De komende weken ga je aan de slag met het thema 'geld'.
Je gaat samen met klasgenoten in een groepje (3 tot 4 leerlingen) onderzoeken waar je het voor nodig hebt, hoe je er aan kan komen en wanneer je eigenlijk rijk bent.
Om dit onderzoek te kunnen doen, zul je ook kennis nodig hebben. Je gaat dan ook video's bekijken, informatie halen uit een kennisbank en opdrachten maken. Uiteindelijk zullen we een kennisquiz spelen om te kijken welke groep het meeste kennis heeft over geld.
Het eindproduct van dit thema zal zijn een reclamecampagne die je gaat maken voor de overheid. Ze willen ervoor zorgen dat jongeren minder vaak in de problemen komen door schulden, en daar gaan jullie ze bij helpen.
Doelen
rubrics
Tijdens dit thema ga je aan de slag met een aantal vaardigheden:
Je leert informatie verzamelen en verwerken.
Je leert hoe je (nog) beter kunt samenwerken.
Je leert hoe je het beste kunt presenteren.
De voortgang van deze vaardigheden ga je bijhouden in een rubric.
42: De leerling leert in eigen ervaringen en in de eigen omgeving effecten te herkennen van keuzes op het gebied van werk en zorg, wonen en recreëren, consumeren en budgetteren, verkeer en milieu.
46: De leerling leert over de verdeling van welvaart en armoede over de wereld, hij leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu en relaties te leggen met het (eigen) leven in Nederland.
Ruilen
Een stukje geschiedenis van geld
Onze voorouders hadden geen geld. Als ze iets nodig hadden, ruilden ze dat. Dit heet ruilhandel. De bakker ruilde brood bij de slager voor vlees, de ene boer ruilde zijn eieren bij een andere boer voor melk, etc.
Het nadeel hiervan was dat de waarde niet vast lag. Als er veel vraag was naar eieren, had een boer geluk. Maar als dat niet zo was, kon hij er weinig andere producten mee kopen. Ook waren sommige goederen, zoals brood, niet lang houdbaar waardoor sparen niet mogelijk was. Verder was het moeilijk een standaard te bepalen voor de waarde van de verschillende goederen.
Sommige goederen waren door iedereen gewild en daardoor redelijk waardevast, zoals vee, schelpen en gedroogd vlees. Deze middelen kregen daardoor de rol van geld, ook wel goederengeld genoemd. Producten die als goederengeld gebruikt konden worden moesten waardevast zijn en niet gevoelig voor waardestijgingen, dus moeilijk te vermeerderen of na te maken. Ook moesten de producten een hoge waarde per gewichtseenheid hebben, zodat het goederengeld gemakkelijk te vervoeren was.
1. Hoe kwamen de mensen vroeger aan spullen zonder geld?
2. Waarom was dat lastig?
3. Wat was een van de eerste betaalmiddelen?
4. Welke twee soorten geld zijn er?
Het verhaal van Kyle MacDonald
Kennen jullie dat verhaal van de Kyle MacDonald die begon met een paperclip en eindigde met een huis? Op de eerste dag ruilde hij de rode paperclip tegen een pen in de vorm van een vis en zo ging hij door. Gedurende het jaar dat hij nodig had om tot een huis te komen, bezat hij onder andere over een BBQ, een snowmobile en een filmrol. Hij haalde zijn doel en kreeg een huis. En wat voor huis: een luxe villa in Arizona.
OPDRACHT 2
Jullie gaan naar Utrecht met een paperclip. Probeer deze te ruilen voor iets wat voor jou waardevoller zou zijn. Probeer uiteindelijk zoveel mogelijk waarde te halen uit je ruilhandel, die start bij de paperclip.
Maak een vlog van je ruilacties. Volgende week presenteer je het product wat jouw groepje uiteindelijk heeft overgehouden aan de ruilhandel en laat je jullie vlog zien. Het vlog lever je in via Showbie.
Tips over het maken van een video en vlog? Kijk bij de extra uitleg.
Succes!
Wat is geld?
Je gaat onderzoeken wat geld is, waarom het er is en hoe het zit met de waarde van geld.
Geld
Een definitie van geld
Geld is een algemeen aanvaard betaalmiddel; iedereen accepteert het en je kunt er veel verschillende producten mee kopen.
In Europa heeft een groot aantal landen dezelfde munt: de euro. Er zijn euro-bankbiljetten van 5, 10, 20, 50, 100, 200 en 500 euro en euromunten van 1, 2, 5, 10, 20 en 50 eurocent en van 1 en 2 euro.
