Lessen Pathologie en ziektebeelden (basiskennis, herhaling theorie vooropleidingen)
Opleiding
Maatschappelijke zorg
niveau 4
Sociaal werk
niveau 4
Periode 2
Thema
Wie ben ‘IK’ als professional ?
10 x 2 uur
PiT (project in thema)
IK (zoek steeds de verbinding !)
Iedere periode zijn er 1 á 2 lessen ‘leeg’ ingepland. Samen met de docent voor dit onderwerp bespreek je aan welke inhoud (kennis / toepassen) er behoefte is. Dit doe je op basis van de onderzoeksvragen die je tijdens de PIT lessen hebt geformuleerd.
Vb; Een leervraag als ‘wat kan ik?’ heeft ook een relatie met pathologie en ziektebeeleden
Les
week
Datum
Evt. zelf bijschrijven
Wat gaan we doen, waar gaat het over?
Bronnen / lesmateriaal
Angerenstein
“Ontwikkeling en omgeving”
1
2
3
4
5
Ziektebeelden
Veel voorkomende ziekten.
Acute ziektebeelden
Thema 3 (3.1.- 3.2)
6
Ziektebeelden
Chronische ziektebeelden
Thema 3 (3.3 m.u.v. 3.3.4 en 3.3.5)
7
Ziektebeelden
Kinderziekten
Thema 3 (3.4)
8
Ziektebeelden
Verdieping: ziekte van Huntington
Thema 3 (3.5)
9
Ziektebeelden
Verstandelijke beperkingen
Aangeboren en niet aangeboren hersenletsel
Thema 3 (3.3.4- 3.3.5)
10
Kennis toets Pathologie en ziektebeelden.
Beoordeling
Lesweken Periode 1
Lesweek 1
Pathologie
LES 1: Het begrip ziekte en verschillende visies op ziekte thema 2 (2.1 en 2.2)
Wat is pathologie?
Wat houdt het begrip “ziek” in.
Welke verschillende ziektes zijn er.
Welke visies zijn er op ziekte.
Traditionele benadering
Aanvaarde Alternatieve benadering
Andere alternatieve benaderingen.
Het begrip ziekte
Stel aan de groep de vraag: wat is Ziek. Maak hier een woordspin van
Opdracht: Ziek of niet ziek?*
Doe deze opdracht met drie medestudenten.
Vorm groepjes van maximaal vier personen en discussieer met elkaar over de vraag: Kun je je ziek
voelen terwijl je toch niet ziek bent?
Voer een discussie. Wat maakt dat jij vindt dat dit onder ziek versta.
Wat zegt de theorie over ziekte.
Wat is Letsel
Indeling van ziekte.
Lichamelijk en geestelijke ziekte.
Indeling van ziekte naar medisch specialisme.
Indeling ziekte naar doelgroep.
Opdracht: Ziekte of letsel*
Doe deze opdracht individueel.
Schrijf achter elk item of het ziekte is of letsel:
Opdracht Vragen beantwoorden**Doe deze opdracht individueel.
1 Beantwoord de volgende vragen.
a Hoe wordt de indeling in lichamelijke en geestelijke ziektes ook wel genoemd?
b Hoe worden ziektes genoemd die zowel lichamelijk als geestelijk zijn?
c En hoe noem je de wetenschap die zich met psychische ziektes bezighoudt?
d Beschrijf wat de traditionele benadering is van ziekte en hoe die verschilt met bekende alternatieve
benaderingen.
e Volgens nieuwere inzichten zijn de oorzaken van ziekte in vier stromingen in te delen. Benoem
deze stromingen en licht toe waar deze termen voor staan.
klik hier voor filmpje over Atroposofie
klik hier voor filmpje over Homeopathie
klik hier voor filmpje over Haptonomie
Lesweek 2
Les 2 Ziekteverloop en oorzaken van ziekte. Thema 2 (2.3 en 2.4)
Ziekteverloop
Oorzaken van zieken
Ziekteverloop
Elke ziekte heeft 3 fasen. Welke fasen zijn dit.
Het begin
De behandeling
Het einde/ de afloop.
Opdracht groepjes van 3 en beschrijving van ziekte(bijvoorbeeld de griep). Beschrijf alle 3 de fasen.
Presenteer dit aan de klas.
Oorzaken van een ziekte
Endogene factoren en exogene factoren
Opdracht Noem drie endogene en drie exogene factoren.
