Je zal al heel vaak in het nieuws filmpjes hebben gezien van wetenschappers die iets spectaculairs hebben ontdekt. Bij bètawetenschap vinden experimenten vaak in het lab plaats, zoals de eindopdracht bij wETENschap dit jaar. Bij gammawetenschap hebben we al eens geoefend met het maken van een enquête, maar ook hier worden experimenten gebruikt om nieuwe dingen te ontdekken.
Bekijk bijvoorbeeld eens dit filmpje:
Een voordeel van experimenten is dat je vaak een betere conclusie kan trekken dan bij een enquête. Denk maar eens na. We hebben bijvoorbeeld deze onderzoeksvraag: "Halen leerlingen die langer aan hun huiswerk zitten ook hogere cijfers?"
Als we een enquête zouden doen en je vragen hoeveel uur per dag je aan je huiswerk besteedt, zouden de resultaten daarvan dan altijd kloppen? Je raadt het waarschijnlijk al: waarschijnlijk niet, want sommige klasgenoten (niet jij natuurlijk :) ) vullen de enquete misschien niet eerlijk in. Een sociaal experiment werkt dan beter. Het mag gelukkig niet vanwege de privacy, maar wat als onderzoekers bij alle leerlingen webcams door het huis hangen en gaan meten hoe lang leerlingen thuis aan hun huiswerk zitten door de camerabeelden te bekijken? De onderzoekers kunnen dan met veel meer zekerheid meten hoe lang leerlingen aan hun huiswerk zitten. En dan kun je dus veel beter je onderzoeksvraag (halen leerlingen die langer aan hun huiswerk zitten ook betere cijfers?) onderzoeken.
Lesdoelen
Bij deze opdracht ga je zelf een sociaal experiment bedenken en ook uitvoeren. Met behulp van deze opdracht oefen je nogmaals met een paar basisbegrippen. Je ontdekt antwoorden op deze vragen:
Hoe werkt een sociaal experiment
Wat is een goede hoofdvraag en goede hypothese
Wat zijn afhankelijke en onafhankelijke variabelen
Wat is correlatie, wat is causaliteit en wat is het verschil daar tussen
Bron: nu.nl / Gerrit de Jager
Planning
We werken bij dit project aan verschillende opdrachten.
Week 2: Uitwerken eigen experiment.
Je bedenkt een eigen sociaal experiment met hoofdvraag, hypothese en afhankelijke en onafhankelijke variabele. De docent keurt het goed
Week 3. Uitvoeren eigen experiment.
Je gaat mensen je experiment laten doen en de resultaten verzamelen (in tabellen)
Week 4. Onderzoeksverslag schrijven.
Je schrijft je onderzoeksverslag en levert die de week daarna in.
Beoordeling
De beoordelingsrubric van deze opdracht vind je in Microsoft Teams. De opdracht voor les 1 is een individuele opdracht die je als huiswerk in moet leveren aan het eind van de les. Daarna ga je in een tweetal een experiment bedenken en uitvoeren.
Les 1
Theorie
HOOFDVRAAG
•De vraag die onderzoekers willen beantwoorden in het onderzoek
•Een variabele is iets dat je goed kan meten
•Er zitten 2 variabelen in je vraag
Bijvoorbeeld: maakt suikervrije drank leerlingen rustiger?
Variabele 1: wel of geen suikervrije drank drinken
Variabele 2: hoeveelheid geluid dat leerlingen maakt in een les
AFHANKELIJKE VARIABELE
•De variabele die afhankelijk is van de andere variabele. Je wil altijd weten of deze wordt beïnvloedt door de andere variabele.
Bijvoorbeeld: hoeveelheid geluid die een leerling maakt in een les is hier de afhankelijke variabele, want je wil weten of leerlingen minder geluid maken als ze suikervrije drank hebben gedronken.
•Het is eigenlijk heel logisch, want je wil natuurlijk helemaal niet weten of leerlingen door stiller te worden minder suikervrije drank gaan drinken. Dat zou een raar onderzoek zijn J
ONAFHANKELIJKE VARIABELE
•De onafhankelijke variabele is de variabele die de variabele die je onderzoekt, beinvloedt. Dat klinkt ingewikkeld, maar valt eigenlijk best mee.
Bijvoorbeeld: als je wil weten of suikerhoudende drank leerlingen rustiger maakt, is suikerhoudende drank dus de onafhankelijke variabele :P
HYPOTHESE
•De verwachting die je hebt bij het onderzoek
•Het is een goed meetbare verwachting
•Er zit een richting in de verwachting. Tip; maak je hypothese altijd in een hoe… hoe… zin.
Dus bijvoorbeeld: hoe meer suikervrije drank leerlingen drinken, hoe rustiger ze worden.