OPDRACHT 3
Beantwoord met je groep samen de volgende vragen:
Hoeveel verschillende euro-bankbiljetten zijn er?
En hoeveel verschillende euromunten?
Tel de waarde van de verschillende euro-bankbiljetten bij elkaar op.
Hoeveel euro is dat totaal?
Hoeveel euro is de totale waarde van de verschillende euromunten bij elkaar opgeteld?
Zijn alle munten van 2 euro in Europa hetzelfde?
Leg je antwoord uit.
Zet de antwoorden op deze vragen in Showbie.
OPDRACHT 4
Bekijk onderstaande video en beantwoord vervolgens de bijbehorende vragen. Zet de antwoorden op deze vragen in Showbie.
Na het bekijken van de video kun je op de volgende vragen antwoord geven:
Waar komt geld vandaan?
Wie zorgt ervoor dat geld zijn waarde behoudt?
Waarom kun je niet zomaar geld bijdrukken?
Geld en betalen
Ga naar de kennisbank economie en bestudeer het onderdeel 'Geld en betalen'. Geld en betalen
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Wat betekent deze uitdrukking? Zoek dit op, bijvoorbeeld via google.
Ben je het ermee eens? Moet geld rollen? Waarom wel of waarom niet? Voer een discussie in je groep. Probeer tot één mening te komen. Deze mening delen jullie straks met de andere groepen. Zorg dat je met elkaar goede argumenten bedenkt om jullie mening straks overtuigend te kunnen brengen.
OPDRACHT 7
Wat voor geldtype ben jij? Doe de geldtypetest en deel je resultaat met je groep. Bespreek met elkaar de verschillen tussen jullie geldtypes. Maak gebruik van de kenmerken van de verschillende gedltypes (deze info vind je op edgie.nl).
Maak een schermafbeelding van de uitslag van je test en lever deze in via Showbie. Schrijf de kenmerken van jouw geldtype erbij en leg deze kort uit.
Jullie gaan in een journaalitem in beeld brengen wat wordt bedoeld met het begrip ‘koopkracht’.
Jullie maken in jullie item ook duidelijk welke factoren invloed hebben op de koopkracht.
Maak een straatreportage voor in het journaal over de koopkracht. De video lever je in via Showbie. Je mag mensen interviewen uit je eigen omgeving, bijvoorbeeld op school of thuis. Je maakt deze opdracht dan ook in je eigen tijd.
Let op het volgende:
> Maak een goede werkverdeling.
> Maak ook een goede planning.
> En houd je allebei aan de afspraken.
Hoe maak je een goede video? Kijk naar de extra uitleg.
Waar heb je geld voor nodig?
Waar heb je eigenlijk geld voor nodig? Je geeft nu waarschijnlijk geld uit aan snoep & snacks, je mobiel, kleding, etc. Maar straks moet je een huis betalen, en jezelf kunnen onderhouden.
Je gaat onderzoeken wat jij kost. Wat moeten je ouders allemaal betalen voor jou? Wat betaal je zelf?
Behoeften
Geld hebben we nodig om onze behoeften te vervullen. Maar wat zijn behoeften eigenlijk? Wat voor soort behoeften zijn er?
Bekijk de producten in de afbeelding.
Bedenk van ieder product of het tot de primaire behoeften of tot de secundaire behoeften behoort.
Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden van de anderen in jouw groep.
Hebben jullie dezelfde antwoorden? Bespreek eventuele verschillen.
Uitgaven
In de tabel zie je de jaaruitgaven van een gezin.
Uitgaven
Bedrag
Voeding
€ 4.430,-
Kleding en schoeisel
€ 9.600,-
Hygiëne en geneeskundige verzorging
€ 2.120,-
Ontspanning
€ 6.420,-
Overige bestedingen
€ 1.030,-
Totaal
€ 23.600,-
OPDRACHT 11
Bereken hoeveel procent van de totale uitgaven wordt uitgegeven aan primaire producten. Rond je antwoord af op een geheel getal.
Heb je moeite met procentrekenen? Kijk dan even bij de extra uitleg.
Heeft iedereen in de klas, denk je, hetzelfde antwoord?
Leg uit waarom er verschillende antwoorden mogelijk kunnen zijn.
Ga naar de kennisbank economie. Bestudeer het onderdeel 'Uitgaven'. Uitgaven
OPDRACHT 12
Maak een tabel zoals hieronder en vul in de tweede kolom per uitgave minimaal nog twee voorbeelden in.
Uitgaven
Voorbeeld
Dagelijkse uitgaven
melk
...
...
