Aussehen und Gesundheit vmbo-b34

Aussehen und Gesundheit vmbo-b34

Start

Einleitung

Beste leerling,

Hartelijk welkom bij het thema 'Aussehen und Gesundheit'!
Deze keer gaat het over twee onderwerpen die vaak iets met elkaar te maken hebben.

Uiterlijk
Als we ons niet lekker voelen of ziek zijn, is dat vaak ook aan ons uiterlijk te zien. Dan zien we er bleekjes of moe uit. We hebben een rode neus of tranende ogen.
 

Gezondheid
Andersom kan ons uiterlijk ook invloed hebben op onze gezondheid en ons gevoel.
Als we niet lekker in ons vel zitten, kan dat zelfs tot ziektes (zoals eetstoornissen) leiden.

In dit thema houd je je dus bezig met het uiterlijk en de gezondheid.

Spreek in de klas over jullie ervaringen:

  • Hoe belangrijk is uiterlijk voor jullie?
  • Hoe belangrijk is gezondheid voor jullie?
  • Kunnen uiterlijk en gezondheid iets met elkaar te maken hebben?
    Kun je een voorbeeld noemen?
  • Wie van jullie is al een keer in een Duitstalig land naar de dokter geweest?
    Kon je je verstaanbaar maken?

 

Inhalt - Inhoud
Het thema 'Aussehen und Gesundheit' bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Start
  • Werkzeugkasten 1
  • Hören
  • Lesen
  • Werkzeugkasten 2
  • Sprechen
  • Schreiben
  • Landeskunde
  • Sprachaufgaben

Viel Spaß! - Veel plezier!

Was kannst du schon?

Starttest
Voordat je aan het nieuwe thema begint, is het goed na te denken over wat je al kunt.
Lees de zinnen in het schemablokje. Geef steeds aan hoeveel je al weet.


  Nee, nog helemaal niet Ja, een beetje Ja, geen enkel probleem
  • Ik kan informatie uit korte luisterteksten begrijpen.
    (bijv. hoe iemand eruit ziet, wat iemand over zijn bezoek aan de tandarts vertelt).
     
  • Ik kan een korte tekst over de rol die het uiterlijk in ons leven speelt, lezen.
     
  • Ik kan een eenvoudig gesprek voeren over hoe ik me voel.
     
  • Ik kan een persoonlijk briefje of e-mail schrijven.
    (bijv. een beterschapskaartje)
     
  • Ik ben al een keer in een Duitstalig land bij de dokter geweest.
     

 

Oefening
Welke woorden hebben met gezondheid te maken?

Oefening:Starttest

Was wirst du lernen?

Ziele - Doel
In het onderdeel 'Sprachaufgaben' ga je een aantal situaties oefenen.

  • Je gaat tijdens je wintersportvakantie in Oostenrijk naar de dokter.
  • Je leert iemand kennen die een skiongeluk heeft gehad.
  • Je wisselt informatie uit over uiterlijk en gezondheid.

 

Daarom:

  • Luister en kijk je naar video's over het thema 'Aussehen und Gesundheit'.
  • Lees je teksten over het thema 'Aussehen und Gesundheit'.
  • Spreek je over je eigen uiterlijk en gezondheid.
  • Beschrijf je het uiterlijk van andere personen.
  • Doe je een 'bodycheck'.
  • Kom je iets over een Duitse castingshow te weten.
  • Leer je belangrijke woorden en uitdrukkingen.
  • Leer je enkele basisregels van de Duitse grammatica.
  • Leer en doe je nog veel meer...

Bij 'Sprachaufgaben' vind je situaties waarin je alles wat je hebt geleerd kunt gebruiken.

Let daarbij op:

  • de uitspraak
  • de spelling
  • de woorden en de zinnen
  • de grammatica

Het is echt niet erg als je dat nog niet kunt!
Je leert het namelijk pas in dit thema.

Aan de slag!

Viel Erfolg!

Arbeitsplan

Ieder thema bestaat uit een groot aantal opdrachten.
Het is belangrijk dat je goed bijhoudt welke opdrachten je gedaan hebt.
Om je te helpen hebben we een werkplan gemaakt.
Op dat werkplan kun je bijhouden welke onderdelen je al gedaan hebt.

Download hier het Arbeitsplan Aussehen und Gesundheit

Werkzeugkasten 1

Einleitung

In Werkzeugkasten 1 vind je:

  1. woorden en zinnen over uiterlijk;
  2. woorden en zinnen over gezondheid;
  3. oefeningen om deze woorden beter te onthouden.

 

Je hebt de woordjes, zinnen en grammatica nodig om de taaltaken bij dit thema te kunnen maken.

 

Wortschatz Wrts

Om de opdrachten in dit thema goed te kunnen maken, moet je een aantal woordjes en zinnen kennen. Voor elk thema staan er in StudioWozzol woordenlijsten klaar, waar je mee kunt oefenen: 
 

 Wortschatz A

 Wortschatz B

 Wortschatz C

 Aussagen A

 Aussagen B

 Aussagen C

 

Je hebt de woordenlijsten geoefend met StudioWozzol
Met dit programma kun je woordjes op een gemakkelijke en efficiënte manier leren.
Klik op de knop StudioWozzol om met nog veel meer woorden aan de slag te gaan!
De eerste keer moet je je even aanmelden, zodat je voortgang kan worden bijgehouden

StudioWozzol

Aussehen

  1. Open de StudioWozzol-lijst neem Aussagen A deze over.
  2. Oefen en leer de zinnen met Wozzol.

Neem de linkerkolom over in je schrift. Persoon A stelt vragen aan persoon B over het uiterlijk.
Schrijf de antwoorden in de juiste volgorde in de rechterkolom.
 
Persoon A Persoon B
1 Wie groß bist du? a Ja, ich war gestern beim Friseur.
2 Welche Augenfarbe hat er? b Ja, weil sie viel Sport treibt und gesund isst.
3 Hast du eine Brille? c Danke, du aber auch!
4 Hast du eine neue Frisur? d Nein, ich habe Kontaktlinsen.
5 Gught siehst du aus! e Er hat graue Augen.
6 Sie hat eine gute Figur. f Ich bin 1,68 Meter.

 

  1. Open de StudioWozzol-lijst Wortschatz A en neem deze over.
  2. Oefen en leer de woorden met Wozzol.

 

Oefening 2
Sleep in deze oefening de woorden bij de passende omschrijving.

Oefening:Aussehen - Uiterlijk

Oefening 3: Wie is dat?
In deze oefening ga je een spelletje spelen.

  1. klik op de link Wer ist das?
  2. Klik op 'Start'.
  3. Luister naar en lees de beschrijving van de persoon.
  4. Sleep de juiste afbeelding naar de stip bij de beschrijving.

 

  1. Open de StudioWozzol-lijst Wortschatz B en neem hem over.
  2. Oefen en leer de woorden met Wozzol.

 

Oefening 4
Benoem de lichaamsdelen van de robot.


  1. Open de link.
  2. Klik op 'Start' en daarna op het rode 'Play'-pijltje en beweeg zo de robot.
  3. Klik op 'Pause' en op een lichaamsdeel. Je hoort wat het is.
  4. Tik het woord in het bijpassende invulveld en klik op 'Check'.
  5. Herhaal tot je alle lichaamsdelen hebt gehad.

