Grammatik: Präteritum

Met de verleden tijd (ovt) kun iets omschrijven wat in het verleden gebeurd is.
Kijk naar een paar voorbeelden.

 
Duits Nederlands
Früher hatte ich eine Brille. Vroeger had ik een bril.
Gestern waren wir krank. Gisteren waren wij ziek.
Darum wurde er operiert. Daarom werd hij geopereerd.

 

Haben, sein en werden in de verleden tijd
Bestudeer de tabel en leer de vormen uit je hoofd!

 

  haben sein werden
ich hatte war wurde
du hattest warst wurdest
er/sie/es hatte war wurde
wir hatten waren wurden
ihr hattet wart wurdet
sie/Sie hatten waren wurden

 

Oefeningen
Heb je de vormen goed geleerd?
Maak dan nu de volgende oefeningen met haben, sein en werden.