Vaste uitgaven
telefoonabonnement
...
...
Incidentele uitgaven
een reparatie aan de fiets
...
...
Vergelijk jouw tabel met de tabel van de anderen in je groep.
Staan de uitgaven die je klasgenoot in de tabel heeft staan allemaal in het juiste vakje?
Zo niet, leg je de anderen uit waarom de uitgaven volgens jou in een ander vakje thuishoren.
Wat kost jij?
Je gaat straks een begroting maken. Maar eerst is het goed om eens te onderzoeken wat jij kost. Je ouders geven geld uit aan jou, denk maar aan het huis waarin je woont, de boodschappen die worden gedaan, je kleding, schoolspullen, etc.
OPDRACHT 13
Maak de opdrachten van het werkblad 'dure hobby die kinderen'. Lever deze in via Showbie.
Om te weten te komen wat jij kost is het goed om te weten wat bepaalde producten kosten. Met de volgende opdracht ga je op zoek naar prijzen van verschillende producten.
Maak de opdrachten van het werkblad 'prijzen en producten'. Lever deze in via Showbie.
We staan er niet altijd bij stil wat er soms voor kosten bijkomen als je iets hebt gekocht. Denk bijvoorbeeld aan een scooter. Het blijft niet alleen bij de aanschaf van de scooter zelf. Bij de volgende opdracht gaan jullie onderzoeken welke kosten er allemaal zijn als je een scooter wilt gaan rijden.
Maak de opdrachten van het werkblad 'verborgen kosten'. Lever deze in via Showbie.
Een begroting is een overzicht van de te verwachte inkomsten en uitgaven over een bepaalde periode. Dit kan zijn per maand, of bijvoorbeeld per jaar.
Omrekenen
Voordat je een begroting kunt maken, moet je een lijst maken van je uitgaven die je doet. Je zult merken dat sommige bedragen elke dag terugkomen, maar sommige misschien maar een paar keer per jaar. Je zal alle bedragen moeten omreken naar een maandbedrag.
OPDRACHT 14
Reken uit.
Een abonnement van € 60,- per kwartaal is gelijk aan € 20 per maand (€ 60 : 3 maanden).
Een autoverzekering van € 120,- per jaar is gelijk aan € 10 per maand (€ 120 : 12 maanden).
€ 60,- per week aan boodschappen is gelijk aan € 260 per maand (€ 60 x 52 weken : 12 maanden).
€ 600,- per jaar aan kleding is gelijk aan € ...... per maand.
€ 10 per week aan zakgeld is gelijk aan € ...... per jaar.
€ 25,- per week aan loon is gelijk aan € ...... per maand.
€ 1.000 per jaar spaargeld is gelijk aan € ...... per maand.
Heb je nog moeite met omrekenen? Bekijk dan de extra uitleg.
Voor het omrekenen kun je het onderstaand schema gebruiken.
OPDRACHT 15
Je gaat de komende week je uitgaven en inkomsten bijhouden.
Maak een tabel met 4 kolommen. Schrijf in kolom 1 de uitgaven die je doet. In de tweede kolom zet je het bedrag wat je er aan uitgeeft, en in de laatste kolom zet je neer wat voor uitgaven dit zijn. Tot slot zet je in kolom 4 hoe vaak jij dit bedrag uitgeeft, bijvoorbeeld 1x per week, per dag, per jaar, etc.
Weet je niet hoeveel iets kost? Gebruik het internet om prijzen te zoeken.
Zijn er verschillen tussen jouw overzicht en die van de anderen in je groep? Zo ja, welke? Probeer er samen achter te komen waarom die verschillen er zijn.
Hoe maak je keuzes?
OPDRACHT 16
Waar let jij op als je iets duurs gaat kopen?
Overleg je antwoord met je groep.
Koopgedrag
Ga naar de kennisbank economie en bestudeer het onderdeel 'Koopgedrag'. Koopgedrag
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je gaat een kleine enquête houden op straat binnen het thema geld, denk aan bijvoorbeeld de volgende onderwerpen:
- Betalen mensen nog met contant geld, zo ja, wat kopen ze dan, en hoe oud zijn deze mensen ongeveer?
- Als mensen moeten bezuinigen, waar geven ze dan minder geld aan uit?
Bedenk 6 vragen die je gaat stellen aan mensen op straat. Overleg van te voren goed met je klasgenoten waarom je de vragen stelt, waar probeer je met je vragen achter te komen?
Verzamel de antwoorden van minstens 10 mensen.
Verwerk de uitkomsten in een tabel of in een staafdiagram. Lever deze in via Showbie.