Endogene factoren:
1
2
3
Exogene factoren:
1
2
3
Discussie wat vindt de groep. Endogene / Exogene factoren
Vanuit de psychiatrie word vaak uit gegaan dat doordat iemand veel heeft geblowd dat hij/zij daardoor psychotisch is geworden. Van uit de Verslavingszorg word vaak een anders naar gekeken. Hij of zij heeft Psychotische klachten en daarom blowt hij of zij.
Lesweek 3
Les 3 De diagnose. Thema 2 (2.5)
De diagnose
Ga in gesprek met de klas over.
Wat is een diagnose?
En diagnose en dan. Waarom willen we graag een diagnose weten?
Waarom is er een Classificatiesystemen van diagnosen. DSM4(5).
Opdracht 5 Meer over pathologie**
Doe deze opdracht individueel.
Wat betekenen wat de volgende begrippen? Geef per begrip een korte beschrijving.
Morbiditeitsgraad
Multipathologie
Dubbeldiagnose
Auto-immuunziekte
Filmpje Diagnose gezocht
Lesweek 4
Les 4 verdieping evindence based werken thema 2 (2.6)
EBP Evidence Based Practice
PBE Practice Based Evidence
Wat is het verschil en hoe werk je er mee.
Opdracht 8 Maak een collage***
Doe deze opdracht met de groep.
Jullie werken in groepjes van maximaal zes studenten en jullie maken een collage waarbij je tekst en beeld combineert. In de collage laat je zien hoe EBP of PBE bij een patiënt werkt.
Werkwijze:
Bedenk samen een niet-bestaande ziekte (voorbeeld: iemand krijgt allemaal groene stippen op zijn huid die erg veel pijn doen).
Overleg met elkaar hoe evidence based practice voor deze ziekte uit zou pakken en hoe practice based evidence uit zou pakken. Betrek daarbij de factoren tijd, verloop en afloop van de ziekte.
Maak een lijstje van de taken die jullie moeten doen, met eventueel een werkverdeling:
X inhoud van de collage bepalen zodat duidelijk blijkt hoe EBP of PBE bij een patiënt werkt
X plaatjes of foto’s zoeken en uitknippen
X materiaal ordenen
X vormgeving bepalen
X op flap of etalagekarton plakken.
Als alle collages hangen, bekijken de groepjes elkaars collage, nog zonder iets te zeggen.
Nabespreking in de groep:
X De woordvoerders van de groepjes vertellen beurtelings wat ze lezen en zien in de andere
collages. Komt de opdracht duidelijk uit de verf?
De woordvoerders vertellen hoe het eigen collage in elkaar zit en waarom ze voor deze vorm gekozen hebben.
Alle leerlingen geven om de beurt aan wat ze van deze opdracht geleerd hebben.
X De docent beoordeelt de collages.
Lesweek 5
Les 5
Veel voorkomende ziekten (stoornis, beperking, acute ziekte, chronische ziekte)
Acute ziekte (verkoudheid , griep, allergische reacties, seksueel overdraagbare aandoeningen, hersenbloeding, herseninfarct, ziekte van uitscheidingsorganen en darmen.
Opdracht 1
Welzijnswerkers en ziektes
Doe deze opdracht met de groep.
In deze opdracht laat je zien waar je staat. Het gaat over opvattingen over het beroep, jouw ervaringen
en ideeën over ziekte. Er worden acht eens/oneens stellingen genoemd. Met een tape maak je een
lijn op de vloer. Aan de ene kant van de lijn plak je ‘ja’ , aan de andere kant ‘nee’.
Iemand noemt de stelling en daarna ga je aan de ‘ja’ of ‘nee’ kant van de lijn staan. Twee groepsleden
geven telkens een korte toelichting op hun keuze.
Stellingen:
1 Ik heb veel te maken met zieke mensen in mijn omgeving.
2 Zieke mensen klagen veel.
3 Een ziekte herken je zo!
4 Een welzijnswerker moet ziektes kunnen herkennen.
5 Iemand die een zieke heeft, is zielig.
6 Kinderziektes zijn onschuldig.
7 Ziektes vind ik meestal eng.
8 Iemand die ziek is, wil ik helpen.
Theorie:
Stoornis
Beperking
Acute ziekte
Chronische ziekte.
Opdracht 2
Ziektes
Doe deze opdracht met de groep.
Je gaat met je groep in een kring zitten en kiest samen een leider. De leider wijst iemand aan die start.
Degene die start noemt een ziekte. De persoon rechts van de eerste noemt een ziekte met als eerste
letter de laatste letter van de ziekte die degene links van hem noemde. Zodra de volgende ziekte
1 Als verkoudheid na een paar dagen niet overgaat en er komt ook spierpijn en koorts bij, dan is er
waarschijnlijk sprake van
2 Allergie wordt veroorzaakt door een stof die een overgevoelige reactie van het lichaam veroorzaakt.
Die stof wordt ook wel een genoemd.
3 Wratten rondom penis of vagina noemen we wratten.
4 Gonorroe bij mannen wordt ook wel genoemd.
5 Als een stolsel de doorbloeding van bloedvaten in de hersenen blokkeert noemen we dat een
6 Als door een slechte nierfunctie het bloed kunstmatig gespoeld moet worden, noemen we dat
7 Als iemand last heeft van pijn bij het plassen, vaak moeten plassen en een zeurende pijn in de
onderbuik heeft kan er sprake zijn van een
Lesweek 6
Chronische ziektebeelden
Studenten gaan in deze les zelf de theorie van de hoofdstukken 3.3.1-3.3.2-3.3.3-3.3.6- 3.3.7-3.3.8-3.3.9-3.3.10 bestuderen en maken daar na onderstaande opdracht.
Opdracht 5
Doe deze opdracht individueel.
Vul de zinnen aan, probeer dit te doen zonder de bron, wat je niet weet zoek je later op in de bron.
1 Chronische pijnlijke, stijve en gezwollen gewrichten komen in Nederland bij wel 2 miljoen mensen
voor. Dit ziekte beeld noem je .
2 Spieratrofie betekent dat spieren in volume en zwakker
worden.
3 Artrose is een vorm van reuma waarbij sprake is van afbraak van het
4 Bij breken botten door ontkalking.
5 Operatief verwijderen van ledematen heet
6 Iemand is blind als het gezichtsvermogen minder is dan %.
7 Bij spina bifida is de rug tijdens de zwangerschap niet dichtgegroeid. De belangrijkste verschijnselen
zijn en
8 Bij Multiple Sclerose (MS) zijn de ontstoken. Hierdoor
ontstaan uitvalsverschijnselen van het zenuwstelsel.
9 Bij trillende handen, benen en tong en verminderde controle over bewegingen kan er sprake zijn
Van
10 Als iemand gedeeltelijk verlamd raakt door een breuk of ernstige beschadiging van de ruggenwervel dan heeft hij een
11 Welke symptomen heeft iemand met astma:
12 Benoem het verschil tussen diabetes type 1 en 2
13 Als witte bloedcellen zich ongeremd delen kan dit wijzen op de ziekte..
Het begint met koorts, neusverkoudheid en oogontsteking. Na 2 tot 4 dagen ontstaan
rode blaasjes over het hele lichaam. Er kunnen gevaarlijke complicaties optreden, zoals
middenoorontsteking, longontsteking en hersenvliesontsteking.
Plotselinge koorts, keelpijn, geen eetlust en vlekken rode ruwe uitslag op borst die zich
uitbreiden over het hele lichaam. Tong wordt eerst wit daarna rood en bobbelig.
Ontstoken speekselklieren en daardoor gezwollen wangen. Oorpijn. Als complicatie kan
een hersenvliesontsteking optreden.
Over het hele lichaam vlekjes die samenvloeien tot grote vlekken. Rode wangen met
grillige vlekken met lichte koorts.
Hoestbuien, veroorzaakt door een bacterie. De hoestbuien kunnen drie maanden duren.
Vlekjes over het lichaam. Vlekjes gaan gepaard met koorts en worden korstjes. De korstjes
jeuken en het kind kan wat hangerig zijn.
Koorts, ontstoken speekselklieren en vlekjes op het lichaam.
Opdracht 7
Bij het inentingsprogramma van kinderen worden buiten de kinderziektes ook vaccinaties gegeven voor ander ziektes.
Maak een lijstje van deze ziektes en beschrijf wat de ziekte inhoudt.
Kinderziekte
Lesweek 8
ziektebeelden Huntington
Studenten lezen/bestuderen de theorie over de ziekte van Huntington
Daarna wordt de documentaire bekeken en nabesproken.
Documentaire Uit Balans
Lesweek 9
Verstandelijke beperking
Aangeboren en- niet aangeboren hersenletsel.
