Argumenteren

Argumenteren

Argumenteren

Doel

Argumenteren is een belangrijke vaardigheid. Als je een standpunt hebt, zul je deze moeten kunnen onderbouwen. Hoe beter je dit kunt, hoe meer mensen je kunnen begrijpen of zelfs overtuigd raken van hetzelfde standpunt.

Een standpunt dat niet goed is onderbouwd, leidt vaak tot ruzies. Een standpunt dat wel goed is onderbouwd, leidt tot overleg.

Ballonnen, Rechthoek, Communicatie

Met deze module leer je een betoog schrijven.

- Je leert wat argumenteren is.

- Je kent de begrippen die daarbij horen.

- Je leert hoe je een betoog opbouwt.

- Je oefent met het schrijven van een betoog.

- Je kunt de theorie herkennen in verschillende voorbeelden.

 

Werkwijze

De module begint met praktijkvoorbeelden en opdrachten. Voor het maken van de opdrachten heb je theoretische kennis nodig. Die is in een apart blok opgenomen. Je kunt zelf kiezen of je eerst de theorie doorneemt en daarna met de opdrachten begint of dat je direct met de opdrachten begint en tijdens het werken de theorie erbij pakt.

De praktijk

 

 

Op de volgende pagina zie je een aantal voorbeelden van de begrippen uit deze module.

 

De uitleg van de begrippen vind je op de pagina 'theorie'.

Mening

Een mening is een standpunt dat niet is onderbouwd met feiten. Je herkent het vaak aan 'ik vind....'. Het komt echter ook regelmatig voor dat mensen een mening als een feit presenteren 'het is zo'.

Kijk maar naar deze meningen:

Het eten is lekker. Eigenlijk: Ik vind het eten lekker.

Die winkeljuffrouw is vriendelijk. Eigenlijk: Ik vind die winkeljuffrouw vriendelijk.

Bij een mening baseer je je vaak op een aspect (deeltje) van iets. In het voorbeeld van die winkeljuffrouw: op het moment dat jij haar spreekt, doet ze misschien vriendelijk. Een ander moment kan ze wellicht juist heel onaardig zijn. Is ze vaker vriendelijk of onvriendelijk? Dat weet je waarschijnlijk niet. Dan heb je te maken met een mening.

In het geval van het eten hangt je oordeel af van jouw ervaring. Je houdt bijvoorbeeld van pittig. Als het eten dan pittig is, vind jij het lekker. Een ander juist niet. Die is misschien niet zo gewend aan pittig eten. Hier heb je ook te maken met één aspect: één smaaksoort die toevallig door jou als prettig wordt ervaren. 

 

Standpunt en argumenten

Een standpunt wordt meestal vorm gegeven als een stelling ('het is zo', in plaats van 'ik vind...').

Standpunt:

De regering neemt onvoldoende maatregelen ter bescherming van het milieu.

Argumenten:

  1. Ze stimuleren het gebruik van duurzame energiebronnen onvoldoende.
  2. Ze blijven vergunningen afgeven voor milieuvervuilende bedrijven.
  3. Ze boren naar gas in Groningen.

Verbindende uitspraak:

De regering neemt onvoldoende maatregelen ter bescherming van het milieu, want ze stimuleren milieuvervuilende bedrijven hun werk te blijven doen en stimuleren duurzame energie juist niet.

Redenering:

De regering neemt onvoldoende maatregelen ter bescherming van het milieu, want ze stimuleren milieuvervuilende bedrijven hun werk te blijven doen en stimuleren duurzame energie juist niet. Zo blijven ze boren naar gas in Groningen, geven ze vergunningen aan milieuvervuilende bedrijven en stimuleren ze het gebruik van duurzame energiebronnen niet.

Conclusie

Uit het feit dat er een gebrek aan stimulering van duurzaamheid is en milieuvervuilende activiteiten juist worden bevorderd, blijkt wel dat de regering onvoldoende maatregelen neemt ter bescherming van het milieu.

Argumenteren

Bij het argumenteren verdedig je je standpunt met argumenten. In het volgende filmpje zie je daar een voorbeeld van. Je ziet hier ook gelijk hoe tegenargumenten worden ingebracht.

