig voor de verbranding van voedingstoffen en die verbranding levert de energie om te leven. Hoe meer je je inspant hoe meer zuurstof er nodig is. Tegelijkertijd maken je cellen ook meer koolstofdioxide.
Opdracht 5 Ademhalingsfrequentie
Beantwoord de volgende vraag.
Welke van de twee gassen CO2 of O2, zal de ademhalingsfrequentie het meest beïnvloeden?
Leg je antwoord zo goed mogelijk uit.
Op welke manier zou je je antwoord van opdracht 5 kunnen aanvullen?
Opdracht 6 Organisatieniveaus
Als iemand gaat hardlopen moet het zuurstoftransport door zijn lichaam optimaal zijn.
Gebruik de figuur om een overzicht te maken van alle factoren die het zuurstoftransport optimaliseren.
Gebruik daarvoor de volgende zinsconstructie:
………………………………………………. en daardoor ………………………………….
Bedenk zoveel mogelijk factoren, op de organisatieniveaus: molecuul, cel, weefsel, orgaan, en organenstelsel.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je kunt geen lucht meer krijgen
Ademhalen gaat niet altijd even makkelijk. Er zijn een aantal aandoeningen die invloed hebben op je ademhaling. Spanning, bijvoorbeeld vlak voor een examen, kan er voor zorgen dat je gaat hyperventileren.
Opdracht 1 COPD en astma
In tweetallen.
Verdeel de filmpjes:
Maak allebei een samenvatting van het filmpje op zo’n manier dat degene die de video niet heeft gezien toch begrijpt wat COPD is.
Maak samen een overzicht van de symptomen van COPD.
Bij COPD gaat het om twee longaandoeningen.
Welke? Noteer overeenkomsten en verschillen tussen beide ziektes.
Zoek op wat de symptomen van Astma zijn.
Waardoor wordt Astma tegenwoordig niet meer samen met longemfyseem en chronische bronchitis als CARA aangeduid?
Vergelijk je antwoord met dat van een klasgenoot.
Opdracht 2 Itis
Een aantal ziektes aan de luchtwegen, zoals bronchitis en pleuritis, eindigen op ‘itis’.
Zoek met behulp van internet uit waarop 'itis' betrekking heeft.
Welke gedeeltes van de luchtwegen zijn in beide gevallen aangetast?
Bekijk het filmpje over Pleuritus
Verklaar het verschil in behandeling tussen de twee vormen van pleuritis.
Opdracht 3 Taaislijmziekte
De meeste aandoeningen aan de luchtwegen zijn niet erfelijk.
Taaislijmziekte is wel een erfelijke longziekte en komt bij 1 op de 4750 pasgeborenen in Nederland voor.
Het defecte gen voor deze ziekte is recessief en 1 op de 32 mensen in ons land is drager.
Lees eventueel de Kennisbank.
Noteer in een paar regels de symptomen van taaislijmziekte.
Taaislijmziekte heet ook wel CF. Wat betekent die afkorting?
Hoe groot is de levensverwachting van iemand met de ziekte?
Hoe groot is de kans op een kind met CF als de beide ouders drager zijn?
Noteer de gevolgen van het hebben van CF op het dagelijks leven van een patiënt.
Vergelijk je antwoord met dat van een klasgenoot.
Rook jij?
Het lijkt misschien een open deur maar er wordt nog steeds gerookt, ook op het schoolplein.
Kijk op de site: www.stivoro.nl
Hoe wordt verklaard dat het aantal rokers in 2012 toegenomen is ten opzichte van 2011?
En waardoor is roken eigenlijk zo ongezond?
Opdracht 4 Rokerslongen
Bekijk het filmpje over rokerslongen
Vergelijk de longen van de roker en de niet roker
Noteer overeenkomsten en verschillen
Noteer wat je opvalt als je de twee harten met elkaar vergelijkt.
Bedenk een verklaring voor de verschillen.
Uitscheiding
Intro
Uitscheiding
Bij uitscheiding (of excretie) denk je waarschijnlijk aan urine en ontlasting.
Overtollige stoffen en afval worden zo uit het bloed verwijderd.
Bij de stofwisseling in je cellen ontstaan afvalstoffen.
Cellen produceren ook allerlei stoffen, zoals hormonen.
