Zelftoets

Als je voorgaande informatie betudeerd hebt, beantwoord je de volgende meerkeuze vragen op het vragenblad.  Omcirkel het juiste antwoord.
 

  1. Hoe ontsteek je de vlamboog?
    1. met een lange beweging
    2. net als een aansteker
    3. door met de elektrode over het werkstuk te strijken
    4. door de elektrode tegen het werkstuk aan te drukken
       
  2. Welk van onderstaande beweringen is fout?
    1. de vlamboog heeft een temperatuur van ongeveer7000° C
    2. de vlamboog bestaat uit elektrische vonken
    3. De booglengte moet zo groot zijn dat de elektrode het smeltbad raakt
    4. de booglengte is de afstand tussen de elektrode en het smeltbad
       
  3. Waarvoor dient de toevoerbeweging?
    1. bij het lassen wordt de elektrode langer
    2. bij het lassen blijft de lengte van de elektrode gelijk
    3. De afstand tussen elektrode en werkstuk moet gelijk blijven
    4. je moet de elektrode van het werkstuk af bewegen
       
  4. De voortloopbeweging is:
    1. de beweging van de elektrode naar het werkstuk toe
    2. de beweging van de elektrode in de lasrichting
    3. de beweging van de elektrode van het werkstuk af
    4. de beweging van de elektrode tegen de lasrichting in
       
  5. de stand van de elektrode in de voortlooprichting is een hoek van ongeveer
    1. 30°
    2. 50°
    3. 70°
    4. 80°
       
  6. Op de doos van de elektroden staat:
    1. de diameter van de elektrode en de booglengte
    2. de hoogste stroomsterkte van de elektrode en de lengte
    3. de laagste stroomsterkte en de voortlooprichting
    4. de diameter en de voortloopsnelheid
       
  7. Hoe breed moet de zwaaibeweging zijn?
    1. 1 keer de dikte van de elektrode
    2. 2 keer de dikte van de elektrode
    3. 3 keer de dikte van de elektrode
    4. 4 keer de dikte van de elektrode
       
  8. Zwaaiend lassen doen we
    1. als we niet de juiste diameter elektrode hebben
    2. als we vrolijk zijn
    3. als we een werkstuk dikker willen maken
    4. als we kleine oppervlaktes gaan lassen
       
  9. Waartegen beschermt een veiligheidsbril de ogen?
    1. De lasspatten tijdens het lassen.
    2. Het scherpe licht tijdens het lassen.
    3. Rondvliegende slakdeeltjes tijdens het voor- en nabewerken.
    4. Ultraviolette stralen tijdens het lassen.
       
  10. Bewering 1: De felle lichtstralen bij het lassen kunnen de ogen verblinden.
    Bewering 2: De uv-stralen verbranden de huid.?

    Welke van de twee beweringen over lassen is of zijn juist?
    1. alleen bewering 1
    2. alleen bewering 2
    3. geen van beide
    4. zowel bewering 1 als bewering 2