 

Argumentatiestructuur

Enkelvoudige argumentatie:

Nederland moet een republiek worden.

 

Het koningshuis is te duur.

 

Meervoudige, nevenschikkende argumentatie:

Nederland moet een republiek worden.

 

1. Het koningshuis is te duur. 2. Het is democratischer als het volk kiest wie er aan de macht komt. 3. De regering kan makkelijker besluiten nemen. 4.Het heeft geen meerwaarde.

 

Meervoudige, onderschikkende argumentatie:

Nederland moet een republiek worden.

 

Het koningshuis is te duur.              

             

 

Alleen al aan salaris krijgt Willem-Alexander zo'n 4.495.000 euro per jaar en Máxima 911.000  euro.

 

 

 

Betoog

Hier zie je een filmpje waarin een leerling een betoog houdt. Als je verdere informatie over de opbouw van het betoog wil, kun je de theoriepagina lezen.

 

Oefeningen

Op deze pagina vind je voorbeelden van standpunten en argumenten. Via een link kun je ook oefenen.

http://www.argumenten.nl/

Zoek naar een standpunt en maak een mindmap waarbij je verschillende argumenten en subargumenten opneemt.

Plaats deze op https://padlet.com/anjajmschoots/8dn7btat7v09.

Zo krijgen we straks verschillende uitgewerkte voorbeelden die we kunnen bekijken.

Succes!

Theorie

Begrippen

Hieronder vind je een overzicht van gebruikte begrippen in deze module. De begrippen worden op de voorbeeldpagina toegelicht.

 

Mededeling: constatering. De auto is rood.

Mening: standpunt dat niet onderbouwd wordt met feiten. Ik vind patat lekker.

Standpunt: de uitspraak die wordt ondersteund. Huiswerk moet worden afgeschaft.

Argument: de uitspraak die een andere uitspraak ondersteunt. Huiswerk slokt al je vrije tijd op.

Verbindende uitspraak: legt relatie tussen de argumentatie en het standpunt. Huiswerk moet worden afgeschaft want het slokt al je vrije tijd op.

Tegenargument: een uitspraak die een andere uitspraak ontkracht. Zonder huiswerk leer je de stof onvoldoende.

Argumenteren: het verdedigen van een uitspraak met een of meer andere uitspraken met als doel anderen van dat standpunt te overtuigen.

Argumentatie: een samenstel van standpunt en argument(en). Gerichtheid op anderen.

Redenering: standpunt, argumenten en verbindende uitspraak (deze wordt niet altijd vermeld).

Conclusie: optelsom van argument(en) en verbindende uitspraak.

Betoog: model om standpunt(en) te presenteren, ondersteund met argumenten met als doel anderen te overtuigen.

Enkelvoudige argumentatie: één argument ondersteunt het standpunt.

Meervoudige argumentatie: meerdere argumenten ondersteunen het standpunt.

                                               Onderschikkende argumentatie: een argument wordt ondersteund door een subargument.

                                               Nevenschikkende argumentatie: gelijkwaardige argumenten ondersteunen het standpunt.

Argumentatieve signaalwoorden: signaalwoorden die de verbinding tussen het argument en het standpunt maken (zoals 'want').

Gemaskerde argumentatie: een vraag of een uitroep die moet worden opgevat als een standpunt of argument.

Niet-argumentatieve passage: onderdeel van de tekst dat informatie verschaft of een anekdote.

Betoog

Werkwijze

Oefening baart kunst

Het schrijven van een betoog is een behoorlijke klus. Belangrijk is om dit stapsgewijs aan te pakken. Vaak moet je schakelen tussen stappen, weer even terug naar een vorige, bijschaven en herschrijven. Uiteindelijk gaat het erom een goede overtuigende tekst te schrijven waarmee je je doel bereikt. Dat is een hele kunst. Door oefening word je er steeds beter in.

Stappenplan

Een betoog schrijven bestaat uit verschillende stappen. Deze worden op de volgende pagina's toegelicht.

