Fictie en non-fictie

Fictie en non-fictie

Introductie

Je bent net begonnen in een nieuwe klas in het voortgezet onderwijs en je krijgt nu het vak Nederlands. Bij Nederlands beginnen we met het onderdeel Fictie over soorten boeken. Je leert als eerste wat een fictieboek en een non-fictieboek is. Maar wanneer spreken we nu over realistisch en onrealistisch? Je leert het hier allemaal.

Doel van de opdrachten

1. Je leert het verschil tussen fictie en non-fictie.

2. Je kunt deze verschillen benoemen en herkennen.

3. Je leert het verschil tussen realistisch en onrealistisch

4. Je herkent het wanneer een verhaal realistisch of onrealistisch is.

Succes en veel leerplezier!

Aan de slag

De opdrachten zijn verdeeld in 4 onderdelen.

Je leest eerst over het onderwerp fictie en non-fictie en vervolgens ga je de opdrachten hierover maken. Daarna lees je de theorie over een realistisch- en onrealistisch verhaal en maak je daarbij behorende opdrachten.

Als je de opdrachten niet afkrijgt in de les, maak je ze thuis af.

Als je alle opdrachten van de 4 onderdelen gemaakt hebt, krijg je een korte toets, zodat je kunt zien of je de stof begrepen hebt en al een beetje beheerst. Deze toets maken we als iedereen de stof heeft afgerond en we in de les de moeilijkheden hebben besproken.

Heel veel plezier en succes bij het werken aan de opdrachten!

 

Fictie en non-fictie

Verhalen, gedichten, strips, computerspellen, films en t.v. series zijn er voor je plezier, ze zijn ontspannend. Je zou ook kunnen zeggen dat fictie wordt geschreven om je te vermaken.

De verhalen, films etc. hebben altijd een amuserende doel.

Je hebt in je leven waarschijnlijk al veel verhalen gelezen of gehoord. Sommige van die verhalen zijn verzonnen, andere verhalen zijn echt gebeurd. De verhalen die verzonnen zijn, noem je fictie. Het woord fictie komt van het Engelse woord fiction, dat 'verzinsel' betekent.

Verhalen kunnen, naast je vermaken, ook iets met je doen: ze kunnen je aan het denken zetten, je diep raken, je iets leren of je helpen bij het vormen van een mening.

Waargebeurde verhalen, verhalen die echt gebeurd zijn, noem je non-fictie. Ook teksten die feitelijke informatie geven, zoals krantenartikelen, verslagen van voetbalwedstrijden, documentaires over de Tweede Wereldoorlog, biologieboeken en de atlas behoren tot de non-fictie. Deze teksten worden niet tot de literatuur gerekend, maar tot de informatieve media.

fictie
fictie
non-fictie
non-fictie

Opdracht 1

Beantwoord de volgende vragen over fictie en non-fictie.

Opdracht 2

Bekijk de volgende voorbeelden van teksten. Schrijf op of deze fictie of non-fictie zijn.

Realistisch en onrealistisch

Er bestaan twee soorten fictieve verhalen: het realistische en het onrealistische verhaal. Een verhaal dat verzonnen is, kan erg lijken op de werkelijkheid. Als een verhaal lijkt op de werkelijkheid, noem je dat een realistisch verhaal. Kijk maar naar de verhalen van Carry Slee, zij schrijft bijvoorbeeld realistische verhalen. Haar verhalen gaan over pesten, de liefde, vriendschap, ziek zijn en school. De verhalen lijken net echt.: jij zou de gebeurtenissen zelf ook kunnen meemaken. Het mooie van het lezen van realistische verhalen is dat je in de wereld van een ander persoon stapt. Je kunt even voelen hoe het is om verliefd te zijn, om helderziend te zijn, om gepest te worden, om te leven in de middeleeuwen etc.

