Informatievaardig

Informatievaardig

Inleiding

Waarom dit onderdeel

Je kunt internet in grote lijnen voor drie dingen gebruiken.

1. Consumeren. Bijvoorbeeld opzoeken van informatie. Je "consumeert" als het ware infomatie die een ander op het internet heeft gezet. Dat zoeken kan via google, maar er zijn nog meer zoekmachines, sommige heel gespecialiseerd. Maar er zijn ook online encyclopediën waar je zonder lang te zoeken goede informatie kunt vinden. Bij alle informatie die je opzoekt is het nuttig om je af te vragen of die informatie wel juist, volledig en onafhankelijk is.

Om het zoekproces te versnellen is het daarnaast verder handig om de mogelijkheden van "geavanceerd zoeken" van Google eens nader te onderzoeken.

2. Deelnemen. Facebook is een uitstekend voorbeeld van deelnemen aan internet, omdat je op die manier verbinding hebt met andere. Ook oudere personen hebben dit inmiddels ontdekt. Hele families die ver uit elkaar wonen volgen elkaar op die manier. Je deelt en wisselt op die manier je ervaringen met anderen. En stiekum vinden we het heerlijk als je bericht geliked wordt.

3. Produceren. Inhoud toevoegen aan het internet. Je vertelt over je ervaringen tijdens een reis om de wereld door elke week een blog-bericht te schrijven, zodat je volgers weten hoe het met je gaat en wat je allemaal beleeft. Of je hebt een eigen website. Maar ook je foto's op een fotosite (als je bijvoorbeeld amateurfotograaf bent) is produceren van inhoud op internet.

Internet is een belangrijke bron van informatie, maar minder vanzelfsprekend is het dat alle informatie ook betrouwbaar is. Dit arrangement beoogt de student te leren om op efficiënte wijze informatie te verzamelen en deze informatie te beoordelen op betrouwbaarheid en relevantie, alvorens de gevonden informatie te gebruiken voor eigen doeleinden.

Leerdoelen

Leerdoelen:

  • de student wordt zich er van bewust dat informatie die via zoekmachines op internet wordt gevonden niet automatisch betrouwbaar is.
  • de student leert zoekstrategieën om gericht en snel de juiste informatie te kunnen vinden op internet
  • de student leert te beoordelen of gevonden informatie juist, volledig en betrouwbaar is.
  • de student leert kritisch te beoordelen of de gevonden informatie bruikbaar is voor het onderzoeksdoel.
  • heeft specialistische kennis over het veilig digitaal werken en zorgvuldig handelen bij het verzamelen van informatie, gegevens en content
  • heeft specialistische kennis van auteursrechten bij downloaden en hergebruiken van informatie (tekst, beeld, geluid)
  • kan specialistische kennis van de functies en mogelijkheden van een systeem voor het verzamelen van informatie, gegevens en content toepassen

SBU 40 uur

Wat is Informatie?

Soorten informatie

 

Wat is informatie?

Je kunt informatie in twee hoofdgroepen indelen:

  • feitelijke informatie. Dit soort informatie heeft betrekking op feiten. Bijvoorbeeld: wie is op dit moment minister van onderwijs in Nederland. Wat je zoekt is de naam van deze minster, een feit. Je moet alleen controleren of het écht op dit moment de minister is, want voor haar waren er nogal wat voorgangers. En ook die vind je zo terug als je dit zou googelen. Dus moet je bijvoorbeeld kijken naar de datum waarop de informatie die je hebt gevonden is gepubliceerd. Een ander voorbeeld van dit soort snel opzoekbare informatie is: welke badplaatsen liggen aan de Costa Brava in Spanje?
  • analytische informatie. Dit soort informatie is complex, omdat het niet betrekking heeft op pure feiten, maar op interpretatie van feiten. Hier moeten feiten bij elkaar worden gezet en geanalyseerd, voordat het informatie is geworden. Bijvoorbeeld: wat is de trend in de ontwikkeling van het toerisme in de verschillende wintersportgebieden in Oostenrijk. Vóórdat je op deze vraag een antwoord kunt geven, moet je eerst een heleboel andere informatie verzamelen, bij elkaar zetten en analyseren. In het geval van Oostenrijk moet je op zoek naar een onderzoeksrapport waarin iemand dit al heeft uitgezocht, of je moet het zelf uitzoeken. In het eerste geval doe je dus literatuuronderzoek, in het tweede geval doe je zelf het hele onderzoek.

    Nóg een voorbeeld: "Wat is de invloed van duurzaam toerisme op het vakantiegedrag van de Nederlandse toerist?" Deze vraag kun je niet als een feit opzoeken. Het is namelijk een onderzoeksvraag. Je moet eerst weten van duurzaam toerisme eigenlijk is, uit welke onderdelen dit bestaat. Verder moet je uitzoeken wat branche-organisaties en touroperators vinden van duurzaam toerisme en wat ze feitelijk doen. En je moet op zoek naar trends in koopgedrag bij consumenten bij het boeken van vakantiereizen. Je moet dus eerst een heleboel feiten en begrippen verzamelen en die zelf te combinerentot nieuwe - samengestelde - informatie.

    Je ziet, dit is al heel wat anders dan even snel googelen. Het antwoord staat niet vanzelfsprekend op internet. In dit onderdeel van het keuzedeel gaan we ons vooral richten op analytische informatie.

Over internet gesproken, dit is echt niet de enige bron van informatie. Je kunt ook zoeken in boeken (ja echt), kranten (ok, die staan dan weer online tegenwoordig). De encyclopedie is een uitstekende bron van informatie. Je hebt de papieren versie, (duur) betaald, maar je weet zeker dat alle informatie die er in staat klopt, want daar zorgt de uitgever wel voor. En je hebt Wikipedia, met vaak heel goede informatie, maar soms ook niet en bovendien lang niet over alle onderwerpen. Een voordeel van Wikipedia is dan weer wel dat er in verschillende talen Wikipedia versies zijn. Dus als je een vreemde taal beheerst kun je bijvoorbeeld in de Spaans-talige Wikipedia informatie vinden die weer niet in de Nederlandse versie zit.

 

 

Bronnen van informatie

 

Informatie zoeken

Informatie zoeken staat voor veel mensen gelijk aan even googelen. Maar hoe weet je nou of de informatie die je vindt wel klopt? Is de informatie wel juist, betrouwbaar en volledig?

Een voorbeeld: stel je hebt een kwaal en je zoekt informatie over een bepaald medicijn waarvan je gehoord hebt dat dit zou helpen. Het eerste dat je dan jezelf moet afvragen wie degene is die jou vertelt dat het zou helpen. Dit soort informatie vind je vaak op medische fora. Maar de mensen die daar berichten plaatsen zijn bijna nooit artsen, maar patienten. Dus hier heb je al direct de vraag: "hoe deskundig zijn die mensen eigenlijk?".

Je zoekt verder en je komt een website tegen over het medicijn waar je informatie over zoekt. Die website is van een farmaceutisch bedrijf dat het medicijn op de markt brengt. Hier moet je aan jezelf echt de vraag stellen of de informatie die je krijgt wel objectief is (dus zonder eigenbelang en vanuit meerdere kanten bekeken). Wat denk je zelf?

Je hebt dus nu via internet al heel veel informatie verzameld. Maar je weet nog steeds niet of die informatie juist, volledig en betrouwbaaar is.

En toch komen veel mensen met dit soort informatie de spreekkamer van de huisarts binnen. En in dit geval is dat eigenlijk de enige autoriteit die je moet vertrouwen.

 

 

OPDRACHT: Bronnen van informatie

Er zijn heel veel soorten van bronnen. Internet is er (maar) één van.

1. Maak een lijst met mogelijke bronnen van informatie en presenteer deze lijst in de klas.

2. Geef per bron een score op de schaal 1 - 5 in welke mate je de bron betrouwbaar acht en geef ook aan waarom je dit vindt.

3. Geef per bron een score op de schaal 1 - 5 in welke mate je de bron eenvoudig of moeilijk toegankelijk vindt en geef ook aan waarom.

3. Welke bronnen gebruik je zelf. Zet ze in je overzicht.

 

 

Hoe moet je zoeken op internet?

Zoeken op internet kan nog best lastig zijn. Er is zo verschrikkelijk veel informatie te vinden. Het komt regelmatig voor dat iemand die informatie zoekt over een bepaald onderwerp te maken krijgt met wilfing. Dit is een uit het Engels afkomstig begrip en het betekent dat je bij het zoeken wordt afgeleid door de overdaad aan informatie en dat je "vergeet waar je naar op zoek was" ofwel in het Engels "What was I looking for".  De term is inmiddels in het Nederlands vertaald met winozzen (waar was ik naar op zoek).

Een bijkomend probleem is dat woorden meerdere betekenissen kunnen hebben.

Opdrachten

1. Zoek op welke betekenissen het woord "golf" allemaal heeft.

2. Zoek op welke betekenissen het woord "pi" allemaal heeft.

3. Wat betekent de afkorting ERP? Wat moet je nog meer weten voor je een zinnig antwoord op deze vraag kunt geven?

 

Efficiënt en effectief zoeken 

We bekijken twee filmpjes over efficiënt en effectief zoeken. In het eerste filmpje krijg je een paar tips over goed zoeken. In het tweede filmpje worden HBO-studenten geïnterviewd over wat zij voor informatie gebruiken als ze een paper moeten schrijven, een soort werkstuk dus. We gaan na de filmpjes wat achtergrondinformatie behandelen om goed te leren zoeken en goede zoekresultaten te behalen. Daarbij hoort ook informatie over de betrouwbaarheid van websites en over het nemen van de juiste stappen op weg naar het antwoord. In de werkgroepen ga je zelf aan de slag. 

 

  

Zoeken op internet 1

Zoeken op internet 2

Noteer de antwoorden op de vragen. We bespreken de antwoorden. 