Voorwerk

Kies je onderwerp en standpunt

Waar gaat je betoog over? Het is belangrijk iets te kiezen wat dicht bij je staat. Wat gaat je aan het hart? Je moet immers een overtuigende tekst kunnen schrijven. Dat gaat het beste als je zelf ook echt achter je standpunt staat. Formuleer je standpunt in één zin. Bijvoorbeeld: je onderwerp is milieuvervuiling. Het standpunt zou dan kunnen zijn: iedereen moet verplicht 3 dagen per week de auto laten staan.

Bepaal je doel

Een betoog is gericht op overtuigen. Dat is het hoofddoel. Maar waarvan wil je je publiek overtuigen? Om iets te doen of juist te laten? Om iets te vinden? Het kan zijn dat je denkt dat het goed zal werken als je humor in je betoog gebruikt. Dan is het nevendoel amuseren. Als je mensen iets wilt laten doen, kan een nevendoel zijn activeren. Ook kun je het nevendoel informeren gebruiken om je hoofddoel te bereiken.

Verdiep je in de doelgroep

Voor wie schrijf je? Dat is belangrijk om te weten, want dat weet je ook of je moeilijke woorden kunt gebruiken of de tekst juist eenvoudig moet houden. Ook weet je dan of je begrippen moet uitleggen of dat je publiek ze wel kent. Daarnaast is het belangrijk een idee te hebben over hoe je publiek over jouw onderwerp denkt: zullen ze het met je eens zijn of verwacht je veel tegenargumenten? Wat weten ze al van je onderwerp? Waarom zullen ze jouw artikel lezen? Als je al weet in welk medium je betoog komt (krant, tijdschrift): hoe lezen de mensen dat medium (uit nieuwsgierigheid, als tijdverdrijf)? Als je weet in welke stemming je doelgroep waarschijnlijk verkeert, kun je ook hier rekening mee houden in je tekst.Welke indruk wil je als schrijver maken op je publiek (bijv. betrokken, betrouwbaar, kritisch, zakelijk, eenvoudig, deskundig)?

Bepaal de structuur

De structuur bouw je op rond de hoofdvraag en subvragen. Afhankelijk van je doelgroep kun je heel confronterend beginnen en daarna onderbouwen of juist voorzichtig vriendelijk beginnen en langzamerhand meer druk opvoeren.

De structuur bestaat in ieder geval uit een inleiding (beschrijven van je onderwerp en standpunt), een kern (onderbouwing) en een conclusie (samenvatting argumenten en verbindende uitspraak).

Bepaal de stijl

Je denkt na over je taalgebruik, zoals eenvoudig/moeilijk, formeel/informeel, uitvoerig/beknopt, neutraal/gekleurd (met duidelijke mening).

Argumentatie

2. Argumenten kiezen

Je argumenten zijn de belangrijkste onderdelen van het betoog. Hiermee onderbouw je je standpunt. Het is dus belangrijk om de juiste argumenten te kiezen. Dat vraagt enig denkwerk vooraf en vaak ook onderzoek. Hierbij zijn de volgende stappen handig:

Brainstormen

Denk eerst na over je onderwerp. Waar denk je allemaal aan bij dit onderwerp? Schrijf dit in steekwoorden in een mindmap. Je kunt ook alvast wat lezen over je onderwerp.

Beoordelen

Bekijk welke informatie je wilt gebruiken en welke niet. Hierbij houd je rekening met je publiek: wat zou voor hen nuttig zijn om te weten? Wat vind je zeker belangrijk om te noemen?

Nog eens nadenken

Welke vragen zou je kunnen stellen rond je onderwerp (wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe)? Wat is de hoofdvraag en wat zijn de subvragen?

In dit voorbeeld zou de hoofdvraag kunnen zijn: Hoe kun je bijdragen aan het tegengaan van milieuvervuiling? Antwoord: Door de auto 3 x per week te laten staan.

Subvraag: Hoeveel uitstoot levert een auto per dag op? Antwoord: zo'n 160 gram per km, uitgaande van 20 km reizen per dag 3200 gram (3,2 kilo).

Subvraag: Wat wordt het milieu er beter van als de auto niet zo vaak wordt gebruikt? Antwoord: minder CO2 uitstoot, leidt tot vermindering van het broeikaseffect. CO2 is namelijk verantwoordelijk voor opwarming van de aarde.

Enzovoort.

Je kunt ook denken aan vragen als 'Wat is het probleem?', 'Wat zijn de oorzaken?', 'Wat zijn de gevolgen?' en 'Wat is de oplossing?'

Bronnenonderzoek

Je zoekt nu naar feitelijke onderbouwing voor je verhaal. Hiervoor kun je internet gebruiken, wetenschappelijke onderzoeksverslagen, boeken, enzovoort. Noteer goed welke bronnen je gebruikt, want deze moet je onder je verhaal noemen. Let op dat je betrouwbare bronnen kiest.

Keuze juiste argumenten

Je kiest de argumenten die jouw standpunt het best ondersteunen. Daarbij houd je ook rekening met de voorkennis van je publiek: welke informatie moet je zeker geven? Wat kun je beter niet zeggen? Wissel ook je argumenten af: je kunt feiten gebruiken ter ondersteuning van je standpunt, maar ook je eigen mening inbrengen (emotie). Is het handig om ook tegenargumenten op te nemen in je betoog en deze dan te weerleggen? Of breng je mensen dan juist alleen maar op verkeerde ideeën? Sterk zijn argumenten als ze gebaseerd zijn op actuele informatie, concreet zijn, gedetailleerd en onderbouwd met subargumenten.

Argumenten hebben verschillende vormen: je hebt logische redeneringen, emotionele uitspraken en uitspraken die een beroep doen op autoriteit (het is zo omdat ik het zeg, ik heb namelijk verstand van zaken).

 

Opbouw

Het betoog bestaat uit verschillende onderdelen:

De opening

Dit is bedoeld om aandacht te krijgen, te zorgen dat mensen begrijpen waar de tekst over gaat en je doelgroep welwillend te stemmen.

Inleiding

Hier licht je de achtergronden van het onderwerp toe, geef je je standpunt en kondig je aan wat je in de kern gaat beschrijven.

Kern

Hier geef je je argumenten. Eventueel ook de tegenargumenten en weerlegging. Denk daarbij ook goed na over de opbouw. Als je tegenargumenten wilt opnemen is het belangrijk eerst een sterk argument te noemen, daarna enkele tegenargumenten en weer af te sluiten met eigen sterke argumenten. Ook als je alleen maar argumenten vóór geeft, is er een indeling te bedenken: eerst sterke argumenten, dan de wat zwakkere en vervolgens weer een aantal sterke. Zorg ook dat je vooral feitelijke informatie noemt met een enkele emotionele uitspraak. Te veel emotie maakt ongeloofwaardig, maar helemaal geen emotie brengt mensen te weinig in beweging.

Het is handig om kopjes te gebruiken zodat de structuur ook voor je publiek makkelijk te begrijpen is. Een vuistregel is om een alinea te beginnen met de belangrijkste zin en deze daarna verder toe te lichten.

Slot

Hier vat je samen en sluit je af met een oproep aan de lezer.

 

Formulering en stijl

Hoe je je tekst schrijft, hangt af van je publiek. Je hebt in de voorbereiding al nagedacht over hoe moeilijk je tekst kan zijn, hoe direct en of je veel moet uitleggen of niet. Als je je tekst schrijft, houd je hiermee rekening. Heb je eenmaal de tekst geschreven, is het nuttig om hem even te laten rusten en op een ander moment weer terug te lezen. Dan lees je de tekst weer 'als nieuw' en kun je controleren of je inderdaad niet te moeilijke woorden hebt gebruikt, duidelijk genoeg bent, enzovoort. Eventueel pas je hier en daar je tekst aan.

Als je helemaal klaar bent, lees je hem nog een keer, maar nu op spelling en grammatica. Je tekst maakt een slordige indruk als er fouten in staan. Als mensen die fouten zien, denken ze onbewust dat de schrijver ook slordig is. Argumenten nemen ze dan minder serieus. Misschen ben je ook wel slordig geweest in het opzoeken van informatie en klopt je tekst helemaal niet! Dus voor extra overtuigingskracht controleer je je tekst nogmaals.

Tot slot zorg je dat je tekst er mooi uitziet: je zorgt voor duidelijke kopjes, een mooi lettertype, plaatjes die je verhaal ondersteunen en je neemt de gebruikte bronnen op achter je betoog.