Heb je moeite met het maken van staafdiagrammen? Kijk dan hier voor extra uitleg.
Komt de uitkomst overeen met je verwachting?
Reclame
Reclame heeft invloed op je keuzes. We kennen twee soorten reclames. Commerciële reclame is bedoeld om je koopgedrag te beïnvloeden. Ideële reclame is bedoeld om je gedrag te beïnvloeden.
OPDRACHT 19
Ga op zoek naar (Nederlandse) commerciële reclameslogans.
Kijk bijvoorbeeld eens op: Superslogans.nl.
Schrijf drie reclameslogans op die jij goed vindt.
Bespreek met elkaar in je groep waarom je de reclameslogans zo goed vindt. Kies er met elkaar één uit die je presenteert aan de klas. De bedoeling is dat je de reclame laat zien en zo overtuigend mogelijk vertelt waarom de reclame zo goed is. Bedenk met elkaar goede argumenten!
Ga ook op zoek naar drie ideële reclameslogans.
Kijk bijvoorbeeld eens op www.sire.nl.
Schrijf weer drie reclameslogans op die jij goed vindt.
Waarom vind je de slogans goed? Bespreek dit met je groep. Ook nu kiezen jullie één reclame uit die je gaat presenteren aan de klas. Probeer goede overtuigende argumenten te bedenken waarom deze reclame zo goed is.
Hoe kom je aan geld?
Vroeger werden rijk door het hebben van een bepaald beroep, denk aan advocaat, dokter, tandarts, etc. Tegenwoordig zijn er vele andere manieren om rijk te worden, denk bijvoorbeeld aan facebook en google. Dit zijn twee hele grote bedrijven geworden. Ook zijn er bloggers en vloggers die veel geld verdienen. En hoe denk je dat Donald Trump zo rijk is geworden?
Je gaat onderzoek doen en antwoord geven op de volgende vragen:
- Hoe word je rijk?
- Wat betekent het woord rijk voor jou?
- Hoe verdienen bedrijven als Facebook en Google zoveel geld?
- Hoe verdienen bloggers en vloggers zoveel geld?
- Wat is verstandiger, sparen of lenen?
Inkomsten
Ga naar de kennisbank economie. Bestudeer nu het onderdeel Inkomstenbronnen. Inkomstenbronnen
Rente is een vorm van inkomen uit bezit.
Je zet spaargeld op de bank en krijgt als vergoeding rente.
De hoeveelheid rente is meestal een percentage van je spaargeld.
Heb je moeite met procentrekenen? Bestudeer dan het onderdeel 'Rekenen met procenten' voordat je onderstaande vragen gaat maken. Rekenen met procenten
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Ga naar de kennisbank economie en bestudeer het onderdeel 'sparen'. Sparen
Bekijk de bron.
Bank
Naam rekening
Minimale inleg €
Rente %
Vrij opnemen € per maand
Garant
Goudklaver
1.000
...
5.000
ABN-bank
Vrij spaar
geen
...
alles
Rabo
Renteplus
500
...
10.000
SR-bank
Spaar ABC
Geen
...
2.500
Aegon
Klasse
5.000
...
1.000
OPDRACHT 21
In de afbeelding zie je een vergelijkend warenonderzoek naar vijf spaarrekeningen.
Beantwoord naar aanleiding van het onderzoek de volgende vragen.
Hoe heet de spaarrekening van Rabo?
Bij welke bank is de minimale inleg € 5000,-?
Bij welke bank mag je altijd al je geld opnemen?
Welke bank geeft, denk jij, de hoogste rente op de spaarrekening?
Welke bank geeft, denk jij, de laagste rente op de spaarrekening?
Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Heeft hij/zij op de laatste twee vragen hetzelfde geantwoord als jij?
Nee, probeer je klasgenoot dan te overtuigen van jouw keuzes.
Sparen en inflatie
Als je geld op een spaarrekening hebt staan,
wordt het bedrag steeds hoger doordat je rente krijgt.
Maar als de prijzen van producten ook stijgen,
is het maar de vraag of je meer kunt kopen met je gespaarde geld.
Bekijk de bron.
OPDRACHT 22
De zakken geven aan hoe je geld kan groeien als je het op een spaarrekening zet.
De bank geeft 5% rente per jaar.
Laat met twee berekeningen zien dat dat klopt.
De brommer wordt ieder jaar 6% duurder.
Laat met twee berekeningen zien dat dat klopt.
Leg uit waarom mensen hun geld niet graag naar de bank
zullen brengen als de inflatie hoger is dan de rente die de bank geeft.