 

Ten slotte ....
Controleer je antwoorden.

 

Gesundheit

  1. Herhaal de StudioWozzol-lijst.

    Wortschatz B

  2. Open de StudioWozzol-lijst en neem deze over.

    Aussagen B

  3. Oefen en leer de woordjes en zinnen.

Oefening 1
Wat zeg je of vraag je in de volgende situaties?
Kies uit: Gute Besserung! – Gesundheit! – Ich fühle mich nicht so gut.
Was tut dir weh? – Wie geht es dir?

Oefening 2
Wat zeg je tegen de dokter? Speel het spelletje: Beim Arzt .

  1. Klik op 'Start'.
  2. Luister naar het antwoord en vul het ontbrekende woord in.
  3. Klik op 'Check'.

Oefening:Aussehen und Gesundheit Werkzeugkasten 1: Wortschatz Gesundheit

Gesundheit - Gezondheid

  1. Open de StudioWozzol-lijst Aussagen C en neem deze over.
  2. Oefen en leer de woordjes en zinnen.

 

Oefening 3
Vul een passend woord in bij deze oefening.

 

Open de StudioWozzol-lijst Wortschatz C en neem deze over. Oefen en leer de woordjes en zinnen.

 

Oefening 4 
In deze oefening draai je de vetgedrukte letters om zodat er een woord ontstaat. Leer daarna de nieuwe woorden en zinnen.

Oefening:Aussagen C

Oefening:Wortschatz C

Hören

Einleitung

Hier oefen je je luistervaardigheid.
Je maakt verschillende luisteropdrachten.
Alles wat je hier leert, helpt je de taaltaken van dit thema goed te maken.

Je:

  • hoort iets over het uiterlijk van verschillende personen.
  • luistert naar de podcast van Nina over haar laatste bezoek aan de tandarts.
  • kijkt naar een uitzending over een meisje met een eetstoornis.


Viel Erfolg!

Lerntipp Hören

Voordat je gaat luisteren:

  • Lees de vragen goed. Dan kun je je beter concentreren
    op de gezochte informatie.

Terwijl je luistert:

  • Let vanaf het begin goed op!
  • Concentreer je. Laat je niet afleiden.
  • Schrijf het antwoord op en lees dan meteen de volgende vraag.
  • Ging het te vlug? Herhaal de oefening als dat mogelijk is.
  • Begrijp je niet alles? Geen probleem!
    Je hoeft niet alle woorden te snappen om de tekst toch te begrijpen.

So sehe ich aus

Je gaat luisteren naar vier jongeren die kort beschrijven hoe ze eruitzien.
Neem eerst de tabel over in je schrift.

 

naam lengte lengte haar kleur haar kleur ogen bril / lenzen
Klara ..... lang ..... x .....
Andy 1,89 m ..... ..... ..... x
Rita ..... ..... donkerbruin grijs x
Paul 1,68 m ..... ..... ..... .....

 

Oefening 1

  1. Klik op het witte pijltje en luister naar Klara.
  2. Schrijf de ontbrekende informatie over Klara in het Nederlands in de bovenstaande tabel.

 

Oefening 2

  1. Klik op het witte pijltje en luister naar Andy.
  2. Schrijf de ontbrekende informatie over Andy in het Nederlands in de bovenstaande tabel.

 

 

Oefening 3

  1. Klik op het witte pijltje en luister naar Rita.
  2. Schrijf de ontbrekende informatie over Rita in het Nederlands in de tabel op p. 1.

 

 

Oefening 4

  1. Klik op het witte pijltje en luister naar Paul.
  2. Schrijf de ontbrekende informatie over Paul in het Nederlands in de tabel op p. 1.

Bespreek na het maken van de oefeningen 1 t/m 4 de antwoorden met je docent.

Zahnarzt

Je gaat luisteren naar Nina.
Ze vertelt over haar laatste bezoek aan de tandarts.

 
  1. Wanneer is Nina naar de tandarts geweest?
    1. Drie dagen geleden.
    2. Een week geleden.
    3. Gisteren.
 

 

  1. Hoe keek Nina van tevoren naar het bezoek?
    1. Ze dacht dat het snel zou gaan omdat ze geen klachten had.
    2. Ze vreesde dat het langer zou duren omdat ze lichte pijn voelde.
    3. Ze zag er tegen op omdat ze bang is voor de tandarts.

 

 

Oefening 1
Luister nogmaals naar Nina en maak onderstaande oefening in je schrift. Zet de volgende zinnen in de juiste volgorde.


  1. Nina neemt op de stoel plaats.
  2. De tandarts vult de gaatjes.
  3. De tandarts belt met Nina's moeder.
  4. Nina moet € 80 betalen.
  5. Nina wacht 20 minuten.
  6. De tandarts vindt twee gaatjes.
  7. Nina wacht 30 à 40 minuten.
  8. Nina gaat een hapje eten.

Ten slotte ...
Controleer je antwoorden.

 

Iss was!

Lees de volgende inleiding en maak daarna de oefeningen.


Josi ist 19 und lebt in einer Wohngemeinschaft für essgestörte Mädchen.
Fast sechs Jahre lang drehte sich in ihrem Leben alles um das Abnehmen.
In dieser Zeit hat Josi immer weniger gegessen.
In der Wohngemeinschaft versucht sie jetzt gemeinsam mit den anderen Mädchen, die Krankheit zu besiegen.

Warum Josi und viele andere Jugendliche an Essstörungen leiden?
Was es eigentlich bedeutet, magersüchtig zu sein?
Was man gegen die Krankheit tun kann und wie es Josi heute geht?

Das erfährst du in dieser Folge von Neuneinhalb.

 

Oefening 1
Wat betekenen de woorden? Zoek de Nederlandse vertaling en zet deze achter het Duitse woord.

 

Oefening 2

  1. Kijk naar de uitzending 'Iss was! – Besiegt Josi ihre Magersucht?'
  2. Beantwoord de volgende vragen in het Nederlands in je schrift.

  1. Hoe lang heeft Josi het volgehouden weinig tot niets te eten?
  2. Hoeveel woog Josi op een gegeven moment nog maar?
  3. Welke gevolgen had de ziekte op het sociale leven van Josi?
  4. Wat kun je volgens de therapeute het beste doen als je vermoedt dat iemand een eetstoornis heeft?
  5. Wat is Josi’s droom m.b.t. de eetstoornis?

Oefening:Oefening 1

 

Ten slotte....
Controleer je antwoorden.

 

Xtra: Flora*

Je gaat straks kijken naar een video over het meisje Flora.

  1. Lees eerst de inleiding.

    Inleiding - Junge oder Mädchen
    Junge oder Mädchen – was bedeutet das eigentlich?
    Ist man ein Junge, nur weil man mit einem Penis geboren wurde? Oder ist man in jedem Fall ein Mädchen, weil einem irgendwann Brüste wachsen?
    Für die meisten Menschen ist das genau so: Sie werden in einem Jungen- oder in einem Mädchenkörper geboren und leben dann ihr ganzes Leben zufrieden in dieser Rolle. Eben als Junge oder als Mädchen.
    Aber was, wenn man zum Beispiel als Junge auf die Welt gekommen ist, sich aber wie ein Mädchen fühlt?

