Introductie op thema
Thema 4 activiteiten binnen het werkveld
Periode 4
Start
PIT staat voor 'project in thema'. Er kunnen meerdere projecten binnen een thema gedaan worden. Daarnaast zijn er beroepsondersteunende vakken. Het is de bedoeling voortdurend verbinding te zoeken tussen PIT en beroepsondersteunende vakken.
De inhoud van deze Pit gaat over activiteiten en dagbesteding met je doelgroep in de natuur. Vaak worden er binnen activiteiten gedaan, maar er is natuurlijk heel veel meer. Buiten zijn veel mogelijkheden en dat ga jij nu inzetten in een educatief buitenprogramma voor je doelgroep
Thema = Activiteiten binnen het werkveld
Mensen in onze samenleving hebben vaak nog maar weinig verbinding met natuur om hen heen. Het lijkt alsof vergeten wordt welke positieve invloed dit kan hebben. Het is van belang om te ervaren dat je ook dagbesteding in de natuur ( buiten) kunt aanbieden. Activiteiten worden veel binnen aangeboden en zijn gericht op knutselen, maar verruim je blikveld en kijk ook eens buiten de deur
Doel:
- De student onderzoekt de mogelijkheden van natuuractiviteiten en het belang hiervan voor de doelgroep.
- De student werkt volgens de methodische cyclus.
- De student maakt een draaiboek.
- De student onderbouwt zijn keuze voor een doelgroep en formuleert doelen.
De student kiest passende leer- en ontwikkelingsactiviteiten die de connectie met de natuur bevorderen en aansluiten bij de doelgroep
Praktijkvraagstuk:
Wat moet ik kunnen, weten en beheersen om een educatief buitenprogramma voor cliënten te ontwikkelen
Roostering:
4 lesuren per week voor de duur van 1 periode (10 weken)
SW Kerntaak 1: Werken aan de aanpak van sociale problematiek
|
B1-K1-W1
B1-K1-W8
P1-K1-W3
P2-K1-W1
P2-K1-W2
|
Inventariseert de vraag naar sociaal werk
Evalueert de dienstverlening
Verricht informatie-, advies- en voorlichtingswerkzaamheden ten behoeve van de cliënt(en)
Bereidt projecten en activiteiten voor
Ondersteunt de doelgroep(en) bij activiteiten
|
Lesinhoud PIT 4
Het onderwijsconcept
De activiteiten en werkvormen in een project stimuleren een actieve,onderzoekende houding. Het leren en het waarderen zijn gericht op het
kunnen toepassen van kennis en inzichten. Vraagstukken uit de beroepspraktijk vormen het startpunt
Het onderwijsconcept stimuleert onderzoekend denken/werken vanuit 5 projectstappen
Stap 1
Gezamenlijke leervragen
De betrokkenen bij het project komen gezamenlijk, bijvoorbeeld door onderzoek in een brainstormsessie, tot een aantal uitdagende en/of inspirerend leervragen. De vragen passen bij het thema/onderwerp en zijn authentiek voor beroep, maatschappij en/of opleiding. Aan het einde van het project kan elke student hierop beargumenteerde antwoorden geven of gevraagde producten laten zien. Een kenmerk van de leervragen is dat er vooraf geen eenduidig antwoord is.
Stap 2
Persoonlijke leervragen
Iedere student formuleert, n.a.v. stap 1, één of meer persoonlijke leervragen om tijdens het project aan te werken. Deze leervragen kunnen te maken hebben met zelfbeeld, opleidingsbeeld, beroepsbeeld, beroepsinhoud en hebben een onderzoekend karakter en worden aan het einde van het project door de student beantwoord.
Stap 3
Leeractiviteiten; Informeren en keuzes maken
Er is aanbod en ruimte voor onderwijsleeractiviteiten. Door te experimenteren en ervaringen binnen verschillende leeromgevingen, leren studenten met en van anderen. Trainingen, workshops, lessen en begeleidingsactiviteiten zijn voorbeelden van activiteiten in deze stap. De student verzamelt en ordent informatie, maakt beargumenteerde keuzes en krijgt hierop feedback.
