Inleiding
Exameneenheid 3 - Verzorgend handelen in complexe situaties in de branche Kraamzorg (KZ)
EE3 bestaat uit onderstaande werkprocessen (WP) en competenties.
Werk proces
|
Competentie
|
Welk werkproces
|
Examenvorm
|
1.1
|
D, H, J, K, M
|
Je stelt (mede) het zorgplan op
|
Een zorgleefplan dat jij mede hebt opgesteld en besproken
Het verantwoordingsverslag, ondersteund door een casus
|
1.3
|
K, L, T
|
Je voert verpleegtechnische handelingen uit
|
Gedragsbeoordeling
Een verantwoordingsverslag van de uitgevoerde verpleegtechnische handeling(en) en de daarbij gebruikte materialen en middelen
|
1.8
|
I, L
|
Je geeft voorlichting, advies en instructie
|
Gedragsbeoordeling (bij het geven van voorlichting)
Een Instructieplan met onderbouwing
|
1.10
|
E, Q
|
Je stemt de zorgverlening af
|
Beoordeling van jouw coördinerende werkzaamheden
|
1.11
|
D, J, M
|
Je evalueert de zorgverlening
|
Beoordeling van de evaluatie van de zorgverlening in de praktijk
Verslag over de verantwoording van de keuzes die gemaakt zijn binnen het proces van zorgverlening
|
1.4
|
K, L, T
|
Je voert partusassistentie uit (kraamzorg)
|
Gedragsbeoordeling
Een verslag van de begeleiding die je hebt gegeven aan de kraamvrouw en haar partner en de assistentie die je hebt verleend aan de verloskundige en/of arts tijdens de bevalling
|
Ontwikkelingsgericht
Om EE3 te kunnen starten maak je eerst ontwikkelingsgerichte opdrachten, welke in dit wikiwijsarrangement zijn beschreven.
Op het moment dat je deze hebt afgerond, krijg je een 'GO' voor de Examens.
Opdracht 1
Maken van kennistoets
Om je kennis te toetsen ga je op school een toets maken, dit vindt plaats op de eerste of tweede schooldag (kraam). Deze wordt beoordeeld en later nog een keer herhaald.
Tijdens de schoolperiode zal je kennis op verschillende tijden en manieren worden getoets.
Opdracht 2 totaal
Het totale zorgpad van een cliënt in de branche Kraamzorg
Doel
Je hebt kennis en inzicht in het zorgpad van een cliënt. Je past op professionele wijze kennis en vaardigheden toe en laat hierbij de juiste beroepshouding zien.
Overzicht van de deelopdrachten/ontwikkelingsgerichte opdrachten
Opdracht 2 Ontwikkelingsgerichte opdrachten bestaan uit vijf deelopdrachten, die op school en op stage worden uitgevoerd. Elke deelopdracht is gekoppeld aan een of meer werkprocessen en is zo een voorbereiding op de examens.
Opdracht 2.1: Van thuis (via ziekenhuis) naar thuis
WP1.1 Stelt (mede) het zorgplan op / WP1.10 Stemt de zorgverlening af
Opdracht 2.2: Jij en de cliënt zijn wat van plan
WP1.1 Stelt (mede) het zorgplan op / WP 1.11 Evalueert de zorgverlening
Toepassen WP1.2, 1.5, 1.6 en 1.7, d.w.z. persoonlijke verzorging en begeleiding bij huishouden, wonen en activiteiten bieden in de branche, in het kader van het totale zorgproces bij WP1.1 en WP1.11 (plannen, uitvoeren en evalueren van zorg)
Opdracht 2.3: Jij als informatiebron voor de cliënt
WP1.7 Geeft voorlichting, advies en instructie
Opdracht 2.4: Jij als spin in het web van de zorg en begeleiding voor de cliënt
WP1.10 Stemt de zorgverlening af
Opdracht 2.5: Jij voert zoveel mogelijk verpleegtechnische handelingen uit
WP1.4 Voert verpleegtechnische handelingen uit
Opdracht 2.1
Van thuis (via ziekenhuis) naar thuis
WP1.1 Stelt (mede) het zorgplan op / WP1.10 Stemt de zorgverlening af
Inleiding
Voordat de kraamvrouw bij jou in beeld kwam, hadden zij (en haar partner) al een heel leven achter de rug. Wat is er eigenlijk gebeurd op het gebied van zorg (in de zwangerschap) en begeleiding? Hoe is de bevalling verlopen? Het is belangrijk dat je weet welke route een kraamvrouw heeft afgelegd voordat zij bij jou in beeld kwam.
