Module: Lesen vmbo-b34

Module: Lesen vmbo-b34

Start

Einleitung

Beste leerling,

Je nadert het eindexamen. Spannende tijden dus, waarin je probeert de kennis en vaardigheden die je in de afgelopen schooljaren hebt vergaard en aangeleerd te verstevigen en eventuele gaten in te vullen.
Dit doe je door veel te oefenen, tussentijds je niveau te toetsen en op basis van je resultaten doelgericht aan de onderdelen te werken die je nog niet voldoende beheerst.
Daar hoort ook weer het leren van woordjes bij want zonder een uitgebreide woordenschat kun je nou eens geen teksten begrijpen. Daarnaast moet je snel kunnen overzien hoe je een bepaalde tekst of vraag moet aanpakken zodat je niet te veel tijd kwijt raakt maar toch de vragen kunt beantwoorden. Daarvoor ga je nog eens goed aan de slag met de verschillende leesstrategieën.
Wees je altijd bewust van hoe belangrijk dit onderdeel voor je examencijfer is – het maakt namelijk 50%
van je eindcijfer uit!

Veel succes!

Inhoud

De module 'Lesen' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Aantal
A Inleiding
B Vooraf
C Oriënterend lezen 8 oefeningen
D Globaal lezen 6 oefeningen
E Zoekend lezen 7 oefeningen
F Intensief 15 oefeningen
G Woordbetekenis 4 oefeningen
H Structuur 10 oefeningen

Lerntipps

Voordat je gaat lezen:

  • Bekijk eerst de titel, de plaatjes en de apart gedrukte woorden.
  • Lees de inleiding.
  • Kijk wat voor soort tekst het is (brief, sprookje, gebruiksaanwijzing enz.).
  • Lees de opdrachten.
  • Bepaal de manier van lezen.
    • skimmen (globaal lezen om er achter te komen waar de tekst over gaat)
    • scannen (zoeken naar bepaalde woorden of getallen)
    • intensief lezen (zin voor zin)
  • Als er meerkeuzevragen staan, bekijk dan alle antwoorden en kijk wat de verschillen zijn.

 

Terwijl je leest:

  • Je kunt niet alles begrijpen? Het is niet nodig om alle Duitse woorden te begrijpen om te weten waar
    de tekst over gaat!
  • Vaak kun je de betekenis wel ongeveer raden door de rest van de zin te bekijken of door te kijken op welk Nederlands (Engels, Frans, Russisch enz.) woord het lijkt.

Je gaat de verschillende leesstrategieën in deze module uitgebreid oefenen.

Vooraf

Startmeting

Je hebt je de afgelopen jaren uitgesloofd: je hebt heel veel woordjes geleerd, teksten gelezen, leesstrategieën geoefend. Maar wat heeft dat allemaal opgeleverd? Zou je een voldoende halen als je nu examen zou doen? Zou je een cijfer halen waar je tevreden over bent? Dat ga je met de startmeting testen.

CE – wat betekent dat?
Natuurlijk weet je dat CE voor Centraal Examen staat en dat dat de afsluitende toets voor de meeste vakken
is die je hebt. Bovendien heb je al gehoord dat die toets zwaar meetelt, namelijk 50% (de helft!) van het cijfer.

Praat er in de klas over wat je al weet over het CE, welke verhalen je van broers of zussen of oudere vrienden hebt gehoord, welke ideeën je er zelf over hebt.
Denk bv. aan toegestane hulpmiddelen, de organisatie van de toetsen, de duur, de inhoudelijke aspecten, de herkansbaarheid, hoe je je kunt voorbereiden.

Tips vooraf
Bekijk van tevoren het filmpje met nuttige tips voor het eindexamen. Maak eventueel enkele aantekeningen.

 

Test

Je maakt nu een heel examen om vast te stellen wat jouw niveau op dit moment is.

Maak deze test alsof het je eindexamentoets is.

  • Gebruik geen hulpmiddelen behalve een woordenboek.
  • Werk alleen. Overleg niet met klasgenoten.
  • Concentreer je. Laat je niet afleiden.

Je docent vertelt je:

  • welk oefenexamen je maakt;
  • of je de test op papier of op de computer maakt;
  • of je de test in één keer (dus 120 min.) maakt of over meerdere lesuren verdeelt.

 

Uitslag

  1. Wissel je antwoordenblad met een medeleerling
  2. Kijk de antwoorden van je klasgenoot na. Geef duidelijk aan waar fouten zitten. Noteer duidelijk het aantal behaalde punten en het aantal punten dat behaald kon worden (bv. 1/2 betekent dat 1 van de mogelijke 2 punten behaald is).
  3. Bepaal het cijfer.
  4. Geef de nagekeken test terug.
  5. Bestudeer het resultaat goed.
    Vul het analyseformulier, dat je op de volgende regel vindt, in.
    Analyseformulier

Oriënterend lezen

Inleiding

Leesstrategieën
Was je al tevreden met je cijfer? Of wil je nog beter scoren?
Hoe dan ook: met heel veel oefenen kun je je resultaten in ieder geval verbeteren. Daar ga je toch voor?!

Oriënterend lezen
Je kunt natuurlijk meteen de tekst gaan lezen en ondertussen proberen de vragen te beantwoorden. Maar dat zal vaak heel lastig gaan, want eigenlijk weet je niet goed wat je aan het lezen bent, wat je zoekt en
wat je kunt verwachten. Vaak lees je onderdelen van de tekst die helemaal niet belangrijk zijn. Dat kost
tijd die je straks bij een andere tekst misschien tekort komt.

Het is verstandig om je eerst te oriënteren op de tekst.
 

Welke stappen volg je om je te oriënteren op de tekst?
Kijk vóór het lezen naar:

  1. plaatjes, grafieken, tabellen,
  2. titel, ondertitel, inleiding,
  3. opvallende woorden (afwijkend lettertype),
  4. bronnen.

Daarnaast kun je nagaan wat je al weet over het onderwerp:

  1. Heb je er iets over gehoord of gelezen?
  2. Heb je er zelf ervaringen mee?

Ook de tekstsoort kan iets over de inhoud verklappen:
krantenartikel, gebruiksaanwijzing, advertentie, website, recept, folder, enz.

Natuurlijk vind je niet bij elke tekst alle mogelijkheden voor oriënterend lezen.
Je kijkt dus wat je wel kunt en probeert daar je voordeel mee te doen.
In de meeste gevallen kun je de tekst later beter begrijpen en dat helpt bij het beter en sneller beantwoorden van de vragen.

Voorbeeld
Open de eerste versie van de tekst: Bijlage 1
Probeer binnen 30 seconden te zeggen waar de tekst over gaat.
Is dat gelukt? – Waarschijnlijk niet. In de titel begrijp je alleen het woord rollator.
Om er meer van te snappen, zou je de tekst nauwkeurig moeten lezen.
Dat kost tijd!