Schoenmaat en lichaamslengte hebben een positief verband en teken je dus zoals bij A. Want: hoe langer je bent, hoe groter je schoenmaat.
"Feestjes vieren" en "resultaten op een toets" hebben een negatief verband en teken je zoals bij E. Want: hoe meer feestjes je viert, hoe lager je resultaten op een toets worden.
CORRELATIE & CAUSAAL VERBAND
•Correlatie: de ene variabele heeft een relatie met de andere variabele, maar wordt er misschien niet door veroorzaakt.
Bijvoorbeeld: Suikervrije drank drinken heeft een correlatie met geluid dat leerlingen maken in de les
•Causaal verband: de ene variabele wordt veroorzaakt door de andere variabele. Het is altijd het geval en er is geen uitzondering te bedenken.
Bijvoorbeeld suikervrije drank heeft geen causaal verband met geluid dat leerlingen maken, want als je naast suikervrije drank wel heel veel marsen en snickers eet, wordt je alsnog druk J
Bron 1
Bestudeer de bron en beantwoord de volgende vragen. Deze vragen maak je individueel.
Tip: kopieer de vragen naar je notitieprogramma.
Wat is waarschijnlijk de hoofdvraag (onderzoeksvraag) geweest van de onderzoekers?
Wat is waarschijnlijk de hypothese van de onderzoekers geweest?
Beschrijf de afhankelijke en de onafhankelijke variabele.
Gaat het om correlatie of om causaliteit? Leg uit waarom.
Wetenschappers raken er steeds meer overtuigd van de gevaren van het gebruik van cannabis voor jongeren. Nieuw onderzoek door een Nederlandse hoogleraar wijst uit dat blowen aan de basis kan staan van psychoses.
Het lijkt zo ongevaarlijk: een jointje roken om te ontspannen of je ellende te vergeten. In de jaren negentig maakte de NOS nog een jubelreportage over de kwaliteit van de Nederlandse wiet.
Schizofrenie
Een groots opgezet onderzoek, geleid door de Nederlanders Jim van Os, wijst echter uit dat cannabis psychoses kan veroorzaken. Op zich was het verband tussen psychische kwalen en het gebruik van wiet al bekend, maar nieuw is dat cannabis dus ook aandoeningen, zoals bijvoorbeeld schizofrenie, kan opwekken. Tien jaar lang onderzochten de wetenschappers 1.900 mensen tussen de 14 en 24 jaar oud. Hun blowgedrag werd intensief gevolgd. En wat bleek: de kans op een psychose was ‘aanzienlijk’. Wiet blijkt een katalysator van ernstige psyschische aandoeningen te zijn.
Bron: Elsevier
Bron 2
Bestudeer de bron en beantwoord de volgende vragen. Deze vragen maak je individueel.
Tip: kopieer de vragen naar je notitieprogramma.
Wat is waarschijnlijk de hoofdvraag (onderzoeksvraag) geweest van de onderzoekers?
Wat is waarschijnlijk de hypothese van de onderzoekers geweest?
Beschrijf de afhankelijke en de onafhankelijke variabele.
Gaat het om correlatie of om causaliteit? Leg uit waarom.
De wetenschap is een stukje dichterbij de oplossing van het mysterie over gapen. Waarom gapen wij eigenlijk als we iemand ander zien gapen? Vier onderzoekers onderzochten gaapgedrag bij schildpadden en dat zegt vast ook iets over ons... ze hebben bewezen dat de kolenbranderschildpad niet reageert op gapende soortgenoten. Daarmee concluderen de onderzoekers dat besmettelijk gapen niet wordt veroorzaakt door een vast actiepatroon.
Er bestaan drie hypothesen over gapen. De eerste stelt dat er een vast actiepatroon is dat in werking treedt wanneer je een ander ziet geeuwen. De tweede veronderstelt dat besmettelijk gapen het resultaat is van onbewust iemand nadoen en de derde stelt dat besmettelijk geeuwen te maken heeft met empathie.
De onderzoekers gebruikten schildpadden in dit onderzoek om twee van de mechanismen die mogelijk verantwoordelijk zijn voor het besmettelijk gapen uit te schakelen: onbewuste imitatie en empathie. Van de kolenbranderschildpad wordt namelijk aangenomen dat hij die twee mechanismen niet bezit. Schildpadden bootsen elkaar voor zover bekend niet na, maar ze reageren soms wel op impulsen in hun omgeving. Dat maakt de kolenbranderschildpad tot het ideale subject voor dit onderzoek.