Het traject dat de kraamvrouw heeft doorlopen waarbij verschillende zorgverleners verschillende acties ondernemen, noemen we een zorgpad. Meestal start dit traject bij de verloskundige. Bij een vrouw met suikerziekte heeft het daarna misschien een vervolg gekregen bij de gynaecoloog. Bij een vrouw die heel moeilijk zwanger is geworden kan dit een jarenlang traject geweest zijn. Welk pad hebben de kraamvrouwen in jouw stage-instelling zoal afgelegd?
Doel
Door het maken van de opdracht krijg je inzicht in de achtergronden van de zorg- of begeleidingsvraag van een kraamvrouw en haar gezin en het zorgpad dat is afgelegd, voordat jij als Verzorgende-IG-er zorg en begeleiding gaat verlenen.
Resultaat / Bewijsstukken
- Uitwerking van een 8 zorgproblemen volgens de rode loper (4 van moeder en 4 van de baby)
- Uitwerking van het zorgpad van 1 van de kraamvrouwen en haar baby
- Presentatie van zorgpad in gefilmd rollenspel dl 1
- Ingevulde checklist met onderbouwing door de BPV-docent.
2.1.1 Rode lopers
Opdracht 2.1.1
Tijdens je stage kom je bij verschillende kraamvrouwen en pasgeboren baby's met allerlei ziektebeelden die verband houden met de zwangerschap, bevalling en kraambed. Deze ziektebeelden ga je uitwerken aan de hand van rode lopers.
Je werkt 4 rode lopers van de moeder uit. Veel voorkomende ziektebeelden (of ziektebeelden waar kans op bestaat) bij de kraamvrouw zijn:
- stuwing
- sectio/ pijn
- spruw (kans op)
- endometritis (kans op)
- blaasontsteking
- borstonsteking
Je werkt ook 4 verschillende rode lopers uit van ziektebeelden die bij de baby zijn ontstaan. Veel voorkomende ziektebeelden bij de baby zijn bijvoorbeeld:
- veel afvallen
- spruw
- geel zien
- tekort tongriempje
- darmkrampen
Maak hierbij gebruik van de informatie in het dossier van de cliënt en bronnen zoals schoolboeken, protocollen en het internet. Check de inhoud van de rode loper bij de werkbegeleider.
De inhoud van de rode loper kun je gebruiken bij het geven van voorlichting aan de kraamvrouw en haar partner.
EValuatie: wanneer af
2.1.2 Zorgpad
Opdracht 2.1.2
Zoek uit welke route door de zorg (het zorgpad) de cliënt al doorlopen heeft. Doe dit bij 1 kraamvrouw
Je kunt de casus van de kraamvrouwen van opdracht 2.2.1 hiervoor gebruiken, maar kan ook worden uitgevoerd bij een andere kraamvrouw
- Met welke zorgprofessionals heeft de cliënt te maken gehad. Vanaf welk moment en hoe vaak?
- Welke onderzoeken heeft de cliënt evt. gehad en waarom?
- Hoe is de financiering geregeld van het afgelegde traject?
- Met welke zorginstellingen heeft de cliënt evt. te maken gehad? Is dit extramuraal, semi- of transmuraal en intramuraal.
- Hoe werken de verschillende disciplines (zorginstellingen, zorgprofessionals) samen? Van welke hulpmiddelen wordt daarbij gebruik gemaakt?
- Welke rol speelt de zorgverlener niveau 3 in de samenwerking?
2.1.3 Filmen zorgpad
Het zorgpad wat je hebt geschreven speel je uit in een gefilmd rollenspel behorend bij deel 1 rollenspelen.
Zie voor beoordelingsformulier opdracht 2.3.2
Opdracht 2.2
Jij en de cliënt zijn wat van plan
WP1.1 Stelt (mede) het zorgplan op... / WP 1.11 Evalueert de zorgverlening
Toepassen WP1.2, 1.5, 1.6 en 1.7, d.w.z. persoonlijke verzorging en begeleiding bij huishouden, wonen en activiteiten bieden in de branche. Dit wordt gedaan in het kader van het totale zorgproces bij WP1.1 en 1.11 (plannen, uitvoeren en evalueren van zorg) .