Vragen  

Filmpje een: 

1. Wat is de bedoeling van de makers van het filmpje? 

2. Wat wil de hoofdpersoon uit het filmpje opzoeken? Welke zoekvragen formuleert hij? 

Werkvorm: bekijk deze film met twee personen. Jullie schrijven zo uitgebreid mogelijk de antwoorden op de vragen voor jezelf op. De docent laat de verschillende groepjes presenteren (suggestie: een padlet is hier een bruikbare werkvorm). 

 

Filmpje twee: 

1. Welke mogelijke informatiebronnen (ook buiten internet) worden genoemd? 

2. Als je kiest voor internet, waar letten de studenten dan op om te zien of de informatie betrouwbaar is.  

Werkvorm: bekijk deze film met twee personen. Jullie schrijven zo uitgebreid mogelijk de antwoorden op de vragen voor jezelf op. De docent laat de verschillende groepjes presenteren (suggestie: een padlet is hier een bruikbare werkvorm). 

Hoe werkt een zoekmachine

Inleiding
Bestudeer eerst de infograhic van Google waarin de verschillende fases van het zoekproces in een afbeelding wordt uitgelegd.
Beantwoord ook de vragen hieronder.
1. Waarmee kun je de index van Google vergelijken?
2. Welke omvang heeft de index van Google?
3. Wat is een andere naam voor Webcrawler?
4. Wat wordt bedoeld met "Google Instant"?

 

Open bestand searchInfographic.pdf

 

Een zoekmachine bestaat uit drie onderdelen: 

•spider  

•database   

•interface met een zoekmechanisme 

 

De spider 

Spiders zijn programma's die over het Web reizen en webpagina's voor de zoekmachine verzamelen. De spiders - ook worm, robot, crawler of intelligent agent genoemd - volgen de links op webpagina's en sturen elke pagina die ze tegenkomen naar de database (index) van de zoekmachine. Omdat webpagina’s regelmatig veranderen, komt de spider ook regelmatig bij al geïndexeerde pagina's terug en neemt eventuele veranderingen over. Hoeveel tijd tussen de bezoeken van de spider zit verschilt per zoekmachine. 

Pagina's die volledig op zich zelf staan, dus geen links naar andere sites hebben, worden door een spider niet gevonden. Een oplossing hiervoor kan zijn: het aanmelden van de site bij een zoekmachine, zodat die toch in de database wordt opgenomen. 

 

De database 

De database bevat alle pagina's die door de spider zijn gevonden. Bij de grootste zoekmachines bevat de database honderden miljoenen pagina's. Als je zoekt met een zoekmachine, dan zoek je in deze database. Je zoekt dus niet op het Web zelf! Zit een bepaalde pagina niet in de database, dan zul je hem met die zoekmachine ook niet vinden. 

Elke zoekmachine heeft zijn eigen database. Natuurlijk is er sprake van overlap tussen de databases van de verschillende zoekmachines, maar ook heeft elke database zijn unieke pagina's. Daarom is het aan te raden je bij het zoeken niet tot één zoekmachine te beperken. Wil je een groter deel van het Web doorzoeken, gebruik dan meerdere zoekmachines. 

Diverse onderzoeken tonen aan dat de elf meest gebruikte zoekmachines samen slechts 42% van het Web bestrijken. Zoekmachines blijven echter het enige instrument waarmee je door middel van het opgeven van zoekwoorden informatie op het Web kunt opzoeken. 

 

Interface met zoekmechanisme 

Via de zoekinterface kunnen gebruikers zoeken in de database van de zoekmachine. Je voert enkele trefwoorden in en de zoekmachine zoekt relevante sites in zijn database. 

Vaak heeft een zoekmachine naast de homepage (de zogenaamde simple search) ook een advanced search-pagina. Hier kun je gebruik maken van enkele zoektechnieken die je in staat stellen zeer gericht te zoeken. Zo kun je bijvoorbeeld de relaties tussen zoektermen aangeven met behulp van Booleaanse operatoren, of zoeken op woorden in bepaalde delen van pagina's, zoals de URL of de titel. 

Wanneer een zoekmachine gebruiken? 

Zoekmachines zijn vooral geschikt voor zeer specifieke zoekvragen. Ze halen die pagina's uit hun database waarin de door jou opgegeven trefwoorden voorkomen. Zijn dat hele specifieke trefwoorden, dan is er een redelijke kans dat je snel vindt wat je zoekt. Zoek je echter op algemene, veel voorkomende trefwoorden, dan krijg je vermoedelijk zeer veel treffers (hits). 

 

Het is dus zaak met de trefwoorden precies te benoemen wat je zoekt en altijd met meerdere trefwoorden tegelijk te zoeken. 

 

Ben je op zoek naar informatie over een breed onderwerp, dan is een directory of startpagina met zijn in onderwerpscategorieën gerubriceerde sites vaak handiger. 

 

Ook voor zeer recente informatie, zoals het laatste nieuws, moet je niet bij een zoekmachine zijn. De kans dat dergelijke berichten al door de spider gevonden zijn en in de database zijn opgenomen is klein. Je kunt je dan beter tot een gespecialiseerde nieuwssite wenden. 

Voorbeeld: news.google.nl 

Verschillen tussen zoekmachines 

Er zijn vele duizenden zoekmachines die allemaal een gedeelte van het Web afzoeken. Sommige lijken op elkaar, andere zien er weer helemaal anders uit. Waarin onderscheiden deze zoekmachines zich nu van elkaar? 

  • de snelheid van de spider. Hoeveel webpagina's kan de spider bezoeken en verwerken? 

  • de techniek van de spider. Wordt alleen de homepage van een website bezocht of speurt de spider dieperliggende webpagina's af? 

  • de omvang van de index (lijst van woorden waarmee de zoekmachine de eigen database van websites afzoekt)  

  • de omvang van de database waarin kopieën van webpagina's zijn opgeslagen. Welk gedeelte van het Web is met de zoekmachine te doorzoeken?  

  • de snelheid waarmee de zoekmachine de eigen database afzoekt.  

  • de gebruiksvriendelijkheid van de zoekmachine. Op welke manieren kan de gebruiker zoeken: eenvoudig, geavanceerd?  

  • lay-out  

Een klein verschil in een van deze elementen zal effect hebben op de resultaten van een zoekactie. Dit is een van de redenen waarom resultaten van zoekmachine tot zoekmachine verschillen wanneer met dezelfde zoekwoorden wordt gezocht.  

De mogelijkheden van Google 

We bespreken de zoekmachine Google uitgebreid. Op dit moment geeft Google de beste resultaten van alle zoekmachines, maar als je er met Google niet uitkomt probeer dan eens een andere zoekmachine zoals Bing. Geen enkele database van een zoekmachine bevat de complete informatie van internet, dus het is altijd de moeite waard om iets achter de hand te hebben.  

 

  • Het eerste wat bij Google opvalt is de aangenaam sobere, bijna lege interface.  

  • Google staat bekend om zijn snelheid en de hoge mate van relevantie van de gevonden sites. De techniek die het gebruikt voor het bepalen van relevantie heet PageRank. Hierbij wordt, naast de trefwoorden natuurlijk, gekeken naar het aantal links dat naar een bepaalde pagina gaat. Een pagina waar veel links heen leiden krijgt een hogere waarde. Ook wordt meegenomen welke sites naar een pagina linken. Zijn dat sites die zelf een hogere waarde hebben, dan krijgt een pagina waar ze naar linken ook weer een hogere waarde. Ingewikkeld, maar het werkt goed.  

  • Op de homepage zie je de “Ik doe een gok” -knop. Als je trefwoorden invoert en dan hierop drukt, leidt Google je direct naar de eerste site uit de lijst met treffers. De lijst zelf wordt overgeslagen.  

  • Bij een treffer zie je op de tweede regel vaak een klein driehoekje staan. Daaronder zit een link met de tekst “vergelijkbaar”. Door hier op te klikken zoekt Google automatisch naar verwante pagina's.  

  • Ook staat er een link met de tekst “In cache”. Dit leidt naar de kopie van die pagina zoals Google die in zijn database heeft opgeslagen. Het voordeel hiervan is dat een pagina bij Google nog beschikbaar is, terwijl die op het web niet bereikbaar of al verdwenen kan zijn. Ook kun je checken wanneer de spider de site voor het laatst bezocht heeft. 

  • In “Geavanceerd zoeken” kun je menugestuurd zoeken met Booleaanse operatoren. Ook kun je via drop-down menu's diverse filters in je zoekvraag aanbrengen. Je kunt zoeken op taal, bestandsformaat, datum, plaats in de webpagina of op domein. 

  • Door op de link “afbeeldingen” te klikken kun je naar plaatjes zoeken. 

  • De link Nieuws brengt je naar de nieuwspagina van Google: het meest actuele nieuws staat hier bovenaan met een vermelding hoe oud het nieuws is. Het nieuws wordt elk kwartier automatisch bijgewerkt. 

  • Vele andere mogelijkheden met Google kun je vinden onder “Meer” en onder “alles over Google”: help bij zoeken, Google functies en waarom Google gebruiken? Het loont de moeite om je te verdiepen in de extra mogelijkheden van Google. Er zijn allerlei handige mogelijkheden. 

Bron: http://www.gratiscursus.be/zoeken/zoeken_les06.htm 

 

De zoekresultaten

Bovenaan vinden we dus het aantal resultaten terug dat Google gevonden heeft, plus de tijd dat hij erover heeft gedaan om deze te vinden.  

Daaronder vinden we de verschillende zoekresultaten die ook maar iets te maken hebben met onze zoekwoorden.  

 

Het zoekresultaat bestaat uit:  

1.De titel van de pagina.  

Deze staat in de titelbalk van je browser nadat je hierop hebt geklikt. 

2.Het adres van de pagina  

Dit staat in de adresbalk van je browser nadat je het resultaat hebt aangeklikt. 

3.Adres van de pagina met pijltje voor vergelijkbaar en In cache. 

Als je klikt op de link vergelijkbaar kom je bij hetzelfde soort pagina’s uit als die er zijn volgens Google. Klik je op de link 'In Cache' dan zal Google deze pagina laden uit zijn eigen Cache (de database), niet van het Internet. Je kunt meteen zien wanneer de spider de pagina voor het laatst bezocht heeft. 

