Inleiding
In dit hoofdstuk gaan wij het hebben over het eerste deel van de middeleeuwen. Deze periode duurt van 500 tot 1000 (n.Chr.). Voor de snelle rekenaars onder ons, dit hoofdstuk gaat over 500 jaar. In de indeling van de tijdvakken noemen we dit de tijd van Monniken en Ridders.
Wat je gaat leren kun je terug lezen in de leerdoelen:
- Je kunt een oorzaken (redenen) noemen waarom het Romeinse rijk verdwijnt.
- Je kunt uitleggen hoe Europa christelijk werd door gebruik te maken van de volgende namen en begrippen: bisschoppen, bisdom, missionarissen en Karel de Grote.
- Je kunt het begrip standensamenleving uitleggen door gebruik te maken van de volgende begrippen: geestelijken, adel en boeren.
- Je kunt uitleggen welke taak elke stand had.
- Je kunt uitleggen op welke manier de koning zijn land bestuurd door gebruik te maken van de volgende begrippen: leenheer, leenman en leenstelsel.
- Je kunt uitleggen op welke manier de tweede stand de macht had over de derde stand door gebruik te maken van de volgende begrippen: horigen, pacht, herendiensten en hofstelsel.
- Je kunt uitleggen wanneer de godsdienst islam is ontstaan.
- Je kunt de gebieden noemen naar waar de islam verspreid is.
- Je kunt de vijf zuilen van de islam opnoemen.
- Je kunt de vijf zuilen van de islam herkennen in een bron (afbeelding en tekst).
- Je kunt drie overeenkomsten (wat hetzelfde is) noemen tussen de godsdiensten islam en christendom.
- Je kunt twee verschillen (wat anders is) noemen tussen de godsdiensten islam en christendom.
-
Je kunt de belangrijkste gebeurtenissen uit dit hoofdstuk in de juiste chronologische volgorde zetten (op volgorde van tijd).
1. Het begin van de Middeleeuwen
In het jaar 476 kwam er een einde aan het Romeinse Rijk, een van de belangrijkste oorzaken hiervan waren de volksverhuizingen. Verschillende Germaanse volken trokken het Romeinse Rijk binnen en er ontstonden nieuwe Germaanse staten. Met het einde van het Romeinse Rijk beginnen de Middeleeuwen. De Middeleeuwen noemt men ook wel de tusseneeuwen. De eeuwen tussen de val van het grote (West-)Romeinse Rijk met al zijn pracht en glorie. 1000 jaar lang is Europa in verval, het gaat niet zo goed met Europa. Er is weinig handel en het is niet veilig. Als dit na 1000 jaar weer opgang komt dan zijn de Middeleeuwen voorbij, er is dan weer handel en meer veiligheid in Europa.
We hebben al geleerd dat in het Romeinse Rijk het christendom is ontstaan en dat het zelfs de belangrijkste godsdienst werd. Iedereen in het Romeinse Rijk moest christen zijn. Overal in het rijk vond je dan ook christelijke provincies, ook wel bisdommen. De leider van een bisdom is een bisschop. Toen de Germaanse volken het Romeinse Rijk binnen vielen gingen sommige bisschoppen samenwerken met de leiders van de Germaanse volken, hierdoor kon het christendom blijven bestaan.

Vanaf het jaar 600 gingen de christenen hun geloof weer verder verspreiden. Missionarissen trokken door Europa om de mensen te bekeren tot het christendom. Dit lukt aardig snel, omdat veel mensen vinden het christendom wel aantrekkelijk vonden door het idee van de hemel en hel. Dit komt doordat veel mensen het tijdens de middeleeuwen niet zo goed hadden: er dreigde vaak oorlog, mensen strieven door ziekte en hongersnood. Ook in het gebied dat wij tegenwoordig Nederland noemen komen missionarissen. De bekendste is Bonifatius. Grote delen van Nederland zijn op dat moment al bekeerd tot het christendom, alleen de Friezen nog niet, zij geloven niet wat de missionarissen vertellen. In 754 probeerd Bonifatius voor de tweede keer de Friezen te bekeren. De Friezen zien dat Bonifatius veel mooie spullen heeft en overvallen en vermoorden hem wanneer hij ligt te slapen. Uiteindelijk worden ook de Friezen door iemand anders bekeerd tot het christendom.