Zie les verstandelijke beperking Powerpoint les 9
Aangeboren en niet aangeboren hersenletsel
Theorie:
Infantiele encefalopathie
Niet aangeboren hersenletsel (NAH)
Infantiele encefalopathie
Voor de meeste mensen zal dit bekend staan als spasticiteit. Er is hier gekozen voor de term infantiele encefalopathie (IE), omdat dit de internationaal gebruikelijke benaming is. In navolging van het Engels wordt ook wel gesproken over cerebral palsy oftewel cerebrale parese (CP).
Men verstaat er een vanaf de geboorte voorkomende toestand onder, waarbij er sprake is van een afwijkende spierspanning, afwijkende onwillekeurige bewegingen en een stoornis in het gecoördineerd bewegen.
Vaak zijn in de eerste maanden de kinderen juist slap in hun spieren. Na het eerste half jaar gaat dan de spierspanning toenemen.
De verhoging van de spierspanning is bij een baby bijvoorbeeld te zien omdat hij snel tot staan komt, wanneer hij bij de handjes vanuit liggende positie wordt opgetrokken. Wordt de baby onder de armpjes gehouden en schommelt men hem heen en weer, dan is te zien dat de beentjes niet naast maar over elkaar komen te liggen. Dit wordt scharen genoemd en ontstaat, doordat de spieren die het beentje naar binnen bewegen aan twee kanten overheersen over de spieren die het been naar buiten bewegen.
Bij een lichte aandoening is het soms alleen te zien dat er een hogere spierspanning is, wanneer het kind gaat hardlopen. De asymetrie in het lopen valt dan meer op. Aan de arm kan het zogenoemde vleugelen worden gezien, dat zich uit in een zijwaards gebogen arm met een buiging in de elleboog. Aan de benen valt het op dat het aangedane been met een slingerbeweging wordt verzet.
Het kan ook zijn dat er zich aan de aangedane kant een spitsvoetstand voordoet. Hiermee wordt bedoeld dat de voet te sterk naar beneden wijst en het moeite kost om de voet omhoog te heffen.
Ook kunnen er abnormale bewegingen optreden, die buiten de wil om verlopen. Dit soort bewegingen wordt dystonie genoemd, of dystone bewegingen. Ze kunnen een langzame of een snelle component hebben. Het komt vaak samen met de andere vormen voor.
De coördinatie kan verstoord zijn, waardoor het moeite kost om gericht een voorwerp te pakken, aan te wijzen of apparaten te bedienen.
Men maakt naar de lichaamshelft die is aangedaan onderscheid in:
Hemiplegie, waarbij of de linker of de rechter lichaamshelft is aangedaan.
Diplegie, waarbij alleen de onderste lichaamshelft is betrokken. Dit wordt vooral gezien bij kinderen die rond de geboorte zuurstoftekort hebben gekregen en waarbij er sprake is geweest van een beschadiging van het zenuwweefsel rondom de hersenkamers (PVL).
Tetraplegie of ook wel quadriplegie genoemd waarbij zowel armen als benen zijn betrokken. Dit is de meest ernstige vorm. Er ontstaan contracturen (niet te doorbreken aanspanningen) in de armen en handen. Ook treedt er gaandeweg een verkromming van de rug op met een ernstige houdingsverandering. Dit maakt het nodig aangepassingen voor rolstoel en bed te hebben. De spraak is vaak slecht en kauwbewegingen verlopen niet gecoördineerd. Verslikkingen komen soms voor. In de loop van de tijd ontstaat vaak epilepsie.
Deze indeling is niet altijd helemaal op een patiënt toe te passen, omdat er ook mengvormen zijn.
Oorzaken
De oorzaak is vaak gelegen in zuurstoftekort rond de geboorte of andere ernstige complicaties bij vroeg geboren baby’s. Ook andere oorzaken van hersenbeschadiging zoals na infecties van de hersenen of hersenvliezen kan dit beeld geven.
Onderzoeken
Kinderen met een infantiele encefalopathie worden vanaf de geboorte regelmatig gecontroleerd en er wordt gekeken welke behandeling er nodig is.
Hierbij is er vaak een behandeling in teamverband. Hieraan zijn dan verbonden, een revalidatiearts, (kinder)neuroloog, kinderarts, orthopedisch chirurg, ergotherapeut, kinderfysiotherapeut, logopedist en groepsleiding.
Vaak zal een kind later worden begeleid in een revalidatiecentrum. Hier is men vetrouwd met deze beelden. Kinderen krijgen er optimale zorg en er wordt steeds een stap vooruit gedacht in de voordat kind meest optimale behandeling.