 

Sommige pagina's worden getoond met een inspringing.  

Dit betekent dat deze pagina een subpagina is van een site, niet de hoofdpagina.  

Onder zo‘n pagina vinden we de link 'Meer resultaten van...'. Klikken we hierop dan toont Google ons een lijst met alle pagina's die te vinden zijn op deze site.  

Wanneer we een zoekactie hebben uitgevoerd, vinden we bovenaan en aan de rechterzijde van het venster Gesponsorde Koppelingen. Dit is reclame waarbij aanbieders hebben betaald om bij bepaalde zoekwoorden tevoorschijn te komen. 

 

Vragen 

1.Wat is de functie van de spider? 

2. Wat betekent In cache? 

3.Wanneer gebruik je de resultaten uit In cache? 

4. Wat houden gesponsorde koppelingen in? 

 5. Is het aan te raden om van gesponsorde koppelingen gebruik te maken? 

 

Zoeken voor gevorderden

Google Trick You Need To Try Bron: Buzzfeed via Youtube

Geavanceerd zoeken

Google heeft hele handige zoekfuncties, die echter niet algemeen bekend zijn. In bovenstaande video heb je er een aantal voorbij zien komen. Door ze te gebruiken worden je zoekresultaten beter en kost het zoeken naar de juiste informatie bovendien minder tijd. Hieronder vind je nog een paar handige mogelijkheden.

 

De eerste vier invulvakken zijn in feite niet meer of minder dan de tekens die Google voor ons automatisch zal toevoegen.

Het eerste vak zijn alle woorden waarop je wil zoeken: alle woorden moeten in het document voorkomen.

De woorden die je ingeeft in het tweede vak zal Google tussen aanhalingstekens plaatsen: hij zoekt naar de woorden als in een zin.  

Naar de woorden in het derde vak zal Google een voor een zoeken: er hoeft maar een van de woorden de website voor te komen.  

En in het vierde vak zal Google de woorden van een minteken voorzien. Het betreffende woord mag niet in de website voorkomen.

 

In alle overige vakken kun je de zoekopdracht nog meer specificeren, zoals bijvoorbeeld de Taal, de Regio, zelfs een PowerPoint bestand. Je moet ze maar eens goed bekijken, al deze opties. Druk op de knop 'Google zoeken' wanneer je je vraag geformuleerd hebt.  

 

Zoeken in een URL

 

Je kunt in Google naar bepaalde woorden zoeken die voorkomen in het internetadres.  

Stel, je bent op een feestje en een vriend van je geeft je een internetadres. De volgende dag zit je met een kater, en het enige wat je nog kan herinneren is dat er het woord 'cursus' in kwam. Je kunt dan zoeken naar alle internetadressen met dat bepaalde woord. Zet “Woorden die worden weergegeven” op “in de URLvan de pagina”.

In het normale Google zoekvak typ je hiervoor inurl:cursus en je klikt daarna op de knop 'Google zoeken'. Google geeft je alle internetadressen, URL's dus, waar het woord cursus in voor komt.  

 

Zoeken in een Website

Wanneer je zoekt met Google op een bepaald woord, toont Google je alle sites waar dit woord wordt vermeld. Je kunt echter ook naar een woord zoeken binnen een bepaalde site.

Bijvoorbeeld: Je wil alle pagina's weergeven waar het woord 'bereik' in voorkomt, in de site gratiscursus.be. Je zet dan de URL in het vak site of domein.

In het normale Google zoekvak typ je hiervoor site:gratiscursus.be en je klikt op de knop 'Google zoeken'.  

Google toont alle pagina's waarin het woord 'bereik' voorkomt, van de site gratiscursus.be.  

 

Links zoeken

Wil je weten welke sites er naar jouw site linken, typ dan je link:www.jouwsite.be in het invulvak bij Google. Het resultaat dat je krijgt, vermeldt het aantal sites die een link hebben gelegd naar jouw pagina. En je weet, hoe meer sites een link leggen naar jouw site, hoe hoger je wordt geplaatst in de Google zoekresultaten.

Dit zoeken naar links vanuit Geavanceerd zoeken doe je door onder: “U kunt ook ...” te klikken op de link:

 

Google's woordenboek

Om Google te gebruiken als woordenboek, typ je het woord define: voor het zoekwoord.  

Tip: zoeken binnen een website gaat goed met CTRL-F.

 

Het diepe web of het onzichtbare web

Eigenlijk is de definitie van het deep web simpel: het is alle informatie op het www die je niet via een zoekmachine naar boven kunt halen. Wat vinden zoekmachines niet? Ze vinden niet:

  • waar geen hyperlink naar toe bestaat (de spider vindt de website niet)

  • wat zeer recent is

  • wat na input van een gebruiker wordt aangemaakt (door een zoekterm in te voeren in een database ontstaat een tijdelijke dynamische pagina; deze bestaat niet lang genoeg om door een zoekmachine gevonden te worden)

  • wat niet door de zoekrobot kan worden gelezen (andere filetypes dan HTML. Dit verschilt per zoekrobot en dus per zoekmachine)

  • wat afgeschermd is voor robots (doordat je er moet inloggen of voor moet betalen)

Enkele simpele voorbeelden van het diepe web zijn de telefoongids en de bibliotheekcatalogus. Je kunt de informatie pas opzoeken nadat je naar de betreffende site bent gegaan om in de database te gaan zoeken. Dat geldt ook voor een databank zoals de krantenbank. Je kunt binnen de bibliotheekcatalogus zoeken om een bepaald onderwerp. Je vindt dan niet alleen boektitels maar ook artikelen uit kranten. Deze artikelen zijn alleen in te zien en uit te printen in de bibliotheek zelf.

Meer zoektips

 

Bekijk onderstaande video en noteer voor jezelf welke zoekfuncties Google recent heeft toegevoegd. Lees daarna de tekst onder de video en maak de opdrachten.

Googles nieuwste zoekfuncties

We gaan eerst eens onderzoeken wat voor hulp we kunnen krijgen van de grootste zoekmachine ter wereld. En daarna lees je tips over hoe je kunt zoeken. Je doet er ook een oefening mee, om het in de vingers te krijgen.

a. Lees alle tips die Google  geeft over zoeken op internet via Tips en Trucs  en "Hoe "zoeken werkt".

b. Lees daarna alle informatie bij Slim Zoeken op Internet.

Vragen over de drie webpagina's die je zonet hebt bestudeerd.

  1. Wat is een algoritme precies?
  2. Wat is Google Instant?
  3. Op welke manier kun je de zoekresultaten verfijnen?
  4. Hoe moet je zoeken naar exact dezelfde woordgroep? Geef hier ook een voorbeeld bij.
  5. Maakt het voor Google uit of je hoofdletters of kleine letters gebruikt?
  6. Hoe moet je zoeken op bestandstype?
  7. Waarom is de zoekterm ' hoofdpijn' beter dan de zoekterm ' mijn hoofd doet zeer'?

 

c. Zoekoefeningen
Zoek om te oefenen de antwoorden op de vragen hieronder. Vergelijk je antwoorden met een medestudent. Hebben jullie dezelfde resultaten? Als je resultaten verschillen, zoek je nog een keer.

 

  1. Zoek het jaarverslag van Unilever in pdf formaat. Wat is het meest recente jaarverslag dat te vinden is?
  2. Zoek informatie over een vakantie naar de Costa Brava OF de Costa Dorada.
  3. Van welke dierfamilie is de keep lid?
  4. Hoeveel hits levert zoeken op zonder aanhalingstekens en hoeveel hits krijg je als je zoekt met aanhalingstekens als je als zoekterm intypt: keep is lid van .  Zie je nog meer verschillen in de resultaten?
  5. Wat is de tweede voornaam van president Barack Obama?
  6. Zoek op twee manieren naar informatie over Sven Kramer: eerst gewoon met als zoekterm Sven Kramer en daarna via websites die Sven Kramer in de titelbalk hebben staan. Wat is het verschil in aantal hits?
  7. Geef met behulp van Google een definitie van Cardiovascualair en zet die in je verslag.

 

Antwoordenzoekmachines

Antwoordzoekmachines proberen direct het antwoord op een vraag te vinden. Dit is best handig als je bepaalde feiten zoekt. Maar het geeft natuurlijk lang niet antwoord op al je vragen. Het hangt maar van de vraag af. Een bekende antwoorden zoekmachine is Wolframalpha. Maar ook Google wordt er steeds beter in. Maar het blijft opletten hoe actueel de getoonde informatie is!!  Je moet bij Wolframalpha wel de vraag even in het Engels vertalen trouwens.

Opdrachten

1. Zoek via Google en via Wolframalpa op hoeveel inwoners Nederland momenteel heeft. Vergelijk beide antwoorden en zet er bij op welk moment (jaar en/pf maand) het gegeven aantal inwoners betrekking heeft. Welke van de twee zoekmachines geeft nog aanvullende informatie en welke informatie is dat dan?

2. Hoeveel rokers heeft Nederland? Geef voor beide zoekmachines de informatie die je krijgt, geef ook aan welke vorm die informatie heeft (percentage, aantal in de vorm van een getal, etcetera) en of je naast de gegeven informatie nog meer informatie krijgt. Geef tenslotte aan wat de bron van de informatie is en uit welk jaar de informatie is.

3. Geef voor vraag 1 en ook voor vraag 2 aan welke zoekmachine volgens jou de beste en meest precieze en up-to-date informatie verschaft en vertel ook waarom.

Verwerkingsvorm van deze opdracht: schrijf een blog-bijdrage over deze opdracht waarin je beschrijft wat je doet, welke resultaten het heeft opgeleverd en tot slot een gemotiveerde concluse (het antwoord op vraag 3).

 

Eigen informatie maken

Je kunt ook informatie verzamelen door dingen aan andere mensen te vragen. Bijvoorbeeld door middel van een interview, een online enquete of door middel van observeren van gedrag. Het is daarbij steeds heel belangrijk dat je de onderzoeksvraag heel goed in beeld hebt en dat je heldere antwoord- of interpretatiecategorieën hanteert.