Een andere manier waardoor het christendom zich snel verspreidde in Europa was door de Frankische leider Karel de Grote. Karel was christen en alle mensen in de gebieden die hij heeft verovert werden automatisch ook christen. Karel dankt zijn naam de "Grote" aan zijn grootse daden. Hij wist veel gebieden te veroveren, het grootste gebied in Europa sinds de Romeinen. Naast dat hij een groot gebied had, wist hij dit ook nog goed te besturen. Hij zorgde voor eenheid in zijn rijk: Er werden wetten ingevoerd, iedereen moest dezelfde taal spreken, christen zijn en met dezelfde munt betalen.
Opdracht 1:
Kopieer het schema naar je Word-document en geef een uitleg van de begrippen.
Volksverhuizingen |
|
Middeleeuwen |
|
Bisdom |
|
Bisschop |
|
Missionarissen |
|
Bonifatius |
|
Karel de Grote |
|
Opdracht 2:
Noteer de antwoorden op de vragen in je Word-document.
a. Wat is een oorzaak van het einde van het Romeinse Rijk?
b. Verklaar de naam 'middeleeuwen'.
c. Leg uit hoe het christendom heeft kunnen blijven bestaan. Gebruik in je antwoord de woorden bisdom en bisschop.
d. Hoe is het christendom verder verspreid in Europa? Noem twee voorbeelden.
e. Leg uit waarom Karel "de Grote" heet.
Opdracht 3:
Bekijk het filmpje van de onderstaande link en noteer de antwoorden in je Word-document.
a. Waar werd Bonifatius vermoord?
b. Hoe noemen de christenen mensen die NIET christen zijn?
c. In welk jaar word Bonifatius vermoord?
d. Wat betekend Bonifatius?
e. Hoe probeerde Bonifatius zichzelf te beschermen?
2. Bidden, vechten en werken
Tussen 500 en 1000 ontwikkelt er een standensamenleving. Er ontstonden drie groepen die elk een taak hadden in de samenleving:
- De eerste stand: de geestelijken. Zij bemiddelen tussen God en de mensen. Voor de mensen in de Middeleeuwen was God er belangrijk, iedereen werd uiteindelijk christen.
- De tweede stand: de adel. Zij besturen en beschermen het land. Dit was een kleine groep vooral rijke mensen. Doordat zij veel geld hadden waren zij instaat een harnas en wapens te kopen en te kunnen vechten en beschermen.
- De derde stand: de boeren. Zij moesten ervoor zorgen dat iedereen te eten had in de samenleving. Dit was de grootste groep mensen, maar zij hadden in de Middeleeuwen de minste macht.
Zoals je al heb kunnen lezen heeft de eerste stand veel macht, want God was erg belangrijk voor de middeleeuwse mens. De leider van alle christenen is de paus, een andere titel die je al bent tegen gekomen is de bisschop dit is een leider van een bisdom (een kerkprovincie). Maar er waren ook monniken en nonnen, dit zijn mannen en vrouwen die hun hele leven wijden aan het geloof. Zij leven in een klooster waar zij de hele dag bezig zijn met het geloof: bidden, boeken lezen en boeken overschrijven (zodat de christelijke verhalen bewaard konden blijven). Daarnaast mochten monniken en nonnen ook niet trouwen en geen eigen bezit hebben: alles staat in het teken van het geloof.
De tweede stand had ook veel macht. Dit komt omdat zij ervoor zorgen dat het rijk bestuurd en beschermd werd. Het bestuur in de Middeleeuwen noem je het leenstelsel. De koning deelden zijn land op in stukken, elk stuk gaf hij te leen aan een van zijn vrienden. In dit stelsel heet de koning een leenheer en zijn vrienden de leenmannen. De leenmannen kregen een stukje land te leen van de koning, waar zij namens de koning mochten regeren. Zij moesten natuurlijk wel kunnen uitleggen wat zij deden en waarom zij iets deden, en als de leenheer (de koning) het hier niet mee eens was dan hij uiteindelijk wel de baas en kon hij zeggen dat het anders moest. De belangrijkste taken van een leenman waren het belasting innen en rechtspreken, daarnaast moest een leenman de leenheer altijd bijstaan in tijden van oorlog.