Rood vierkantje
Aan het onderzoek namen zeven schildpadden deel: Alexandra, Moses, Aldous, Wilhelmina, Quinn, Esme en Molly. De onderzoekers leerden Alexandra in zes maanden tijd haar bekje open te doen wanneer er met een klein, rood vierkantje voor haar kop werd gezwaaid. Zo werd een natuurlijke schildpadgaap nagebootst. Vervolgens lieten de onderzoekers Alexandra één keer gapen in het zicht van de andere kolenbranderschildpadden. In een tweede experiment gaapte Alexandra meerdere keren na elkaar. In een derde experiment kregen de schildpadden video's te zien van gapende schildpadden. Naar aanleiding van de experimenten is nu geconcludeerd dat besmettelijk gapen niet voorkomt onder schildpadden.
Bron: Rijksuniversiteit Groningen
Bron 3
Bestudeer de bron en beantwoord de volgende vragen. Tip: kopieer de vragen naar je notitieprogramma.
Wat is waarschijnlijk de hoofdvraag (onderzoeksvraag) geweest van de onderzoekers?
Wat is waarschijnlijk de hypothese van de onderzoekers geweest?
Beschrijf de afhankelijke en de onafhankelijke variabele.
Gaat het om correlatie of om causaliteit? Leg uit waarom.
Ruim anderhalf jaar geleden schreven we al over een Nederlands onderzoek waaruit bleek dat er een directe relatie is tussen het aantal tweets over een tv-programma en de kijkcijfers. Een nieuwe studie van Nielsen enSocial Guide bevestigt dat nog eens. Een toename van het aantal tweets over een programma betekent ook dat er meer wordt gekeken. Dat is vooral bij jongeren het geval. In de leeftijdsgroep 18 tot 34 jaar bijvoorbeeld betekent een toename van het aantal tweets met 4% bij lopende programma’s een 1% hoger kijkcijfer.
Bij ouderen liggen die getallen een stuk lager. In de leeftijdsgroep 35 tot 49 jaar is voor een 1% hoger kijkcijfer een toename nodig van het aantal tweets van 14%.
“De televisie-industrie is dynamisch en het is belangrijk voor ons om meerdere variabelen te analyseren om echt de impact te begrijpen van Twitter op de kijkcijfers”, zegt Mike Hess van Nielsen. “Hoewel ons onderzoek geen oorzakelijk verband aantoont, is wat we hebben ontdekt belangrijk. We gaan verder onderzoek doen om de relatie tussen Twitter en kijkcijfers beter te begrijpen”.
Volgens Social Guide hebben in 2012 meer dan 32 miljoen Amerikanen over tv-programma’s getwitterd. 80% van de Amerikanen met een smartphone of tablet gebruikt dat apparaat meerdere keren per maand tijdens het tv-kijken. 40% van die groep bezoekt bij het tv-kijken een social media-site.
Bron: Nielse, @Twittermania @bertiebee
Bron 4
Onderstaand document bevat twee onderzoeken. De tekst in de geel gearceerde gedeeltes is het belangrijkst. Bestudeer het document en beantwoord voor beide onderzoeken de volgende vragen. Tip: kopieer de vragen naar je notitieprogramma.
Wat is waarschijnlijk de hoofdvraag (onderzoeksvraag) geweest van de onderzoekers?
Wat is waarschijnlijk de hypothese van de onderzoekers geweest?
Beschrijf de afhankelijke en de onafhankelijke variabele.
Gaat het om correlatie of om causaliteit? Leg uit waarom.
Bron 5
Bestudeer de bron en beantwoord de volgende vragen. Tip: kopieer de vragen naar je notitieprogramma.
Wat is waarschijnlijk de hoofdvraag (onderzoeksvraag) geweest van de onderzoekers?
Wat is waarschijnlijk de hypothese van de onderzoekers geweest?
Beschrijf de afhankelijke en de onafhankelijke variabele.
Gaat het om correlatie of om causaliteit? Leg uit waarom.
Helpt thuis blijven tegen corona?
De coronamaatregelen die in veel landen zijn genomen hebben volgens berekeningen van een onderzoeksgroep van het prominente Londense Imperial College tienduizenden doden voorkomen. Door de maatregelen, variërend van het vrijwel stilleggen van het publieke leven tot mildere vormen van vrijheidsbeperking, verspreidt het virus zich minder snel dan zonder die maatregelen. Daardoor worden nu minder mensen ziek en ook minder mensen zo ernstig ziek dat ze overlijden.
De onderzoekers van het Imperial Collegehebben gekeken naar elf Noord- en West-Europese landen waaronder Engeland, Duitsland, Spanje, Italië en Frankrijk en de Scandinavische landen. Nederland is niet meegenomen in het onderzoek. De onderzochte landen hebben in veel gevallen vergelijkbare maatregelen genomen om de corona-uitbraak zo goed mogelijk te beheersen. De studie richt zich op het effect van andere dan gezondheidsmaatregelen. Het gaat om afstand houden, het sluiten van scholen, cafés, theaters en bioscopen, het verbieden van bijeenkomsten en dergelijke.