Een paar voorbeelden (met opdrachten) ter verduidelijking.

 

Observatie

De vraag luidt: Hoeveel fietsers rijden op een druk kruispunt door een rood stoplicht. Er zijn twee subvragen:
1. Zit er verschil in de aantallen als je kijkt naar het tijdstip van de dag. Hiervoor kun je zogenaamde uur-intervallen nemen, waarbij je turft hoeveel per uur er door rood rijden.
2. Is er verschil tussen mannen en vrouwen voor wat betreft het rijden door rood licht met de fiets?

Opdracht: Schrijf een onderzoeksopzet voor de verkeerskundige die de opdracht heeft dit uit te zoeken. En voer het onderzoek uit bij een zelf uit te zoeken stoplicht. In je verantwoording vermeld je uiteraard waar jullie het onderzoek hebben uitgevoerd, jullie voegen een googlemaps-afbeelding toe en ook een aantal foto's die tijdens de uitvoering van het onderzoek zijn gemaakt.

 

(Online) vragenlijst

En ook bij een online enquete is het moeilijkste onderdeel het verzinnen van goede vragen en (bij meerkeuzevragen) goede antwoordcategorieën.

Opdracht: Je wilt weten wat de politieke voorkeur is van een willekeurige groep mensen in de stad Groningen. Belangrijk is dat de groep geinterviewden een willekeurige gemiddelde groep personen is. Je kunt dus niet je klasgenoten interviewen, want die groep is eenzijdig samengesteld uit jongeren.

Stel een korte vragenlijst op en voer je onderzoek uit. Je mag op straat een enquete afnemen, maar ook online via bijvoorbeeld een mailadressen bestand. De steekproefgroep moet minimaal 20 personen bedragen. Als je kiest voor online afnemen van de vragenlijst moet je uiteraard eerst emailadressen van je respondenten gaan verzamelen.

 

Interview

Een interview kent ook zijn lastige kanten. Je interviewt bijvoorbeeld mensen met de vraag "bent u gelukkig". Denk je dat het begrip 'gelukkig' voor iedereen precies hetzelfde betekent? Stel je hebt alleen als antwoordmogelijkheden 'ja' en 'nee'. En je hebt aan 100 mensen de vraag gesteld, waarbij er 60 met 'ja' hebben geantwoord. Mag je dan de conclusie trekken (en publiceren) dat 60 procent van de bevolking gelukkig is? Met andere woorden: "had je niet nog wat extra vragen moeten stellen"?

Opdracht 1: bedenk minimaal 3 aanvullende vragen om meer en betere informatie te kunnen krijgen uit dit interview.
Opdracht 2: interview 20 willekeurige personen over dit onderwerp en presenteer de resultaten in een powerpointpresentatie.

 

Verwerkingsvorm van deze opdracht

  • Groepsopdracht van 3 personen per groep
  • Presentatie van de resultaten uit de drie onderzoeken in een powerpoint, te presenteren aan de klas, waarbij ook de manier van werken tijdens de onderzoeken wordt uitgelegd.
  • Aan het eind van de les moet de groepspowerpoint worden ingeleverd in de inlevermap Zelf informatie maken

Beeldinformatie

Zoeken met afbeeldingen.

Je kunt niet alleen met zoekwoorden zoeken, maar ook met afbeeldingen. Bijvoorbeeld om te controleren of een bepaalde website wel of niet betrouwbaar is. Of om vergelijkbare afbeeldingen te vinden. Of om te achterhalen wat iets voorstelt. Je kunt er ook mee controleren of jouw foto's niet ergens op internet ongevraagd worden gebruikt. Google heeft hiervoor een eigen subsite ontwikkeld: images.google.com

Klik op de link hieronder om te leren hoe je met afbeeldingen zoekt

https://www.google.nl/insidesearch/features/images/searchbyimage.html
Zoeken met afbeeldingen

Gratis fotosite’s
Onderstaande websites hebben allemaal foto’s van redelijk professionele kwaliteit. Deze foto’s worden gratis aangeboden. Gratis betekent ook helaas veel reclame in de sites zelf. Zoeken doet u het beste in het Engels, aangezien de sites Engelstalig zijn.

 

Zoeken van video-materiaal

Er is niet alleen informatie in woorden beschikbaar op internet, maar vooral ook in beeld. En dan hebben we het niet alleen over foto's, maar vooral ook over video. De met afstand best bekende zoekmachine voor video is natuurlijk Youtube. Je kunt daar niet alleen video's over ongeveeer elk denkbaar onderwerp vinden, maar je kunt er ook zelf video's plaatsen en delen door een eigen videokanaal te beginnen. Youtube is eigendom van Google. Om te zoeken op Youtube heb je geen account nodig, maar om een videokanaal te beginnen is een account bij Google (via een gmail mailadres) voldoende.

Er zijn nog andere videosites, weliswaar minder bekend, maar wel met heel veel materiaal. De twee meest bekende daarvan zin vimeo (vimeo.com) en dailymotion (dailymotion.com).

Videosites kunnen je veel handige informatie opleveren Een goed voorbeeld is dat er veel How To handleidingen te vinden zijn.

 

Opdrachten

1. Zoek via alle drie genoemde videosites een handleiding op hoe je een fietsband moet plakken. Noteer het aantal resultaten per videosite en selecteer daarna de video die volgens jou het meest duidelijk is.

2. Doe het zelfde met de vraag "how to repair your iphone 6 screen".

Google als rekenmachine

Google als rekenmachine
Google als rekenmachine

Je kunt Google ook als rekenmachine gebruiken. Het is heel eenvoudig. Je kunt in het zoekvak intypen wat je wilt uitrekenen. Bijvoorbeeld 18% van 290. Dan geef je een enter en het antwoord verschijnt in beeld. Er verschijnt ook direct een rekenmachine die heel erg lijkt op een gewone rekenmachine. Kijk naar de afbeelding hiernaast om het in beeld te zien.

  • Als je getallen wilt optellen gebruik je het + teken. Bijvoorbeeld 23 + 45
  • Als je getallen wilt aftrekken gebruik je het - teken. Bijvoorbeeld 56 - 23
  • Als je getallen wilt vermenigvuldigen gebruik je het x teken. Bijvoorbeeld 23 x 34
  • Als je getallen wilt delen gebruik je het / teken. Bijvoorbeeld 342 / 23
  • Als je wilt machtsverheffen gebruik je de tekst getal tot de macht getal  Bijvoorbeeld 9 tot de macht 3
  • Voor worteltrekken heb je de online rekenmachine nodig.

Verder heeft Google nog meer handige dingen die je snel informatie opleveren.

  • Je kunt bijvoorbeeld snel dollars in euro's omrekenen en omgekeerd. Type in het zoekvenster in: 50 dollar in euro's en je krijgt direct het antwoord.
  • Het omrekenen van temperaturen van Fahrenheit naar Celsius is ook gemakkelijk.
    Type gewoon in 70 degrees Fahrenheit in Celsius

Opdrachten:

Bereken met behulp van Google de volgende sommen/omrekeningen
a) 222 x 567
b) 23% van 680
c) 10 tot de macht 4
d) 25 graden Celsius in Fahrenheit
e) 150 euro's in dollar


Maak met behulp van het knipprogramma op je laptop steeds een " foto" van de uitkomst, zoals in het voorbeeld op de foto.

Lever deze vijf foto's in in de inlevermap Informatievaardig.

 

Cijfermatige informatie

 

Behalve veel geschreven informatie is er op het internet ook enorm veel cijfermatige informatie te vinden. Een van de belangrijkste bronnen daarvan is het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het CBS verzamelt over veel onderwerpen cijfers en presenteert deze in de vorm van tabellen en grafieken. Daarnaast heb je via de website van het CBS toegang tot de database van STATLINE.

Eerst maar een rondleiding. Ga naar www.cbs.nl en klik op Thema's. Links in het menu verschijnen alle onderwerpen waarover CBS informatie heeft. Je ziet daar een hele opsomming. We beginnen met

Bevolking.

1. Klik op bevolking. Er verschijnen een aantal mogelijkheden en ook een quizvraag: hoeveel 65-plussers zullen er naar verwachting zijn in 2060. Beantwoord de vraag en kijk of je het goed hebt. Wat is het juiste antwoord?

2. Klik op "Bevolkingsteller". Hoeveel mensen wonen er op dit moment in Nederland? Op 15 maart 2016 waren dat er 16.998.630. Maar enige weken later waren het er al 17 miljoen. Vermeld bij je antwoord dus vooral ook de datum waarop je dit hebt opgezocht.

3. Hoe 'telt' het CBS eigenlijk hoeveel Nederlanders er zijn?

4. Bekijk het filmpje "Op een doorsnee dag" en zet de cijfers daarvan op een rij.

5. Bekijk de bevolkingspiramide.
    - welke leeftijdsgroep (en) is (zijn) het grootst in Nederland?
    - Zet in een tabel onder elkaar de volgende gegevens neer":
       10/20/30/40/50/60/70/80/90 jarige leerftijd en voor elke leeftijd het aantal mannen en het aantal vrouwen.
      Wat valt op als je naar deze cijfers kijkt?

6. Speel de animatie af van 1950 tot 2060. Wat kun je hier uit afleiden?

7. Ga naar de twintiger test en bekijk eerst de infographic. Doe daana de vergelijkingstest. Deel de uitslag hiervan op Facebook en met je docent.

8. Bekijk de infographic Rolverdeling man - vrouw.
   - Schrijf een blogpost waarin je in eigen woorden uitlegt wat er in de rolverdeling tussen mannen en vrouwen is veranderd tussen 1969 en nu. Vergelijk in je blogpost ook de rolverdeling in Nederland als geheel met die bij jou thuis. Is die hetzelfde of zie je verschillen? En beëindig je blog met jouw persoonlijke wens op het punt van de rolverdeling in jouw (huidige of toekomstige) relatie. Hoe wil jij zelf de rolverdeling hebben?

 

Bij het thema Prijzen is ook veel interessants te vinden. Geld wordt steeds minder waard, dat heet inflatie.