Uiteindelijk sterven cellen en moeten ze worden opgeruimd.
Je huid, longen, nieren en lever zijn uitscheidingsorganen.
Urine is een uitscheidingsproduct, je nieren produceren het 24/7.
Maar het maken van ontlasting?
Zijn je darmen ook een uitscheidingsorgaan?
Bekijk het filmpje:
Het uitscheidingsstelsel zorgen samen voor de afvoer van afvalstoffen en overtollige stoffen.
Uitscheiding, wat merk je aan de buitenkant?
Allerlei afvalstoffen verlaten je lichaam via de uitscheidingsorganen.
Vaak kun je zelf ruiken of zien welke stof wordt uitgescheiden.
Opdracht 1 Stoffen uitscheiden
Lees Kennisbank 'Uitscheiding van stoffen' tot het stukje 'insecten'. Uitscheiding van stoffen
In tweetallen.
Neem de tabel over en vink aan met welk uitscheidingsorgaan je een bepaalde stof uitscheidt.
stof
huid
longen
nieren
lever
rode bieten
nicotine (rook)
asperges
knoflook
boterzuur (zweet)
alcohol
afgebroken rode bloedcellen
oorsmeer
ureum
lichaamsgeur
aceton
talg
melk
Klieren kunnen stoffen afscheiden in het bloed (hormonen) of uitscheiden buiten het lichaam.
Welke klieren in de huid worden gebruikt om de verschillende stoffen uit te scheiden?
Opdracht 2 Zweet en puistjes
In tweetallen.
Bekijk de onderstaande filmpjes:
Zweten: het klinkt niet fris maar we hebben het wel nodig om ons lichaam op temperatuur te houden.
Daarom zweet je als je een zware inspanning levert, het warm hebt, of een puberende jongen bent.
Bijna iedereen krijgt in zijn puberteit last van puistjes.
Dat komt door je hormonen, die je talgklieren flink in de war sturen. Niet prettig, maar wel tijdelijk.
Beantwoord daarna de volgende vragen:
Welke functies heeft zweten?
Op welke manier ontstaat acné?
Opdracht 3 Tranen
Op tenminste twee manieren vertellen je ogen iets over de toestand van de weefselvloeistof.
Terwijl je dit leest kijkt je door een doorzichtig stukje huid, je hoornvlies. Dat kan gemakkelijk uitdrogen! Je oogwit kan van kleur veranderen en ook dat heeft met uitscheiding te maken. Door uitgedroogd of bevroren hoornvlies kun je niet kijken.
Gebruik bijvoorbeeld wikipedia om uit te leggen:
Op welke manier ontstaan tranen?
Wat is de samenstelling van traanvocht in vergelijking met bloedplasma?
Welke functies kan traanvocht (tranen) hebben?
Een blik in iemand ogen kan je nog meer vertellen over de werking van zijn uitscheidingsorganen.
Het oogwit van de persoon hiernaast is van kleur veranderd.
Welk uitscheidingsorgaan van deze persoon werkt niet naar behoren?
Op welke manier is de gelige kleur ontstaan?
Nieren
Leerdoelen
17. Je kunt de bouw, werking en functie van de nieren beschrijven en uitleggen hoe de nieren een bijdrage leveren aan de homeostase van de mens. (H10.4)
Uit hoeveel water besta je?
Het leven op aarde is in zee ontstaan. Bijna al onze cellen worden omgeven door water, de extracellulaire vloeistof. De cellen zelf bevatten ook veel water. Al met al een nogal waterig geheel.
Opdracht 1 Uit hoeveel water besta je?
Bereken hoeveel water er in je eigen lichaam zit.
Van welke factoren is, wanneer je de figuur bekijkt, het watergehalte van een mens afhankelijk?
Bij gelijk lichaamsgewicht van mannen en vrouwen is er een verschil in watergehalte van het lichaam. Hoe verklaar je dat?
In de inleiding staat dat ‘bijna al onze cellen worden omgeven door water’.
Welke cellen worden niet omgeven door water?
Waterverversing
Wanneer je tijdens een avondje stappen erg veel drinkt moet je lichaam dat water kwijt. Als je veel zoute dingen eet krijg je dorst. Je drinkt dan water om het verlies te compenseren. Je wateropname en waterverlies zijn normaal gesproken in balans.