Klaar! Je hebt een behoorlijke prestatie geleverd door al deze stappen goed te overdenken en je tekst te schrijven.

Het kan geen kwaad om iemand anders feedback te laten geven op je betoog. Bedenk daarbij dat er op elke tekst wel iets is aan te merken. Zelfs de meest ervaren schrijvers krijgen commentaar op hun teksten. Dat is niet erg. Iedereen leest de tekst weer op een eigen manier. Als je feedback krijgt op je betoog kan dit je helpen om je tekst te verbeteren. Kijk goed welke feedback je kunt gebruiken en welke feedback niet.

Drogredenering

Een drogredenering is een redenering die niet steekhoudend is (denk maar aan be-drog). Vaak zijn de argumenten dan geen feiten maar meningen of worden er onjuiste verbanden gelegd.

Er zijn drie soorten drogredeneringen:

- Fouten in de logica: het gevolg wordt niet verklaard door de aangewezen oorzaak, er worden twee zaken vergeleken die eigenlijk niet goed te vergelijken zijn (appels met peren vergelijken), er wordt een voorspelling gedaan die niet aannemelijk is, enzovoort. Jij zal wel geen voldoende halen voor geschiedenis want Bram haalde daar ook geen voldoende voor.

- De persoon die de tekst schrijft, is niet betrouwbaar of wekt ten onrechte het idee dat hij/zij verstand van zaken heeft. Ik heb zelf ook wel eens een tafeltje getimmerd, dus ik weet heus wel hoe je deze verbouwing aan moet pakken.

- Er wordt sentiment ingebracht om medelijden te wekken. Je moet me helpen, want anders kan ik vannacht echt niet slapen van de stress!

Drogredenen pareren

Het is natuurlijk geweldig als je in een debat of discussie zit en je kunt de drogredenering van anderen herkennen en weerleggen (parreren).

Het vereist wel wat oplettendheid maar uiteindelijk kan niemand meer van je winnen! Niet omdat jij drogredenen gebruikt, maar juist omdat je geen drogredenen gebruikt en die van anderen onderuit kunt halen.

 

Wat doe je?

Als iemand medelijden probeert op te wekken? Meeleven, maar een beroep doen op het verstand, de logica.
Als iemand gaat dreigen. Niet laten manipuleren, ingaan op de feiten.
Als iemand zegt dat hij verstand van zaken heeft, maar dat blijkt nergens uit. Vragen om voorbeelden. Tegenvoorbeelden geven. Rustig argumenten onder woorden brengen. Andere deskundigen aanhalen.
Als iemand appels met peren vergelijkt. Laten zien dat de vergelijking niet opgaat.
Als iemand een fout verband legt. Aantonen dat de genoemde oorzaak niet tot het probleem heeft geleid of dat de kans dat een situatie nu in de toekomst problemen oplevert, niet aan te tonen is.
Als iemand zegt 'iedereen vindt dat'. De meerderheid heeft niet altijd gelijk. Ingaan op de feiten.
Als iemand zegt 'dat kan niet, daar heb ik nog nooit van gehoord'. Dat betekent niet dat het niet bestaat. Aantonen.
Als iemand opeens een ander standpunt aanneemt. Rustig op wijzen. Argumenten voor het oorspronkelijke standpunt vragen.
Als iemand geen bewijzen levert. Vragen om bewijzen.

 

Dit lukt het beste als je rustig blijft. Dan denk je veel helderder. Dus blijf kalm en laat je niet gek maken.

 

Succesfactoren (rubric)

Een betoog moet aan bepaalde kenmerken voldoen. In onderstaand schema, zie je deze criteria beschreven. Op een schaal van 1-4 doe je het goed als je onder kopje vier scoort en valt er iets te verbeteren als je onder kopje 1 scoort.

/userfiles/a60322ac4a0691e65ced0df342e97a78e70fd6eb.pdf

 

  • Het arrangement Argumenteren is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Anja Schoots Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2016-05-29 16:21:15
    Licentie
    CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    HAVO 4; HAVO 5; VWO 4;
    Leerinhoud en doelen
    Nederlands; Schrijfvaardigheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    4 uur en 0 minuten