1. Vergelijk de inflatie in Nederland met die in de Eurozone. Wat kun je afleiden uit de grafiek die het CBS ons laat zien?

2. Vergelijk de inflatie in Nederland met die van Griekenland. Wat kun je afleiden uit de grafiek die het CBS ons laat zien?

3. Het is wel eens leuk om te zien hoe prijzen zich in de loop van de tijd hebben ontwikkeld. Als iemand voor een fiets in 1900 € 100 moest betalen, hoeveel kostte die fiets dan in 2015?

4. Vergelijk ook hoeveel € 100 in jouw geboortejaar nu waard is.

5. Hoeveel moet je in 2015 hebben om een pakket producten te kopen dat in 2014 € 100 kostte?

6. Het CBS houdt ook bij welke dingen in een jaar tijd goedkoper of duurder worden. Dat maakt voor consumenten natuurlijk uit. Zoek op welke goederen duurder en welke goedkoper werden in de periode februari 2015 - februari 2016.

7. Vergelijk deze gegevens met jouw consumptiepatroon. Ben je goedkoper uit of werd het leven voor jou juist duurder? Motiveer je antwoord.

 

Vrije tijd en Cultuur.

Bij dit thema kun je van alles vinden over vakanties. Bijvoorbeeld over waar Nederlanders naar toe gingen op buitenlandse vakanties in de afgelopen jaren. Of waar de buitenlandse toeristen die in Nederland vakantie vieren eigenlijk vandaan komen.

1. Wat kun je ons vertellen over hoeveel Nederlanders vanaf de jaren '70 van de vorige eeuw hun zomervakantie in Spanje doorbrachten. Let het zo duidelijk mogelijk uit en gebruik daarbij de cijfers en de grafieken die het CBS je laat zien.

2. Doe hetzelfde ook voor Frankrijk en vertel daarna over de overeenkomsten en verschillen die je opvallen.

3. De vier traditionele wintersportlanden zijn voor Nederlanders toch wel Oostenrijk, Frankrijk, Zwitserland en Italie. Zet op een rijtje hoe het aantal wintersportende Nederlanders naar deze landen zich vanaf de jaren '70 tot 2015 volgens het CBS ontwikkelde en spoor overeenkomsten en verschillen op tussen deze 4 landen.

 

We gaan eens zoeken in Statline. Klik op de website van het CBS bovenaan op "Cijfers". Je komt op een pagina met kernindicatoren. Iets naar beneden zie je de knop StatLine databank. Het is aan te raden eerst de werking van StatLine te bestuderen voor je er mee begint.

1. Klik op de knop StatLine demonstratie en bekijk alle voorbeelden.

2. Zoek met behulp van de kaartfunctie op:
   - het totaal aantal inwoners van de gemeente Groningen in 2015
   - het aantal mannen en vrouwen in de gemeente Groningen in 2015 jonger dan 20 jaar.
   - het aantal mannen jonger dan 20 jaar
   - het aantal vrouwen jonger dan 20 jaar

3. Hoeveel inwoners had de provincie Friesland in 2015?

4. Woonden er in 2015 in Friesland meer dan mannen dan vrouwen of meer vrouwen dan mannen? Motiveer je antwoord met de cijfers.

5. Zoek met de zoekterm Vakantiegangers uit hoe de ontwikkeling was van het aantal Nederlandse vakantiegangers in de jaren 2003 - 2014, uitgesplitst naar vakanties binnen Nederland en vakanties buiten Nederlanders.
Je moet deze cijfers uitleggen. Gebruik daarvoor het begrip vakantieparticipatie (percentage dat op vakantie gaat) en doe ook wat rekenwerk om uit te rekenen wat de verhouding was tussen mensen die in binnen- en in buitenland op vakantie gingen. Tenslotte moet je ook nog iets zeggen over de ontwikkelingen door de jaren heen.


 

 

Oefenen als webdetective

Beoordelen van informatie op internet 

De website webdetective geeft een mooi overzicht van hoe je informatie moet zoeken en beoordelen, Hieronder staat de link.

Werk alle tabbladen helemaal door.

 

Dit programma gaat diverse mogelijkheden om de betrouwbaarheid te testen nog eens na. Het is gemaakt voor jongeren. Klik op Speuropdrachten en kies voor Bronnen controleren. Werk de vragen helemaal door. Aan het eind krijg je een uitslag hoeveel vragen je goed had.  

Bewaar al je antwoorden.

 

 

 

 

 

 

Hoe komt informatie tot stand

Objectief en subjectief

Bestaat er objectieve informatie? Objectieve informatie is informatie waarover geen discussie is of het waar of niet waar is. Iederen is het er over eens. Maar is objectief altijd objectief? Natuurlijk, je kunt het eens zijn over dat water vloeibaar is. Dat kun je zo zien. Maar als water kouder wordt dan nul graden is het opeens niet meer vloeibaar, maar vast, want het is ijs geworden. En als het warmer wordt dan honderd graden Celsius is het opeens een gas en dus een vluchtige stof. Dus om het eens te zijn over de stelling "water = voeibaar", moet je eerst met elkaar afspreken waar je het precies over hebt. In dit geval om water dat een temperatuur heeft tussen nul en honderd graden.

Subjectieve informatie is informatie die voor de ene persoon waar is, maar voor een andere persoon helemaal niet. Dit soort informatie heeft te maken met hoe je tegen de wereld aankijkt.  Wat voor de ene persoon een vaststaand feit is, hoeft voor een ander helemaal niet het geval te zijn. Met andere woorden, informatie is in heel veel gevallen subjectief. Of jij informatie als waar beoordeelt, hangt in dit geval mede af van je kijk op de wereld. Soms wordt dezelfde informatie zelfs op twee hele verschillende manieren geformuleerd en naar buiten gebracht.

Internet is een plek waar iedereen die dat wil informatie kan plaatsen. Maar dat wil dus niet zeggen dat het automatisch waar is. En dus is het heel belangrijk dat je bij het zoeken van informatie controleert wie de informatie heeft geplaatst, met welk doel die informatie is geplaatst, of de informatie betrouwbaar en waar is.

 

Opdracht

Selecteer uit een krant van deze week een voorbeeld van subjectieve informatie. Leg ook uit waarom jij vindt waarom het subjectieve informatie is en noem aanvullende informatie die de gevonden informatie aanvult of tegenspreekt.

Presenteer je informatie aan de klas.

Tip: met de tool Tricider kun je met je klasgenoten online een discussie voeren, argumenten voor en tegen geven en stemmen over de beste oplossing.

Eenzijdige informatie

Kraanwater    Bron: Patrick Koning, CVI conferentie 6 en 7 april 2016
Kraanwater Bron: Patrick Koning, CVI conferentie 6 en 7 april 2016

 

Eenzijdige informatie is informatie die maar van één kant belicht wordt.  Zoals het spreekwoord van "de andere kant van de medaille" al zegt zitten aan elk verhaal altijd twee kanten. Maar in werkelijkheid heeft bijna elk verhaal vele kanten en kunnen er heel veel verschillende boodschappen in verteld worden.Denk maar eens aan de politiek. Het kan zo maar zijn dat drie verschillende partijen een gebeurtenis heel anders uitleggen dan de anderen.

Denk maar eens aan het debat rond de Europese Unie. Iedereen heeft dezelfde infomatie, maar iedereen selecteert daaruit alleen die informatie die voor het eigen standpunt bruikbaar is. Dus als jij informatie zoekt over dit onderwerp, moet je daar dus wel scherp op letten. Zelfs met betrekking tot het dagelijks nieuws - en vooral wat er wel of niet in het nieuws komt - zijn er vraagtekens of het wel eerlijk toegaat. Lees het artikel maar eens van een oud NOS-medewerker.

Een ander voorbeeld is reclame. Een aanbieder van een bepaald produkt benadrukt natuurlijk altijd de voordelen en de positieve kanten. Feitelijk is dit dus eenzijdige informatie. Dat wil niet zeggen dat de aanbieder liegt, want dat mag niet. Niet in reclame en verder natuurlijk ook niet. Eenzijdige informatie is als het ware de halve waarheid.

 

Om informatie goed te kunnen beoordelen is belangrijk dat je weet waar je op moet letten.

Een paar tips:

  • Je ziet dagelijks zóveel informatie voorbij komen, dat alleen aansprekende, korte boodschappen blijven hangen. Vaak wordt je niet overtuigd door een redenering, maar door een gevoel dat het bij je oproept.
  • Feitelijke onderbouwing raakt steeds vaker op de achtergrond. Telkens als je leest “Uit onderzoek blijkt... ”, is het belangrijk om er bij stil te staan wat voor onderzoek het is. En wie het onderzoek heeft uitgevoerd, en met welk doel.
  • Een onderzoek hoeft niet onafhankelijk, representatief of zelfs controleerbaar te zijn om op de voorpagina van het dagelijkse nieuws te komen. Dat zie je bijvoorbeeld aan de stapel onderzoeken over gezonde voeding. Bijna elk jaar komen er wel weer nieuwe onderzoeken die net weer andere voedingsmiddelen gezond noemen.
  • Gekleurde termen zeggen vaak veel over de mening van de auteur. Vergelijk bijvoorbeeld: snelheidsduivels / verkeerovertreders, verzetsstrijder / terrorist, zorgvuldig / pietluttig.

Bij het controleren of een artikel wel of niet eenzijdig is kun je je de volgende vragen stellen

  1. Wat zeggen andere bronnen over het onderwerp?
    Lees nog eens een andere bron door. Wat wordt daar gezegd.

  2. Wat is de achtergrond van de auteur?
    Heeft de auteur belangen, is het een deskundige die dingen onderzocht heeft of is het iemand die een mening over iets verkondigt. Dat is nogal een verschil.

  3. Wat zegt het webadres over de herkomst van de site?
     

  4. Wat is het doel van de site en welke invloed zou dat kunnen hebben op de inhoud? (commercieel, informatief, promotie). Wil men via de website dingen verkopen, alleen maar informatie geven of over dingen discussiëren?