Opdracht 2 In balans
Gebruik de afbeelding bij de beantwoording van de vragen.
Elke dag komt er 300 gram water bij in je lichaam door verbranding.
Bij welke chemische reactie in je lichaam komt veel water vrij?
Vul de woorden ‘meer dorst’ of ‘ meer plassen’ bij A en B in.
Mensen in hongerstaking die niet eten drinken alleen.
Hoeveel water moeten ze drinken om hun eten ‘te compenseren’?
Nierfilters
Bouw en functie van de niereenheid
In je beide nieren zitten een groot aantal niereenheden. Zij zijn de filtertjes voor je bloedplasma.
In de nefronen (niereenheden) wordt je bloed uit de nierslagader gezuiverd. De samenstelling wordt aangepast aan de behoeftes van je lichaam. Daarna komt het bloed komt terug in de nierader en vandaar gaat het via de holle ader je bloedstroom in.
Opdracht 1 Doorsnede nier
Maak een schematische tekening van de doorsnede door een nier.
Of zoek een afbeelding op en zet de juiste ‘tags’ erbij met Thinglink .
Zet daarbij de volgende begrippen:
Nierschors, niermerg, nierbekken en geef de ligging van de niereeheden zo goed mogelijk aan.
Laat je tekening controleren door je docent.
Opdracht 2 Bouw niereenheid
Microscopische bouw van de niereenheid.
Download het werkblad .
Gebruik je microscoop met verschillende vergrotingen om de bouw van de nier te bestuderen.
Maak tekeningen van de onderdelen en geef zoveel mogelijk namen aan de onderdelen die je tekent.
Overleg met je docent wat je met de tekening(en) moet doen.
Lees de kennisbank.
Opdracht 3 Nierslagader en nierader
Om de werking van de nierfilters te begrijpen is kennis van de manier waarop het bloed langs de niereenheid loopt erg belangrijk.
Geef met behulp van een tekening aan op welke manier de aftakking van de nierslagader langs een niereenheid loopt.
Opdracht 4 Niereenheid als filter en regelaar van de bloedsamenstelling
Je gaat in drietallen een aantal opdrachten maken die je helpen bij het begrijpen van de processen in een niereenheid. Lees eerst de hele opdracht goed door!
Verdeel dan de opdrachten onder elkaar.
Leg uit op welke manieren osmose een rol speelt bij de werking van een niereenheid.
Beschrijf de weg van de onderstaande stoffen door de niereenheid. Vanuit het aanvoerende bloedvat (nierslagader) naar het verzamelbuisje of de aftakking van de nierader.
een rode bloedcel
een molecuul glucose
een molecuul ureum
een molecuul water
Geef bij elke van de vier stoffen aan waar in de niereenheid er sprake is van passief of actief transport.
Maak met elkaar een tekening waarin je duidelijk aangeeft waar het ‘tegenstroom principe’ een rol speelt bij de werking van een niereenheid.
Opdracht 5 Primaire en secundaire urine
In de primaire urine zit per volume eenheid iets meer glucose dan in het bloed van de nierader.
Leg dit verschil uit.
In de secundaire urine zit (bij een gezond persoon) helemaal geen glucose. Verklaar dat.
Om het functioneren van de nieren te meten wordt vaak inuline gebruikt.
Inuline is een hoogmoleculair eiwit dat niet in het bloed wordt gereabsorbeerd en dus volledig wordt uitgescheiden in de urine.
Bekijk het filmpje en leg aan elkaar uit waarom inuline goed gebruikt kan worden bij het meten van de filtersnelheid van de nieren.
Opdracht 7 Clearence 2
In de afbeelding zie een grafische weergave van de klaring van drie stoffen in het bloed: glucose, ureum en penicilline (een antibioticum).
De gebeurtenissen spelen zich af in een minuut.
Je mag er van uitgaan dat 100% van het gefilterde volume wordt gereabsorbeerd.
Bereken de klaring (clearance) voor glucose en ureum.
De penicilline clearance komt uit op 150 ml/min.
Er wordt geen penicilline gereabsorbeerd.
Verklaar de waarde van de clearance.