Stap 4
Opleveren en presenteren van de producten en leeropbrengsten
De leeropbrengsten en/of producten worden opgeleverd en gepresenteerd. Er zijn passende (betrouwbare en valide) toetsvormen
voor het beantwoorden van de gezamenlijke leervragen (stap 1). Studenten presenteren de leeropbrengsten op de persoonlijke
leervragen (stap 2); wat heeft het je opgeleverd, wat heb je geleerd en wat kunnen wij er van leren?
Stap 5
Waarderen en reflecteren
Er wordt kritisch gekeken naar de bereikte resultaten. Successen worden gewaardeerd, gevierd en verzilverd. Welke factoren droegen
bij aan het succes? Voor wat niet goed ging worden verbeteringen voorgesteld.
Planning
week
|
2 uur
|
2 uur
|
bronnen
|
Week 1.
|
Uitleg van de PIT 4
Wat is de centrale leervraag. Starten met het brononderzoek
|
brainstormsessie
|
Methodiek en begeleiden
thema 15, 16
|
Week 2.
|
Opstellen van de persoonlijke leervragen
|
Naar buiten en inspiratie opdoen , fotos en aantekeningen maken
|
|
Week 3.
|
Afmaken van het moodbord
|
|
eigen theorie
|
Week 4.
|
Werken aan het project
|
Werken aan de extra opdracht na keuze:
Budgetplan, wervingsplan of begeleidingsplan
|
Methodiek en begeleiden thema 15 16
eigen theorie
|
Week 5.
|
Werken aan het project
draaiboek
|
Werken aan de extra opdracht na keuze:
Budgetplan, wervingsplan of begeleidingsplan
|
Methodiek en begeleiden thema 15,16
eigen theorie
|
Week 6.
|
Werken aan het project
draaiboek
|
Werken aan de extra opdracht na keuze:
Budgetplan, wervingsplan of begeleidingsplan
|
|
Week 7.
|
Werken aan het project
Bezig met creatieve pitch
|
Werken aan de extra opdracht na keuze:
Budgetplan, wervingsplan of begeleidingsplan
|
|
Week 8.
|
Pitchen voor de klas
|
Pitchen voor de klas
|
huiswerk
Inleveren je eigen beoordelingsformulier door jou al ingevuld
(Maak een kopie voor week 9 van je eigen beoordeling)
|
Week 9.
|
Reflecteren: wat waren mijn resultaten. Welke factoren droegen bij aan het succes. Maak verbeteringsvoorstellen voor wat niet goed ging.En maak gebruik van je eigen beoordeling ( week 8)
|
Schrijf hierover een brief aan jezelf
Zie bijlage voor de beoordelingscriteria
|
|
Week 10.
|
Bufferweek
|
Aan de slag, durf te vragen
Kwalificatiedossiers 2015-2016
Sociaal werk Maatschappelijke zorg
Relatie met werkproces(sen)
SW: B1-K1-W2 Maakt een plan van aanpak
MZ: P1-K1-W1 Ondersteunt en motiveert een groep cliënten bij activiteiten
Doelstellingen
- De student onderzoekt de mogelijkheden van natuuractiviteiten en het belang hiervan voor de doelgroep.
- De student werkt volgens de methodische cyclus.
- De student maakt een draaiboek.
- De student onderbouwt zijn keuze voor een doelgroep en formuleert doelen.
- De student kiest passende leer- en ontwikkelingsactiviteiten die de connectie met de natuur bevorderen en aansluiten bij de doelgroep.
Relatie met thema’s
Voor het uitvoeren van de uitdaging maak je gebruik van de volgende thema’s uit het boek Methodiek en begeleiden: Deze komt terug in het ondersteund onderwijs: methodisch begeleiden
- Thema 1: Methodisch handelen
- Thema 2: Vormen van methodische plannen en plannen bijstellen
- Thema 17: Doelen behalen met activiteiten
- Thema 18: Didactiek aan de basis
- Thema 20: Activerende leeromgeving.
