Zahnarzt

Je gaat luisteren naar Nina.
Ze vertelt over haar laatste bezoek aan de tandarts.

 
  1. Wanneer is Nina naar de tandarts geweest?
    1. Drie dagen geleden.
    2. Een week geleden.
    3. Gisteren.
 

 

  1. Hoe keek Nina van tevoren naar het bezoek?
    1. Ze dacht dat het snel zou gaan omdat ze geen klachten had.
    2. Ze vreesde dat het langer zou duren omdat ze lichte pijn voelde.
    3. Ze zag er tegen op omdat ze bang is voor de tandarts.

 

 

Oefening 1
Luister nogmaals naar Nina en maak onderstaande oefening in je schrift. Zet de volgende zinnen in de juiste volgorde.


  1. Nina neemt op de stoel plaats.
  2. De tandarts vult de gaatjes.
  3. De tandarts belt met Nina's moeder.
  4. Nina moet € 80 betalen.
  5. Nina wacht 20 minuten.
  6. De tandarts vindt twee gaatjes.
  7. Nina wacht 30 à 40 minuten.
  8. Nina gaat een hapje eten.

Ten slotte ...
Controleer je antwoorden.