In dit hoofdstuk gaan wij het hebben over het eerste deel van de middeleeuwen. Deze periode duurt van 500 tot 1000 (n.Chr.). Voor de snelle rekenaars onder ons, dit hoofdstuk gaat over 500 jaar. In de indeling van de tijdvakken noemen we dit de tijd van Monniken en Ridders.
Wat je gaat leren kun je terug lezen in de leerdoelen:
Je kunt een oorzaken (redenen) noemen waarom het Romeinse rijk verdwijnt.
Je kunt uitleggen hoe Europa christelijk werd door gebruik te maken van de volgende namen en begrippen: bisschoppen, bisdom, missionarissen en Karel de Grote.
Je kunt het begrip standensamenleving uitleggen door gebruik te maken van de volgende begrippen: geestelijken, adel en boeren.
Je kunt uitleggen welke taak elke stand had.
Je kunt uitleggen op welke manier de koning zijn land bestuurd door gebruik te maken van de volgende begrippen: leenheer, leenman en leenstelsel.
Je kunt uitleggen op welke manier de tweede stand de macht had over de derde stand door gebruik te maken van de volgende begrippen: horigen, pacht, herendiensten en hofstelsel.
Je kunt uitleggen wanneer de godsdienst islam is ontstaan.
Je kunt de gebieden noemen naar waar de islam verspreid is.
Je kunt de vijf zuilen van de islam opnoemen.
Je kunt de vijf zuilen van de islam herkennen in een bron (afbeelding en tekst).
Je kunt drie overeenkomsten (wat hetzelfde is) noemen tussen de godsdiensten islam en christendom.
Je kunt twee verschillen (wat anders is) noemen tussen de godsdiensten islam en christendom.
Je kunt de belangrijkste gebeurtenissen uit dit hoofdstuk in de juiste chronologische volgorde zetten (op volgorde van tijd).