Onze voorouders hadden geen geld. Als ze iets nodig hadden, ruilden ze dat. Dit heet ruilhandel. De bakker ruilde brood bij de slager voor vlees, de ene boer ruilde zijn eieren bij een andere boer voor melk, etc.
Het nadeel hiervan was dat de waarde niet vast lag. Als er veel vraag was naar eieren, had een boer geluk. Maar als dat niet zo was, kon hij er weinig andere producten mee kopen. Ook waren sommige goederen, zoals brood, niet lang houdbaar waardoor sparen niet mogelijk was. Verder was het moeilijk een standaard te bepalen voor de waarde van de verschillende goederen.
Sommige goederen waren door iedereen gewild en daardoor redelijk waardevast, zoals vee, schelpen en gedroogd vlees. Deze middelen kregen daardoor de rol van geld, ook wel goederengeld genoemd. Producten die als goederengeld gebruikt konden worden moesten waardevast zijn en niet gevoelig voor waardestijgingen, dus moeilijk te vermeerderen of na te maken. Ook moesten de producten een hoge waarde per gewichtseenheid hebben, zodat het goederengeld gemakkelijk te vervoeren was.
Bekijk deze video op SchoolTV http://schooltv.nl/video/de-geschiedenis-van-geld-geld-als-modern-ruilmiddel/#q=geld
Beantwoord de volgende vragen:
1. Hoe kwamen de mensen vroeger aan spullen zonder geld?
2. Waarom was dat lastig?
3. Wat was een van de eerste betaalmiddelen?
4. Welke twee soorten geld zijn er?