Open de tweede versie van de tekst: Bijlage 2
Probeer binnen 30 seconden te zeggen waar de tekst over gaat.

Op de foto zie je dat twee oudere mensen – een man en een vrouw – met hun rollators tegen elkaar botsen.
Worden ze boos op elkaar? Nee, zo zien ze er niet uit, ze lachen zelfs. Uit de rode tekst boven kun je halen dat die twee verliefd op elkaar zijn geworden. Dat lees je in de bijschrift bij de foto nog eens, zelfs dat ze na de botsing verliefd op elkaar zijn geworden.
Dankzij het volgende tussenkopje weet je nu ook dat het woord 'Rumms' gelijk staat aan Zusammenstoß, dus 'botsing' betekent.
Daardoor kun je nu de hele titel verklaren en je hebt een redelijk goede indruk gekregen waar de tekst over gaat.
Het lezen van de tekst wordt daardoor stukken makkelijker!

Oefening 1 en 2

Oefening 1

WER IM BETRIEB AUFS QUALMEN VERZICHTET, BEKOMMT 100 EURO EXTRA IM MONAT

Dieser Chef belohnt Nichtraucher


Bekijk de titel, de tussenkop en het plaatje.
Schrijf in het kort op waar het hier volgens jou over gaat.

 


Oefening 2

MIT FOTO AUS ÜBERWACHUNGS-KAMERA

Hausbesitzerin jagt Einbrecher auf Facebook



Bekijk titel, tussenkopjes en plaatjes.
Schrijf in het kort op waar het hier volgens jou over gaat.

 

Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Oefening 3 en 4

 

Oefening 3

HONIG IM KOPF

Bewegender Film um ein Mädchen, das ihren an Alzheimer erkrankten Opa (Dieter Hallervorden) auf eine Reise nach Venedig entführt. Von und mit Til Schweiger.



Bekijk titel, tussenkopjes en plaatjes.
Schrijf in het kort op waar het hier volgens jou over gaat.



 

 

 

 

Oefening 4

Was Facebook und Google über dich wissen!

Was wirklich gespeichert wird!


Bekijk titel, tussenkopjes en plaatjes.
Schrijf in het kort op waar het hier volgens jou over gaat.

 

Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.


 

Oefening 5 en 6

Oefening 5

Die 5 besten Apps zur Berufsorientierung

Suche deinen Traumjob doch einfach mit Apps fürs Smartphone & Tablet © iStock


Bekijk titel, tussenkopjes en plaatjes.
Schrijf in het kort op waar het hier volgens jou over gaat.


 

Oefening 6

Volcom Pipe Pro: John John ist der Pipeline-King

Was John John Florence gestern beim Volcom Pipe Pro ablieferte, war eine Wucht! Verdient gewinnt der Hawaiianer seinen vierten Pipe Pro-Titel der letzten fünf Jahre.


Bekijk titel, tussenkopjes en plaatjes.
Schrijf in het kort op waar het hier volgens jou over gaat.

 

Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

 

 

Globaal lezen

Inleiding

Vaak hoef je niet de hele tekst te begrijpen om te weten waar die over gaat.
Zeker als er bij de tekst maar één vraag staat die over de hoofdgedachte van de tekst gaat, volsta je vaak met globaal lezen.

Globaal lezen doe je door de tekst snel door te lezen om een idee te krijgen waar de tekst over gaat. Een ander woord voor globaal lezen is skimmen.
Bekijk eerst de titel, tussenkopjes, plaatjes en bijschriften en probeer te voorspellen waar het over gaat.
Lees de eerste en laatste alinea.
Lees van de andere alinea's de eerste en de laatste zin.
Probeer op die manier kernwoorden te vinden, woorden dus die voor het bepalen van de hoofdgedachte belangrijk zijn.

 

 

 

Voorbeeld
Open hier het Wordbestand .
Lees de tekst en bekijk de vraag onderaan het document.

Je ziet drie jongetjes. Door de titel weet je dat ze in Kenia leven. In de titel staat ook dat het om een heel gevaarlijke weg naar school gaat. Je kunt er dus vanuitgaan dat ze op weg naar school zijn.
Je kijkt naar de vraag. Alle vier antwoordmogelijkheden lijken te kunnen kloppen. Je besluit de tekst dus eerst globaal te lezen om erachter te komen wat de hoofdgedachte is. Je hoopt dat de hoofdgedachte tegelijkertijd het antwoord op de vraag geeft.
In de eerste alinea kom je twee elementen tegen die ook in de antwoorden zitten: 'Hyänen, Löwen und anderen wilden Tieren' en '25 Grad Celsius'.
Maar is 25 graden erg heet? Nee, zeker niet voor Afrika. Dus even verder lezen.
In de laatste alinea kom je in de laatste zin weer 'die wilden Tiere wie Giraffen, Löwen und Hyänen' tegen. Van hitte lees je niets meer. Je kijkt nog in de overgebleven alinea: die gaat eigenlijk alleen maar over wilde beesten als 'Löwen, Hyänen und Elefanten' Je leest over 'plötzliche Angriffe' en 'bedrohlichsten Tieren' en 'Überlebenstaktiken'.
Er gaat dus een dreigend gevaar uit van die genoemde dieren en je moet proberen te overleven.
Alle aanwijzingen (kernwoorden) leiden tot antwoord C.

Oefening 1 en 2

Oefening 1
Open het bestand, lees de tekst en bekijk de vraag: Bijlage 1.

Pas de leesstrategieën 'oriënterend lezen' en 'globaal lezen' toe.
Probeer dus snel het antwoord op de vraag te vinden.


 

Oefening 2
Open het bestand, lees de tekst en bekijk de vraag: Bijlage 2.

Pas de leesstrategieën 'oriënterend lezen' en 'globaal lezen' toe.
Probeer dus snel het antwoord op de vraag te vinden.

 

Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Oefening 3 en 4

Oefening 3
Open het bestand, lees de tekst en bekijk de vraag: Bijlage 3

Pas de leesstrategieën 'oriënterend lezen' en 'globaal lezen' toe.
Probeer dus snel het antwoord op de vraag te vinden.

 


Oefening 4
In de volgende pop-ups vind je drie examenteksten met een vraag.
Lees de teksten een voor een en geef antwoord op de vraag.

VMBO KB 2011-1, Tekst 1, Vraag 1
VMBO KB 2011-2, Tekst 15, Vraag 42
VMBO KB 2011-2, Tekst 2, Vraag 2

 

Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Oefening 5

Oefening 5
In de pop-ups vind je weer leesteksten uit een oud examen met bijbehorende vragen. Lees de teksten geef antwoord op de vragen.

VMBO KB 2011-1, Tekst 3, Vraag 3


Nog een vraag over dezelfde tekst. Lees de tekst alleen als je het antwoord niet zeker weet.