Verhalen waarin onwerkelijke dingen gebeuren noem je onrealistische verhalen. In onrealistische verhalen komen gebeurtenissen voor, die niet echt kunnen plaatsvinden. Zoals in het boek Matilda van Roald Dahl: Matilda is een meisje dat kan praten als een volwassene op het moment dat ze anderhalf jaar oud is. in het echte elven zou dit natuurlijk nooit kunnen gebeuren. Ook de boeken van Harry Potter van J.K. Rowling zijn een voorbeeld van onrealistische verhalen.

onrealistisch
onrealistisch
realistisch
realistisch

Opdracht 3

Opdracht 4

Lees het fragment  uit 'Het dagboek van Anne Frank'.

dinsdag, 18 mei 1943

 

Lieve Kit,

‘k Ben toeschouwster geweest van een hevig luchtgevecht tussen Duitse en Engelse vliegers. Een paar geallieerden moesten jammer genoeg uit hun brandende toestel springen. Onze melkboer, die in Halfweg woont, heeft aan de kant van de weg vier Canadezen zien zitten, waarvan er één vloeiend Hollands sprak. Deze vroeg om vuur voor een sigaret aan de melkboer en vertelde hem dat de bemanning van de machine uit zes personen bestaan had. De piloot was verbrand en hun vijfde man had zich ergens verstopt. De groene politie kwam de vier kerngezonde mensen ophalen. Hoe is ‘t mogelijk dat je na zo’n geweldige parachutereis nog zoveel tegenwoordigheid van geest hebt!

Hoewel het kennelijk warm is, moeten we om de dag onze kachels aanmaken om groenteafval en vuil te verbranden. In vuilnisemmers kunnen we niets gooien, omdat we altijd met de magazijnknecht rekening moeten houden. Hoe licht verraadt een kleine onvoorzichtigheid je niet!

Alle studenten moeten op een lijst van de overheid tekenen dat ze ‘sympathiseren met alle Duitsers en de nieuwe orde goed gezind’ zijn. Tachtig procent heeft het vertikt z’n geweten en overtuiging te verloochenen, maar de gevolgen zijn niet uitgebleven. Alle studenten die niet getekend hebben, moeten in een werkkamp naar Duitsland. Wat blijft er van de Nederlandse jeugd nog over als allen in Duitsland hard moeten werken?

Wegens de te harde knallen had moeder vannacht het raam gesloten; ik was in Pims bed. Eenklaps springt boven ons hoofd mevrouw uit haar bed, als door Mouschi gebeten, direct gevolgd door een harde klap. Het klonk alsof een brandbom naast m’n bed neergevallen was. Ik gilde: ‘Licht! Licht!’

Pim knipte de lamp aan. Ik verwachtte niet anders dan dat binnen een paar minuten de kamer in lichterlaaie zou staan. Er gebeurde niets. We haastten ons allen naar boven om te zien wat daar aan de gang was. Mijnheer en mevrouw hadden door het open raam een roze gloed gezien, mijnheer dacht dat het hier in de buurt brandde en mevrouw dacht dat  ons huis vlam had gevat. Bij de klap die volgde, stond mevrouwtje al op haar trillende benen. Dussel bleef boven een sigaret roken, wij kropen weer in onze bedden. Er was nog geen kwartier voorbij of het schieten begon opnieuw. Mevrouw rees dadelijk overeind en liep de trap af naar Dussels kamer om daar de rust te vinden die haar bij haar ega niet beschoren was. Dussel ontving haar met de woorden: ‘Kom in m’n bed, m’n kind!’

Wat ons in een onbedaarlijke lachbui deed schieten. Het kanonnenvuur deerde ons niet meer, onze angst was als weggevaagd.

Je Anne

Bron: Anne Frank, Het Achterhuis

 

Voordat je de opdracht gaat maken, beantwoord dan de volgende vragen op papier.

1. Geeft met een paar zinnen aan waarover de tekst gaat.

2. Waar zou dit verhaal zich afspelen? Geef aan waarom je dat denkt.

3. Zou je het boek willen lezen? Waarom (niet)?

Opdracht 5

Maak onderstaande opdracht door aan te geven of het fictie of non-fictie is. Daarnaast geeft je bij de fictie verhalen aan of het realistisch of onrealistisch is.

Evaluatie

  • Het arrangement Fictie en non-fictie is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Carola Flach-Lenting Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2017-01-15 14:09:38
    Licentie
    CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld