Waar gaat je betoog over? Het is belangrijk iets te kiezen wat dicht bij je staat. Wat gaat je aan het hart? Je moet immers een overtuigende tekst kunnen schrijven. Dat gaat het beste als je zelf ook echt achter je standpunt staat. Formuleer je standpunt in één zin. Bijvoorbeeld: je onderwerp is milieuvervuiling. Het standpunt zou dan kunnen zijn: iedereen moet verplicht 3 dagen per week de auto laten staan.
Een betoog is gericht op overtuigen. Dat is het hoofddoel. Maar waarvan wil je je publiek overtuigen? Om iets te doen of juist te laten? Om iets te vinden? Het kan zijn dat je denkt dat het goed zal werken als je humor in je betoog gebruikt. Dan is het nevendoel amuseren. Als je mensen iets wilt laten doen, kan een nevendoel zijn activeren. Ook kun je het nevendoel informeren gebruiken om je hoofddoel te bereiken.
Voor wie schrijf je? Dat is belangrijk om te weten, want dat weet je ook of je moeilijke woorden kunt gebruiken of de tekst juist eenvoudig moet houden. Ook weet je dan of je begrippen moet uitleggen of dat je publiek ze wel kent. Daarnaast is het belangrijk een idee te hebben over hoe je publiek over jouw onderwerp denkt: zullen ze het met je eens zijn of verwacht je veel tegenargumenten? Wat weten ze al van je onderwerp? Waarom zullen ze jouw artikel lezen? Als je al weet in welk medium je betoog komt (krant, tijdschrift): hoe lezen de mensen dat medium (uit nieuwsgierigheid, als tijdverdrijf)? Als je weet in welke stemming je doelgroep waarschijnlijk verkeert, kun je ook hier rekening mee houden in je tekst.Welke indruk wil je als schrijver maken op je publiek (bijv. betrokken, betrouwbaar, kritisch, zakelijk, eenvoudig, deskundig)?
De structuur bouw je op rond de hoofdvraag en subvragen. Afhankelijk van je doelgroep kun je heel confronterend beginnen en daarna onderbouwen of juist voorzichtig vriendelijk beginnen en langzamerhand meer druk opvoeren.
De structuur bestaat in ieder geval uit een inleiding (beschrijven van je onderwerp en standpunt), een kern (onderbouwing) en een conclusie (samenvatting argumenten en verbindende uitspraak).
Je denkt na over je taalgebruik, zoals eenvoudig/moeilijk, formeel/informeel, uitvoerig/beknopt, neutraal/gekleurd (met duidelijke mening).