VMBO KB 2011-1, Tekst 3, Vraag 4


De volgende twee vragen gaan over verschillende teksten.

VMBO KB 2011-1, Tekst 13, Vraag 35
VMBO KB 2011-1, Tekst 14, Vraag 36

Zoekend lezen

Inleiding

In het examen zitten teksten die best lang zijn maar waar maar één vraag bij hoort.
Je hoeft dan maar één gegeven in de tekst te vinden. Vaak zijn het folders, (bioscoop)agenda's, inhoudsopgaves, overzichtspagina's, Wikipedia-artikelen enz.
Het is dan onverstandig om bij dit soort vragen de hele tekst uitgebreid te lezen.
Je zoekt doelgericht naar de gevraagde informatie.
Met andere woorden: je scant de tekst om de gevraagde informatie te vinden. Daarom kun je deze leesstrategie ook scannend lezen noemen.

Bij dit soort teksten lees je altijd eerst de vraag.
Daarna bekijk je de titel, plaatjes, tussenkopjes en woorden met een andere opmaak (vet, cursief enz.).
Bedenk onder welk tussenkopje het antwoord op de vraag zou kunnen staan.
Lees alleen het stukje waarin volgens jou het antwoord staat.

Voorbeeld
Open de tekst: Bijlage voorbeeld

Je leest eerst de vraag.
Je moet dus te weten komen of er op de beurs een afdeling is voor aquariumliefhebbers, en zo ja, waar die is.
Je scant de tussenkopjes en vetgedrukte woorden.
Pas bij het woord 'Heimtiermesse' zie je een link met de vraag (tier = dier, dus iets met dieren).
Het woord 'Aquarien' (= aquariums) in dezelfde zin bevestigt jouw vermoeden.
Dus ja, de beurs heeft iets aan aquariumliefhebbers te bieden.
Dat deze afdeling in hal 15 zit, is nu niet meer te missen.

Je schrijft dus op: ja, in hal 15.

Oefening 1 en 2

Oefening 1
Open de tekst: Bijlage 1
Pas de leesstrategie 'zoekend lezen' toe.

Jij en je broertje willen carnaval vieren. Je broertje is echter nog op zoek naar een stoer kostuum. Het liefst wil hij verkleed gaan als politieagent.
Noteer de Duitse titel van de advertentie die in aanmerking komt.

 


Oefening 2
Open de tekst: Bijlage 2
Pas de leesstrategie 'zoekend lezen' toe.

Je moet voor Duits een werkstuk maken over een Duitse film.
Jouw leraar had je een film aanbevolen waarin het om een ouderavond gaat die volstrekt in de soep loopt, maar je bent de titel vergeten.
Noteer de Duitse titel van de film die je zoekt.

 

Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

 

Oefening 3 en 4

Oefening 3
Open de tekst: Bijlage 3
Pas de leesstrategieën 'zoekend lezen' toe.

Je wilt op maandag 26 oktober naar het circus. Kan dat? Noteer ja of nee.
Zo ja, schrijf op welke tijden je kunt gaan. Zo nee, schrijf op waarom niet.

 


Oefening 4
Open de tekst: Bijlage 4
Pas de leesstrategieën 'zoekend lezen' toe.

Je ouders willen de zomervakantie op een camping in Duitsland doorbrengen.
Jullie houden van mountainbiken en trekkingtochten, dus er moeten bergen in de buurt zijn.
Noteer de naam van de camping die in aanmerking komt.

 

Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

 

Oefening 5 en 6

Oefening 5
Open de tekst: Bijlage 5
Pas de leesstrategieën 'zoekend lezen' toe.

Hoeveel korting krijg je als je in het bezit bent van een Jugend BahnCard 25?

 


Oefening 6
Maak de eindexamenvraag.

VMBO KB 2011-2, Tekst 9, Vraag 24

 

Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Intensief lezen

Inleiding

Bij veel teksten kom je er niet onderuit om de hele tekst of delen van de tekst nauwkeurig te lezen om de vraag te kunnen beantwoorden. Je moet dan echt diep in de tekst of het tekstgedeelte duiken, details begrijpen en verbanden ontdekken.
Dit nauwkeurige lezen noemen we ook intensief of gedetailleerd lezen.

Bekijk eerst de titel, plaatjes en eventuele bijschriften, tussenkopjes en tekstdelen met een afwijkende opmaak.
Pas dus eerst de leesstrategie oriënterend lezen toe. Combineer dit met de leesstrategie globaal lezen om de hoofdgedachte van de tekst te bepalen.

Bij de gedetailleerde vragen staat in welk tekstgedeelte het antwoord staat, bv.:
Wie viel Zeit haben die Filmarbeiten für "Typisch" gekostet? (Absatz 2) of:
Was wird im 1. Absatz über Stefan van Haaren ausgesagt?
Bij het zoeken naar het juiste antwoord concentreer je je op dat tekstgedeelte.

Ook bij vragen als 'Geef van elk van de onderstaande beweringen aan of deze wel of niet overeenkomt met alinea 2.' gevolgd door een aantal beweringen, moet je intensief lezen.
De beweringen staan meestal wel op volgorde van de tekst.

 

Voorbeeld
Open de tekst: Bijlage
Deze tekst heb je al bekeken (zie D Globaal lezen/oefening 2). Je hebt de tekst oriënterend en globaal gelezen en bent erachter gekomen dat Simon Beck met zijn voeten patronen in de sneeuw tekent.
Om de andere vragen te kunnen beantwoorden, moet je de tekst of de desbetreffende tekstgedeeltes intensief lezen.


 

 

 

 

 

 

Leesstrategieën per vraag

Om vraag 1 te beantwoorden, moet je alinea 1 intensief lezen. Voor elk van de vier beweringen moet je aangeven of die wel of niet overeenkomt met de tekst. Let altijd op de woordjes in de vraagstelling, hier: wel en niet. Die woordjes moet je dus in je antwoord gebruiken (dus geen ja of nee, juist of onjuist of iets dergelijks!).