Op basis van een nieuw model berekenen de wetenschappers dat in de elf onderzochte landen door de genomen maatregelen tussen de 21.000 en de 120.000 sterfgevallen voorkomen zijn. De grote marge zit hem in de onzekere aannames die worden gedaan. Zo gaan de onderzoekers ervan uit dat het sluiten van de scholen in alle landen precies hetzelfde effect heeft, net als het sluiten van cafés en restaurants. Maar dat is niet gezegd.
De onderzoekers verklaren het effect van de maatregelen die regeringen in alle landen hebben genomen door de daling van de besmettingsgraad. Aanvankelijk besmette elke patiënt ruim twee andere mensen. Dat aantal is door de strenge maatregelen nu minder. Als een patiënt meer dan een andere persoon besmet neemt de omvang van de uitbraak toe. Besmet een Covid-patiënt minder dan één ander, dan daalt het aantal infectiegevallen en dooft de uitbraak langzaam uit. Verschillende landen waaronder Italië, zouden nu in die fase aangeland zijn. Bij die vaststelling is door alle onzekerheden wel voorzichtigheid geboden.
Bron: NOS
Bron 6
Bestudeer de bron en beantwoord de volgende vragen. Tip: kopieer de vragen naar je notitieprogramma.
Wat is waarschijnlijk de hoofdvraag (onderzoeksvraag) geweest van de onderzoekers?
Wat is waarschijnlijk de hypothese van de onderzoekers geweest?
Beschrijf de afhankelijke en de onafhankelijke variabele.
Gaat het om correlatie of om causaliteit? Leg uit waarom.
Jong en gelukkig?
Zijn ze gezond en gelukkig, of zijn jonge mensen in Nederland gestresste, comazuipende, smartphone-verslaafden geplaagd door psychische problemen?
Jeugdonderzoeker Gonneke Stevens is verantwoordelijk voor de Nederlandse component van het internationale onderzoek naar gezondheidsgedrag bij schoolgaande kinderen. Om de vier jaar bundelen zij en haar collega's de krachten met onderzoekers van het Trimbos-instituut en het Nederlands Instituut voor Sociaal Onderzoek om gegevens te verzamelen over de gezondheid en het welzijn van Nederlandse jongeren in de leeftijd van 11 tot 16. Het doel is om uit te zoeken hoe het echt gaat met deze generatie het echt doet.
Stevens en haar collega's van het strategische thema Dynamics of Youth stellen vragen over een breed scala aan onderwerpen. ‘Ons onderzoek heeft niet alleen betrekking op welzijn, middelengebruik en sociale media, maar richt zich ook op schoolgerelateerde druk, condoomgebruik, consumptie van frisdrank en relaties met ouders en vrienden. Het stelt ons in staat om jonge mensen in Nederland te vergelijken met hun leeftijdsgenoten uit bijna elk ander land in Europa. '
De bevindingen worden gedeeld met ministeries en lokale autoriteiten, die de onderzoeksresultaten gebruiken om hun beleid te coördineren. "Op deze manier helpen we de leefsituatie van jongeren in Nederland te verbeteren."
Bron: Universiteit Utrecht (UU)
Bron 7
Bestudeer de bron en beantwoord de volgende vragen. Tip: kopieer de vragen naar je notitieprogramma.
Wat is waarschijnlijk de hoofdvraag (onderzoeksvraag) geweest van de onderzoekers?
Wat is waarschijnlijk de hypothese van de onderzoekers geweest?
Beschrijf de afhankelijke en de onafhankelijke variabele.
Gaat het om correlatie of om causaliteit? Leg uit waarom.
Waarom zijn mensen gek op kattenfilmpjes?
Iedereen doet het, even tussen de bedrijven door een grappige kattenvideo bekijken waarin een kat van een kast valt of demonstratief glazen van tafel schuift. Op 4 oktober (dierendag) verplaatsen deze filmpjes zich van je telefoonscherm naar het bioscoopdoek, want overal in het land wordt het Cat Video Fest 2019georganiseerd. We vroegen mediawetenschappers dr. Tom Slootweg, kenner van de amateurfilm en home video’s, en drs. Franca Jonquiere, kenner van dieren in film: Waarom krijgen deze filmpjes dit soort aandacht?
MENSELIJKE EIGENSCHAPPEN
Jonquiere: “Mensen kijken überhaupt graag naar grappige, korte filmpjes; ze vragen weinig investering en geven snel bevrediging in de vorm van een grappige clou. Dierenfilmpjes zijn daarbij dan extra favoriet; deels omdat we graag menselijke eigenschappen plakken op dieren en hun gedrag. Dat geeft een gevoel van herkenning en identificatie, waarbij we gerust kunnen lachen om hun misdragingen. Maar deels ook omdat dieren geen schaamte kennen, je hoeft je dus nauwelijks schuldig te voelen als een dier iets doms doet en je erom moet lachen.”
NATUURLIJKE FILMSTER
Waarom juist katten zo populair zijn, en in mindere mate honden, en niet bijvoorbeeld hamsters of konijnen, komt volgens Jonquiere door hun houding: “katten hebben een attitude van: wat kan mij de wereld schelen. Dan is het extra grappig als ze iets doen wat perfect past bij die houding, of juist als dat gigantisch misloopt. Honden zijn veel gedienstiger, en altijd druk met het pleasen van hun baasjes. Die onderdanige houding is katten geheel vreemd, waardoor ze beter in de rol van filmster passen.”
Onze fascinatie voor dieren en het willen bekijken en observeren van dieren is er altijd geweest
EDISON’S KATTENFILMPJE
In de filmgeschiedenis speelt de kat al vroeg een rol. Jonquiere: “Al zo lang er bewegend beeld bestaat, spelen dieren een centrale rol in opnames. Katten hebben daar ook altijd deel van uitgemaakt, zo was er al in 1894 een soort ‘kattenfilmpje’ van Edison, maar er is geen speciaal subgenre over katten binnen de filmgeschiedenis aan te wijzen. Onze fascinatie voor dieren en het willen bekijken en observeren van dieren is er altijd geweest”.
Zeldzame beelden van twee boxende katten die in juli 1894 door Thomas Edison zijn gefilmd.
Dr. Tom Slootweg
AMATEURFILMS
“Online kattenvideo’s, als losstaand genre, kunnen zeker gezien worden als een recente verschijningsvorm binnen de geschiedenis van de amateurfilm en home video’s”, stelt Slootweg. “Er is sowieso een grote verscheidenheid aan vormen van amateurfilm. In wezen gaan ze allemaal over het vastleggen van het alledaagse leven. Naast het filmen van het gezin, huis en vakanties, maken huisdieren hier ook onderdeel van uit. Met name dan het vastleggen van het lachwekkende gedrag van deze dieren, waaronder dus ook vaak katten.” Dit soort media heeft de afgelopen decennia een flinke vlucht genomen, volgens Slootweg: “waar eerder met name kunstenaar en filmmakers de grenzen en mogelijkheden van film of video in het alledaagse leven verkenden, heeft de smartphone een democratiserende werking gehad. Iedereen heeft nu een camera in de broekzak, om het alledaagse leven op elk moment vast te leggen. Waaronder dus ook het soms hilarische gedrag van je huiskat.”
De smartphone heeft een democratiserende werking gehad. Iedereen heeft nu een camera in de broekzak, om het alledaagse leven op elk moment vast te leggen. Waaronder dus ook het soms hilarische gedrag van je huiskat.
Deze digitalisering van onze leefwereld verklaart ook nog een ander aspect van de kattenfilm volgens Slootweg: “Wat zo bijzonder is aan de populariteit van kattenvideo’s in het digitale tijdperk, is de rol die ze spelen in onze alledaagse tactieken om af een toe eens afleiding te zoeken in een drukke, door technologie en surveillance gestuurde wereld. Het eigenzinnige karakter van katten, en het feit dat ze vaak niet doorhebben dat ze worden geobserveerd, zorgt ervoor dat ze authentiek en eigengereid overkomen in een wereld waarin we constant zelf naar deze eigenschappen op zoek zijn.”
KATTEN EN HET GEVOEL VAN “COMMUNITY”
Het is hoe dan ook bijzonder dat met het Cat Video Fest deze fascinatie zich verplaatst van de broekzak naar de filmzaal. Jonquiere: “Het delen van een gezamenlijke interesse of passie kan heel prettig zijn en een gevoel van community geven, denk ook aan het kijken van een voetbalwedstrijd met een groep fans of het gezamenlijk bekijken van de laatste aflevering van Game Of Thrones. Dat geldt hier ook.” Slootweg vult aan: “Filmwetenschapper Julian Hanich noemt dat het audience effect, waar emoties door het collectief kijken nog sterker beleefd worden, maar ook besmettelijk kunnen zijn. Wanneer je kattenvideo’s op Instagram of YouTube bekijkt, kan je natuurlijk ook je ervaringen delen, maar uiteindelijk is het gezamenlijk bij elkaar zitten, in een bioscoopzaal, tastbaarder als een gedeelde ervaring waar andermans opwinding en vermaak ook op jou overslaat.”
Bron: Universiteit Utrecht (uu.nl)
Bron 8
Bestudeer de bron en beantwoord de volgende vragen. Tip: kopieer de vragen naar je notitieprogramma.
Wat is waarschijnlijk de hoofdvraag (onderzoeksvraag) geweest van de onderzoekers?