Opdracht 8 Clearence 3
In de tabel zie je de clearance van een aantal stoffen die in de nier gefilterd worden.
stof
Clearance snelheid(ml/min)
glucose
0
natrium
0,9
chloride
1,3
kalium
12,0
fosfaat
25,0
insuline
125,0
creatinine
140,0
Hemodialyse
Hemodialyse
Willem Johan Kolff (1911-2009) is een van de belangrijkste medische pioniers van de vorige eeuw.
Met worstenvel, rubberslangen, een waterpomp uit een T-Ford, een naaimachinemotor en nog wat onderdelen maakte hij de eerste kunstnier.
Hij bouwde de kunstnier in 1943 in het ziekenhuis in Kampen.
Kolff heeft ook een werkzame hart-longmachine en kunsthart ontwikkeld.
Maak de onderstaande vragen in tweetallen.
Opdracht 1 Hemodialyse
Als titel van deze stap staat er hemodialyse in plaats van nierdialyse
Leg uit waarom de term hemodialyse de voorkeur verdient.
Bij de werking van een kunstnier speelt een half-doorlatend (semipermeabel) membraan een grote rol. Welk onderdeel uit de boven gegeven beschrijving van de kunstnier van Kolff dient als semipermeabel membraan?
Bestudeer de tekening.
Leg uit op welke manier de dialysevloeistof (dialysaat) er voor zorgt dat het bloed wordt schoongemaakt.
Maak een schematische tekening om te laten zien dat er sprake is van een tegenstroomprincipe.
Laat je antwoord controleren door de docent.
Gebruik de tekening en je kennis van de bouw van de niereenheid om uit te leggen welke onderdelen van de niereenheid door de kunstnier vervangen worden.
In de tekening is sprake van een 'shunt'.
Welke functie heeft deze 'shunt'?
Opdracht 2 Peritoneaal dialyse
Lees de informatie over deze dialysevorm.
Welk gedeelte van het lichaam levert het halfdoorlatend membraan dat nodig is voor de peritoneaal dialyse?
Op welke manier wordt er voor gezorgd dat het bloed in het buikvlies water en ureum aan de spoelvloeistof afgeeft?
Na een bepaalde tijd (soms 8 uur) moet de spoelvloeistof ververst worden.
Wat zal er gebeuren met de uitwisseling van stoffen wanneer je te lang wacht met verversen?
In een kunstnier is het dialyse oppervlak maximaal 1,8 m2.
Leg uit of het oppervlak van het buikvlies voldoende groot is om voor dialyse te zorgen.
Welke voordelen heeft peritoneaaldialyse vergeleken met dialyse via een kunstnier(machine)?
Opdracht 3 Praktijk problemen
Bij een dialyse ontdekt de verpleegkundige dat het weefselvocht te langzaam naar de bloedbaan gaat.
Er wordt te weinig vocht aan de weefsels onttrokken.
Soms spuit de verpleegkundige dan een vloeistof in de bloedbaan.
Leg uit of die vloeistof hypertonisch of hypotonisch zal zijn ten opzichte van het weefselvocht.
Waarom heeft het geen zin om iemand in het laatste uur van een dialyse toch nog een zoutoplossing (3%) in te spuiten?
Lever
Uitscheiding, wat gebeurt er in je lichaam?
Je lever ligt op een 'kruising' van aan en afvoerende bloedvaten.
Lees de kennisbank 'Bouw en ligging van de lever'.
Maak de oefening "Uitscheiding, wat gebeurt er in je lichaam?" onderaan deze pagina.
Noteer de functies van de onderdelen 1 en 3 t/m 6 in een tabel.
Alle organen worden van voedselrijk en zuurstofrijk bloed voorzien door een slagader.
Een ader is het afvoerende bloedvat.
Leg uit op welke manier de lever wat dit betreft een uitzondering is ...
Leerdoelen
18. Je kunt de bouw, werking en functie van de lever beschrijven en uitleggen hoe de lever een bijdrage levert aan de homeostase van de mens. (H10.5)
Het leverlobje
In de lever liggen duizenden kleine functionele eenheden, de zogenaamde leverlobjes (leverkwabjes).
Elk leverlobje is omgeven door aan- en afvoerende bloedvaten.
De cellen in de leverlobjes zijn verantwoordelijk voor alle functies die de lever uitvoert.
Opdracht 1 Werking van leverlobje
Gebruik de afbeelding.