  • 1e bewering: Je leest iets van Zuid-Engeland en iets van Les Arcs in de Franse Alpen. Je kunt wel bedenken dat je in het zuiden van Engeland geen bergen en weinig sneeuw hebt. Waarschijnlijk beoefent hij zijn hobby daar niet. Bovendien zie je het woord 'gezogen' (verhuisd) en ook aan de voorzetsels 'aus' en 'nach' kun je halen dat hij verhuisd is om zijn hobby te beoefenen. Je noteert dus 'wel' bij bewering 1.
  •  
  • 2e bewering: In de tekst staat 'entstehen keineswegs zufällig' (ontstaan echt niet toevallig). 'Keineswegs' vind je misschien een moeilijk woord, maar je kunt er in ieder geval uit afleiden dat het met 'kein' (geen) te maken heeft en dus een ontkenning is.
    Als bewijs lees je in de volgende zin dat hij nadenkt (überlegt), rekent (rechnet) en tekent (zeichnet) voordat hij op stap gaat. Hij laat dus niets aan het toeval over. De bewering klopt dus niet en jij noteert 'niet' bij bewering 2.
  •  
  • 3e bewering: Je kunt al vermoeden dat dat niet klopt want als het meerdere dagen zou duren, zou het risico groot zijn dat de patronen door het weer of andere omstandigheden vernield worden. Natuurlijk kijk je in de tekst en lees je dat het drie uur tot een hele dag duurt voordat zo'n patroon af is. De bewering is dus niet goed en je noteert 'niet' bij bewering 3.
  •  
  • 4e bewering: Voetbalveld / Fußballplätze – je ziet meteen in welke zin het antwoord staat. Je leest inderdaad dat ze groot als voetbalvelden zijn. Nu moet je heel alert zijn! In de bewering staat namelijk dat ze ALLEMAAL (alle) zo groot als voetbalvelden zijn. In de tekst staat 'einige' (sommige). Je begrijpt wel dat het om dat woordje draait en zoekt het woord – als je hem niet weet – in een woordenboek op. Sommige betekent niet alle, dus is je bewering fout en je noteert 'niet' bij bewering 4.

 


Voor vraag 2 moet je in alinea 2 zijn.
Je leest de vraag. Die moet je uiteraard begrijpen.
Eventueel moet je onbekende woorden in de vraagstelling opzoeken, maar hier kom je er waarschijnlijk ook zonder woordenboek uit: Hoe kwam Simon Beck aan zijn hobby?

Je leest nu nog niet de antwoordmogelijkheden! Kijk eerst in de tekst en probeer zelf het antwoord te vinden. Daar staat letterlijk dat hij er door een 'Gehbehinderung' aan kwam.
Nu moet je alleen nog weten wat dat woord betekent. Aan de dubbele punt zie je dat het daarna wordt uitgelegd:
hij kan zijn voeten niet goed optillen (heben) waardoor hij automatisch sporen in de sneeuw achterlaat (hinterlässt).
Je begrijpt dat hij een soort handicap heeft dat met het lopen (Gehbehinderung) te maken heeft.

Nu lees je de mogelijke antwoorden om te kijken of er een antwoord bij staat dat in de buurt van jouw eigen antwoord komt.

In antwoord A staat inderdaad iets wat met zijn lichaam te maken heeft (körperlich), maar het woord 'Einschränkung' kun je niet meteen vertalen.
Je kijkt verder. Antwoord B zegt dat hij er door een workshop aan is gekomen.
Dat heb je niet gelezen, kun je dus schrappen.
In antwoord C staat dat hij foto's van de sneeuwpatronen heeft gezien. Dat zal wel, maar het staat niet in de tekst dat hij daardoor aan zijn hobby is begonnen. Dit antwoord kun je dus ook wegstrepen.

Blijft antwoord A over waarvan je toch al dacht dat het overeenkomt met je eigen antwoord. Als je tijd over hebt (kan dus ook aan het einde) kun je het woord 'Einschränkung' nog even opzoeken (beperking) en weet je zeker dat A juist is.
Maar ook zonder deze controle weet je het eigenlijk wel zeker.


 


Voor vraag 3 lees je de 3e alinea.
Na het lezen van de vraag (Wat wordt er over de sneeuwpatronen gezegd?) weet je dat je de hoofdgedachte van alinea 3 moet vinden.

Als het om de hoofdgedachte gaat, kun je beter eerst de antwoordmogelijkheden bekijken.

Bij A staat dat ze heel lang zichtbaar blijven.
Bij B staat dat ze door allerlei omstandigheden, zoals het weer, snel weer verdwijnen.
Bij C staat dat Simon Beck ze zelf meteen weer kapot maakt (zerstört). Je denkt even goed na: het meest logische lijkt B te zijn.

Meteen in de 1e zin staan de woorden 'Ewigkeit' en 'nicht', dus voor de eeuwigheid zijn die patronen niet.
Dat dacht je al, A valt dus af.

Verder lees je: 'zugeschneit, tauen weg oder fallen der Pistenraupe zum Opfer'.
Misschien kun je de betekenis van het 1e woord raden: zugeschneit – schneien – sneeuwen. De patronen verdwijnen dus onder de sneeuw. Misschien weet je het woordje 'tauen' nog, anders zoek je het op: dooien.
De patronen verdwijnen omdat de sneeuw dooit. Meer bewijs voor antwoord B heb je eigenlijk niet nodig.
Je leest wel nog even verder. Daar staat alleen maar nog dat de kunstenaar foto's van zijn patronen maakt, niet dat hij ze kapot maakt (waarom zou hij dat ook doen?).
Dus B is het juiste antwoord.


 


Voor vraag 4 lees je alinea 4.
Het is weer zo'n vraag waar je de hoofdgedachte van de alinea moet vaststellen (Welke uitspraak past bij alinea 4?).

Je kunt dus beter eerst de antwoordmogelijkheden lezen.

Bij A staat dat je een workshop kunt bezoeken en dat je dat behalve (außer) bij Simon Beck ook bij andere kunstenaars kunt doen.
Bij B staat dat de deelnemers aan de workshop zelf geen sneeuwpatronen mogen maken. (Je denkt meteen: rare workshop als je dat waar het om gaat niet mag doen.)
Bij C staat dat je tijdens de workshop kijkt hoe Simon Beck die patronen maakt en dat je dan zelf ook patronen maakt. (Dat lijkt je al meer de bedoeling van een workshop te zijn.)

Je leest alinea 4. Er is geen sprake van andere kunstenaars, er wordt alleen gezegd dat Simon Beck meerdere workshops geeft, A valt dus af.
In de zin 'Teilnehmer können dem Künstler bei der Arbeit über die Schulter schauen, aber auch selber los stapfen.' staat dat de deelnemers de kunstenaar aan het werk zien en zelf ook stappen mogen zetten.
Dat komt overeen met antwoord C en sluit tegelijkertijd antwoord B uit.

Oefening 1

Oefening 1
Open de tekst: Bijlage 1

Pas de leesstrategieën 'oriënterend lezen' en 'globaal lezen' toe om een eerste indruk van de tekst te krijgen.
Lees daarna de tekst(gedeeltes) intensief om de vragen te kunnen beantwoorden.


  1. Geef van elk van de onderstaande beweringen aan of deze wel of niet overeenkomt met alinea 2.
    1. Voor Motup begint de vakantie. ➜ wel/niet
    2. In de schoolperiodes woont Motup niet thuis. ➜ wel/niet
    3. De weg naar school duurt maximaal vier dagen. ➜ wel/niet
  2. Welche Aussage stimmt mit dem 3. Absatz überein?
    1. Der Fluss verändert sich ständig.
    2. Das Eis ist überall sehr dick.
  3. Was wird im 4. Absatz ausgesagt?
    1. Motup legt den Schulweg zweimal im Jahr zurück.
    2. Motup legt den Schulweg dreimal im Jahr zurück.
    3. Motup legt den Schulweg viermal im Jahr zurück.


Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Oefening 2

Oefening 2
Open de tekst: Bijlage 2

Pas de leesstrategieën 'oriënterend lezen' en 'globaal lezen' toe om een eerste indruk van de tekst te krijgen.
Lees daarna de tekst(gedeeltes) intensief om de vragen te kunnen beantwoorden.


  1. Geef van elk van de onderstaande beweringen aan of deze wel of niet overeenkomt met alinea 2.
    1. De afvoerbuizen kunnen verstopt raken. ➜ wel/niet
    2. Muizen komen de huizen binnen. ➜ wel/niet
  2. Geef van elke tip aan of die wel of niet overeenkomt met alinea 3.
    1. Kook niet te veel. ➜ wel/niet
    2. Gooi etensresten in de groene ton. ➜ wel/niet


Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

 

Oefening 3

Oefening 3
Open de tekst: Bijlage 3

Pas de leesstrategieën 'oriënterend lezen' en 'globaal lezen' toe om een eerste indruk van de tekst te krijgen.
Lees daarna de tekst(gedeeltes) intensief om de vraag te kunnen beantwoorden.

Vraag:

  • Warum ist es besser, sein Smartphone nachts auszuschalten?
    1. Das Licht beeinflusst das Hormonsystem und führt zu Schlafstörungen.
    2. Die Neugier auf neue Berichte hält uns vom Schlafen ab.


Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

 

Oefening 4 - 7

Oefening 4
Maak de eindexamenvraag.

VMBO KB 2011-2, Tekst 10, Vraag 26


Oefening 5
Maak de eindexamenvraag.

VMBO KB 2011-2, Tekst 6, Vraag 14


Oefening 6
Maak de eindexamenvraag.

VMBO KB 2011-2, Tekst 5, Vraag 13


Oefening 7
Maak de eindexamenvraag.

VMBO KB 2011-1, Tekst 6, Vraag 12

Oefening 8 - 10

Oefening 8
Maak de eindexamenvraag.

VMBO KB 2011-1, Tekst 10, Vraag 22


Oefening 9
Maak de eindexamenvraag.

VMBO KB 2012-1, Tekst 2, Vraag 2


Oefening 10
Maak de eindexamenvraag.

VMBO KB 2012-1, Tekst 5, Vraag 12

Woordbetekenis

Inleiding

Hoe goed je ook je woordjes hebt geleerd, je zult bij het lezen van teksten altijd onbekende woorden tegenkomen. Dat is niet erg want je hoeft niet alle woorden te kennen om de vragen te kunnen beantwoorden.
Het is verstandig om te weten wanneer je een woord echt nodig hebt en wat je kunt doen om achter de betekenis te komen.
Wanneer je alle tijd van de wereld zou hebben, zou je die betekenis in een woordenboek kunnen opzoeken. Dat is bij het examen toegestaan. Maar dan kom je zeker in tijdnood. Veel tijd om je woordenboek te gebruiken heb je niet.
Het is beter om de betekenis van onbekende woorden met behulp van leesstrategieën te achterhalen.

Hieronder zie je 5 stappen die je kunnen helpen met moeilijke woorden om te gaan. Lees ze goed door.

  1. Lijkt het woord op een Nederlands woord?
  2. Kun je de betekenis afleiden uit een andere taal (bv. het Engels)?
  3. Kun je het woord in delen opsplitsen en via de deelwoordjes het geheel raden?
  4. Kun je de woordbetekenis uit de context (de woorden en zinnen om het woord heen) afleiden?
  5. Pas in laatste instantie, als het echt nodig is en je op geen andere manier achter de betekenis komt, zoek je het woordje op in je woordenboek.

A+B+C-oefeningen

A + B + C: voorbeelden
A: Het woord 'Fleck' lijkt op het eerste gezicht een onbekend woord. Spreek het eens harop uit. Je ontdekt dat het op het Nederlandse woord 'vlek' lijkt.
Dat is de juiste vertaling.

B: Waar lijkt het woordje 'oft' op? Het lijkt op het Engelse woord 'often'.
Dat woord ken je vast wel. Het betekent 'vaak'.
Dat is ook de juiste vertaling.

C: Het woord 'Überstunden' zegt je misschien niets. Haal het woord uit elkaar!
Je krijgt dan 'über' en 'stunden'. Die twee losse woorden zeggen je misschien al meer.
Über ken je van überall, überqueren en uit bv. een zin als de volgende:
"Sie sprechen über das Wetter." – Het betekent dan ook: over.
Van stunden (meervoud, enkelvoud = Stunde) weet je dat het uur/uren betekent.
Als je nu de twee vertaalde woorden bij elkaar voegt, krijg je de betekenis: overuren.

 

A + B + C: oefening
Raad nu de betekenis van de volgende woorden:

offen Husten
Kondition Fußgänger
nass reif
Taschentuch Scheidung
Arbeitszeiten Opfer
Zahnbürste aufgeben


Controleer je antwoorden in het antwoordmodel.

 

A +B + C: Spel

  1. Zoek in (examen)teksten tien Duitse woorden die op het Nederlands lijken.
  2. Je schrijft die woorden op en leidt zelf de betekenis af.
  3. Ruil je lijstje (zonder betekenis!) met een klasgenoot.
  4. Jullie krijgen ieder 10 minuten om de woorden te vertalen.
  5. Je leidt nu de betekenis van de woorden, uit het lijstje dat je hebt gekregen, af.
  6. Stop de tijd en kijk na. Wie heeft gewonnen?

Tip: Je kunt dit spelletje ook in groepjes spelen.

 

Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

D-oefeningen

D: voorbeeld
De volgende tekst heb je al eerder gelezen. Open nog eens de tekst:
Bijlage

Het woord Rumms is een belangrijk woord in de tekst.
In eerste instantie weet je de betekenis niet. (Opzoeken in een woordenboek heeft trouwens geen nut
want het woord staat er niet in.)
Je hebt ook geen woordenboek nodig, want je kunt de betekenis uit de context afleiden!
Even later in de tekst staat namelijk een ander woord voor Rollator-Rumms: Rollator-Zusammenstoß.
Je leest en ziet op de foto dat die twee oudjes met hun rollators 'samen zijn gestoten', dus 'op elkaar zijn gebotst'.
Uit de context maak je dus op dat Rumms botsing moet betekenen.

 

D: oefening 1
Open de tekst: Bijlage 1

Probeer de betekenis van de woorden Drahtseil en Korb uit de context af te leiden.

Controleer je antwoord in het antwoordmodel.
 

D: oefening 2
Open de tekst: Bijlage 2

Probeer de betekenis van het woord ruckzuck uit de context af te leiden.