Inleiding
Als kraamverzorgende ben je dagelijks met de persoonlijke verzorging en de begeleiding bij huishouden, wonen en activiteiten van cliënten bezig. Dit doe je volgens plan. Het plan is afgestemd op het einddoel: de kraamvrouw en haar gezin kunnen na beëindiging van de kraamzorg de baby zelfstandig verzorgen en de dagelijkse bezigheden weer oppakken. Voor veel cliënten is het erg moeilijk de zelfzorg en de zorg voor hun omgeving over te moeten laten aan de kraamverzorgende. Het is erg belangrijk om de cliënt hierin te begeleiden en optimaal gebruik te maken van de eigen deskundigheid en mogelijkheden tot zelfregie en zelfredzaamheid. Hiervoor observeer je de cliënt en de baby doorlopend en ben je veel met elkaar in gesprek. Om dit te kunnen heb je veel kennis en vaardigheden nodig en loop je tegen dilemma’s aan.
Doelen
Door het maken van deze opdracht krijg je inzicht in het samenspel tussen (1) weer op weg naar zelfregie en zelfredzaamheid van een cliënt en haar baby op het gebied van persoonlijke verzorging en huishouden, wonen en activiteiten en (2) jouw professionele planmatige handelen als verzorgende IG.
Resultaat / Bewijsstukken
- 2x Zorg- of begeleidingsplan en witte lopers
- Evaluatie van de zorg en begeleiding
- Actieve deelname aan intervisiegesprek
- 4x feedback van werkbegeleider op evaluatie en overdracht van zorg
- Ingevulde checklist met onderbouwing door de BPV-docent.
Opdracht 2.2.1 Zorgplan
Kies tijdens je stage twee kraamvrouwen uit met laag- tot middencomplexe zorg en stel een zorgplan voor deze twee kraamvrouwen en baby op. Gebruik hierbij de stappen van de witte loper.
Maak het plan aan de hand van de richtlijnen / het model van de instelling. Voeg de rapportage van het kraamgezin toe. Bespreek het plan met je werkbegeleider en de cliënt en haar partner. Stel op basis van deze gegevens het plan eventueel bij.
Hoe:
Je zorgt voor een zorgplan van je eigen instelling. Kopieer deze een aantal malen. Je kunt deze gebruiken als schaduwdossier: je oefent tijdens het verlenen aan kraamzorg aan verschillende gezinnen welke gegevens je op welke plaats invult. (Als je niet wilt kopiëren: typ de belangrijkste bladzijden over en gebruik deze om te oefenen en voor deze opdracht)
Langzamerhand kun je in samenspraak met de werkbegeleider het echte dossier gaan invullen. Het gaat echter niet alleen om de gegevens invullen maar ook de GVO die je hierbij geeft aan de kraamvrouw en haar partner. De waaromvraag! Op het moment dat je dit (vrijwel) zelfstandig kunt doen is het tijd voor deze opdracht.
In ieder zorgplan werk je 2 zorgproblemen van de moeder en 2 zorgproblemen van het kind volgens de witte loper uit. Dit wordt max. 1 A4 per zorgprobleem. Gebruik je het zorgdossier van de instelling dan wordt dit een bijlage. Heb je het zorgdossier zelf uitgetypt: dan wordt dit een bijlage. Bijv. Een kraamvrouw heeft last van stuwing. Het zorgprobleem gaat dan over de stuwing, dus 1 A4 met daarin het uitgewerkte zorgplan over de stuwing.
Veel voorkomende problemen bij moeder zijn: stuwing, onzekerheid bij geven bij BV, pijn aan de hechtingen, pijnlijke wond van keizersnede, kans op … Veel voorkomende problemen bij de baby zijn: veel afvallen, spruw, misselijkheid, gele baby, kans op …..
Natuurlijk zorg je ervoor dat er zoveel mogelijk verschillende zorgproblemen zijn.