De derde stand had vrijwel geen macht in de Middeleeuwen. Zij hebben vaak een klein stukje land en kunnen zichzelf niet goed beschermen tegen oorlogen en bandieten. Zij vroegen daarom vaak hulp bij edelen. Veel edelmannen wilden de boeren wel beschermen, maar hiervoor wilden zij natuurlijk wel wat terug: het land van de boer. De boer mocht hier wel blijven wonen, maar moest een deel van zijn oogst afstaan aan de edelman. Dit noem je pacht. Ook moesten de boeren herendiensten voor de edelman doen, dit zijn klusjes voor de edelman. Zoals het land van de edelman bewerken of hem helpen in tijden van oorlog. Als een boer deze deal maakten met een edelman, dan noem je deze boer een horige. Dit hele stelsel van heren, boeren en herendiensten heet het hofstelsel.
Hieronder zie je een middeleeuwse kalender waarop per maand aangegeven staat wat de boeren doen.
a. Zet de twaalf maanden onder elkaar en probeer er achter te komen wat er in elke maand gedaan moet worden.
b. Deze kalender is gemaakt van plaatjes en niet van tekst. Bedenk hiervoor een verklaring.
.jpg)
Opdracht 4:
Kopieer het schema naar je Word-document en geef een uitleg van de begrippen.
Standensamenleving |
|
Eerste stand |
|
Tweede stand |
|
Derde stand |
|
Paus |
|
Monniken |
|
Nonnen |
|
Klooster |
|
Leenstelsel |
|
Leenheer |
|
Leenman |
|
Pacht |
|
Herendiensten |
|
Horige |
|
Opdracht 5:
Noteer de antwoorden van de vragen in je Word-document.
a. Welke drie groepen zijn er in de standensamenleving?
b. Zijn deze drie groepen alle drie even rijk en machtig? Leg je antwoord uit.
c. De geestelijkheid staat bovenaan. Geef hiervoor een verklaring.
d. Wat voor werk doet iemand die in een klooster woont?
e. Wie staat er aan het hoofd van alle christenen?
f. Leg het leenstelsel uit door van het onderstaande schema op te schrijven wat 1 en wat 2 is.
..1…: geeft stukken land met boeren en boerderijen te leen
|


..2…: houdt de pacht, haalt belasting op, en spreekt recht. Helpt de koning met bestuur en tijdens oorlogen.
|
g. Waarom zoeken boeren hulp bij machtige edelen?
h. De boeren werken voor de edelmannen. Hoe noemen wij de boeren?
i. Wat krijgen de horigen terug voor hun werk van de edelman?
j. De titel van deze paragraaf is bidden, vechten en werken. Leg uit wat hiermee bedoeld wordt.
3. Christenen en Moslims
Het christendom is tijdens de Middeleeuwen blijven bestaan, maar daarnaast ontstond ook een nieuwe godsdienst: de islam. De volgers van de islam noemen wij moslims.
De islam en het christendom hebben veel overeenkomsten: Beide geloven in één god, de moslims noemen hun god Allah. Ook hebben beide geloven een profeet, voor de christenen is dit Jezus en voor de moslims Mohammed, zij worden gezien als de stichters van hun geloof. Beide geloven hebben ook een heilig boek, de christenen hebben de bijbel en de moslims de koran. Daarnaast is voor beide geloven Jeruzalem een heilige stad. Voor de christenen omdat Jezus hier is gekruisigd en opgestaan. Voor de moslims omdat Mohammed daar naar de hemel ging.
Natuurlijk zijn er ook een aantal verschillen tussen de geloven. Zo zien de christenen de koran niet als een heilig boek, terwijl de moslims de bijbel wel als een heilig boek zien. Ook zien de christenen Mohammed niet als profeet en de moslims Jezus wel. Nog een verschil is dat de moslims leven volgens vijf regels, dit noemen we de vijf zuilen van de islam:
- Geloofsbelijdenis: Je gelooft in een god en dat is Allah en zijn profeet is Mohammed.
- Bidden: Je bidt vijf keer per dag in de richting van Mekka.
- Armenbelasting: Je geeft geld aan de armen.
- Vasten: Eén keer per jaar, voor dertig dagen lang, van zonsopkomst tot zonsondergang vast je en dit doe je in de maand van de Ramadan.