Controleer je antwoord in het antwoordmodel.

 

D: oefening 3
Download de volgende tekst: Tekst bij oefening 3.

Lees de tekst en doe de volgende opdracht:
Probeer de betekenis van het woord Mehrwegflasche uit de context af te leiden.

 


D: oefening 4
Download de volgende tekst Tekst bij oefening 4.

Lees de tekst en doe de volgende opdracht:
Probeer de betekenis van het woord Stau uit de context af te leiden.

 

Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

E-oefeningen

E: woordenboekgebruik

  • Gebruik – ook bij het oefenen – een echt woordenboek, dus geen online-woordenboeken of vertaalprogramma's (die mag je namelijk bij het echte examen ook niet gebruiken).
  • Gebruik het liefst altijd je eigen woordenboek. Als je je woordenboek goed kent, kun je sneller vinden wat je zoekt.
  • Gebruik een redelijk nieuw woordenboek.

Let bij het woordenboekgebruik op de volgende dingen:

  • Als een woord meerdere betekenissen heeft, staat de meest gebruikelijke vooraan. Lees wel alle betekenissen door en kies de betekenis die het beste in de tekst past.
  • Uitdrukkingen staan er vaak niet in het geel in. Kijk bij het belangrijkste zelfstandig naamwoord of eventueel het werkwoord uit de uitdrukking.
  • Vervoegingen, het voltooid deelwoord en tijden van werkwoorden vind je niet in het woordenboek. Je moet altijd het hele werkwoord opzoeken (dus niet: ik wist; maar: weten).
  • Het meervoud vind je niet, kijk bij het enkelvoud.
  • Samengestelde woorden vind je vaak niet in zijn geheel. Splits die woorden en zoek hun afzonderlijke delen op.

 

E: oefening
Zoek de volgende woorden op in je woordenboek.
Noteer de betekenis. (Neem de tijd op.)

reizbar weitaus
behelligt Neubausiedlung
pfeifst Ansicht
Spitzenplatz ergänzte
listet auf obendrein


Controleer je antwoorden.

 

E: Spel
Maak nu zelf een lijstje met vijf woorden die je klasgenoten in het woordenboek moeten opzoeken.

Tip: Maak er een spelletje van: wie vindt de woorden het snelst?

 

Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Woordenlijsten

Basiswoordenlijst
Je hebt waarschijnlijk gemerkt hoe lastig het is om de betekenis van woorden te raden en hoe lang het duurt om een woord in een woordenboek op te zoeken.
Dus hoe meer woorden je kent hoe beter.

In StudioWozzol staan al veel woordenlijsten klaar, waar je mee kunt oefenen.
Met dit programma kun je woordjes op een gemakkelijke en efficiënte manier leren.
Klik op de knop StudioWozzol om met de woordenlijsten aan de slag te gaan!
De eerste keer moet je je even aanmelden, zodat je voortgang kan worden bijgehouden.

StudioWozzol

Persoonlijke woordenlijst
Welke woorden je weet en welke niet, verschilt per leerling.
Daarom is het in deze laatste fase naar het eindexamen toe verstandig om een individuele woordenlijst bij
te houden.

  1. Markeer in elke tekst die je vanaf nu gaat lezen de kernwoorden, dus woorden die belangrijk zijn
    voor een goed begrip van de tekst.
  2. Probeer de betekenis van onbekende woorden te raden of zoek ze op in je woordenboek.
  3. Noteer die woorden met de vertaling in een apart schrift, document of meteen in StudioWozzol.
  4. Bespreek de lijst eventueel af en toe met je leraar.
  5. Leer zo veel mogelijk van die woorden uit je hoofd.

Structuur

Inleiding

Structuur
Vaak moet je in een examenvraag het verband tussen delen van de tekst, bijv. alinea's, aangeven.
Je moet dan weten of het een voorbeeld, een conclusie, een opsomming enz. is.

Signaalwoorden (ook: structuurwoorden) helpen je deze verbanden te herkennen.
Hoe beter je de signaalwoorden kent en weet welke functie ze hebben, hoe hoger je zult scoren voor je examen.
Daarom is één van de belangrijkste taken in de voorbereiding op je eindexamen: Leer de signaalwoorden met hun vertaling en functie uit het hoofd.

Oefening 1

Oefening 1
Wat hoort bij elkaar?
Doe de volgende oefening. Combineer de zinsdelen met elkaar.


Kijk na het maken van de oefening naar de uitleg in het volgende blokje.


Signaalwoorden
Bekijk de presentatie in het volgende filmpje.

Oefening:Oefening 1 - Structuur

 

 

Deze oefening was waarschijnlijk niet moeilijk.
Door de signaalwoorden kon je begrijpen welk verband er tussen de zinsdelen bestaat, bijv. Miriam koopt een braadworst omdat ze honger heeft.

In de eerste helft van de zin wordt een reden genoemd.
Dat zie je aan het signaalwoord omdat (weil).

Oefening 2

Oefening 2
Wat betekent het onderstreepte en vetgedrukte woord?
Sleep het woord naar de zin.


WRTS
Leer de signaalwoorden en oefen ze met WRTS.

Signaalwoorden - conclusie
Signaalwoorden - doel/middel
Signaalwoorden - hoeveelheid
Signaalwoorden - oorzaak/gevolg
Signaalwoorden - opsomming
Signaalwoorden - reden (argument)
Signaalwoorden - tegenstelling
Signaalwoorden - tijd
Signaalwoorden - voorbeeld

Oefening:Oefening 2

Oefening 3 - 6

Oefening 3
Doe de volgende oefening.

Oefening 4
Waar horen de woorden te staan?
Sleep de woorden naar de juiste plek.


Oefening 5
De volgende tekst heb je al eerder gelezen. Je leest de tekst nu weer, maar dit keer ga je zoeken
naar het antwoord op een andere vraag.
Je vindt de vraag onderaan de tekst in het Worddocument: Bijlage 5
Lees de tekst en beantwoord de vraag.
Kijk voor de uitleg in het antwoordenmodel.

 

Oefening:Oefening 3

Oefening:Kies het juiste signaalwoord

Oefening 6
Lees de tekst: Bijlage 6
Beantwoord de vragen.

  1. Hoe past de tweede alinea bij de eerste alinea? Zij is een ... .
    1. conclusie
    2. voorbeeld
    3. verklaring
    4. tegenstelling
  2. Hoe past de vierde alinea bij de derde alinea? Zij is een ... .
    1. conclusie
    2. voorbeeld
    3. verklaring
    4. tegenstelling

 

Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

 


En nog een laatste tip:


- Heb altijd als je teksten gaat lezen een markeerstift bij je.
- Markeer alle signaalwoorden die je tegenkomt.
- Schrijf de functie die het signaalwoord aangeeft in de kantlijn.
- Wees bijzonder alert bij vragen die betrekking hebben op verbanden in de tekst.