Voor het uitvoeren van de uitdaging maak je gebruik van de volgende thema’s uit het boek Professioneel handelen: Deze komt terug in het ondersteund onderwijs: Financien en administratie
- Thema 15: Hulp en recht
- Thema 16: Administatieve werkzaamheden
- Thema 17: Financiele administratie
Tijdens de PIT4 gebruik je thema 16 van het boek Methodisch begeleiden
De uitdaging wordt uitgevoerd in een subgroepje van vier studenten. De totale uitdaging omvat circa veertig studiebelastingsuren.
AANLEIDING
Na een tegenslag verliezen mensen soms de aansluiting met de samenleving. Ze raken dakloos en leiden een marginaal bestaan. Deze mensen hebben tijdelijk professionele opvang, ondersteuning en begeleiding nodig
Uitdaging SW
De organisatie van “Noordersport” heeft jullie gevraagd om een activiteitenprogramma te ontwikkelen met als thema ‘Actief In De Groningse Natuur’.
Deelnemers moeten uitgedaagd worden om te oefenen met, en te wennen aan zaken als op tijd komen, opdrachten aanvaarden, motivatie en discipline. Dat zijn basisvaardigheden op het gebied van arbeid. Zo worden de eerste stappen gezet op weg naar betaald werk, vrijwilligers werk of scholing.
“Noordersport” merkt dat dit in een prettige sfeer lukt, als de deelnemers buiten in beweging komen.
Om tot een aansprekend programma te komen, zullen jullie eerst het nodige voorwerk moeten verrichten, zoals een bronnenonderzoek en een opzet volgens de methodische cyclus. Je ontwerpt een moodboard, je maakt een draaiboek voor het programma en je denkt na over werving, financiering of begeleiding. Tenslotte verwacht “Noordersport” een pakkende presentatie van het educatieve activiteitenprogramma.
Voorwaarden en eisen
Het educatieve activiteitenprogramma moet voldoen aan de volgende punten:
- Maak een programma dat de doelgroep basisvaardigheden leert op het gebied van arbeid.
- Maak onderbouwde keuzes voor een doelgroep of juist een combinatie van verschillende groepen.
- Het programma bevat een serie van minimaal drie en maximaal zes deelactiviteiten.
- Het totale programma beslaat minimaal zes en maximaal twaalf uitvoeringsuren.
- De deelnemers gaan hierbij zelf bezig in de natuur.
- De activiteit(en) moet een ‘tastbaar’ resultaat opleveren.
Stap 1, gezamenlijke leervragen
De betrokkenen bij het project komen gezamenlijk, bijvoorbeeld door onderzoek in een brainstormsessie, tot een aantal uitdagende en/of inspirerend leervragen. De vragen passen bij het thema/onderwerp en zijn authentiek voor beroep, maatschappij en/of opleiding. Aan het einde van het project kan elke student hierop beargumenteerde antwoorden geven of gevraagde producten laten zien. Een kenmerk van de leervragen is dat er vooraf geen eenduidig antwoord is.
Stap 2, persoonlijke leervragen
Iedere student formuleert, n.a.v. stap 1, één of meer persoonlijke leervragen om tijdens het project aan te werken. Deze leervragen kunnen te maken hebben met zelfbeeld, opleidingsbeeld, beroepsbeeld, beroepsinhoud en hebben een onderzoekend karakter en worden aan het einde van het project door de student beantwoord.
Stap 3, bronnen en leeractiviteiten
Er is aanbod en ruimte voor onderwijsleeractiviteiten. Door te experimenteren en ervaringen binnen verschillende leeromgevingen, leren studenten met en van anderen. Trainingen, workshops, lessen en begeleidingsactiviteiten zijn voorbeelden van activiteiten in deze stap. De student verzamelt en ordent informatie, maakt beargumenteerde keuzes en krijgt hierop feedback.