Schrijf de volgorde op waarin stoffen worden aan- en afgevoerd bij het leverlobje.
Opdracht 2 Practicum Bouw van leverlobje
Download het werkblad .
Maak een microscopische tekening van een leverlobje.
Gebruik een grote vergroting om de details te zoeken van de aan- en afvoerende vaten.
Gebruik zo nodig: Bouw van de lever - www.bioplek.org
Gal
De lever ontvangt dus stoffen uit de bloedsomloop en via de poortader uit de darmen.
De lever geeft bovendien stoffen af via het bloed en via de darm.
Je kijkt nu eerst naar die laatste functie.
De uitscheidingsproducten voor de darmen worden verzameld in de galblaas.
Gal is de vloeistof die door de leverlobjes via de galgang naar de galblaas wordt vervoerd.
Opdracht 1 Samenstelling van gal
In de tabel zie je de samenstelling van de gal. In de eerste kolom direct uit de lever.
De tweede kolom geeft de samenstelling van de gal in de galblaas.
Hoe verklaar je de hogere concentratie van o.a. galzuren en bilirubine?
Uit welke verbindingen maakt de lever bilirubine en cholesterol die in gal aanwezig zijn?
Welke rol spelen galzouten bij de mechanische voedselvertering?
Gebruik Kennisbank: KB: Bouw en ligging van de lever
Opdracht 2 Problemen met de glasblaas
Naast pijn in de buik kan het optreden van geelzucht duiden op een probleem met de galblaas.
In ons land worden per jaar ongeveer 15.000 galblaasoperaties uitgevoerd.
Verklaar waardoor iemand met een galblaasaandoening de volgende symptomen kan vertonen:
geel wordende huid
geel wordend oogwit
Op welke twee manieren kun je tegenwoordig een verwijdering van de galblaas uitvoeren?
Verklaar waardoor iemand zonder galblaas nauwelijks problemen met zijn spijsvertering ondervindt.
Naast problemen met de galblaas zijn er nog andere ‘ziekten’ van de lever.
De lever en de spijsvertering
Je weet dat de lever stoffen ontvangt uit de bloedsomloop en via de poortader uit de darmen.
De lever geeft bovendien stoffen af via het bloed en via de darm.
De lever is onze chemische fabriek bij uitstek. Je kijkt nu naar de rol van de lever bij de afbraak van eiwitten en de regeling van het bloedsuikergehalte.
Opdracht 1 Organen
In expertgroepen.
Kies per tweetal één van de volgende twee opdrachten.
Zorg ervoor dat het andere tweetal de resultaten van de opdracht ook krijgen.
Afbraak van eiwitten
De lever en de nieren spelen elk een eigen rol bij de verwerking van eiwitten.
Maak een ‘woordweb’ met het begrip ureum als middelpunt.
Leg met het woordweb uit welke rol de lever en nieren spelen.
Bespreek je antwoorden met je docent.
Regeling van het bloedsuikergehalte
Glucose in de urine is vaak geen goed teken.
Het zegt iets over het functioneren van je nieren (zie module 1).
Maak een schema waarmee je duidelijk uitlegt welke functies de lever heeft bij de regeling van het bloedsuikergehalte.
Gebruik de Kennisbank. KB: Terugkoppeling
Bespreek je antwoorden met je docent.
Eiwitten in urine
Troebele urine kan wijzen op eiwitten die in je urine zitten.
Maak een schema waarmee je uitlegt op welke manier aminozuren uit je voedsel in de lever omgezet worden in eiwitten.
Leg uit hoe die eiwitten in je urine zouden kunnen komen.
Bespreek je antwoorden met je docent.
Wissel de antwoorden met elkaar uit.
Opdracht 2 Osmotische waarde en diffusie
Ureum en glucose zijn beide stoffen die de osmotische waarde van je bloed kunnen beïnvloeden.
Leg uit welke gevolgen een verhoogd ureum en glucose concentratie hebben op
de osmotische waarde van het celvocht in je rode bloedcellen.
de diffusie van zuurstof in en uit de rode bloedcellen.
Het arrangement VWO5 H10 Gaswisseling en Uitscheiding is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Ellen Jobse
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2016-10-23 12:55:24
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Gaswisseling
Uitscheiding
Wat regelt de ademhaling?
Het leverlobje
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.