Oefening 7 - 8

Oefening 7
Maak de eindexamenvraag.

VMBO KB 2011-1, Tekst 11, Vraag 27


Oefening 8
Maak de eindexamenvraag.

VMBO KB 2011-1, Tekst 13, Vraag 32

Antwoorden

Oriënterend lezen

Oefening 1

Je ziet een hoop uitgedrukte peuken. De man op de voorgrond lacht en wappert met een briefje van € 100.
Op de achtergrond staan twee andere mannen die een sigaret in hun hand houden. De man met het geld zal wel de chef uit de titel zijn.
Volgens de titel beloont hij mensen die niet roken (Nichtraucher).
Uit het tussenkopje kun je halen dat die beloning voor mensen in het bedrijf is die niet roken en ze krijgen daar maandelijks € 100 voor.

Het gaat gaat dus over een baas die probeert zijn medewerkers te stimuleren te stoppen met roken.

 

Oefening 2

Je ziet een vrouw die bij een (tuin)huisje staat en naar een camera wijst.
Waarom zou ze daar een camera hebben hangen? Waarschijnlijk omdat er in de buurt dingen gebeurd zijn, bv. inbraken.
Inderdaad staat er iets van een inbreker (Einbrecher) in de titel.
Met de foto's uit de bewakingscamera zoekt ze dus de inbreker.

 

Oefening 3

Aan de opmaak zie je dat het om een affiche voor een bioscoopfilm gaat.
De titel van de film kun je wel vertalen (honing in het hoofd) maar waarschijnlijk kun je nog niet meteen zeggen waar de film over gaat.
Je ziet wel een oude man die er een beetje als een groot kind bijloopt, met een knuffelbeest in zijn arm. Een meisje houdt zijn hand vast, het lijkt alsof ze hem ergens naartoe leidt.
Uit het bijschrift kun je halen dat de oude man haar opa is en dat hij Alzheimer heeft. Je weet wel wat Alzheimer is, toch?
Een ziekte waarbij de hersenen aangetast worden en waarvan mensen vergeetachtig worden waardoor hun hele persoonlijkheid verandert.

De film gaat over de relatie tussen de zieke opa en zijn kleindochter.

 

Oefening 4

Je herkent meteen de logo's van Facebook en Google.
Daar sluit de titel bij aan: Wat Facebook en Google over jou weten.

De tekst zal dus gaan over gegevens die je via je account en surfgedrag bewust of onbewust aan die bedrijven verstrekt.

 

Oefening 5

Je ziet twee jonge mensen die naar een tabletscherm kijken.
Ze zien er vrolijk uit.
Volgens titel en bijschrift zijn ze zich aan het oriënteren op wat ze willen worden/wat hun droombaan zou kunnen zijn.
Dat doen ze met bepaalde apps.
In de tekst zullen dus vijf apps voorgesteld worden die je bij je beroepskeuze helpen.

 

Oefening 6

Je ziet een surfer in een gigantische golf.
In de titel zie je het Engelse woord 'King' en je leest het woord 'gewinnt' (wint).
Je kunt dus vermoeden dat de tekst over een surfwedstrijd gaat en dat John John die wedstrijd heeft gewonnen.

Globaal lezen

Oefening 1

Antwoord C is juist.

Je hoeft niet de hele tekst te lezen om daarachter te komen.

Aan de titel, tussenkop, plaatje en bijschrift zie je dat de vraag gesteld wordt of voor een reis die je in een reisbureau boekt meer geld kwijt bent dan wanneer je die reis op het internet boekt.
Dat is precies de vraag die bij de tekst hoort!
Er wordt dus naar de hoofdgedachte van de tekst gevraagd.
Je eigen idee daarover zou waarschijnlijk zijn dat je op internet goedkoper een reis kunt boeken.
Als je in de tekst kijkt, kom je er snel achter dat dat volgens het onderzoek niet het geval is.
Je leest alleen de vetgedrukte inleiding: daarin staat letterlijk 'die Buchung im Reisebüro – inklusive persönlicher Beratung – ist oft nicht teurer als im Internet' (het boeken in het reisbureau – inclusief persoonlijk advies – is vaak niet duurder dan op het internet).
Eigenlijk is dat al het antwoord op de vraag.
Voor de zekerheid lees je ook de laatste alinea: 'Der Glaube, persönliche Beratung im Reisebüro mache eine Reise teurer ... ist ... aber falsch.' (Het idee dat persoonlijk advies een reis duurder maakt is echter fout.)
Hier wordt dus nog een keer bevestigd dat het boeken van een reis in een reisbureau niet duurder is dan op internet.
Meer hoef je dus niet te lezen.

 

Oefening 2

Antwoord D is juist.

Op de foto zie je dat er iets met de sneeuw is gedaan. De woorden 'Coole Kunst' en 'Snow Art' bevestigen dat.
Hij is dus een kunstenaar die iets met sneeuw doet.
Misschien kun je dat van het woord 'gestapft'/'stapft', het Nederlandse woord 'stap', afleiden (zie ook 'voetstappen' in antwoord D).
Dan ben je al aardig op weg naar het juiste antwoord want als iemand kunst maakt door stappen in de sneeuw te zetten, dan komt dat aardig overeen met antwoord D.
Anders lees je in de vetgedrukte inleiding dat hij 'mit den Füßen geometrische Formen in den Schnee ... malt' (met zijn voeten geometrische patronen in de sneeuw schildert/tekent) en dan heb je het juiste antwoord ook al te pakken.
Je hoeft dus niet verder lezen.

 

Oefening 3

Antwoord D is juist.

Op de foto zie je een landschap met ijs en sneeuw. Onder de foto staat dat het -59 graad is. Dat is wel extreem koud!
In beide alinea's kom je kernwoorden tegen: am kältesten bewohnten Ort der Welt, Kälte, -40 Grad Celsius, kältesten Schulweg der Welt, -54 Grad Celsius, Kälte – genoeg bewijs dus voor antwoord D!

Zoekend lezen

Oefening 1

Goede antwoord: Faschingskostüm Polizist.

Je scant de advertenties. De meeste vallen meteen af.
Dat zie je aan het plaatje en/of aan de titel. Misschien twijfel je nog tussen Feuerwehr en Polizist, maar waarschijnlijk ken je het Duitse woord voor politieagent of kun je het snel raden.
Je antwoord is dus 'Faschingskostüm Polizist'.
Let er op dat je de titel in het Duits moet opschrijven!

Oefening 2

Goede antwoord: Frau Müller muss weg

Je scant de bioscoopladder.
Sommige films vallen meteen af omdat het geen Duitse films zijn.
Er blijven maar enkele Duitse films over. Die bekijk je iets beter. Snel zie je bij film 5 het woord 'ouderavond'. Bovendien zie je op het plaatje een schoolbord.
Je antwoord is dus 'Frau Müller muss weg'.
Let er op dat je de titel in het Duits moet opschrijven!