  5. Wordt de site gesponsord? Zo ja, door wie?
     

  6. Zijn genoemde feiten controleerbaar door een goede bronvermelding?
     

  7. Is de site actueel?
    Dit is soms moeilijk te achterhalen, maar je kunt er wel naar zoeken.

  8. Hoe is de tekst geschreven - wat wordt er uitvergroot (dus wat krijgt veel nadruk) welke conclusies worden er getrokken?

 

Opdracht 1.

Lees dit artikel over voedingsonderzoeken en geef na het lezen antwoord op de vragen hieronder

1. Geeft wetenschappelijk onderzoek altijd heldere antwoorden en conclusies? Waarom wel of niet?

2. Noem drie punten waarmee je de kwaliteit van een onderzoek snel kunt beoordelen.

 

Opdracht 2

Jij hebt een onderzoek gedaan naar de eetvoorkeuren van mensen en daar komt uit naar voren dat patat het lievelingsvoedsel van de mensen in Nederland is. Je hebt 10 mensen gevraagd, allemaal studenten jonger dan 20 jaar. Je vraag aan de mensen die aan het onderzoek meededen was of ze in de afgelopen 2 weken 1 of meer keer patat hadden gegeten. Buiten de 10 personen die antwoord gaven op je vraag heb je geen andere mensen geinterviewd.

Vraag: op welke punten van je onderzoeksopzet kun je kritiek hebben?

 

Opdracht 3

Beantwoord de 8 vragen die je net hebt gelezen (net boven de opdrachten 1 en 2 van zonet) voor een website waarop reclame wordt gemaakt voor een bepaald produkt. Je mag zelf weten welke.

 

 

Opdracht 4

Boven aan deze pagina staat een foto over gratis kraanwater in de horeca.

Zoek drie websites over dit onderwerp. Vat de standpunten van deze websites samen. Je begrijpt al dat de meningen over dit onderwerp verdeeld zijn.  Stel je wilt zelf iets over dit onderwerp schrijven: welke informatie zou je in je verslag schrijven?

 

 

Reviews

 

Hoe betrouwbaar zijn reviews? Iedereen kent ze, de reviews van hotels, restaurants, vakantieparken enzovoort. Je kunt ze vinden op sites als Tripadvisor, Booking.com en Zoover. Maar hoe betrouwbaar zijn die reviews eigenlijk? Zijn het wel echte klanten die die reviews schrijven? En hoe belangrijk zijn die reviews eigenlijk voor consumenten?

Lees het artikel van FrankWatching over de betrouwbaarheid van reviews en geef daarna voor jezelf via een blogpost antwoord op de vraag "Hoe betrouwbaar zijn reviews?"

 

Opdracht Reviews.

Houd een nterview met bijvoorbeeld Zoover, Booking.com, Tripadvisor, Coolblue  of een van de onderstaande websites van de review website van Nederland. Zoek er één van uit en ga aan ze vragen in hoeverre ze denken dat de reviews die worden geschreven honderd procent echt zijn. En waarom ze dat denken natuurlijk. Doe dit in de vorm van een interview (mag telefonisch).

Volg de volgende stappen om het tot een succes te maken:
1. Bedenk met je groepje eerst wat het doel is van het interview. Schrijf dit zo concreet mogelijk op. Bedenk ook alvast alle vragen de je wilt stellen.
2. Zoek contact met het door jullie geselecteerde bedrijf en vraag of je met iemand van dat bedrijf een (eventueel telefonisch) interview mag houden. Je stelt uiteraard eerst je zelf voor en vertelt ook binnen welk kader het interview moet worden gehouden (opdracht van het keuzedeel Digitale Vaardigheden Gevorderd van Noorderpoort). Hierbij komt het doel van het interview ook heel belangrijk en daarom moest je eerst stap 1 doen.
3. Maak een afspraak die schikt in de agenda van degene die zal worden geinterviewd.
4. Bedenk van te voren hoe jullie de taken verdelen voor wat betreft het stellen van de vragen en het notuleren van de antwoorden.
5. Bedank de medewerker van het bedrijf na afloop van het interview.

Manipulatie en propaganda

Op internet zijn heel wat voorbeelden van manipulate en propaganda te vinden. Iedereen kan er tenslotte alles plaatsen wat hij wil. Het enige wat je kunt doen is je zelf kritisch opstellen van dat wat je leest en niet alles klakkeloos te geloven. En als je twijfelt aan of iets wel of niet klopt kun je natuurlijk altijd andere bronnen raadplegen om te kijken of daar hetzelfde staat of heel iets anders.

Opdracht:

1. Lees onderstaand fragment door.

2. Zoek voor drie beweringen die in het fragment worden gedaan bronnen die de bewering ondersteunen of juist ontkrachten. Noem in alle gevallen de bron die je gebruikt om een bewering te ondersteunen of te ontkennen. Geef in het geval van een ontkenning ook de informatie die volgens jouw wél waar is.

3. Leg je ervaringen vast in een verslag en lever dit in in de inlevermap Waar of niet waar

 

In 1933 kwam Adolf Hitler aan de macht in Duitsland. Bij verkiezingen, gehouden kort nadat hij kanselier was geworden, kreeg hij een grote meerderheid van stemmen. Foto's, gemaakt tijdens zijn kanselierschap, suggereren dat hij populair was bij het Duitse volk. Hij was het hoofd van een steeds welvarender natie. Een verdrag met Frankrijk in 1940 stelde Hitler in staat een verdedigingslinie voor Duitsland langs de kanaalkust aan te leggen. Duitsland was een tijd lang het veiligste land van Europa. Hitler zei bij diverse gelegenheden dat hij in vrede met andere Europese landen wilde leven. Toch werd Duitsland in 1944 van alle kanten aangevallen door Engeland, de V.S. en de S.U.. Hitler die niet in staat was deze invasie van zijn land teniet te doen pleegde zelfmoord toen Russische legers Berlijn verwoestten. Hitler wordt nog steeds beschouwd als een van de belangrijkste personen uit de twintigste eeuw.

Bron: Lee, Peter J., Putting principles into practice: understanding history in: How students learn

 

Herhaling

 

Een van de belangrijkste manieren om iemand te overtuigen is herhaling. Bij eclame is dat overduidelijk. Na een avond televisie kijken zie je vaak dezelfde reclame voorbijkomen. Herhaling zorgt dat iets in ons hoofd blijft hangen en als je een bepaald artikel nodig hebben pak je vaak onbewust iets dat je bekend voorkomt.

Bij reclame ben je je bewust van dit effect en toch werkt het. Bij nieuws ben je je hiervan vaak veel minder bewust. Wat je gister op tv zag, las de ander in de krant en nog een ander vind het vooraan op zijn news-feed. Dit wordt gedeeld en onderwerp van gesprek en zo echoën we lekker door.

 

Op hoe meer kanalen informatie binnenkomt, hoe eerder je geneigd bent dit voor waar aan te nemen. Een voorbeel van hoe geregisseerd dit kan zien vind je op onderstaande link:


Zoveel nieuwslezers, zoveel nieuws

 

Propaganda is een term die je al vlug associeert met niet-vrije landen of schrikbewinden van vroeger. Het heeft een sterk negatieve klank en wikipedia omschrijft het als volgt:

 

Propaganda is een vorm van communicatie waarbij door de belanghebbende partij wordt getracht aanhangers voor haar gedachtegoed te winnen door het bespelen van de publieke opinie. Dit wordt bewerkstelligd door het bewust verspreiden van eenzijdige en/of verzonnen informatie.

 

Eigenlijk zou nieuws, een dagelijks gesprek of een schoolboek propaganda kunnen zijn. Het is maar net wat je als eenzijdige of betrouwbare informatie beschouwt.

 

Bekijk de volgende 2 video’s:


NOS faalt en liegt met anti-Rusland propaganda

 

Identiek interview met Olaf Koens, in DWDD en ZML

 

Beantwoord bij elke video de volgende vragen:


  1. Is dit volgens jouw propaganda?

  2. Wordt er onjuiste informatie gegeven?

  3. Welk belang zou de maker / zouden de makers hebben om de zaken zo voor te stellen?

  4. Welke kanten worden onderbelicht?

 

 

 

WAAR of NIET WAAR

Bekijk onderstaande film.

Is het echt of niet echt?

Waar of niet waar?

Het zoekproces

Wat zoek je precies?

Fase 1 Definiëren: Wat zoek ik precies Bron: Leraar 24

Om de juiste informatie te kunnen vinden moet je jezelf altijd afvragen welke informatie je precies zoekt. Anders zoek je de verkeerde informatie, te veel of juist te weinig.

We gaan er practisch mee aan de slag. En je werkt tegelijkertijd aan een opdracht die verder op in het keuzedeel wordt behandeld.

Werkvorm: groep van 3 personen.
Werkomgeving: een eigen (tijdelijke) office 365 groep, waar jullie alle drie lid van zijn en waarvan de docent ook lid is.

 

Opdracht:  Maak een werkstuk over de invloed van technologie op je toekomstige baan.

Tja, daar sta je dan. Wat moet ik eigenlijk doen? Wat is de vraag precies? Ha, daar heb je het begin van de draad al te pakken!

Hoe pak je het aan? Probeer eerst de 4 vragen hieronder de beantwoorden, dan krijg je wat grip op het geheel.

Stap 1 Wat is de vraag? 

Analyseer de vraag: 

  1. Wat is gegeven (bekend)? 

  1. Wat is gevraagd (onbekend)? 

  1. Wat is de context van de vraag? 

  1. Waarvoor is het nodig? 

Begin met het stellen van deelvragen om je probleemstelling af te bakenen.

1. Maak in een Office 365 groep een werkdocument aan. Bedenk zoveel mogelijk deelvragen en zet deze onder elkaar.

2. Maak met je groep een mindmap en bedenk zoveel mogelijk dingen die volgens jullie bij het onderwerp horen.
Je doel is om je nader te oriënteren op de vraag die gesteld is.

3. Maak een overzicht van mogelijke bronnen die jullie later in het onderzoek gaan raadplegen. Waar kun je goede en betrouwbare informatie vinden over het onderwerp?