Opdracht 2.2.2 Intervisie
Voer tijdens de lesdag een intervisiegesprek over een dilemma dat te maken heeft met zelfregie en zelfredzaamheid behouden/bevorderen door jou als zorgverlener niveau 3.
Gebruik hierbij de incidentmethode. Bereid dit gesprek voor door een korte casus op te schrijven en mee te nemen.
Na de intervisie schrijf je een verslag. Deze lever je in in de electronische leeromgeving bij EE3
De incidentmethode volgt een duidelijke structuur. Deze structuur is nodig, omdat het ruimte en grenzen geeft, zodat de deelnemers voldoende openheid, rust en tijd hebben om mee te doen. Het is belangrijk ook flexibel te mogen omgaan met de structuur zodat het gesprek soepel verloopt. De incidentmethode helpt een groep door middel van deze structuur en tijdsplanning om doelmatig en effectief aan de oplossing van een probleem te werken. De kennis en ervaring van alle groepsleden kunnen worden benut, terwijl vrijblijvendheid wordt voorkomen.
De incidentmethode is een werkvorm, waarbij een groep zich intensief verdiept in een bepaalde situatie, door het bespreken en analyseren van een situatie van één van de groepsleden. De bijeenkomsten worden met regelmaat gehouden. De rollen van inbrenger, gespreksleider zijn tevoren bekend. De gespreksleider moet de tijd goed bewaken.
Opdracht 2.2.3 Evaluatie zorg
In de kraamzorg is het heel belangrijk om regelmatig te evalueren met de kraamvrouw en haar partner. Zijn de verwachtingen en de gegeven zorg dezelfde? Moet de zorg bijgesteld worden? Meer of minder zorguren indiceren Zijn er onverwachte problemen met moeder en/of kind?
Ook het overleg met andere disciplines zoals verloskundige, JGZ en huisarts vindt regelmatig plaats. Je draagt aan het einde van de kraamzorg het dossier over. Aan wie? Wie is waar verantwoordelijk voor?
Opdracht:
- Je evalueert in 4 gezinnen halverwege en op het einde de gegeven zorg. Evt bijstellen van zorg halverwege
- Je overlegt in 4 gezinnen met andere disciplines
- Je schrijft in 4 gezinnen de overdracht van zorg
Je vermeldt deze opdracht in je PAP en vraagt hier concreet feedback van de werkbegeleider
Opdracht 2.3
Jij als informatiebron voor de cliënt
WP 1.8 Geeft voorlichting, advies en instructie
Inleiding
Op school heb je les gehad in het geven van voorlichting, advies en instructie. Deze activiteiten kunnen zich richten op individuele personen, maar ook op groepen mensen. Je geeft bijvoorbeeld voorlichting, advies en instructie over de instelling, verpleegtechnische handelingen, gezonde leefstijl, hulpmiddelen en vergoedingen etc. Voorlichting, advies en instructie hebben een overlap in betekenis, maar zijn toch verschillende begrippen. Je geeft voorlichting (informatie) over een onderzoek, instructie bij het leren van insuline spuiten of advies over leefregels.
Ongemerkt geef je doorlopend voorlichting, advies en instructie. Toch komt er veel bij kijken om de boodschap goed te laten ‘’landen’’ bij de cliënt.
Doelen
- Je kunt effectief voorlichting (informatie) geven aan een cliënt over de gevolgen van ziekte, veroudering of handicap.
- Je kunt effectief advies geven aan een cliënt en/of haar familie/mantelzorger(s)
- Je kunt effectief instructie geven aan een cliënt /of haar familie/mantelzorger(s)
Effectief betekent hier dat de voorlichting, advies en instructie afgestemd is op de cliënt, duidelijk en begrijpelijk is voor de cliënt en merkbaar leidt tot leren
(kennis opnemen, advies opvolgen, een handeling uitvoeren).
Resultaten / Bewijstukken
- Gefilmde rollenspelen
- Ingevulde observatieformulieren informatie- en instructiegesprek en adviesgesprek rollenspelen
- Ingevulde observatieformulieren informatie- en instructiegesprek en adviesgesprek met onderbouwing door de werkbegeleider
Opdracht 2.3.1 Verslag BV
De begeleiding bij het geven van borstvoeding is erg belangrijk in het werk van een kraamverzorgende. Vandaar deze individuele opdracht.