Oefening :Junge oder Mädchen

  1. Lees de vragen, bekijk de video (tot 4:32 minuten) en kies het juiste antwoord.

    Videohttp://www1.wdr.de/kinder/tv/


  2.  

Oefening:Wie Florian zu Flora wurde

  1. Lees de vragen, bekijk de video (tot het einde) en kies richtig of falsch.


  2.  

Oefening:Richtig of falsch

  1. Denk over de volgende vragen na en praat er eventueel met een medeleerling over.
    • Ken jij mensen die net zo zijn als Flora?
    • Hoe denk jij/denken mensen in je omgeving over die problematiek?
    • Hoe zou jij reageren als je beste vriend(in) met dit verhaal bij jou zou komen?

Xtra: Flora**

Je gaat straks kijken naar een video over het meisje Flora.

  1. Lees eerst de inleiding.
Junge oder Mädchen
Junge oder Mädchen – was bedeutet das eigentlich?
Ist man ein Junge, nur weil man mit einem Penis geboren wurde? Oder ist man in jedem Fall ein Mädchen, weil einem irgendwann Brüste wachsen?
Für die meisten Menschen ist das genau so: Sie werden in einem Jungen- oder in einem Mädchenkörper geboren und leben dann ihr ganzes Leben zufrieden in dieser Rolle. Eben als Junge oder als Mädchen.
Aber was, wenn man zum Beispiel als Junge auf die Welt gekommen ist, sich aber wie ein Mädchen fühlt?
  1. Lees de volgende tekst.
Malin trifft Flora
Malin trifft Flora. Flora hieß früher Florian, aber schon als kleiner Junge fühlte Florian sich wie ein Mädchen. Vor zwei Jahren hat Flora sich entschieden, als Mädchen zu leben. Jetzt fühlt sie sich nicht mehr nur wie eins, sie sieht auch so aus: Haare, Klamotten, alles an ihr wirkt weiblich. Wie Flora heute als Mädchen lebt? Das zeigt dir diese Folge von neuneinhalb.

 

Oefening :1 Flora

Oefening :2 Flora

  1. Denk over de volgende vragen na en praat er eventueel met een medeleerling over.
    • Ken jij mensen die net zo zijn als Flora?
    • Hoe denk jij/denken mensen in je omgeving over die problematiek?
    • Hoe zou jij reageren als je beste vriend(in) met dit verhaal bij jou zou komen?

Xtra: Allergien***

Je gaat straks kijken naar een video over allergieën.

  1. Praat eerst in de klas of in groepjes over de volgende vragen:
    • Heb jij een allergie? Zo ja, wat voor een?
    • Ken je iemand die een allergie heeft? Zo ja, wat voor allergie heeft diegene?
    • Hoe uit zich de allergie?
    • Wat zijn de gevolgen van de allergie?
    • Wat kun je aan een allergie doen?

  2. Lees de inleiding en beantwoord de vragen.
    Inleiding - Allergien
    Laufende Nase, tränende Augen, juckende Haut – immer mehr Menschen leiden unter Allergien, darunter auch viele Kinder.
    Ihr Körper reagiert zum Beispiel allergisch auf Blütenpollen, auf Nahrungsmittel wie Erdnüsse oder Eier, auf Hausstaub, Schimmel oder Tierhaare.
    Auch die 11-jährige Avery plagt seit einiger Zeit ein lästiger Schnupfen. Vor allem wenn sie im Frühling draußen spielt, läuft die Nase ununterbrochen.
    Robert begleitet Avery zum Arzt. Ein Hauttest soll klären: Hat sie tatsächlich eine Allergie?
    Außerdem trifft Robert Mia. Mia liebt das Reiten, versorgt die Pferde mit Futter und macht sie sauber, reagiert aber auf Pferdehaare extrem allergisch und hätte ihr Hobby deshalb fast aufgeben müssen.
    Welchen Ausweg Mia gefunden hat und wie sich Robert bei seiner ersten Reitstunde schlägt?
    Das siehst du hier bei neuneinhalb.

Oefening :Allergien


  1. Lees de vragen, bekijk de video (tot 5:36 minuten) en kies het juiste alternatief.
    Video: www1.wdr.de/kinder/tv

Oefening :Hatschi! - Wie Allergien uns das Leben schwer machen

  1. Lees de vragen, bekijk de video (tot het einde) en beantwoord de vragen in het Nederlands.
    Video: www1.wdr.de/kinder/tv

Oefening :Hatschi! - Wie Allergien uns das Leben schwer machen

Lesen

Einleitung

Hier oefen je je leesvaardigheid.
Je leert Duitse teksten beter begrijpen.


De teksten gaan over:

  • de vraag wat mooi is en wat mooi maakt.
  • schoonheidsidealen.
  • oude huismiddelen bij gezondheidsklachten.


Viel Erfolg!

Lerntipp Lesen

Voordat je gaat lezen:

  • Bekijk eerst de titel, de plaatjes en de apart gedrukte woorden.
  • Lees de inleiding.
  • Kijk wat voor soort tekst het is (brief, sprookje, gebruiksaanwijzing enz.).
  • Lees de opdrachten.
  • Bepaal de manier van lezen: skimmen (globaal lezen om er achter te komen waar de tekst over gaat), scannen (zoeken naar bepaalde woorden of getallen), intensief lezen (zin voor zin).
  • Als er meerkeuzevragen staan, bekijk dan alle antwoorden en kijk wat de verschillen zijn.

 

Terwijl je leest:

  • Begrijp je niet alles? Het is niet nodig om alle Duitse woorden te begrijpen om te weten waar de tekst over gaat!
  • Vaak kun je de betekenis wel ongeveer raden door de rest van de zin te bekijken of door te kijken op welk Nederlands (Engels, Frans, Russisch enz.) woord het lijkt.

Was ist schön

  • Vind je je zelf mooi?
  • Is je vriend(in) mooi?
  • Welke zanger(es) of acteur/actrice vind je mooi?
  • Wanneer is iemand volgens jou mooi?

Denk eerst even kort na over deze vragen.
Praat er daarna over met een medeleerling.
De volgende teksten gaan over mooi zijn en mooi maken.

 

 

Oefening 1


Schönheit kommt von innen!
Aussehen und äußeres Erscheinungsbild sind nicht unwichtig.
Nur, wer bestimmt eigentlich, was schön ist?!
Reicht eine gute Figur oder ein bestimmtes Gesicht, um schön zu sein?
Attraktivität hängt auch vom Wohlbefinden und Selbstvertrauen ab.

Ausstrahlung ist wichtig
Schönheit kommt von innen – durch ein positives Körpergefühl und Selbstbewusstsein.
Wenn du gelernt hast, dich so anzunehmen und zu mögen wie du bist, strahlst du dies auf andere aus!
Dazu gehört, einzelne Körperpartien an dir nicht selbstkritisch zu betrachten und zum Beispiel zu glauben, nur wegen des kleinen Busens oder des fehlenden Waschbrettbauches (= gespierde buik) nicht anzukommen.

Die eigene Schönheit entdecken
Kaum jemand ist restlos zufrieden mit dem, was die Natur ihm oder ihr mitgegeben hat.
Finde also heraus, was dir an dir gefällt.

Quelle: https://www.loveline.de


 

  1. Lees de tekst.
  2. In de tekst staan een aantal vetgedrukte woorden.
    Deze staan door elkaar in de volgende oefening.
  3. Zet de Nederlandse vertaling achter het Duitse woord.

 


1 innen a borst
2 unwichtig b uitstraling
3 Busen c binnen
4 Schönheit d bepaalt
5 Ausstrahlung e schoonheid
6 bestimmt f onbelangrijk


1 = ...   2 = ...   3 = ...   4 = ...   5 = ...   6 = ...

 

Oefening 2

  1. Lees de tekst bij Oefening 1 nogmaals.
  2. Beantwoord de vragen in het Nederlands in je schrift. 

  1. Zijn een goed figuur of een bepaald gezicht voldoende om mooi te zijn?
  2. Wat moet je volgens de tekst zeker niet doen?
  3. Wat moet je volgens de tekst wel doen om tevreden over jezelf te zijn?

 

Oefening 3


Spieglein, Spieglein an der Wand...
Was Schönheit ist, wird unterschiedlich gesehen.
Mode, Werbung, Zeitschriften, Internet, Film und Fernsehen zeigen scheinbar perfekte Körper und makellose Gesichter!
Viele Jugendliche, aber auch Erwachsene, sind mit ihrem Aussehen unzufrieden, weil sie glauben,
diesen Schönheitsidealen nicht zu entsprechen.

A (kopje?)
Heutzutage ist eine 'digitale' Bearbeitung und Veränderung von Fotos durch Computerprogramme leicht möglich.
Sogar ganze Körperteile können auf Fotos ausgetauscht oder verändert werden, damit sie dem gängigen Schönheitsideal entsprechen.
In Filmen werden Doubles für Körperteile eingesetzt und bei Fotoaufnahmen zum Beispiel
die Haut abgeklebt, um sie straffer erscheinen zu lassen.

B (kopje?)
Sich selbst zu mögen und einen eigenen Stil zu entwickeln ist nicht immer einfach. Läuft man aber ständig dem neuesten Trend hinterher, sieht man vielleicht gut aus, ist aber trotzdem nicht glücklich.

Quelle: https://www.loveline.de
  1. Lees de tekst.
  2. Welk tussenkopje hoort bij welke alinea? Kies uit:
    1. Einen eigenen Stil entwickeln
    2. Fotos sind oft manipuliert

 

Tenslotte ...
Controleer de antwoorden op de oefeningen.

Essstörungen

Sommige mensen eten weinig als ze verdrietig zijn of als ze stress of problemen hebben.
Andere mensen eten dan juist veel meer.
Als het af en toe gebeurt is het niet zo erg.
Als dat eetgedrag normaal wordt, kan het tot een eetstoornis leiden.

Eetstoornissen kunnen het gevolg zijn van psychische problemen.
Ze kunnen een uitweg, een vlucht of een vervanging zijn.
Het heeft te maken met gevoel en behoefte.

  • Heb jij weleens hevige trek of juist helemaal geen trek?
  • In welke situaties heb je dat?
  • Wat doe je dan?

Denk er even kort over na of bespreek de vraag met een klasgenoot.

 

Oefening 

  1. Wat hoort bij elkaar?
  2. Zoek bij de Duitse woorden de juiste vertaling.
  3. Schrijf de woorden in je schrift.
 

Oefening:Essstörungen - Eetstoornissen

Au! Hatschi!

Iedereen is weleens ziek.
Je hebt dan klachten als buikpijn, diarree, hooikoorts, hoest, etc.
Je hoeft niet altijd meteen naar de dokter.
Soms helpen ouderwetse huismiddeltjes ook.
Er zijn ook trucjes om snel weer beter te worden:

  • Je kunt bijv. tandpasta op een koortslip smeren.
  • Je kunt een kruik met heet water op je buik leggen als je buikpijn hebt.

Ken jij ook van die trucjes?
Welke huismiddelen gebruiken jullie thuis als iemand buikpijn of keelpijn heeft?

 

Oefening

  1. Maak met je klasgenoten een lijstje van klachten, die vaak voorkomen.
  2. Vorm groepjes.
  3. Elk groepje neemt een klacht van het lijstje.
  4. Zoek op internet naar een middeltje of oplossing om de klacht te verhelpen.
  5. Bespreek met elkaar in de klas wat jullie gevonden hebben.
  6. Schrijf voor jezelf wat handige tips op.
    Misschien kun je ze ooit gebruiken!

Tip! Kijk bijv. op onderstaande sites:

Werkzeugkasten 2

Einleitung

De Werkzeugkasten is een soort gereedschapskist.
Hierin vindt je de grammatica die je nodig hebt voor thema Aussehen und Gesundheit.

In Werkzeugkasten 2 vind je de onderdelen:

  • Grammatica: onvoltooid verleden tijd (Präteritum) van haben (= hebben), sein (= zijn) en werden (= worden).
  • Grammatica: Deel 1 - vergrotende en overtreffende trap van bijvoeglijke naamwoorden.
  • Grammatica: Deel 2 - vergelijkingen.
  • Allerlei spelletjes.

Grammatik Lerntipps

  • Kijk goed naar de uitleg en maak de oefeningen.
  • Schrijf de regels met voorbeelden in je schrift.

Grammatik: Präteritum

Met de verleden tijd (ovt) kun iets omschrijven wat in het verleden gebeurd is.
Kijk naar een paar voorbeelden.

 
Duits Nederlands
Früher hatte ich eine Brille. Vroeger had ik een bril.
Gestern waren wir krank. Gisteren waren wij ziek.
Darum wurde er operiert. Daarom werd hij geopereerd.

 

Haben, sein en werden in de verleden tijd
Bestudeer de tabel en leer de vormen uit je hoofd!

 

  haben sein werden
ich hatte war wurde
du hattest warst wurdest
er/sie/es hatte war wurde
wir hatten waren wurden
ihr hattet wart wurdet
sie/Sie hatten waren wurden

 

Oefeningen
Heb je de vormen goed geleerd?
Maak dan nu de volgende oefeningen met haben, sein en werden.

Oefening:Kies uit de goede werkwoordsvorm (ovt).

Oefening:Zet de goede werkwoordsvorm (ovt) in de zin.

Oefening:Typ de juiste werkwoordsvorm (ovt) in.

Grammatik: Steigerung

Deel 1: De vergrotende en overtreffende trap

  1. Bekijk de video (tot 1:55). Deze gaat over de vergrotende trap (Komparativ) en de overtreffende trap (Superlativ).
  2. Bestudeer daarna de tabel.


Vergrotende trap Bijvoeglijk naamwoord + er
Overtreffende trap Bijvoeglijk naamwoord + st
Overtreffende trap Bijvoeglijk naamwoord + op d, t of s-klank + est
Vertaling van "het .... st" am + overtreffende trap + en


- Veel bijvoeglijke naamwoorden met maar één lettergreep krijgen een Umlaut bij beide trappen.

jung – jünger – jüngst
arm - ärmer - ärmst
kurz - kürzer - kürzest
lang - länger - längst


- De vertaling van bijv. 'het mooist' maak je als volgt: am + overtreffende trap + -en

schön - am schönst-en
richtig - am richtigst-en
laut - aum lautest-en
heiß - am heißest-en


- Er zijn ook onregelmatige vormen die je moet kennen.

gut – besser – besten
groß - größer - größt
nah - näher - nächst
hoch - höher - höchst
viel - mehr - meist
gern - lieber - liebst

Oefening 1
Maak de volgende oefening.