BRONONDERZOEK
Voordat jullie aan de slag kunnen, is het belangrijk om je te verdiepen in de invloed van de natuur op mensen. Daarnaast heb je kennis nodig over methodisch werken, activiteiten inzetten en een programma ontwerpen. Hiervoor doen jullie een brononderzoek dat daar antwoord op geeft. Het eindresultaat van het onderzoek verwerk je in een verslag van een tot drie A4 afgesloten door een bronvermelding.
De onderdelen worden met een voldoende beoordeeld als ten minste de hierna weergegeven vragen onderzocht en beantwoord zijn. Ga je voor een goed? Formuleer dan ook persoonlijke onderzoeksvragen.
Bespreek de vragen eerst met je groepje en schrijf jullie conclusie en jullie persoonlijke onderzoeksvragen op. Gebruik de literatuur en ga het internet op: gebruik zoektermen die aansluiten bij jullie onderzoeksvragen.
Onderzoeksvragen over de doelgroep:
Raadpleeg voor de volgende vragen internet.
- Welke invloed kunnen natuuractiviteiten op mensen hebben?
- Hoe motiveer ik mensen om in beweging te komen in de natuur?
- Welke arbeidsactiverende activiteiten worden al ingezet in de buitenlucht?
Onderzoeksvragen over de theorie:
Raadpleeg voor de volgende vragen de thema’s uit het boek Methodiek en begeleiden.
- Welke informatie heb ik nodig om een goede beginsituatie te kunnen maken?
- Hoe weet ik of mijn doel SMART is?
- Wat zijn subdoelen?
- Wat zijn de vijf W-vragen die ik moet stellen bij dit programma?
- Wat is belangrijk om rekening mee te houden bij het organiseren van grootschalige activiteiten?
- Hoe speel ik in op onverwachte situaties?
- Wat voor soort doelen kan ik formuleren voor de activiteiten?
- Hoe laat ik mijn activiteiten aansluiten bij de doelgroep?
- Is het een goed idee om cliëntgroepen te combineren?
- Welke vaardigheden, kennis en inzicht wil ik overbrengen?
- Hoe zorg ik voor een gezond pedagogisch klimaat?
- Welke pedagogische vaardigheden heb ik nodig om dit programma tot een succes te maken?
Stap 4, producten
De leeropbrengsten en/of producten worden opgeleverd en gepresenteerd. Er zijn passende (betrouwbare en valide) toetsvormen
voor het beantwoorden van de gezamenlijke leervragen (stap 1). Studenten presenteren de leeropbrengsten op de persoonlijke
leervragen (stap 2); wat heeft het je opgeleverd, wat heb je geleerd en wat kunnen wij er van leren?
PRODUCTEN
De uitdaging is opgesplitst in een aantal deelproducten. Hierna vind je een overzicht van deze deelproducten en hoe je daarmee aan de slag kunt gaan.
Methodische cyclus
Gebruik bij dit product de theorie over de methodische cyclus die in thema 1 uit het boek Methodiek en begeleiden wordt beschreven. Jullie maken een opzet voor het door jullie bedachte educatieve activiteitenprogramma aan de hand van de vijf fases.
De volgende vragen bij de verschillende fases kunnen jullie op weg helpen:
Fase 1: Beginsituatie vaststellen
Voor wie, welke doelgroep, organiseer je dit programma? Wat weten jullie over deze doelgroep? Wat is belangrijk bij de begeleiding van deze mensen?
Fase 2: Ondersteuningsvraag beschrijven
Wat moet de doelgroep ontwikkelen? Waar hebben ze ondersteuning in nodig?
Fase 3: Doel formuleren
Wat willen jullie gaan doen met het thema natuur en wat is het hoofddoel van het programma? Denk SMART!
Fase 4: Plannen maken en uitvoeren
Welke activiteiten gaan jullie ondernemen? Welke mensen en middelen gaan daar een rol in spelen? Waar gaan jullie bij de uitvoering op letten?