Schrijf een verslag over het geven van borstvoeding
- Het verslag bevat een inleiding en een afsluiting, waarin je beschrijft wat je van het maken van dit verslag wil leren en hebt geleerd
- Alle punten van de opdracht moeten aan de orde komen en beschreven staan in een apart hoofdstuk
- Het is de bedoeling dat je het gehele verslag in eigen woorden en vanuit jouw rol als Verzorgende –IG beschrijft
- Tevens moeten de bronnen vermeld zijn. Het document wordt gescreend op plagiaat
De opdracht:
- Beschrijf hoe de borsten zich voorbereiden op het produceren van borstvoeding
- Beschrijf wat de voor- en nadelen van borstvoeding zijn
- Beschrijf welke hormonen een rol spelen en hoe deze werken
- Beschrijf het principe van vraag en aanbod en hoe vaak dit is
- Beschrijf in welke houdingen de kraamvrouw borstvoeding kan geven en wat de voor- en nadelen zijn van elke houding
- Beschrijf minimaal 6 voorkomende problemen bij borstvoeding en werk deze uit. Wat is de oorzaak, wat kun je er aan doen?
- Een kraamvrouw is vaak ongerust of het kind voldoende heeft gedronken. Hoe kun je dit vaststellen?
- Zijn er redenen waardoor een kraamvrouw geen borstvoeding kan/ mag geven?
- Beschrijf wat regeldagen zijn en wanneer deze optreden
Opdracht 2.3.2 Gefilmd rollenspel
In een gefilmd rollenspel laat je zien dat je een cliënt informatie, advies en instructie geeft. Het moet dus gaan om een kraamvrouw en haar partner die bepaalde kennis nodig hebben (informatie), behoefte hebben aan advies en een handeling moet leren (instructie).
Gebruik hierbij de sleutel voor het schrijven van een voorlichtingsplan. Laat je hierbij observeren aan de hand van het observatieformulier informatie- en instructiegesprek en het observatieformulier adviesgesprek.
Iedere student schrijft de eigen casuïstieken. Alle onderstaande onderwerpen zijn uitgewerkt. Iedere student heeft ze allemaal opgenomen in de rol van kraamverzorgende. Iedere student neemt ieder filmpje apart op. Deel 1 bestaat uit 3 onderdelen dus dat zijn drie verschillende filmpjes. Je begint ieder rollenspel met wie je bent en wat de situatie is.
Iedere student levert al haar rollenspelen aan (op stick of ander medium). Dit geldt ook voor de andere delen.
Bij de beoordeling wordt van iedere student ad random 2 rollenspelen uitgekozen door de docent. De student zorgt dat de filmpjes probleemloos kunnen worden afgespeeld.
Deel 1
Vraag en aanbod BV
GVO over het toeschietreflex
De verschillende voedingshoudingen
|
Deel 2
BV welke moeizaam verloopt
Babyblues
|
Deel 3
Communiceren van de baby
Huilen
Oppakken en neerleggen
Dragen en tillen
Slaap-waakgedrag/ eenduidige aanpak
Meer LIP uren
|
Deel 4
Zorgpad van een zorgvrager (zie opdracht 2.1.2)
|
Deze voorlichting en instructie heb je eerst uitgewerkt volgens de richtlijnen voor het geven van GVO en volgens de protocollen van de instelling.
De beoordeling vindt plaats via de formulieren voor het geven van een voorlichtingsgesprek/ instructiegesprek.
- Je neemt de rollenspel op via je telefoon of een eigen fototoestel/ videocamera
- Maak een proefopname en speel deze af op je laptop. Heb je de camera in de juiste houding. Is het geluid goed?
- Het rollenspel wordt uitgespeeld zonder hulpmiddelen (papier)
- Iedereen speelt verschillende rollen
Er zijn gedurende de blokken verschillende beoordelingsmomenten. Hierbij zorgt de groep zelf voor de presentatie van deze film.
Opdracht 2.3.3 GVO in de praktijk
- Je geeft aan een kraamvrouw (en haar partner) voorlichting over 2 onderwerpen.
- Je geeft aan een kraamvrouw (en haar partner) instructie over 2 onderwerpen
Deze voorlichting en instructie heb je eerst uitgewerkt volgens de richtlijnen voor het geven van GVO en volgens de protocollen van de instelling.