Oefening 2
Neem de tabel over.
Vul de ontbrekende vergrotende en overtreffende trap in.


Bijv.naamwoord Vergrotende trap Overtreffende trap
schnell schneller am schnellsten
langsam ..... .....
dünn ..... .....
lang ..... .....
gut ..... .....
viel ..... .....


Oefening:Vergrotende en overtreffende trap

Deel 2: Vergelijkingen

  1. Bekijk het tweede deel van de video (vanaf 1:56).
    De uitleg gaat over vergelijkingen.
  2. Bestudeer het overzicht. Het zijn woorden die je gebruikt als je dingen of personen met elkaar wilt vergelijken.

Nederlands Duits
dan als
net zo ... als genauso/ebenso ... wie
even gleich

Oefening 3
Maak de volgende oefening. Vertaal het woordje tussen haakjes.


Oefening:Wat klopt?

Oefening 4

  1. Vertaal de zinnen in het Nederlands.
  2. Schrijf ze in je schrift.
  3. Controleer ze daarna.

  1. Früher war ich langsamer als jetzt. Jetzt bin ich am schnellsten.
  2. Früher hatte ich mehr Kopfschmerzen als jetzt.
  3. Früher war ich dick als jetzt. Jetzt bin ich am dünnsten.
  4. Früher waren meine Haare länger als jetzt. Jetzt sind sie am kürzesten.


Leer de grammatica uit je hoofd.

 

 

Ten slotte....
Controleer de antwoorden.

 

Spiele

Met deze spelletjes leer je nog beter Duits!
 

  1. Boter-Kaas-Eieren
  2. Woordzoeker
  3. Tetris

 


Viel Spaß!

 

Extra: LvoorL

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staan video's die goed passen bij dit thema.
Bekijk de video's. Kun je de video's goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video's met een klasgenoot.

Trappen van vergelijking
Verleden tijd van Haben en Sein

Let op:
Als je een video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.

Sprechen

Einleitung

Hier ga je je spreekvaardigheid oefenen en verbeteren.

In dit thema:

  • geef je een beschrijving van jezelf en andere personen;
  • zeg je tijdens je uitwisseling naar het buitenland dat je je niet lekker voelt;
  • voer je een gesprek bij de dokter.

 


Succes! Viel Erfolg!

 

Lerntipp Sprechen

Voordat je gaat spreken:

  • Kijk eerst goed naar de aanwijzingen.
  • Bedenk welke woorden en uitdrukkingen je nodig hebt.
  • Schrijf NIET het hele gesprek op. Als je met trefwoorden werkt, klinkt het gesprek veel natuurlijker.

Terwijl je spreekt:

  • Kijk naar je partner of het publiek.
  • Spreek duidelijk, rustig en niet te zacht.
  • Omschrijf wat je bedoelt als je een woord niet weet.
  • Vraag om uitleg of herhaling als je je partner niet begrijpt.
  • Wees niet bang om fouten te maken. (De meeste mensen zullen het erg waarderen dat je hun taal spreekt.)

Personen beschreiben

Het kan gebeuren dat je een beschrijving van iemand moet geven.
Je praat bijv. met iemand over een vriend/in, die er zelf niet bij is.
Je raakt je broertje kwijt in het winkelcentrum.
Je moet dan kunnen uitleggen hoe hij eruit ziet.

Overleg met je docent of je alle opdrachten gaat doen of dat je een keuze maakt.

Opdracht 1:
Je gaat een rollenspelletje doen met een klasgenoot.
Je gaat een medeleerling omschrijven.


  1. Vorm samen met een klasgenoot een groepje.
  2. Verdeel de rollen waarbij:
    • leerling A wijst een medeleerling aan. Hij/zij zegt: 'Das ist Bart'.
    • leerling B het uiterlijk van Bart zo uitgebreid mogelijk omschrijft (in minstens vijf zinnen).
    • leerling A vragen kan stellen aan leerling B.
  3. Maak gebruik van de woorden uit Werkzeugkasten 1 ('Aussehen').
  4. Wissel van rol.
  5. Elke leerling beschrijft minstens drie klasgenoten.

 

Opdracht 2: Wie ben ik?
Je gaat met twee klasgenoten iemand in gedachten nemen. Een derde klasgenoot moet raden wie dat is. Dat kan door vragen te stellen.

 


  1. Vorm een groepje van drie leerlingen.
  2. Twee leerlingen uit het groepje verzinnen een persoon die iedereen in het groepje kent.
    Dat kan een leraar zijn, directeur, zanger(es), filmster etc.
  3. Zijn/haar naam schrijf je op een post-itvelletje.
    Plak het op de rug of voorhoofd van de derde leerling.
  4. De leerling met het briefje moet nu raden wie hij is.
    Om daarachter te komen stelt hij ja/nee-vragen
    (bijv. 'Bin ich ein Mann?', 'Bin ich groß?',
    'Habe ich eine Brille?').
  5. Als het antwoord 'ja' is, krijgt de leerling een punt.
  6. Als de leerling de persoon heeft geraden, is de volgende leerling uit het groepje aan de beurt.
  7. De leerling met de meeste punten heeft gewonnen.

Opdracht 3: Benjamin is weg!
Je bent met je ouders en je broertje Benjamin in winkelcentrum Centro in Oberhausen.
Je ouders willen kerstcadeautjes kopen. Die mag je natuurlijk nog niet zien.
Ze hebben jou en je broertje daarom bij de computerspelletjeshoek achtergelaten.
Je moet natuurlijk wel op Benjamin passen.
Ineens is Benjamin verdwenen!
Wat nu?

 
  1. Je gaat naar de klantenservice en vraagt om hulp.
  2. De medewerkster vraagt of je kan vertellen hoe Benjamin eruit ziet.
  3. Probeer Benjamin zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven.
    Noem zijn leeftijd, vertel wat hij aan heeft, wat zijn haarkleur is....
  4. Luister naar enkele beschrijvingen in de klas.

 

Opdracht 4: Blind date
Je bent op een camping in Duitsland.
Er wordt een 'blind-date'-avond georganiseerd.
Je doet ook mee.

 


  1. Verdeel de klas in twee groepen: meisjes en jongens.
    Let op! ze mogen elkaar niet zien!
  2. Elke groep kiest een kandidaat.
  3. De twee kandidaten gaan een gesprek voeren. (zonder elkaar te zien!)
    • Ze kunnen vertellen over hun uiterlijk.
    • Ze mogen elkaar ook vragen stellen over het uiterlijk van de ander.
  4. Door zo'n gesprekje komen ze erachter of ze willen daten!
  5. Wijs telkens twee andere kandidaten aan.
  6. Zo krijgt iedereen in de klas een beurt!

Gute Besserung!

Stel je voor dat je op vakantie in het buitenland bent of je neemt voor school deel aan een uitwisseling.
Je voelt je niet zo lekker. Je moet wel kunnen aangeven wat je mankeert.
Dat oefen je met de volgende opdrachten.

Overleg met je docent of je deze opdrachten wel/niet allemaal gaat doen.