Wat is waarschijnlijk de hypothese van de onderzoekers geweest?
Beschrijf de afhankelijke en de onafhankelijke variabele.
Gaat het om correlatie of om causaliteit? Leg uit waarom.
Coronacrisis verergert psychische klachten
De coronacrisis verergert de klachten van mensen met psychische problemen. De helft van hen heeft meer dan anders last van angst, depressiviteit, paniek en slecht slapen. Een derde weet niet hoe zij de komende periode moet doorkomen. Zij zijn bang dat zij geen zorg of hulp meer krijgen en voelen zich eenzamer.
Bezoekers worden bij ingang van het Flevoziekenhuis opgevangen en verzocht om hun handen te wassen. Beeld BSR Agency
Dit blijkt uit een enquête van MIND, de koepel van cliënten- en familieorganisaties in de geestelijke gezondheidszorg. Duizend deelnemers van hun ggz-panel vulden de vragenlijst in.
De doelgroep lijdt onder het stoppen van de dagbesteding en de versoberde zorg vanwege de coronamaatregelen. Meer dan de helft van de deelnemers zegt dat hun ggz-behandeling geheel of gedeeltelijk is weggevallen. Hun naasten voelen zich hierdoor extra belast, omdat een groter deel van de zorg op hun schouders terechtkomt.
Ook de geestelijke gezondheidszorg heeft haar werkwijze aangepast in een tijd van afstandsregels en besmettingsgevaar. Hulpverleners zetten beeldbellen en whatsapp in, als alternatief voor een lijfelijke ontmoeting. Of zij voeren een gesprek met een cliënt tijdens een gezamenlijke wandeling.
Er is veel waardering voor die inventiviteit. Maar van een deel van de respondenten hoort de cliëntenvereniging dat zij geen passend alternatief aanbod hebben gekregen voor hun behandeling. ‘Als een cliënt niet reageert op een videoafspraak of niet opneemt, dan moeten hulpverleners langsgaan om het contact te leggen’, zegt een MIND-woordvoerder.
Het verlies van sociale contacten en veel binnen zitten is voor bijna iedereen lastig. Maar voor mensen met psychische problemen kan dit leiden tot isolement en verergering van de klachten. Opvallend is dat een minderheid ook positieve gevolgen ondervindt van de situatie: er zijn minder prikkels en zij voelen zich minder een uitzondering nu veel mensen van slag raken.
Kritiek
De ggz krijgt van meer kanten kritiek dat de sector te gemakkelijk de meeste face-to-face-contacten zou hebben ingeruild voor bellen en skypen. ‘Er zijn cliënten tot wie je niet goed doordringt via de telefoon’, zegt Bauke Koekkoek, lector onbegrepen gedrag en samenleving aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Natuurlijk is face-to-face niet altijd nodig, maar we gaan kwetsbare mensen toch niet laten verpieteren in isolement?’
Volgens branchevereniging GGZ Nederland is deze kritiek onterecht. De sector doet er alles aan om de behandelingen en begeleiding van ggz-patiënten zo veel mogelijk door te laten gaan. Waar nodig zullen in de geestelijke gezondheidszorg nog steeds face-to-face-gesprekken plaatsvinden.
Bron: De Volkskrant
Afronding
Je levert als huiswerk je logboek met antwoorden voor alle 8 de bronnen in Microsoft Teams in bij Opdrachten.
Les 2
Introductie
Je hebt nu de belangrijkste begrippen geleerd om te zien hoe je een goed sociaal experiment op zet. Als je goed kijkt in het nieuws, valt je op dat er heel veel onderzoek naar grote groepen mensen wordt gedaan. Wat dacht je bijvoorbeeld van deze:
Je ziet dat er vaak onderzoek wordt gedaan waarbij mensen aangeven of ze iets wel of niet doen. Bekijk het volgende filmpje om een leuk voorbeeld te zien van wat je zelf al eens hebt gedaan; het uitzetten van een enquete:
Het is natuurlijk leuk om te weten, maar vaak kun je met een enquete eigenlijk niet goed meten wat je wil meten. Want: mensen geven in een enquete niet altijd eerlijk antwoord. Bijvoorbeeld omdat ze zich ergens over schamen of omdat ze dat gewoon niet met jou willen delen. Je meet in het voorbeeld hier boven dus niet of de toiletten vies zijn, maar of de leerlingen de toiletten vies vinden. Dat is iets anders! Als je als onderzoeker niet goed meet wat je wil meten, noemen we het onderzoek niet valide.
Daarom kan het bij sommige onderwerpen handig zijn om het niet in een enquete aan mensen te vragen, maar in een echt experiment uit te test. Bijvoorbeeld: mensen zijn misschien niet eerlijk als je vraagt hoe lang ze per dag op hun telefoon zitten. Dat kun je dus beter testen met een experiment:
Laten we daar mee aan de slag gaan!