Fase 5: Uitvoering evalueren en doelen bijstellen
Hoewel jullie het programma niet uitvoeren, kun je wel vast bedenken wat belangrijk is om op te letten bij de evaluatie. Bedenk bij het programma circa vijf evaluatievragen.
Moodboard
Maak een moodboard (http://www.springest.nl/artikelen/de-magie-van-moodboards) van de elementen en de sfeer die jullie willen gaan neerzetten. Dit moodboard laat in een oogopslag zien wat jullie van plan zijn, in welke stijl jullie gaan werken en welke ‘ingrediënten’ jullie in het project gaan verwerken. Fotografeer jullie moodboard en voeg deze toe aan jullie producten.
Draaiboek
Het volgende product is een draaiboek voor jullie educatieve activiteitenprogramma. Informatie over het maken van het draaiboek vind je terug in thema 2: Vormen van methodische plannen en plannen bijstellen.
Het programma is uitgewerkt in een draaiboek met voorbereiding, uitvoering en evaluatie. Hierin is terug te lezen:
Wat: welke activiteiten ga je organiseren?
Waar: op welke plaats ga je de activiteiten organiseren?
Wie: hoeveel begeleiding is er nodig en wat zijn de taken?
Wanneer: op welke dag/dagdeel en welk tijdstip organiseer je de activiteiten? Welke: Hoe en op welke manier organiseer je de activiteiten? Waar moet je op letten? Wat gebeurt er na afloop van de activiteit?
Keuzeonderdeel naar behoefte van opleiding of student:
Bij dit deelproduct kies je het onderdeel dat het beste bij je uitstroomrichting past of dat het beste aansluit bij je persoonlijk leerdoel.
BUDGETPLAN
Hoeveel gaat jullie programma kosten en waar gaan jullie dit geld vandaan halen? Maak een begroting en een inzamelplan. Denk aan crowdfunding of een leuke actie om geld in te zamelen, verkoop iets (symbolisch), laat je sponseren, maak reclame voor een bedrijf tegen betaling enzovoort.
WERVINGSPLAN
Een goede presentatie van jullie activiteiten en een uitnodigende aankondiging is vereist om deelname aan je activiteit te garanderen. Maak een voorbeeld van de door jullie gekozen media-uiting die qua stijl, lay-out en taalgebruik past bij de doelgroep.
Denk aan de volgende mogelijkheden:
- stukje schrijven voor wijkblad, weekkrant, clubblad of de pers
- folders/flyers en posters maken en uitdelen
- folders/flyers verspreiden op plaatsen waar de doelgroep komt
- social media gebruiken zoals Facebook of Twitter.
Wat moet je in de aankondiging allemaal vermelden?
- activiteit
- leeftijd van de deelnemers
- datum
- plaats
- tijd
- eventuele kosten
- contactgegevens zoals adres en contactpersoon voor meer informatie.
BEGELEIDINGSPLAN
Welke begeleidingsbehoeften hebben de deelnemers aan jullie programma en wat vergt dat van de begeleiding? Maak een begeleidingsplan waarin duidelijk omschreven staat wat er van de begeleiding wordt verwacht en welke ontwikkelingsaspecten er gestimuleerd worden.
Presentatie: PITCH
Om jullie opdrachtgever (speeltuin ‘De Stadsoase’), collega’s (medestudenten) en belangstellenden (vrienden, ouders, bezoekers enzovoort) duidelijk te maken wat jullie gaan doen, gaan jullie een filmpje maken waarin jullie het programma gaan pitchen. Laat op een originele, grappige, ontroerende, pakkende manier zien wat jullie van plan zijn en probeer de kijke ( medestudenten en de docent) er van te overtuigen dat jullie plan het beste is!
Stap 5, waardering
Er wordt kritisch gekeken naar de bereikte resultaten. Successen worden gewaardeerd, gevierd en verzilverd. Welke factoren droegen
bij aan het succes? Voor wat niet goed ging worden verbeteringen voorgesteld.