4.Bedenk de voorlopige hoofdvraag. Dit is een een stap op weg naar de uiteindelijke onderzoeksdoelstelling.
Deel deze voorlopige hoofdvraag op in deelvragen. Vaak kun je dan de deelvragen verder uitwerken in zoekvragen.

Hoe herken je een goede hoofdvraag?

- Je hebt een duidelijke en eenduidige vraag. Een vage vraag levert ook een vaag antwoord op. Eenduidig wil zeggen dat de vraag niet voor andere interpretaties vatbaar is, je kunt de vraag maar op één manier opvatten.
- de vraag is specifiek. Je moet je onderzoeksvraag goed afbakenen, anders wordt het onderzoek veel te groot en ga je verdwalen.
- de vraag is open gesteld. Dat wil zeggen dat je er niet met een simpel ja of nee op kunt antwoorden. Bijvoorbeeld: "Gaat het goed met de Nederlandse economie"?  is een slechte vraag. Een goede specifieke en open vraag zou kunnen zijn "welke positieve en negatieve invloeden kun je in het jaar 2016 waarnemen in de Nederlandse economie:?  Uiteraard gevolgd door een conclusie waarin je iets zegt of het goed of niet goed gaat met de economie.

 

5. Maak een korte presentatie in prezi, waarmee jullie aan de klas de onderzoeksdeelvragen en de mindmap presenteren en uitleggen. Op de laatste slide staat wat jullie uiteindelijke concrete onderzoeksvraag is.  Dit is de hoofdvraag die in jullie onderzoek wordt uitgewerkt.

 

 

 

Goede zoektermen bedenken

Fase 2 Zoeken van informatie Bron: Leraar 24

Stap 2 Hoe ga je zoeken? 

Bedenk een zoekplan. Gebruik de onderstaande vragen daarbij. 

  1. Welke bronnen ga je gebruiken? 

  1. Welke zoekinstrumenten? 

  1. Welke trefwoorden gebruik je

De hoofdvraag, de deelvragen en de zoekvragen zijn bekend. Daarnaast hebben jullie een lijst gemaakt met mogelijke bronnen waar de informatie te vinden is. Verdeel nu de zoekvragen over de informatiebronnen. Wat gaan jullie op internet opzoeken, wat in boeken of in een bibliohteek.

 

Omdat er nu eenmaal veel informatie te vinden is op internet is het heel verstandig om goede zoekvragen te bedenken voordat je op internet gaat zoeken.

1. Maak een overzicht van welke vragen je in welke informatiebron gaat opzoeken.

2. Maak een overzicht van zoekvragen voor de dingen die je op internet gaat opzoeken.

Maak gebruik van de zoektips en je kennis van hoe Google resultaten op een rij zet. Verder is onderstaande tip belangrijk. Een goed hulpmiddel om het overzicht te bewaren is het maken van een woordweb of mindmap.

 

Uitbreiden van zoektermen

Je begint simpelweg met het intikken van één zoekterm. De kans is groot dat je teveel resultaten krijgt waarvan er ook veel niet relevant zijn. Door een tweede zoekterm toe te voegen zoek je al specifieker. Zowel de ene als de andere zoekterm moet immers voorkomen in de gevonden websites of documenten. Je hebt nu minder resultaten maar wel specifieker. Als je nog niet tevreden bent over je resultaten, dan voeg je nog een zoekterm toe. Hiermee ga je door tot je een bruikbare lijst met resultaten hebt die echt gaan over je onderwerp.

 

Selecteren van informatiebronnen

Het is nu van belang om een definitieve keuze te maken voor je informatiebronnen

Geef een overzicht van de bronnen die jullie gaan raadplegen en motiveer steeds de keuze voor de gekozen informatiebron.

Het zoeken zelf

Je hebt nu onderzoeksvragen, zoekvragen en zoektermen. Dus nu ga je zoeken in de door jullie geselecteerde bronnen.

 

Volg je zoekplan. 

Beschrijf duidelijk wat je gedaan hebt om het antwoord op de vraag in stap 1 te vinden.  

Beschrijf ook de minder succesvolle of verkeerde routes en geef aan wanneer en waarom je besloten hebt om je zoekplan bij te stellen. 

Schrijf een blogpost over de avonturen die je tijdens je zoektocht hebt beleefd. Wat kwam je tegen, waar raakte je de weg kwijt.

https://stip.hva.nl/zoeken/index.html
Zoektips van de Hogeschool van Amsterdam

Gebruik de zoektips van de Hogeschool van Amsterdam voor je onderzoeksvraag. Noteer in een apart document steeds jullie keuzes met betrekking tot je onderzoeksvraag. Geef jullie document de naam "Zoekverslagvoornaamvoornaamvoornaam" . Aan het eind van deze opdracht leveren jullie dit in in de inlevermap Zoekverslag

1. Eenvoudig of geavanceerd zoeken: Boleaanse operatoren, zoals AND, OR, NOT

2. Exact phrase: met welke zin gaan jullie zoeken op Google?

3. Hoe gaan jullie een onderzoeksterm "trunkeren"?

4. Maskeren. Jullie moeten vast op Engelstalige dan wel Amerikaanse sites gaan zoeken. Hoe lossen jullie dit op?

5. Vóórdat jullie een bezoek aan bibliotheken (Universiteitsbibliotheek of Forum Openbare Bibliotheek) brengen is het handig om trefwoorden te bedenken waarmee jullie de catalogus van die bibliotheek kunnen doorzoeken. Noteer ze ook in jullie verslag.

6. Welke begrenzingen gaan jullie gebruiken bij het zoeken?

7. Geef met betrekking tot jullie onderzoeksvraag voorbeelden van alle vier genoemde zoekmethoden: sneeuwballen, citatiezoeken, uitbreiden en beperken, parelgroeien.

Verzamel alle materiaal dat jullie nu hebben gevonden. Hebben jullie genoeg materiaal, te veel of juist te weinig?
En wat is nu de volgende stap die jullie gaan doen?

Selecteren en beoordelen van informatie

Fase 3: Selecteren en beoordelen van informatie: Bron: Leraar 24

Opdracht: noteer alle tips die de student in het filmpje van Leraar 24 geeft over het zoeken van informatie.

Bespreek deze tips in je groepje en verdeel ze in nuttige en minder nuttige tips. Zet er ook bij wat je zelf wel of niet al wist.

Voeg de uitkomsten hiervan toe aan je blogbijdrage van fase 2.

 

 

Tips om de betrouwbaarheid van websites te checken 

Een handige manier om snel een website te beoordeen vind je hieronder. Lees alles door en maak daarna de oefeningen met deze methode.

Wat is een website WAARD  . 

Wat zegt het Webadres. 

Wat is de Autoriteit van de Auteur. 

Is de site Actueel (up-to-date?). 

Is de site omgeven door Reclame (objectief?). 

Wat is het Doel van de site (stemt de inhoud daarmee overeen?).  

 

Webadres 

Gemeentelijke informatie haal je bij voorkeur bij de gemeente, informatie over je gezondheid bij de huisarts of specialist. Als je op Internet rondkijkt, kom je veel informatie tegen waarvan niet direct duidelijk is hoe betrouwbaar die is. Een hulpmiddel om de autoriteit en de doelstellingen van een website vast te stellen is een blik op de URL.  

Elke pagina op het Internet heeft zijn eigen unieke adres, de zogeheten URL, de Uniform Resource Locator. Hieronder wordt uitgelegd hoe deze URL's in elkaar steken en hoe je zelf het adres van een site kunt verzinnen. 

Om te beginnen ontleden we de URL van de homepage van de KLM: http://www.klm.nl/  

  • http – Geeft aan dat het HTTP-protocol van toepassing is. HTTP staat voor HyperText Transfer Protocol, dit is het protocol dat voor webpagina's wordt gebruikt. Het verzorgt de communicatie tussen de webbrowser en de webserver.  

  • www – Geeft aan dat het een webpagina betreft. Bijna alle URL’s beginnen met 'www'. Er bestaan ook adressen die niet met www beginnen. Dit wordt door de aanbieder bepaald. De aanbieder bepaalt de naam van de webserver. Deze adressen bevinden zich overigens wel gewoon op het world wide web. 

  • klm - De sub domeinnaam. Het onderwerp van de site komt hierin naar voren, in dit geval de KLM.  

  • .nl - De topdomeinnaam, in dit geval de landencode voor Nederland.  

 

Het protocol ziet er anders uit als de verbinding beveiligd is. Een voorbeeld van een beveiligde website is https://internetbankieren.frieslandbank.nl/ebank/ 

 

  • https - beveiligde verbinding. De 's' staat voor 'secure' (beveiligd). Staat er alleen 'http' (zonder 's') dan is de internetverbinding niet beveiligd. Een beveiligde pagina is te herkennen aan de aanwezigheid van een veiligheidsslotje. 

Door op het veiligheidsslotje te klikken komt er extra informatie over het SSL Certificaat. Bij het gebruik van een moderne browser kleurt de adresbalk groen en kun je extra informatie over de website opvragen.  

SSL CERTIFICAAT 

 

Opdrachtje tussendoor 

Stel je voor: je bent op zoek bent naar Italiaanse zinnen voor op reis. Je komt 2 adressen tegen: 

Kijk dan naar het eerste gedeelte van de adressen: vandale.nl en members.chello.nl.  

 

Het eerste adres is van de uitgeverij van Dale. Reken maar dat die ervoor zorgen dat er geen foutjes op hun site staan. Bij members.chello.nl/~janvandungen gaat het om een abonnee van Chello. Je ziet vóór de naam van de abonnee een ~teken (een tilde). Wat die abonnee op de site zet, kan heel interessant zijn, maar houd er rekening mee dat het om een site van privé-persoon gaat. 

 

De topdomeinnaam kan informatie geven over de herkomst van de bron.  

