Introductie
introductie
Inleiding
Wij hebben de vorige lasopdracht geoefend met elektrisch booglassen en bekeken wat daar allemaal bij komt kijken. Nu gaan we onze kennis van dat lasproces nog verder uitbreiden.
Doel
Na deze introductie kun je:
– de belangrijkste begrippen van het booglassen met beklede elektroden benoemen
- het principe van zwaaiend lassen uitleggen
- deze informatie in de praktische opdracht toepassen
Benodigdheden
Bij deze opdracht heb je nodig:
- informatie en vragen uit deze opdracht
- een computer met internetaansluiting
Oriëntatie
Er zijn verschillende lasmethoden maar we kijken voorlopig alleen naar het elektrisch lassen of booglassen zoals we in de eerste opdracht gedaan hebben. In een van de volgende opdrachten komen ook de andere lasmethoden aan bod.
De benodigde informatie kun je vinden op de volgende site:
http://teaching4u.nl/paginas/technieksite/AT-blad.htm
Zelftoets
Als je voorgaande informatie betudeerd hebt, beantwoord je de volgende meerkeuze vragen op het vragenblad. Omcirkel het juiste antwoord.
- Hoe ontsteek je de vlamboog?
- met een lange beweging
- net als een aansteker
- door met de elektrode over het werkstuk te strijken
- door de elektrode tegen het werkstuk aan te drukken
- Welk van onderstaande beweringen is fout?
- de vlamboog heeft een temperatuur van ongeveer7000° C
- de vlamboog bestaat uit elektrische vonken
- De booglengte moet zo groot zijn dat de elektrode het smeltbad raakt
- de booglengte is de afstand tussen de elektrode en het smeltbad
- Waarvoor dient de toevoerbeweging?
- bij het lassen wordt de elektrode langer
- bij het lassen blijft de lengte van de elektrode gelijk
- De afstand tussen elektrode en werkstuk moet gelijk blijven
- je moet de elektrode van het werkstuk af bewegen
- De voortloopbeweging is:
- de beweging van de elektrode naar het werkstuk toe
- de beweging van de elektrode in de lasrichting
- de beweging van de elektrode van het werkstuk af
- de beweging van de elektrode tegen de lasrichting in
- de stand van de elektrode in de voortlooprichting is een hoek van ongeveer
- 30°
- 50°
- 70°
- 80°
- Op de doos van de elektroden staat:
- de diameter van de elektrode en de booglengte
- de hoogste stroomsterkte van de elektrode en de lengte
- de laagste stroomsterkte en de voortlooprichting
- de diameter en de voortloopsnelheid
- Hoe breed moet de zwaaibeweging zijn?
- 1 keer de dikte van de elektrode
- 2 keer de dikte van de elektrode
- 3 keer de dikte van de elektrode
- 4 keer de dikte van de elektrode
- Zwaaiend lassen doen we
- als we niet de juiste diameter elektrode hebben
- als we vrolijk zijn
- als we een werkstuk dikker willen maken
- als we kleine oppervlaktes gaan lassen
- Waartegen beschermt een veiligheidsbril de ogen?
- De lasspatten tijdens het lassen.
- Het scherpe licht tijdens het lassen.
- Rondvliegende slakdeeltjes tijdens het voor- en nabewerken.
- Ultraviolette stralen tijdens het lassen.
- Bewering 1: De felle lichtstralen bij het lassen kunnen de ogen verblinden.
Bewering 2: De uv-stralen verbranden de huid.?
Welke van de twee beweringen over lassen is of zijn juist?
- alleen bewering 1
- alleen bewering 2
- geen van beide
- zowel bewering 1 als bewering 2
Instructie
Instructie.
Doel
Na deze instructie kun je:
– met booglassen opdikken (of oplassen) door een zwaailas te leggen.
Benodigdheden
Bij deze opdracht heb je nodig:
– een lasapparaat;
– een laskap;
– een leren schort;
- een paar lashandschoenen; ;
– een veiligheidsbril;
– een lastang;
– een bankschroef;
– een bikhamer;
– een koudbeitel;
– een hamer;
– een staalborstel;
– een 4 mm elektrode (zie afbeeldingen)
– een gebruikt plaatje van 100 x 130 x 10;
– een veger;
– stoffer en blik;
Uitvoering
Vraag je docent om te laten zien hoe je zwaaiend kunt lassen.
Daarna mogen jullie in tweetallen in een lascabine zelf gaan oefenen met zwaaiend lassen.
Tips
- Denk ALTIJD aan de VEILIGHEID!
- Gebruik alléén het werkstuk dat de docent je geeft om op te lassen.
(Om materiaal te sparen zijn dat gebruikte werkstukken).
- Las niet op de lastafel zelf maar alleen op het werkstuk.
Wil je nog een keer terugkijken hoe zwaaiend lassen werkt, dan kun je dat in het volgende filmpje zien: https://youtu.be/IuiRS9SgcDQ
Praktische uitvoering
Doel
Na deze opdracht kun je:
- de lasstroom instellen
- een werkstuk opdikken door zwaaiend lassen
Benodigdheden
Bij deze opdracht heb je nodig:
– een lasapparaat;
– een laskap;
– een leren schort;
– een paar lashandschoenen;
– een veiligheidsbril;
– een lastang;
– een bankschroef;
– een bikhamer;
– een koudbeitel;
Figuur Ate02d Vorige werkstuk
– een hamer;
– een staalborstel;
– een 3,2 mm elektrode;
– het werkstuk van de eerste lasopdracht;
- een krijtje;
– slagletters;
– een veger
– stoffer en blik.