Voorbereiding
In deze les ga je in tweetallen aan de slag met het ontwerpen van een eigen experiment. Je gaat dus zelf iets onderzoeken door mensen te testen. Dat mogen klasgenoten, familieleden of anderen zijn. Maar let op: het mag dus geen enquête zijn maar moet een experiment zijn!
Als voorbeeld ga je eerst kijken naar de aflevering Testosteron van het programma Het Instituut. Die kun je vinden op onderstaand linkje. De vragen gaan over het experiment tot 13:06
Geef in je logboek antwoord op de volgende vragen over het Pannen Schuiven experiment.
1. Wat is de onderzoeksvraag?
2. Wat is de onafhankelijke variabele?
3. Wat is de afhankelijke variabele?
4. Wat is de hypothese van de onderzoekers?
5. Leg uit of de conclusie van dit onderzoek een correlatie of een causaal verband is.
Opdracht
Ga nu voor in tweetallen nadenken over een experiment dat jullie uit kunnen voeren. Denk eraan: het moet haalbaar zijn, ook in corona tijd! Het pannen schuiven opdracht is een leuk onderzoekje om te doen, maar kunnen we helaas niet doen als de school dicht is. Bedenk dus een experiment dat mensen thuis kunnen doen en dat je kan delen.
Wat moet je doen?
Stap 1. Verzamel 5 bronnen over iets dat je leuk vindt en waar je een experiment over kan doen.
Je bedenkt dus eerst een onderwerp (bijvoorbeeld invloed van cola op toetsprestaties) en gaat eerst kijken of dit al door andere onderzoekers is onderzocht. Gewoon via google dus. En als je niks kan vinden er over, kun je ook kijken naar onderzoeken die er op lijken. Bijvoorbeeld de invloed van suiker op prestaties, de invloed van energy drankjes op prestaties enzovoort. Hiermee kun je goed nadenken over wat je zelf precies wil onderzoeken.
Stap 2. Bedenk voor jullie onderzoek nu alle belangrijke "vragen" en noteer die.
1. Wat is de onderzoeksvraag?
2. Wat is jullie hypothese?
3. Wat is de onafhankelijke variabele?
4. Wat is de afhankelijke variabele?
5. Leg uit of de conclusie van jullie onderzoek een correlatie of een causaal verband is.
Een goed voorbeeld van een experiment is:
Leerlingen van 2-vwo via Microsoft Forms 10 moeilijke wiskunde vragen stellen en onderzoeken of drinken van cola helpt bij het goed beantwoorden van vragen. Je gaat dan bijvoorbeeld 10 mensen via de webcam vragen eerst een glas cola op te drinken en vervolgens stuur je een linkje met 10 wiskunde vragen. 10 andere mensen vraag je op de webcam om een glas water te drinken en stuur je daarna dezelfde 10 wiskunde vragen. Daarna ga je vergelijken of de leerlingen die cola dronken beter gescoord hebben op de test dan de leerlingen die water dronken.
Je levert vóór de les volgende week als huiswerk stap 1 en 2 in. Volgende week is de bedoeling dat je meteen kan starten met het uitvoeren van je experiment! Wij zijn tijdens de les vandaag beschikbaar om je te helpen met de vragen. Heel veel succes!
Les 3 & 4
Invuldocument
TITEL <VUL HIER DE TITEL VAN JE ONDERZOEKSVERSLAG IN!>
Onderzoekers: <VUL HIER VAN JULLIE ALLEBEI JE NAAM IN>
Hoofdstuk 1 - Inleiding
<Schrijf hier in ongeveer 200 woorden een inleiding met de bronnen die je verzameld hebt. Geef antwoord op de vraag waarom jullie juist dit onderwerp interessant vinden én wat je hier over weet in bronnen. Zoek bijvoorbeeld informatie over reactiesnelheid: zijn 13-jaren sneller dan volwassenen, of juist niet? Zorg dat de inleiding leuk en interessant is om te lezen, zo zorg je dat de lezer geïnteresseerd wordt.>
<Hoofdvraag: eindig je inleiding met de hoofdvraag die jullie willen onderzoeken. Bijvoorbeeld: Zijn volwassenen beter in Tetris dan jongeren?>
Hoofdstuk 2 – Onderzoeksmethoden
<ONDERZOEKSOMSCHRIJVING: leg uit in ongeveer 100 woorden hoe je het experiment gaat uitvoeren. Kleine spelletjes of opdrachtjes die je zelf kan meten als je er bij staat werken hier goed. Vanwege Corona kan het handig zijn een opdracht te doen die online te doen is. Dus je laat bijvoorbeeld jongeren op https://www.elkspel.nl/g/tetris het spel 1x spelen, en ook volwassenen vraag je om dat te doen. Ze mogen 1x oefenen, maar de 2e keer moeten ze hun score opsturen>
<HYPOTHESE: Leg daarna uit wat jullie verwachten dat de uitkomsten gaan zijn. Bijvoorbeeld: “jongeren spelen beter Tetris dan volwassenen”. Leg ook uit waarom je dat verwacht>.