  .com verwijst naar commerciële informatie; 

  .org verwijst naar een non-profit organisatie;  

  .edu verwijst naar educatieve instellingen (vooral universiteiten in de VS); 

  .gov verwijst naar de overheid van de VS; 

  .int verwijst naar een internationale organisatie; 

  .mil verwijst naar militaire instellingen van de VS; 

  .museum verwijst naar musea; 

  .tvverwijst naar tv; de televisiebranche maakt graag gebruik van dit domein van het eiland Tuvalu 

Enzovoort 

 

Let wel: de domeinaanduiding kán informatie geven over de herkomst van de bron, maar dat is niet noodzakelijk. Zo kun je als particulier bijvoorbeeld gewoon een .com of .org adres registeren.  

 

Autoriteit 

Zoals je gezien hebt, kan het webadres je informatie verschaffen over de autoriteit van de schrijver van de site. Maar dat is niet voldoende. Wat kun je nog meer doen?  

Bekijk of de verantwoordelijke voor de inhoud bereikbaar is via e-mail, brief of telefoon. Als er geen verantwoordelijke op een webpagina staat, dan moet je wantrouwend worden! 

Hanteer de Paaseierenregel (Arjan Dasselaar): Eén bron is geen bron, twee bronnen zijn een halve bron, drie bronnen vormen een bron. 

Bekijk wat andere sites van de gevonden webpagina vinden. Hoeveel pagina's verwijzen er (stemmen vóór) en wat is de aard van de verwijzende pagina's? In Google typ je dan bijvoorbeeld in link:naamvansite.nl in en bestudeer je de resultaten.  

 

Actueel 

Voor veel onderwerpen is het belangrijk dat de informatie actueel is. Dus niet te oud. Er kunnen bijvoorbeeld nieuwe medicijnen en behandelingen op de markt komen, wetten kunnen veranderen, enzovoort.  

Hoe kom je erachter hoe oud de informatie is? Je kunt dan kijken naar hoe actueel het materiaal is dat op de pagina’s staat. Daarnaast probeer je na te gaan wanneer de laatste update van de pagina was. Je vindt de laatste update vaak onderaan de pagina, samen met de naam en het (e-mail)adres van de auteur. Ook de actualiteit van de links geeft een indicatie van de actualiteit. 

De inhoud van een roman hoeft natuurlijk niet actueel te zijn. Dit is statische informatie.  

 

Reclame 

Let op voor misleidende informatie. Soms leidt reclame alleen maar af, maar reclame kan ook gewoonweg misleidend zijn! Een webpagina met reclameboodschappen op haar site kan nog steeds zeer waardevol zijn. De reclameboodschappen helpen de maker van de site de kosten te financieren. Pas als het niet meer duidelijk is wat reclame is en wat niet, wordt het oppassen geblazen!  

Bij het kiezen van bronnen en het beoordelen van informatie is het goed om je steeds voor te stellen vanuit welk belang en met welk doel de informatie gegeven is. Je weet dat reclameboodschappen bedoeld zijn om zoveel mogelijk te verkopen en niet altijd om de meest betrouwbare informatie te geven. Als je betrouwbare informatie over producten zoekt, heb je bijvoorbeeld meer aan de consumentenbond en consumentenprogramma’s op tv. Zij hebben als doel consumenten voor te lichten. 

 

Doel 

Als je weet met welk doel een webpagina is gemaakt, dan zegt dat veel over de waarde die zo'n site heeft voor het beantwoorden van jouw zoekvraag. Een website over depressie die als doel heeft de eigen ervaringen te verwerken heeft een andere insteek dan een website over depressie van een onafhankelijke stichting.  

Belangrijk: Maakt de pagina waar wat ze belooft? Komen doel en inhoud overeen?  

 

Korte oefening beoordelen betrouwbaarheid

Tree octopus

 

 

Oefening Beoordelen van Informatie met de methode WAARD

1. Bekijk eerst bovenstaand filmpje over de met uitsterven bedreigde boomoctopus.

2. Beoordeel daarna de website die de redders van deze diersoort hebben gemaakt met de methode Waard

http://zapatopi.net/treeoctopus/

Vul voor elke vraag van WAARD zo uitgebreid mogelijk de antwoorden in. Je doet dit in de vorm van een verslag in Word, met een tabel waarin je in de linkerkolom de vraag uit WAARD noteert en rechts julie antwoord(en).

Aan het eind noteren jullie de eindconclusie, door deze website een score te geven op een schaal van 1 - 10, waarbij 1 = zeer onbetrouwbaar - 10 = zeer betrouwbaar.

3. Beoordeel nu deze website met de checklist van de Webdetective. Die ben je al eerder tegengekomen. Wat is nu de eindconclusie?

Kopieer de eindconclusie van de checklist en vergelijk deze met jullie eindconclusie van de methode WAARD.

4. Lever jullie gehele beoordeling in in de inlevermap Boomoctopus.

Verwerken van informatie

Fase 4: Verwerken van informatie Bron: Leraar 24

 

Noteer eerst alle tips die je kunt krijgen uit bovenstaande film van Leraar 24.

Beoordeel nu alle gevonden informatie met behulp van onderstaande link naar (alweer) de Hogeschool van Amsterdam en- als het gaat om informatie die jullie hebben gevonden op internet - ook met de methode WAARD of met de checklist van Webdetective.

Lees vooral heel zorgvuldig alles door over bronvermelding, citeren en plagiaat.

https://stip.hva.nl/verwerken/index.html
Verwerken van informatie Bron: Hogeschool van Amsterdam

Presentatie van je informatie

Fase 5: Presenteren van informatie Bron: Leraar 24

Het wordt tijd om alle gevonden informatie te verwerken tot een werkstuk.

  • Noteer om te beginnen alle tips die in bovenstaand filmpje te vinden zijn.
  • Maak vervolgens een inhoudsopgave van jullie werkstuk, met een indeling in hoofdstukken en paragrafen.
  • De gevonden informatie moet tot een geheel worden gemaakt.
  • Maak dan een keuze hoe jullie gaan schrijven. Gaan jullie elk onderdeel samen schrijven? Of maken jullie een verdeling. Of schrijven jullie sommige onderdelen samen en andere apart?
  • Zet in de inhoudsopgave precies wie wat gaat (gaan) doen en zet er ook de deadlines bij voor elk onderdeel.
  • Lever de inhoudsopgave in in de inlevermap Inhoudsopgaven werkstuk

 

Verantwoorden van gevonden informatie

Bronvermelding en citeren

Knippen en plakken mag niet Bron: Politieacademie via Youtube

Het spreekt vanzelf dat je informatie die je hebt gevonden en die je letterlijk wilt gebruiken niet zomaar overschrijft uit een bron en doet alsof je het zelf hebt bedacht. Als je dat wel doet, dan heet dat plagiaat.

Knippen en plakken mag niet! Je moet altijd je eigen teksten in eigen woorden schrijven. Wil je een stukje tekst van iemand gebruiken, dan moet je dat citeren.

Het maakt niet uit of de tekst die je overneemt uit een boek of krant komt of uit een internetpagina. Overschrijven zonder bronvermelding is plagiaat, Punt uit.

Je kunt met tekst van anderen twee dingen doen: bronvermelding en citeren.

Bij bronvermelding is een soort samenvatting van wat iemand beweert. Zie bij de regels voor bronvermelding hoe je dit doet.

Een citaat is een letterlijke weergave van de uitspraak van iemand. Zie bij de regels voor citeren hoe je dit doet.

 

Voetnoten

Voetnoten en eindnoten invoegen Bron VDAB

Voetnoten en eindnoten kun je gebruiken om verdere uitleg of commentaar op iets te geven. De inhoud van de noot past niet echt in de hoofdtekst, maar door deze in een noot toe te voegen kan de lezer daar apart even naar toe gaan.

Een voetnoot is een verwijzing naar een opmerking onder aan de pagina. Een eindnoot is een opmerking helemaal aan het einde van de tekst.

Eindnoten kun je ook gebruiken als bronvermelding, voetnoten zijn hiervoor niet geschikt.

Het invoeren van voetnoten en eindnoten is niet moeilijk, Microsoft zelf biedt een hele duidelijke handleiding.

 

Opdracht

Maak een screencast opname waarin je aantoont dat je succesvol voetnoten kunt toevoegen aan een tekst.

Lever de link naar de sceencastvideo in in de inlevermap Voetnoot

 

 

 

Oefenopdracht

Opdracht: Beantwoord onderstaande vraag en werk je zoekproces uit met behulp van de zeven stappen. 

 

Hoeveel echtscheidingen zijn er in 2009 in Nederland uitgesproken? Is er sprake van een daling of juist een toename? 

 

1.Wat is de vraag?  

2.Hoe ga je zoeken? 

3.Zoek de informatie 

4.Kies de bruikbare informatie 

5.Bestudeer de informatie 

6.Verwerk de informatie 

7.Kijk terug 

 

Maak een verslag van je zoekproces aan de hand van deze uitgebreide zeven stappen. 

We bespreken de antwoorden klassikaal. 

Eindopdracht

Eindopdracht

Je maakt een werkstuk over de invloed van technologie op jouw (toekomstige) baan.

Het werkstuk moet zjin gemaakt op basis van verzamelde informatie en moet geheel in eigen woorden zijn geschreven. Om dit te controleren gebruiken we een plagiaat-detectieprogramma. Omdat je af en toe ook citaten zou kunnen willen gebruiken stellen we de plagiaatnorm op 20 procent. Als het plagiaat-detectieprogramma een percentage hoger dan 20 procent vindt, wordt je werkstuk zonder meer afgekeurd.

Je maakt het werkstuk in een groepje van 3 personen. De plek waar jullie het werkstuk samen vom geven is in een groep binnen Office 365. Je kunt daar kiezen voor samen werken in word online maar je kunt ook gebruik maken van het One Note notitieblok.

In alle gevallen moet duidelijk zijn wat door wie is geschreven. Ieder krijgt een individiduele beoordeling.

 

Het werkstuk wordt gepubliceerd (mits voldaan aan de plagiaatcheck)  op een (interne) wiki-pagina.

Gebruik hiervoor wikia.com of wikispaces.

 

Deel de inloggegevens van de wiki met de hele klas

Maak in groepjes je eindopdracht en plaats op de wikia

Iedereen kan het beoordelen en becommentarieren.