Begrippen

Hieronder vind je een overzicht van gebruikte begrippen in deze module. De begrippen worden op de voorbeeldpagina toegelicht.

 

Mededeling: constatering. De auto is rood.

Mening: standpunt dat niet onderbouwd wordt met feiten. Ik vind patat lekker.

Standpunt: de uitspraak die wordt ondersteund. Huiswerk moet worden afgeschaft.

Argument: de uitspraak die een andere uitspraak ondersteunt. Huiswerk slokt al je vrije tijd op.

Verbindende uitspraak: legt relatie tussen de argumentatie en het standpunt. Huiswerk moet worden afgeschaft want het slokt al je vrije tijd op.

Tegenargument: een uitspraak die een andere uitspraak ontkracht. Zonder huiswerk leer je de stof onvoldoende.

Argumenteren: het verdedigen van een uitspraak met een of meer andere uitspraken met als doel anderen van dat standpunt te overtuigen.

Argumentatie: een samenstel van standpunt en argument(en). Gerichtheid op anderen.

Redenering: standpunt, argumenten en verbindende uitspraak (deze wordt niet altijd vermeld).

Conclusie: optelsom van argument(en) en verbindende uitspraak.

Betoog: model om standpunt(en) te presenteren, ondersteund met argumenten met als doel anderen te overtuigen.

Enkelvoudige argumentatie: één argument ondersteunt het standpunt.

Meervoudige argumentatie: meerdere argumenten ondersteunen het standpunt.

                                               Onderschikkende argumentatie: een argument wordt ondersteund door een subargument.

                                               Nevenschikkende argumentatie: gelijkwaardige argumenten ondersteunen het standpunt.

Argumentatieve signaalwoorden: signaalwoorden die de verbinding tussen het argument en het standpunt maken (zoals 'want').

Gemaskerde argumentatie: een vraag of een uitroep die moet worden opgevat als een standpunt of argument.

Niet-argumentatieve passage: onderdeel van de tekst dat informatie verschaft of een anekdote.