Oefening 3

Juiste antwoord: Nee, op maandag is het circus dicht/hebben ze geen voorstelling.

Je zoekt in de flyer naar de openingstijden. Je ziet dat die er alleen voor woensdag t/m vrijdag, zaterdag, zon- en feestdagen aangegeven zijn.
Bovendien staat er bij maandag en dinsdag 'spielfrei'. Ze zijn dus vrij op maandag, met andere woorden: ze hebben geen voorstelling op maandag.
Je noteert dus: nee, op maandag is het circus dicht/hebben ze geen voorstelling.

Oefening 4

Juiste antwoord: Camping Hopfensee

Je moet uit de lijst van vier campings de meest passende kiezen.
Als je iets van de topografie van Duitsland afweet, heb je bij deze vraag zeker een voorsprong.
Alleen Bayern (Beieren) is in het zuiden – het meest waarschijnlijke is dus dat je hier bergen hebt.
In de tekst zie je bovendien het woord 'Alpen' en weet je dus dat je met deze camping wel goed zit.

Je schrijft dus op: Camping Hopfensee.

Oefening 5

Juiste antwoord: 25%

Je scant de tussenkopjes in de linker kolom.
Als je het woord 'Rabatt' kent, weet je meteen dat je hier moet zoeken.
Andere categorieën kun je al snel uitsluiten. Het %-teken helpt natuurlijk ook al. Je leest dat je 25% op de normale prijs krijgt, dat moet dus om de korting gaan.

Je noteert dus: 25%.

Intensief lezen

Oefening 1

Vraag 1 - a: niet
Vraag 1 - b: wel
Vraag 1 - c: niet
Vraag 1 - d: niet
Vraag 2: A
Vraag 3: C

Oefening 2

Vraag 1 - a: wel
Vraag 1 - b: wel
Vraag 1 - c: niet
Vraag 1 - d: niet

Vraag 2 - a: wel
Vraag 2 - b: niet
Vraag 2 - c: wel
Vraag 2 - d: niet

Oefening 3

Juiste antwoord: A

Woordbetekenis

Oefening A+B+C

open hoest gevaar beroepswens
conditie voetganger halve dagen werken haarkleur
nat trui rijp melkchocolade
zakdoek scheiding bezoek parkeergarage
veiligheidsspeld werktijden offer diefstal
tandenborstel opgeven lantaarn flitslicht

rodekool

 

offen Husten Gefahr Berufswunsch
Kondition Fußgänger halbtags arbeiten Haarfarbe
nass Pullover reif Vollmilchschokolade
Taschentuch Scheidung Besuch Parkhaus
Sicherheitsnadel Arbeitszeiten Opfer Diebstahl
Zahnbürste aufgeben Laterne Blitzlicht
Rotkohl

 

D-Oefening 1

Je leest dat de kinderen op weg naar school een gevaarlijke rivier moeten oversteken.
Naar de andere kant kun je alleen met een 'Drahtseil mit einem Korb' komen.
In de volgende zin lees je van een wankele constructie.
In de volgende alinea staat dat ze de 'Korb' moeten trekken (ziehen) en dat het 'Drahtseil' daarbij in hun handen snijdt.
Inmiddels kun je je die constructie wel voorstellen: kinderen zitten in een mand die aan een stalen kabel/touw vastzit en worden zo naar de andere kant van de rivier getrokken. Het plaatje bevestigt dat het zo gaat.
Door de context begrijp je dus nu hoe de kinderen aan de andere kant komen.

D-Oefening 2

In de eerste alinea lees je dat het vroeger allemaal veel tijd kostte/lang duurde voordat je een reis geboekt had.
De 2e alinea gaat erover dat het tegenwoordig dankzij internet sneller gaat en je veel tijd bespaart.
Je kunt snel een reis boeken en krijgt snel passende aanbiedingen.
Het woord 'ruckzuck' is dus een synoniem voor 'snel'.

D-Oefening 3

Het is snel duidelijk dat het om verpakkingen gaat en daarom of ze milieuvriendelijk zijn of niet.
"Flasche" betekent natuurlijk 'fles'. Je leest in alinea 1 dat 'Mehrwegflaschen' weer opnieuw gevuld kunnen worden (wiederbefüllt werden).
Het tegenovergestelde zijn volgens de tekst 'Einwegflaschen', flessen die maar één keer gebruikt kunnen worden. 'Mehrwegflaschen' zijn dus flessen voor meermalig gebruikt.

D-Oefening 4

Alleen in de titel staat het woord 'Stau'. In de tekst kom je verder alleen het woord 'Verkehrsstörungen' tegen. Dat kun je uit elkaar halen: een (ver)storing van het verkeer. Daarbij zie je een plaatje van lange rijen auto's en waarschuwingsborden met daarop het woord 'Stau'. Je kunt dus uit de context opmaken dat 'Stau' 'file' betekent.

 

E-Oefening

prikkelbaar, overgevoelig knorren, grommen verreweg aanmeldingstermijn
(beheiligen) lastig vallen (Neubau + Siedlung) nieuwbouwwijk (Geschäftsmann) zakenman (schnarchen) snurken
(einmischen) zich mengen in, zich bemoeien met (Schüler + Koch) leerlingen die koken (pfeifen) fluiten mening, opvatting
(Spitze + Platz) topplek, plek aan de top (ergänzen) volledig maken, aanvullen (Konzentration + Förderung) bevordering/stimulering van de concentratie (Pute + Streifen) kalkoenreepjes
(auflisten) een lijst maken bovendien (schmeicheln) vleien (Strauch) struik

 

reizbar grunzen weitaus Meldefrist
behelligt Neubausiedlung Geschäftsmänner geschnarcht
einzumischen Schülerköche pfeifst Ansicht
Spitzenplatz ergänzte Konzentrationsförderung Putenstreifen
listet auf obendrein schmeicheltet Sträucher

Structuur

Oefening 5

De zin waar het om gaat begint met 'denn'.
Dat is een signaalwoord en betekent 'want'.
Er wordt dus een reden/een argument gegeven, namelijk dat de kinderen één van de koudste schoolwegen van de wereld hebben.
De zin verklaart dus iets wat in de regels ervoor gezegd werd.

Het juiste antwoord is C.

Oefening 6

In de eerste zin van de tweede alinea staat 'nämlich'.
Dit signaalwoord geeft een reden en daarmee een verklaring aan.
De vierde alinea begint met 'doch', een signaalwoord dat een tegenstelling aangeeft.

Juiste antwoord voor vraag 1 is C.
Juiste antwoord voor vraag 2 is D.

  • Het arrangement Module: Lesen vmbo-b34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2016-12-20 08:54:45
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    De module 'Lesen' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben over de module over het gebruikte materiaal, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Duits;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    11 uur en 20 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, leerlijn, rearrangeerbare