Lenen
Ga naar de kennisbank economie en bestudeer het onderdeel 'lenen'. Lenen
Heb je moeite met procentrekenen? Kijk dan eerst nog even naar de extra uitleg.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Als je geld leent bij een bank betaal je rente.
Mevrouw Kramers leent € 10.000,- bij de bank. De bank rekent 6% rente.
Mevrouw Kramers lost per jaar € 2000,- af.
OPDRACHT 24
Neem de tabel hieronder over en vul hem verder in:
Schuld bij de bank
Rente
Aflossing
€ 10.000,-
0,06 x € 10.000,- =€ 600,-
€ 2000,-
€ 8.000,-
0,06 x €...... = €......
€ 2000,-
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
...
Hoeveel betaalt Mevrouw Kramers in het totaal aan rente over de lening?
Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Heeft hij/zij hetzelfde geantwoord als jij?
Leenbedrag
Bekijk de tabel. De tabel gaat over persoonlijke leningen.
In de eerste kolom staan de bedragen die je kunt lenen.
Daarnaast zie je dat je kunt kiezen uit verschillende looptijden.
Bij iedere looptijd hoort een ander bedrag dat je maandelijks moet betalen.
Leenbedrag in handen
Te betalen termijnbedragen per maand 6 mnd
12 mnd
24 mnd
48 mnd
60 mnd
€ 5.000,-
€ 855,94
€ 427,81
€ 228,97
€ 125
€ 140,38
€ 10.000,-
€ 1710,04
€ 873,09
€ 456,24
€ 248,22
€ 206,94
€ 15.000,-
-
€ 1307,02
€ 680,57
€ 368,42
€ 306,42
€ 30.000,-
-
-
€ 1354,90
€ 730,42
€ 606,28
€ 50.000,-
-
-
€ 2258,17
€ 1217,36
€ 1010,47
OPDRACHT 25
Tanja en Roel Bos willen € 5000,- lenen.
Ze kiezen voor een looptijd van 48 maanden
Hoeveel moeten ze maandelijks betalen voor de lening?
Hoeveel betalen ze dan in het totaal voor de lening?
Hoe groot is het rentebedrag dat ze in het totaal betalen?
Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Heeft hij/zij hetzelfde geantwoord als jij? Wie heeft het goed?
Hoe word je rijk?
Bekijk de video en bespreek deze met je klasgenoten. Wat vinden jullie?
Nu je het een en ander weet over geld, de waarde van geld, inkomsten, uitgaven, sparen, lenen, etc. kun je op zoek naar het antwoord op de vraag: 'Hoe word je rijk?'
TIPS & TRICKS: hoe gaan jullie te werk?Bedenk eerst uit wat voor jou rijk betekent. Rijk heeft niet voor iedereen dezelfde betekenis. Om je op weg te helpen kun je de volgende opdrachten maken.
1. Maak een mindmap. Waar denk jij aan bij het woord 'rijk'? Bespreek dit met je klasgenoten.
2. Zoek op internet minimaal 3 omschrijvingen van het woord rijk. Schrijf deze op.
3. Maak de vragen van het werkblad 'Hoe word ik rijk?'
Na afloop van het bezoek maak je (thuis) een kort verslag. Schrijf kort op wat je hebt geleerd. Als je nog vragen hebt kun je die er ook in schrijven. Lever je verslag voor de volgende les in via Showbie.
Campagne maken
OPDRACHT 28
De overheid maakt zich zorgen over de schulden onder jongeren. Ze willen graag een campagne voeren om te zorgen dat minder jongeren problemen hebben om met geld om te gaan. Jullie gaan deze campagne maken.
Een campagne is meer dan een reclame. Je moet meerdere middelen inzetten om de doelgroep te bereiken.
Volg het volgende stappenplan:
Bedenk met je groep waar de campagne over gaat, wat wil je vertellen?
Wie is de doelgroep?
Bedenk een pakkende slogan voor je campagne.
Welke middelen gaan deel uit maken van je campagne (video, advertenties, internet, etc.)? Kies er minimaal 2.
Maak afspraken in je groep: wie doet wat? Wat heb je nodig?
Maak je campagne.
Lever je producten van je campagne in via Showbie. In de laatste lesmiddag van dit thema gaan jullie de campagnes aan elkaar presenteren. De presentatie lever je ook in via Showbie.
Het arrangement Mavo 2 Thema geld is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Fanja Hubers
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2017-10-06 16:38:06
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Geld en betalen
Koopkracht en inflatie
Koopgedrag
Inkomstenbronnen
Sparen & lenen
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.