<AFHANKELIJKE VARIABELE: noem wat volgens jullie de afhankelijke variabele in je onderzoek is. Bijvoorbeeld: “score bij Tetris”>
<ONAFHANKELIJKE VARIABELE: noem de onafhankelijke variabele in dit geval: leeftijd of JONG of OUD>
<CAUSAAL VERBAND leg uit wat een causaal verband is>
<CORRELATIE leg uit wat een correlatie is>
<CORRELATIE of CAUSAAL VERBAND>: leg uit of jullie onderzoek een correlatie of juist causaal verband is. Bijvoorbeeld: De score bij Tetris zal een correlatie zijn want er zullen ook volwassenen zijn die heel hoog scoren. Het is dus niet áltijd zo dat jongeren hier beter in zijn dus het kan geen oorzaak-gevolg relatie zijn.>
Hoofdstuk 3 – Resultaten
<RESULTATEN - STEEKPROEF: geef hier in 100 woorden een samenvatting van de resultaten. Je begint met een omschrijving van de steekproef. Je geeft een omschrijving van wie allemaal mee deed. Hoeveel mensen deden totaal mee? Waren het meer mannen dan vrouwen, of was het ongeveer gelijk? Wat was de gemiddelde leeftijd? Wie was de jongste en wie de oudste? Wat ging goed bij het benaderen van de mensen en wat juist niet?
<RESULTATEN – TABELLEN EN/OF GRAFIEKEN> Je geeft vervolgens in een paar grafieken of tabellen de resultaten. Bijvoorbeeld bij Tetris: wat waren de scores van de deelnemers? Wat was de gemiddelde score van alle deelnemers? Wat was de gemiddelde score van de jongeren onder de 18? Wat was de gemiddelde score van de volwassenen? Je kan hier ook aan andere dingen denken zoals hoe lang ze over de test gedaan hebben bijvoorbeeld. Of verschillen tussen mannen en vrouwen bekijken.
In je verslag zitten minimaal 3 goede tabellen/grafieken!
Tip; grafieken en tabellen kun je maken in Microsoft Word op de iPad. Er staan veel instructiefilmpjes op youtube.
Hoofdstuk 4 – Conclusie
<In ongeveer 100 woorden geef je aan wat de resultaten waren.
Is je hypothese uitgekomen of juist niet?
Wat vonden jullie opvallend aan de resultaten en welke dingen gingen zoals je verwacht had?
Wat vond je leuk aan het onderzoek?
Wat was er moeilijk?>
<In ongeveer 100 woorden geef je aan wat er goed ging in je onderzoek, en wat juist niet. Bedenk:
- of je onderzoek betrouwbaar is. Als je het opnieuw zou doen, bij een grotere groep mensen, zouden de uitkomsten dan ongeveer hetzelfde zijn? Tip; je kan alvast beginnen met dat een onderzoek online uitvoeren moeilijk is, want je weet niet zeker of mensen hun scores eerlijk aan je laten weten als je er zelf niet bij staat.
- of er dingen mis gingen tijdens de uitvoering. Fouten maken mag, en een goede wetenschapper schrijft dat eerlijk op, zodat anderen ervan kunnen leren als ze het onderzoek herhalen
- Zoek op internet op naar andere feitjes over jullie conclusie. Zijn er opvallende verschillen of zijn jullie uitkomsten hetzelfde als wat anderen ontdekt hebben? Bijvoorbeeld: als je een sport testje hebt gedaan waarbij jongens en meisjes net zo snel rennen over 400 meter is dat opvallend, want normaal gesproken zijn jongens gemiddeld iets sneller dan meisjes omdat het biologisch zo is dat ze meer spieren hebben. Maar: natuurlijk zijn er áltijd ook meisjes die sneller zijn dan alle jongens! Dat kan prima!>
Hoofdstuk 5 – Bronvermelding
<BRONVERMELING: vul hier een bronvermelding in met minimaal 5 bronnen die je gebruikt. Je kan niet zomaar de url kopiëren en plakken, maar noem eerst de website of de naam van de auteur. Dit is een voorbeeld van een bronvermelding met twee bronnen:
Willems, R. Waarom 2VAG de leukste klas is, opgehaald van www.nos.nl
Keunen, K. Waarom 2VA een nog veel leukere klas is, opgehaald van www.hvc.nl
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.