Voor het geven van feedback kan de werkbegeleider dezelfde formulieren gebruiken als in opdracht 2.3.2
Opdracht 2.3.4 E-Learning
Rookvrij Opgroeien Kraamzorg: kennis en gesprekken over meeroken
Het geven van voorlichting en instructie. Werkproces 1.7
Deze e-learning gaat over meeroken door baby’s en jonge kinderen en de gesprekken hierover met ouders. Wat zijn de risico's van meeroken en hoe vaak wordt er door kinderen meegerookt? Wat kun je doen als kraamverzorgende als je merkt dat er in het kraamgezin wordt gerookt? Wat is een goede manier om dit vaak gevoelige onderwerp met ouders te bespreken? In de e-learning wordt een antwoord gegeven op deze vragen. Deze e - learning is speciaal voor kraamverzorgenden en kraamverzorgenden in opleiding.
Opdracht 2.4
Jij als spin in het web van de zorg en begeleiding voor de cliënt
WP1.10 Stemt de zorgverlening af
Inleiding
De meeste cliënten in de kraamzorg hebben in meer of mindere mate zorg en begeleiding nodig. Hierbij zijn verschillende disciplines en zorgverleners betrokken. Als zorgverlener niveau 3 stem je de zorg en begeleiding af. Deze taak is erg veelzijdig.
Je maakt een planning en verdeling van je werkzaamheden en stelt prioriteiten die je kunt beargumenteren. Je stemt de hulpverlening af en overlegt zo nodig met andere disciplines.
Doelen
Door het maken van deze opdracht leer je zorgverlening op professionele wijze af te stemmen, zodat de cliënt op maat en ononderbroken de totale zorg ontvangt.
Resultaat / Bewijstukken:
- Een logboek van de afstemmingsgesprekken
- Een logboek van je coördinatie-activiteiten
- STRAK-verantwoordingsverslag
- Ingevulde checklist met onderbouwing door de werkbegeleider
Opdracht 2.4.1 Start zorg
In ieder kraamgezin wordt de zorg opgestart. Je maakt afspraken met de kraamvrouw en haar partner. Verwachtingen worden over en weer uitgesproken en vastgelegd.
In deze opdracht ga je in beeld brengen waar afspraken over worden gemaakt en op welke manier. Vervolgens voer je dit in 4 gezinnen uit.
Maak in je pap vermelding van deze opdracht en laat de werkbegeleider hier specifiek feedback op geven.
Opdracht 2.4.1 Afstemmen zorg
Opdracht 1
Kies twee cliënten met laag- tot midden-complexe zorg en stem voor hen de totale zorg en begeleiding gedurende enkele dagen af, zodat zij op maat en ononderbroken zorg ontvangen:
- Je overlegt met de cliënt over de zorg- en begeleidingsafspraken
- Je overlegt met andere hulpverleners van de cliënt en verwerkt de afspraken
- Je behartigt de belangen van de cliënt en stelt prioriteiten in de zorg en begeleiding
- Je rapporteert de verleende zorg en begeleiding volgens de methodiek van de instelling
- Je consulteert zo nodig andere zorgverleners
- Je regelt zo nodig overplaatsing
Houd gedurende de dagen een logboek bij waarin je alle coördinatie-activiteiten per cliënt opsomt
Opdracht 2.4.2 Verslag
Schrijf met behulp van het formulier STRAK-verantwoorden een reflectie op hoe je de zorg en begeleiding hebt afgestemd en met welk resultaat voor de cliënt.
Je levert je verantwoordingsverslag in op NELO. De docent beoordeelt je verslag aan de hand van het STRAK-formulier.
Opdracht 2.5
Jij voert zoveel mogelijk verpleegtechnische handelingen uit
WP1.3 Voert verpleegtechnische handelingen uit
Inleiding
Als zorgverlener niveau 3 mag je verpleegtechnische handelingen uitvoeren. Het is vereist dat je hiervoor niet alleen op basis van het diploma bevoegd bent, maar ook bekwaam bent en blijft.
Je bent bekwaam als je niet alleen de praktische vaardigheden hebt, maar ook de theoretische kennis bezit van de handeling. Wat is het doel van de handeling? Wanneer wordt de handeling uitgevoerd? Hoe moet de handeling uitgevoerd worden? Wat zijn de risico’s van de handeling?
Tijdens de stage ga je je verdiepen in de theorie en protocollen, meekijken hoe de handelingen uitgevoerd worden en uiteindelijk onder begeleiding zelf handelingen uitvoeren, die dan afgetekend kunnen worden. Welke en hoeveel handelingen dit zijn, hangt af van de mogelijkheden in de instelling. Soms zijn de mogelijkheden om verpleegtechnische handelingen uit te voeren (zeer) beperkt. Daarom leer je alle handelingen ook op school en worden ze geëxamineerd via praktijkexamens in simulatie, zodat je op basis van je diploma in elk geval bevoegd bent.
Doelen
Door het werken aan deze opdracht word je bevoegd voor het uitvoeren van een aantal verpleegtechnische handelingen en leer je in de praktijk zorgvuldig te werken volgens regels, veiligheidsvoorschriften, instructies en protocollen en zorgvuldig om te gaan met materialen en hulpmiddelen.
Uitvoering in de branche Kraam
Tijdens je stage in de kraamzorg zullen veel verpleegtechnische handelingen niet uitgevoerd kunnen worden. Daarom voer je deze opdracht uit op je eigen school en volg je de aanwijzingen van je eigen school.
Binnen deze stage kan je wel de handelingen; verzorgen van een rode wond, meten van vitale functies, warmte-koude behandeling toepassen uitvoeren.
Van deze handelingen zorg je dat je beoordeelt wordt volgens een beoordelingslijst/protocol van de instelling.
Resultaat / Bewijstukken
- Onderzoeksverslag over hoe het uitvoeren van verpleegtechnische handelingen in de stage-instelling is geregeld.
- Aftekenkaarten/aftekenboekje Verpleegtechnische handelingen
Opdracht 2.5.1
Kies twee verpleegtechnische handelingen die (vrij) veel voorkomen in de instelling/de branche waar jij stage loopt.
Beschrijf van deze twee verpleegtechnische handelingen:
- De reden(en) om deze handeling uit te voeren bij cliënten
- Aan welke (wettelijke) regels, veiligheidsvoorschriften en instructies je je in de instelling moet houden bij deze handelingen
- Hoe je in de instelling aan de middelen en materialen komt voor het uitvoeren van deze handeling
- Welk protocol de instelling gebruikt bij deze handeling; voeg zo mogelijk het kopie toe
- Hoe de instelling er voor zorgt dat de medewerkers bekwaam blijven voor deze handeling
- Wat het ondergaan van de handeling voor de cliënt betekent
- Hoe je de cliënt begeleidt bij het uitvoeren van deze handeling
- Hoe je op je eigen gezondheid let bij het uitvoeren van deze handeling
Laat je BPV-begeleider het onderzoeksverslag lezen en voorzien van feedback.
Opdracht 2.5.2
Neem je aftekenkaarten of je aftekenboekje Verpleegtechnische handelingen, dat je op school hebt gekregen, mee naar stage.
Laat zoveel mogelijk handelingen aftekenen door je werkbegeleider of collega’s die hiervoor bevoegd zijn (dit bepaalt je praktijkopleider).
Voorwaarde voor aftekenen in stage is, dat de handeling vooraf op school is afgetekend.
Partusassistentie
WP 1.4 Voert partusassistentie uit
Tijdens een bevalling bied je ondersteuning aan de kraamvrouw en haar partner. Daarnaast assisteer je de verloskundige en / of arts door het organiseren en aanreiken van materialen en middelen.
Een partus kun je niet plannen, dus dit werkproces kun je behalen door in overleg met de planning van de instelling regelmatig op partuswacht te staan.
Zorg dat je een PAP hebt gemaakt speciaal gericht op dit werkproces.
Hoeveel partussen?
Je moet bij minimaal 2 partussen aanwezig geweest zijn. Eén partus bijgewoont en bij één partusassistentie uitgevoerd.
Resultaat / bewijsstukken
website van stivoro
website van trimbos
EE3
Als je alle ontwikkelingsgericht opdrachten hebt afgerond ontvang je een go voor EE3. Deze bestaat uit een examengezin waarin je alle opdrachten gaat uitvoeren die beschreven staan in EE3