 

Opdracht 1
Je legt aan je uitwisselingspartner uit dat je je niet zo lekker voelt.

  1. Vorm groepjes van twee personen.
  2. Lees eerst het voorbeeldgesprek tussen persoon A en persoon B.
    A: Heute komme ich nicht mit.
    B: Warum denn nicht?
    A: Es geht mir nicht so gut.
    B: Was hast du denn?
    A: Ich habe Durchfall.
    B: Musst du zum Arzt?
    A: Nein, ich bleibe nur einen Tag zu Hause.
    B: Brauchst du was?
    A: Ja, hast du vielleicht Kohletabletten?
    B: Ja, Moment. – Hier, bitte.
    A: Danke.
    B: Gute Besserung!
  3. Bedenk samen nog een of twee gesprekjes.
    Let op: elke klacht geeft weer een ander gesprekje!
  4. Wissel ook van rol.

 

Klachten waarover je kunt praten:
buikpijn, hoofdpijn, kiespijn, misselijk, koorts, verkoudheid, keelpijn...

 

Opdracht 2
Je bent op vakantie in Duitsland en je voelt je niet lekker.
Daarom ga je naar de dokter.

  1. Vorm groepjes van twee personen.
  2. Verdeel de rollen:
    • patiënt = persoon A.
    • dokter = persoon B.
  3. Lees je eigen rol goed door.
    Deze vind je door op onderstaande linkjes te klikken.
  4. Oefen het gesprek.
  5. Wissel ook eens van rol.
  6. Laat je docent naar jullie gesprek luisteren.
    Ook kun je samen met de klas naar een aantal gesprekjes luisteren.

Hier vind je de rollen: Rollenkarte Beim Arzt A en Rollenkarte Beim Arzt B
 

  1. Vergelijk jullie gesprek met het antwoordmodel.
    Antwoordmodel

 

Opdracht 3
Je bent op wintersport in Oostenrijk. Je bent daar op de piste gevallen.
Nu zit je bij de dokter.

  1. Vorm groepjes van twee personen.
  2. Verdeel de rollen:
    • patiënt = persoon A.
    • dokter = persoon B.
  3. Lees je eigen rol goed door.
    Deze vind je door op onderstaande linkjes te klikken.
  4. Oefen het gesprek.
  5. Wissel ook van rol.
  6. Laat je docent naar het gesprek luisteren.
    Ook kun je samen met de klas naar een aantal gesprekjes luisteren.

Hier vind je de rollen: Rollenkarte Beim Arzt2 A en Rollenkarte Beim Arzt2 B
 

  1. Vergelijk jullie gesprek met het antwoordmodel.
    Antwoordmodel

Schreiben

Einleitung

In dit onderdeel ga je je schrijfvaardigheid oefenen en verbeteren.

Je schrijft:

  • een oproep voor het schooltoneel.
  • een kaartje aan je zieke vriend(in).
  • een email aan je partner van de uitwisseling.

Met deze opdrachten bereid je je op de afsluitende taaltaak voor.

Succes! - Viel Erfolg!

Lerntipp Schreiben

Voordat je gaat schrijven:

  • Kijk eerst goed naar de aanwijzingen.
  • Bedenk welke woorden en uitdrukkingen je nodig hebt.

Terwijl je schrijft:

  • Gebruik een woordenboek.
  • Pas de grammatica die je geleerd hebt, toe. (Kijk in "Werkzeugkasten".)
  • Lees aan het einde alles nog een keer goed door.

Gesucht!

Het kan voorkomen dat je een persoon moet beschrijven.
Bijvoorbeeld voor een auditie zoek je een bepaald type.
In de volgende opdracht oefen je daarom het beschrijven van personen.

 

Oefening 1: Toneelspeler gezocht!
Voor een nieuw stuk van jullie schooltoneelgroep zoeken jullie twee acteurs: een meisje en een jongen.
Jullie hangen op school posters op.
Jij schrijft er de tekst voor.

  1. Open het worddocument Wanted! en sla het op.
  2. Vertaal de roodgeschreven tekst in het Duits.
  3. Maak de poster af door de ontbrekende gegevens in te vullen.
  4. Maak gebruik van de woorden uit Werkzeugkasten 1 ('Aussehen') en Hören ('So sehe ich aus') .
  5. Vergelijk je poster met behulp van het antwoordmodel. Wanted! - Antwoordmodel

Gesundheit

Als iemand die je kent ziek is, vindt diegene het vast leuk om een kaartje te krijgen.
Als je zelf een tijdje ziek thuis bent kun je je vrienden laten weten hoe het met je gaat.
Dit kun je doen via e-mail of andere sociale media.
Dat oefen je met de volgende opdrachten.

Oefening 1
Je Duitse vriend(in) van de camping in de zomervakantie is al een tijdje ziek.
Je stuurt hem/haar een kaartje.


  1. Begin de tekst met: Beste ..., Lieve ... of Hallo ... ,
  2. Vraag hoe het met hem/haar gaat.
  3. Vraag of hij/zij nog steeds koorts heeft.
  4. Wens hem/haar beterschap.
  5. Doe hem/haar de groeten en sluit af met je naam.
  6. Sla alles op, print het eventueel uit en laat het aan je docent zien.

 

Kijk je tekst met behulp van het antwoordmodel na.

 

Oefening 2: Wieder gesund - Weer gezond
Je was een tijdje ziek maar nu ben je weer beter.
Je schrijft een mail aan je partner van de uitwisseling.
Zie hieronder hoe je dat doet.


  1. Begin de tekst met: Beste ..., Lieve ... of Hallo ... ,
  2. Bedank voor de mail en de foto.
  3. Schrijf dat je ziek was.
  4. Schrijf dat het nu weer beter gaat.
  5. Doe haar/hem de groeten van Birgit (iemand uit je klas).
  6. Verduidelijk wie je bedoelt: Weet je noch, dat knappe meisje uit mijn klas met lang, blond haar.
  7. Sluit de e-mail af met een groet en je naam.
  8. Sla alles op, print het eventueel uit en laat het aan je docent zien.

 

Auswertung
Kijk je tekst met behulp van het antwoordmodel na.

 

 

Landeskunde

Einleitung

Wat weet je over Duitsland, de Duitsers en andere Duitstalige landen?
Nuttige informatie daarover vind je hier.

In dit thema:

  • krijg je een virtuele rondleiding door een ziekenhuis.
  • lees je twee bijsluiters bij medicijnen.
  • informeer je je over een Duitse castingshow.


Viel Spaß!

Arzneimittel

Als je in het buitenland ziek wordt, hoef je niet gelijk naar een dokter.
Als het niet zo erg is, kun je medicijnen bij de apotheek kopen.
Dan moet je natuurlijk wel de bijsluiter kunnen lezen en begrijpen.

Oefening 1: Neusverkoudheid
Op jullie camping is een supermooi zwembad.
Waarschijnlijk ben je er te lang in geweest gisteren, want
nu ben je verkouden.
In de apotheek heb je neusdruppels gekocht.

  1. Lees de bijsluiter , die bij de neusdruppels in de verpakking zit.
  2. Geef antwoord op de volgende vragen.
  3. Schrijf de antwoorden in je schrift.