Uitvoering
Je gaat een werkstuk opdikken door zwaaiend lassen aan beide kanten van je werkstuk.
- Neem je eerste laswerkstuk met aan beide zijden 5 lasrupsen.
- Haal een veiligheidsbril en ga naar je werkplek.
- Leg alle benodigde materialen klaar.
- Controleer of je de juiste elektrodesoort hebt
(OK 43.32, zie figuur Ate02c)
- Neem alle maatregelen voor je persoonlijke veiligheid.
- Stel het lasapparaat in op 125 ampère
- Leg het werkstuk op het stalen gedeelte van de lastafel.
- Zet de elektrode in de lastang en schakel het lasapparaat in.
- Ga na het aanstrijken naar het begin van de eerder gelegde lasrups.
- Begin met zwaaiend lassen zoals op de afbeelding. Het keerpunt moet op de lasrups van de vorige opdracht liggen zodat je deze straks niet meer ziet. Wacht ongeveer 2 seconden op het keerpunt voordat je weer verder last.

TIP: Tijdens het zwaaiend lassen moet het smeltbad over de volle breedte vloeibaar blijven.
- Pak het werkstuk met de smeedtang en koel het af in de waterbak.
LET OP: voor verbranding door stoom, houd het werkstuk helemaal onder water!!!
- Zet het werkstuk met de smeedtang in de bankschroef.
Verwijder de slak met de hamer en beitel.
- Maak het werkstuk verder schoon met de staalborstel.
- Laat je werkstuk door de docent controleren.
- Maak de volgende zwaailas.
- Pak het werkstuk weer met de smeedtang en koel het af in de waterbak.
- Zet het werkstuk met de smeedtang in de bankschroef.
- Verwijder de slak met de hamer en beitel.
- Maak het werkstuk verder schoon met de staalborstel.
- Laat het werkstuk voor de zekerheid nog een keer door je docent controleren.
- Maak de laatste zwaailas aan de voorkant en maak de volgende 3 aan de achterkant.
- Daarna werk je het werkstuk verder af.
Verwijder eventuele lasspetters en vijl de scherpe randjes af.
- Kijk of je naam en klas nog goed leesbaar zijn, anders sla je met slagletters en een hamer je naam en je klas opnieuw in het werkstuk.
- Als je klaar bent, ruim je alles netjes op en veeg je de lascabine en de vloer netjes aan. Ook waar je de slak hebt verwijderd!
Beoordeling
zelf beoordelen
Zelf beoordelen.
Om te kunnen lassen moet je veel oefenen. In deze opdracht heb je kennisgemaakt met elektrisch booglassen. Na het uitvoeren van deze opdracht heb je vast gemerkt dat je nog geen geoefende lasser bent die een heel mooie lasverbinding kan maken. Daarom hebben we nu geoefend door zwaaiend te lassen op een vlakke plaat. Deze ga je nu beoordelen.
Gebruik daarvoor onderstaande afbeelding om jouw werkstuk mee te vergelijken en vul de tabel in.

Linksboven is de las te ver doorgezwaaid.
Rechtsboven is het keerpunt te ver (te hoog voortlooptempo).
De onderste las is goed gelegd.
Checkpunt
|
Ja
|
Nee
|
Toelichting
|
De slak is helemaal verwijderd
|
|
|
|
De lasspetters zijn eraf
|
|
|
|
De witte aanslag is weggeborsteld
|
|
|
|
Het werkstuk is afgekoeld
|
|
|
|
De las is te ver doorgezwaaid
|
|
|
|
Voortlooptempo is goed
|
|
|
|
De lasrups is mooi recht
|
|
|
|
Zwaaibewegingen zijn gelijkmatig
|
|
|
|
De naam is met slagletters ingeslagen
|
|
|
|
Terugblik en competenties
- Hierboven heb je de eerste lasrupsen beoordeeld met woorden. Nu mag je zelf een cijfer geven tussen de 1 en de 10 voor je werkstuk. Ik geef het cijfer . . . . . . . . . .
- Leg uit waarom je dat cijfer hebt gegeven.
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
- Vond je het eng om te lassen of juist spannend?
Schrijf op welk gevoel je had tijdens het lassen.
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
- Schrijf op wat je moeilijk vond aan deze lasopdracht.
Zet er ook bij waarom je het moeilijk vond.
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
- Heb je tijdens de opdracht steeds gebruik gemaakt van de persoonlijke beschermingsmiddelen of ben je wel eens iets vergeten? Zoja, wat dan?
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
8. Hoe voer ik de beroepshandeling uit?
|
Beginner
|
Geoefend
|
Gevorderd
|
Expert
|
Ik weet wat er gedaan moet worden
|
|
|
|
|
Ik ben geoefend
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
12. Hoe leer ik?
|
Beginner
|
Geoefend
|
Gevorderd
|
Expert
|
Ik kan leren van fouten
|
|
|
|
|
Ik ken mijn eigen vaardigheden
|
|
|
|
|
Ik ken mijn eigen interesses
|
|
|
|
|
Ik kan informeren naar toekomstmogelijkheden
|
|
|
|
|
Terugblik door docent
Beantwoord deze vraag, nadat de praktijkopdracht is beoordeeld.
Wat zijn volgens de controleur of docent aandachtpunten voor een volgende keer?
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .