De oefening is een keuzeoefening.
Je krijgt 12 vragen over het gebruik van tegenstellingen.
Na het beantwoorden van de vragen krijg je je score te zien.
Ben je ontevreden maak dan de oefening opnieuw. Je krijgt dan weer 12 vragen.
Dat zijn vaak andere vragen, maar je kunt ook dezelfde vragen nogmaals tegenkomen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Deze opdracht sluit je af met het maken van een komisch, overdreven, ironisch of onzinnig gedichtje of spreuk. Verzin iets wat te maken heeft met het onderwerp van dit thema: Lachen.
Als je op een dag...
Als je op een dag de behoefte hebt om te huilen
Bel me...
Ik beloof niet dat ik je aan het lachen zal maken
maar ik kan wel samen met je huilen
Hoe ga je te werk?
Zoek op internet naar leuke spreuken die te maken hebben met het onderwerp van dit thema.
Je kunt natuurlijk ook zelf een tekst bedenken.
Je mag er ook een rap van maken, die je voorleest of voordraagt voor de klas.
Verwerk er stijlmiddelen uit deze opdracht in.
De spreuk, het gedichtje of tekst hoeft niet langer te zijn dan ongeveer zes regels.
Hoe je dit aanpakt, kun je lezen in de gereedschapskist.
Beoordeling
Je docent zal de tekst, het gedicht, spreuk of rap beoordelen.
Bij de beoordeling let je docent op:
Is het een grappige, hilarische, komische of onzinnige (rap) tekst geworden?
Een gedicht wordt vaak gebruikt om een mening over een onderwerp over te brengen. Dit kan op verschillende manieren en de zinnen hoeven niet altijd precies te rijmen. Een gedicht kun je presenteren op een poster, maar bijvoorbeeld ook op een ansichtkaart.
Terugkijken
Intro
Heb je de introductievideo bekeken?
Kun je aangeven wat de video met stijl te maken heeft?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Waar let je op als je wilt uitzoeken in welke stijl een tekst geschreven is?
Hoe ging het?
Inhoud
Wist je al veel over het gebruik van stijlmiddelen in een tekst? Schrijf op wat nieuw voor je was.
Eindopdracht
Wat vond je van de eindopdracht? Heb je een leuk spreuk, tekst, gedicht of rap gevonden of verzonnen?
Is daarin herkenbaar welk stijlmiddel je hebt gebruikt?
Het arrangement Fictie - Stijl schrijver h3 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze opdracht hoort bij het thema 'Lachen', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor hv3. Je begint deze opdracht met het bestuderen van het Kennisbankitem 'Stijl, ironie en woordspelingen'. Bestudeer daarna de Kennisbankitems 'Tegenstelling, paradox en oxymoron' en 'Eufemisme, understatement en hyperbool' en maak de bijhorende oefeningen. Uiteindelijk sluit je deze opdracht af met het maken van een tekst, spreuk of gedicht, waarin je de stijlmiddelen gebruikt die in dit thema besproken zijn.
Leerniveau
HAVO 3;
Leerinhoud en doelen
Nederlands;
Begrijpen;
Interpreteren;
Literatuur;
Lezen van fictionele teksten en literaire teksten (Nederlands);
Tekstkenmerken;
Deze opdracht hoort bij het thema 'Lachen', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor hv3. Je begint deze opdracht met het bestuderen van het Kennisbankitem 'Stijl, ironie en woordspelingen'. Bestudeer daarna de Kennisbankitems 'Tegenstelling, paradox en oxymoron' en 'Eufemisme, understatement en hyperbool' en maak de bijhorende oefeningen. Uiteindelijk sluit je deze opdracht af met het maken van een tekst, spreuk of gedicht, waarin je de stijlmiddelen gebruikt die in dit thema besproken zijn.