  1. Is het medicijn geschikt voor jouw broertje van drie?
    1. Ja
    2. Nee
    3. Staat niet vermeld in de bijsluiter
  2. Hoe vaak mag je dit medicijn maximaal per dag gebruiken?
    1. 1 keer
    2. 2 keer
    3. 3 keer
  3. Hoeveel druppels moet je per keer in elk neusgat doen?
    1. 1-2 druppels
    2. 3 druppels
    3. 5-7 druppels

Oefening 2: Halsschmerzen - Keelpijn
Je neusverkoudheid is al bijna over, maar nu heb je keelpijn!
Je gaat weer naar de apotheek voor een medicijn.

  1. Lees de bijsluiter.
  2. Vraag: Hoe moet je dit medicijn gebruiken?
  3. Schrijf het in het Nederlands in je schrift.

 

Ten slotte ....
Controleer je antwoorden.

 

 

Next Topmodel

Je kent vast wel van die castingshows, waarbij meisjes en jonge vrouwen van een carrière als topmodel dromen.
In Duitsland heb je ook zo’n show: Germany’s Next Topmodel.
Hier kom je meer te weten over die Duitse show.

Oefening 1: Germany's Next Topmodel

  1. Lees het artikel op Wikipedia over Germany's Next Topmodel.
  2. Maak daarna de opdracht en bepaal of de zinnen richtig of falsch zijn.

Klik op de link om het artikel te lezen.
Germany's Next Topmodel
 

Oefening:Richtig oder falsch (waar of niet waar)

Oefening 2: Und du? - En jij?
Bekijk de site van Germany's Next Topmodel .

  1. Zou jij graag aan een castingshow deelnemen?
  2. Zo ja, aan wat voor show zou je willen deelnemen?
  3. Waarom zou je wel of niet aan zo’n show deel willen nemen?

Bespreek deze vragen in de klas of in groepjes.

Sprachaufgaben

Einleitung

In dit thema heb je veel over uiterlijk en gezondheid geleerd.

  • Je kent nu belangrijke woorden en uitdrukkingen.
  • Je weet hoe je iemands uiterlijk kunt beschrijven.
  • Je kunt zeggen waar je pijn hebt.
  • Je kunt een gesprek met een dokter voeren.
  • Je kunt iemand beterschap wensen enz.


Je gaat een aantal gesprekken voeren en een oefening doen.
Overleg met je docent of je alle situaties gaat naspelen of dat je een keuze gaat maken. In dit onderdeel:

  • spreek je over je eigen gezondheid en die van anderen.
  • stuur je iemand die ziek is een kaartje.
  • beschrijf je het uiterlijk van een persoon.
  • spreek je over de veranderingen in het uiterlijk van een persoon.

Viel Spaß und Erfolg!

Situation

Je bent met je ouders op skivakantie in Oostenrijk.
Je voelt je niet zo lekker en daarom ga je naar de dokter.
In de wachtkamer ontmoet je een jongen die een skiongeluk heeft gehad.
Hij is gewond geraakt.
Jullie praten met elkaar en wisselen adressen uit.

Na het bezoek bij de dokter vertel je je vakantievriend(in) over het gesprek in de wachtkamer.
Later stuur je de jongen uit de wachtkamer een kaartje.
Nadat je weer terug bent van vakantie spreek je de jongen uit de wachtkamer, via Skype.

 

1. Im Wartezimmer - In de wachtkamer

  1. Je zit in de wachtkamer bij de dokter.
  2. Tegenover jou zit een jongen van jouw leeftijd.
  3. Jullie raken in gesprek met elkaar.

  1. Zoek een partner voor deze opdracht. Verdeel de rollen:
    • jij (niet lekker, koorts, keelpijn, verkouden…).
    • jongen uit Hamburg (bij het skiën gevallen, been gebroken, moet geopereerd worden, wacht op vervoer naar het ziekenhuis).
  2. Voer het gesprek in de wachtkamer.
    • Maak kennis met elkaar.
    • Praat kort over de vakantie in Sankt Johann.
      (bijv. hoe lang ben je al in Sankt Johann, in welk hotel/vakantiehuisje, wat heb je tot nu toe gedaan: skiën, snowboarden, langlaufen).
    • Praat over jullie gezondheid (waarom ben je bij de dokter, diagnose en vervolg i.v.m. gebroken been).
    • Ruil elkaars adressen.
    • Sluit het gesprek op een manier af die bij de situatie past.
  3. Oefen het gesprek tot jullie het vlot kunnen voeren.
    • Het gesprek moet ongeveer twee minuten duren.
    • Praat kort over de vakantie in Sankt Johann.
      Elk van jullie mag drie lastige woorden op een spiekbriefje noteren.
  4. Presenteer het gesprek in de klas of vraag jullie docent om een beoordeling.

2. Beim Arzt - Bij de dokter
Inmiddels ben je aan de beurt. Je gaat de spreekkamer binnen.

 

  1. Zoek een partner voor deze opdracht. Verdeel de rollen:
    • jij (niet lekker, koorts, keelpijn, verkouden…).
    • dokter.
  2. Voer het gesprek.
    • Bedenk hoe je het gesprek begint.
    • Spreek over jouw klachten.
    • Bedenk een passende diagnose en behandeling (bijv. lichte griep, medicijnen).
    • Sluit het gesprek op een manier af die bij de situatie past.
  3. Oefen het gesprek tot jullie het vlot kunnen voeren.
    • Het gesprek moet ongeveer twee minuten duren.
    • Elk van jullie mag drie lastige woorden op een spiekbriefje noteren.
  4. Presenteer het gesprek in de klas of vraag jullie docent om een beoordeling.

 

3. Im Hotel - In het hotel
Je bent weer terug in je hotel. Bij de receptie zie je een bekende staan. Jullie kwamen elkaar op de piste een paar keer tegen. Samen praten jullie over jouw bezoek bij de dokter, hoe het met je gaat en over de ontmoeting in de wachtkamer.

 


  1. Bedenk eerst hoe je een beschrijving kunt geven van de jongen in de wachtkamer.
    Wat kun je vertellen over: leeftijd, lengte, haarkleur, haarlengte, opvallende details zoals (zonne)bril, kleur jas e.d.?
  2. Zoek een partner voor deze opdracht. Verdeel de rollen:
    • jij (net terug van de dokter).
    • B: je vakantievriend/in.
  3. Voer het gesprek.
    • Spreek over het bezoek bij de dokter en hoe het nu met je gaat.
    • Spreek over het gesprek in de wachtkamer (de ontmoeting met de jongen uit Hamburg en wat er gebeurd was):
      • B vraagt een beschrijving van de jongen.
      • A geeft een uitgebreide beschrijving.
      • B herkent op basis daarvan het ongeluk waarvan B getuige was.
  4. Oefen het gesprek tot jullie het vlot kunnen voeren.
    • Het gesprek moet ongeveer twee minuten duren.
    • Elk van jullie mag drie lastige woorden op een spiekbriefje noteren.
    • Wissel ook van rol.
  5. Presenteer het gesprek in de klas of vraag jullie docent om een beoordeling.

4. Karte - Kaart
Gelukkig gaat het weer beter met je. Je kunt weer genieten van je skivakantie.
Sinds het gesprek in de wachtkamer ben je natuurlijk wat voorzichtiger op de piste.
Je moet nog regelmatig aan de jongen met het gebroken been denken.
Je besluit om hem een kaartje te sturen.