Toetsing PIT 4
beoordelingsformulier
BEOORDELING: PRODUCTEN EN UITWERKING (GROEPSBEOORDELING)
Criteria
|
O
|
V
|
G
|
Te behalen punten bij O V G
|
1
|
2
|
3
|
Brononderzoek
|
Beoordeel vragen per cluster. Over de doelgroep:
- Welke invloed kunnen natuuractiviteiten op mensen hebben?
- Hoe motiveer ik mensen om respect te hebben voor de natuur?
- Welke natuuractiviteiten worden al ingezet in speeltuinen?
- Welke invloed kunnen natuuractiviteiten op mensen hebben?
- Hoe motiveer ik mensen om in beweging te komen in de natuur?
- Welke arbeidsactiverende activiteiten worden al ingezet in de buitenlucht?
- Over de theorie:
- Welke informatie heb ik nodig om een goede beginsituatie te kunnen maken?
- Hoe weet ik of mijn doel SMART is?
- Wat zijn subdoelen?
- Wat zijn de vijf W-vragen die ik moet stellen bij dit programma?
- Wat is belangrijk om rekening mee te houden bij het organiseren van grootschalige activiteiten?
- Hoe speel ik in op onverwachte situaties?
- Wat voor soort doelen kan ik formuleren voor de activiteiten?
- Hoe laat ik mijn activiteiten aansluiten bij de doelgroep?
- Is het een goed idee om cliëntgroepen te combineren?
- Welke vaardigheden, kennis en inzicht wil ik overbrengen?
- Hoe zorg ik voor een gezond pedagogisch klimaat?
- Welke pedagogische vaardigheden heb ik nodig om dit programma tot een succes te maken? V = geeft antwoord op de vragen
G = gebruikt ook relevante zelfgeformuleerde onderzoeksvragen
|
|
|
|
Producten
|
1
|
Methodische cyclus:
V = beschrijft de vijf fases G = onderbouwt keuzes
|
|
|
|
2
|
Moodboard:
V = laat in één oogopslag de ideeën zien
G = is een aantrekkelijk vormgegeven geheel
|
|
|
|
3
|
Draaiboek:
V = geeft antwoord op de vragen: wat, waar, wie, wanneer, welke? G = is een goed uitgewerkt stuk dat bruikbaar is op de werkvloer
|
|
|
|
4
|
Keuzeonderdeel:
- wervingsplan
- budgetplan
- begeleidingsplan.
V = een van de onderdelen is uitgewerkt volgens de eisen
G = is een goed uitgewerkt stuk dat bruikbaar is op de werkvloer
|
|
|
|
5
|
Presentatie:
V = laat zien wat de plannen zijn en op welke manier wordt aangepakt G = laat zien wat de plannen zijn in een pakkend en origineel filmpje.
|
|
|
|
6
|
Brief aan jezelf waarin je ook een ingevulde eigen beoordeling gebruikt.
Beoordeel de twee onderdelen:
- gaat in op het persoonlijk leerproces
- gaat in op het groepsproces.
V = De uitwerking voldoet aan de eisen.
G = De uitwerking getuigt van een grote mate van zelfinzicht.
|
|
|
|
Totaal aantal punten
|
|
|
|
Aanvullende feedback:
|
|
|
|
Richtlijnen voor het behalen van een voldoende voor deze uitdaging:
Voor een voldoende moet je minimaal 14 punten hebben. Punt 1 en 3 moeten voldoende zijn.
De brief aan jezelf moet voldoende zijn (alle vragen zijn ruimschoots beantwoord).
Brief aan jezelf
Brief aan jezelf
Iedereen maakt een brief aan jezelf waarin je reflecteert op de uitdaging en jouw werkwijze. In deze brief staan de volgende onderwerpen beschreven.
Met betrekking tot jouw persoonlijke leerproces:
Beroepsondersteunend onderwijs
SLB
Studieloopbaanbegeleiding
Loopbaan en Burgerschap
Beroepspraktijkvorming
Taal & Rekenen
Noordersport
Literatuurlijst en bronnen
Angerenstein:
Methodiek en begeleiden:
Thema 16