- Bedevaart: Je reist tenminste één keer in je leven af naar Mekka.
In een korte tijd verspreid de islam zich in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. In 711 steken de moslims de Middelandse zee over en komen zij aan in Spanje. Met de komst van de islamitische wereld in Europa nemen zij ook veel nieuwe dingen mee. Zo komt er veel kennis van het oude Romeinse Rijk terug in Europa, ook komt er veel kennis van de Arabieren naar Europa. De Arabische volk woont al heel lang in Noord-Afrika. De Arabieren weten veel over astronomie en medicijnen. Daarnaast nemen zij ook nieuwe handelswaar mee naar Europa, zoals specerijen, katoen en sinaasappelen. Europese handelaren leren veel van hun Arabische collega's, zo ook het rekenen met de Arabische cijfers, die gebruiken wij vandaag de dag nog steeds.
Net als de christenen proberen de moslims hun geloof zo veel mogelijk te verspreiden en zoveel mogelijk gebied te veroveren. Jeruzalem wordt zelfs door de moslims verovert. De christenen zijn hier natuurlijk niet blij mee en daarom roept de paus op tot oorlog. Vanaf 1096 vindt de eerste oorlog om Jeruzalem plaats, daarna zullen er nog vele van deze kruistochten volgen.

Opdracht 6:
Kopieer het schema naar je Word-document en geef een uitleg van de begrippen.
Moslims |
|
Bijbel |
|
Koran |
|
de vijf zuilen van de islam |
|
Bedevaart |
|
Kruistochten |
|
Opdracht 7:
Klik op de onderstaande link, bekijk het filmpje en noteer de antwoorden van de vragen in je Word-document.
http://www.schooltv.nl/video/de-moskee-het-gebedshuis-van-moslims/
a. Hoe noemen we het gebedshuis van moslims?
b. Hoe kun je zo'n gebedshuis herkennen?
c. Wat is een belangrijke regel in een gebedshuis?
d. Hoe zit het met de vrouwen?
e. Hoe noemen de moslims iemand die het gebed leidt/voorleest?
Opdracht 8:
Hier onder staat een schema over het christendom en de islam, kopieer deze naar je Word-document en vul hem in.
|
Christendom |
Islam |
God |
|
|
Profeet |
|
|
Boek |
|
|
Stad |
|
|
Gebedshuis |
|
|
4. Afronden
Afsluitende opdrachten :
Geef antwoord op de leerdoelen.
-
Noem een oorzaken (redenen) noemen waarom het Romeinse rijk verdwijnt.
-
Leg uit hoe Europa christelijk werd door gebruik te maken van de volgende namen en begrippen: bisschoppen, bisdom, missionarissen en Karel de Grote.
-
Leg het begrip standensamenleving uit door gebruik te maken van de volgende begrippen: geestelijken, adel en boeren.
-
Leg uit welke taak elke stand had.
-
Leg uit op welke manier de koning zijn land bestuurd door gebruik te maken van de volgende begrippen: leenheer, leenman en leenstelsel.
-
Leg uit op welke manier de tweede stand de macht had over de derde stand door gebruik te maken van de volgende begrippen: horigen, pacht, herendiensten en hofstelsel.
-
Leg uit wanneer de godsdienst islam is ontstaan.
-
Noem de gebieden noemen naar waar de islam verspreid is.
-
Noem de vijf zuilen van de islam opnoemen.
-
Noem drie overeenkomsten (wat hetzelfde is) noemen tussen de godsdiensten islam en christendom.
-
Noem twee verschillen (wat anders is) noemen tussen de godsdiensten islam en christendom.
Opdracht 22:
Maak in tweetallen een kwartetspel over de middeleeuwen.
Voordat je gaat beginnen denk je eerst goed na over hoe een kwartetspel eruit ziet. Google dit, of misschien heb je er thuis nog een in de kast liggen.
En hoe ga je dit maken? Op de computer met plaatjes, of tekenen?
Het kwartetspel bestaat uit 6 setjes van 4 kaarten:
-
4 over het leven van de geestelijkheid,
-
4 over het leven van de adel,
-
4 over het leven van de boeren,
-
4 over de verspreiding van het christendom,
-
4 over de kenmerken van de islam,
-
4 over het leenstelsel