 


  • Schrijf de kaart.
    • Denk aan hoe je de kaart begint en af wil sluiten.
    • Informeer naar de gezondheid van de jongen.
    • Schrijf ook hoe met jou gaat en wat je nog verder in Sankt Johann hebt gedaan.
    • Schrijf iets om hem op te vrolijken.
  • Laat je docent de kaart beoordelen.

5. Skype
Inmiddels is de vakantie afgelopen en ben je weer thuis.
Je hebt als reactie op jouw kaartje een e-mail van de jongen uit Hamburg gekregen.
Hij stelt voor om een keer te skypen.

 

  1. Zoek een partner voor deze opdracht. Verdeel de rollen:
    • jij.
    • jongen uit Hamburg.
  2. Voer het gesprek.
    • Begroet elkaar.
    • Praat over jullie gezondheid.
    • Praat over eventuele gevolgen van het skiongeluk:
      niet naar school kunnen, hobby voortzetten, nooit meer op wintersport of juist wel, maar voorzichtiger skiën.
    • Praat over veranderingen in jullie uiterlijk sinds het gesprek in de wachtkamer:
      ander kapsel, haarkleur, bril/lenzen enz.
    • Beëindig het gesprek.
  3. Oefen het gesprek tot jullie het vlot kunnen voeren.
    • Het gesprek moet ongeveer twee minuten duren.
    • Elk van jullie mag drie lastige woorden op een spiekbriefje noteren.
    • Wissel ook van rol.
  4. Presenteer het gesprek in de klas of vraag jullie docent om een beoordeling.

Auswertung

  1. Beheers je de stof bij het thema 'Aussehen und Gesundheit'?
  2. Ken je de woorden, zinnen en de grammatica?
  3. Kun je in het Duits praten en schrijven over uiterlijk en gezondheid?

 

Kies de uitspraken die op jou van toepassing zijn.
Alle uitspraken gaan natuurlijk over de Duitse taal!.

 

  1. Ik ken de woorden bij het thema 'Aussehen und Gesundheit'.
  2. Ik kan Duitse woorden en zinnen correct uitspreken.
  3. Ik kan een persoon beschrijven.
  4. Ik kan de bijsluiter van medicijnen begrijpen.
  5. Ik kan de grammatica correct gebruiken.
  6. Ik kan aan iemand anders vragen over de gezondheid / het welbevinden stellen.
  7. Ik kan op eenvoudige vragen over mijn gezondheid / welbevinden reageren.
  8. Ik kan een gesprek bij de dokter voeren.
  9. Ik kan iemand beterschap wensen.
  10. Ik voel me zeker als ik Duits praat.

 

Ziel - Doel
Gefeliciteerd, je hebt het doel gehaald! Je hebt alle opdrachten gemaakt en hopelijk veel geleerd.

Veel plezier verder!

Beslis zelf of samen met je leraar of je de resultaten (het kaartje,
de gesprekken of voorbereidingen daarvoor, aantekeningen enz.) wilt opnemen in je taalportfolio.

 

Portfolio

Europäisches Sprachenportfolio
In een portfolio documenteer je de stand van jouw kennis en jouw vaardigheden.

In een taalportfolio verzamel je dus bewijzen m.b.t je taalontwikkelingen.

In een spraakportfolio verzamel je bewijs voor de spraakontwikkeling.
Om het niveau op het gebied van vreemde talen in Europa goed te kunnen vergelijken, heeft men het Europees taalportfolio ontwikkeld.
Aan het einde van de onderbouw zou je voor het vak Duits minimaal het niveau A1 bereikt moeten hebben.

Klik op de volgende links voor informatie over het Europees taalportfolio: Je kunt nu zelf documentatie over het thema 'Aussehen und Gesundheit'
in je eigen spraakportfolio opnemen!

Antwoorden

Werkzeugkasten 1

Oefening 1 

Persoon A Persoon B
Wie groß bist du? Ich bin 1,68 Meter.
Welche Augenfarbe hat er? Er hat graue Augen.
Hast du eine Brille? Nein, ich habe Kontaktlinsen.
Hast du eine neue Frisur? Ja, ich war gestern beim Friseur.
Gut siehst du aus! Danke, du aber auch!
Sie hat eine gute Figur. Ja, weil sie viel Sport treibt und gesund isst.

Hören

Zahnarzt

Antwoord vraag 1: A

Antwoord vraag 2: A

Antwoorden Oefening 1:

  1. Nina wacht 30 à 40 minuten.
  2. Nina neemt op de stoel plaats.
  3. Nina wacht 20 minuten.
  4. De tandarts vindt twee gaatjes.
  5. De tandarts belt met Nina's moeder.
  6. Nina gaat een hapje eten.
  7. De tandarts vult de gaatjes.
  8. Nina moet € 80 betalen.

 

Iss was!

  1. 6 jaar
  2. 37 kg
  3. Had geen vrienden meer, deed geen leuke dingen meer met anderen.
  4. Met je vermoeden naar een docent of de ouders gaan.
  5. Ze wil weer controle hebben over de eetstoornis; dat ze weer plezier in het leven en eten heeft.

Lesen

Was ist schön

Oefening 1:
1 = c   2 = f   3 = a   4 = e   5 = b   6 = d

Oefening 2:

  1. nee, zelfbewustzijn en zelfvertrouwen hangen daar ook van af.
  2. te kritisch naar jezelf kijken.
  3. erachter komen wat je mooi vindt aan jezelf.


Oefening 3:
Kopje A = Fotos sind oft manipuliert.
Kopje B = Einen eigenen Stil entwickelen.

Werkzeugkasten 2

Grammatik: Steigerung​

Oefening 2 vergrotende en overtreffende trap:

Bijv. naamwoord Vergrotende trap Overtreffende trap
schnell schneller am schnellsten
langsam langsamer am langsamsten
dünn dünner am dünnsten
lang länger am längsten
gut besser besten
viel mehr am meisten

 

Oefening 4:

  1. Vroeger was ik langzamer dan nu. Nu ben ik het snelst.
  2. Vroeger had ik meer hoofdpijn dan nu.
  3. Vroeger was ik dikker dan nu. Nu ben ik het dunst.
  4. Vroeger was mijn haar langer dan nu. Nu is het het kortst.

Schreiben

Gesundheit

Oefening 1

Liebe … / Lieber … / Hallo …,

Wie geht’s dir?
Hast du immer noch Fieber?

Gute Besserung!

Tschüs! Deine … / Dein …

 

Oefening 2

Liebe … / Lieber … / Hallo …,

Danke für deine Mail und das Foto.
Ich war krank. Jetzt geht es wieder besser.
Viele Grüße von Birgit.
Weißt du noch: das hübsche Mädchen aus meiner Klasse mit den langen, blonden Haaren?


Tschüs!

Landeskunde

Krankenbesuch

1.
 14.30-20.00 Uhr

2.
a: 2
b: ja

3.
a: op de begane grond
b: € 2

4.
Gute Besserung!

 

Arzneimittel

Oefening 1:

  1. B
  2. C
  3. A


Oefening 2:
Per dag los je 1 tabletje op in een glas water en door te gorgelen spoel je je mond en keelholte.