Er zijn gespecialiseerde onderzoeksmogelijkheden beschikbaar om het lopen te beoordelen. Bij deze loopanalyse wordt het kind op verschillende manieren bekeken. Er wordt een video-opname van opzij en van voren gemaakt, waarbij er tevens onderzoek van de spierfuncties plaatsvindt. Zo kan men beoordelen, welke spiergroepen een ongewenst aandeel leveren bij het lopen.
Behandeling
De begeleiding van kinderen met een infantiele encefalopathie gebeurt in teamverband. Iedere discipline geeft daarbij aan wat er voor zijn of haar vakgebied op dat moment rond het kind moet gaan gebeuren. Gezamenlijk wordt er dan voor gekozen welke behandeling er de voorkeur heeft, omdat vaak niet alles gelijktijdig kan worden gedaan.
In de looop van de tijd komt het vaak voor dat er zich epilepsie ontwikkelt.
Indien bij de loopanalyse blijkt dat kinderen door de krachtige werking van bepaalde spiergroepen bij het lopen worden gehinderd kunnen ze worden behandeld met botuline toxine.
Er zijn vaak individuele aanpassingen nodig, voor wat betreft staan, eten, mobiliteit enz.
Veelgestelde vragen
Is het beloop voor de toekomst al vroeg te stellen?
Antwoord: Vooral als kinderen nog jong zijn, bijvoorbeeld in de zuigelingentijd, is het verdere beloop vaak moeilijk te voorspellen. Er zijn wel bepaalde afwijkingen in de hersenen bekend, indien die aanwezig blijken te zijn bij MRI, of CT onderzoek van de hersenen, dat de kans op lopen heel klein zal zijn.
Hoe is het beloop als kinderen een sterke dwangstand, of contractuurvorming in de armen en benen gaan krijgen?
Antwoord: Vaak zijn dit afwijkingen die in de loop vande tijd voor meer complicaties gaan zorgen. Zie Meer weten.
Meer weten
Indien zich een sterke spierspanning in de romp en armen en benen ontwikkelt, leidt dit steeds meer tot contracturen. Hiermee wordt een dwangstand van de armen benen en romp bedoeld. Door de krachten van de sterk aangespannen spieren is het mogelijk dat bijvoorbeeld de heup geleidelijk uit de kom wordt getrokken. Op den duur leidt dit tot een heupluxatie, waarbij de kop niet meer in de kom zit. Deze situatie kan met pijn gepaard gaan en behandeling hiervan is een overweging.
Door de sterke krachten van spiergroepen uit de romp en rugspieren komend, ontstaat er vaak een ernstige scoliose al of niet in combinatie met een kyfose. Dit beeld wordt een kyfo-scoliose genoemd. het leidt tot een sterke vormverandering in de rug en borstkas. Adembewegingen raken hierdoor verstoord, hetgeen in combinatie met het veelal aanwezige onvermogen om slijm op te hoesten het kind een voortdurende rochelende ademhaling geeft.
Vanuit de luchtwegen die veel slijm bevatten en de verminderde adembewegingen, kunnen er zeer bedreigende luchtweginfecties optreden, zoals longontstekingen. Vaak ook verslikken deze kinderen zich gemakkelijker waardoor er het risico is op een longontsteking door verslikking.
Veel informatie over dit onderwerp en ook aanverwante aandoeningen is te vinden op de websites van BOSK, de vereniging van motorisch gehandicapten en hun ouders en de Phelps Stichting voor spastici.
Niet aangeboren hersenletsel (NAH)
Niet-aangeboren hersenletsel
Niet-aangeboren hersenletsel of NAH is schade aan de hersenen, ontstaan in de loop van het leven en is in te delen in twee soorten:
traumatisch hersenletsel
niet-traumatisch hersenletsel.
Er bestaat ook aangeboren hersenletsel. Dit is schade aan de hersenen die ontstaan is rond of na de geboorte, zoals zuurstofgebrek of een infectie.
In Nederland krijgen jaarlijks naar schatting 160.000 (nieuwe) mensen te maken met een of andere vorm van hersenletsel als gevolg van bijvoorbeeld een herseninfarct, ongeluk, tumor, hartstilstand, hersenbloeding of operatie. Dat aantal betreft alleen betrokkenen zelf, niet de naaste omgeving. Ook de familie ondervindt vaak allerlei problemen.
De gevolgen van NAH kunnen heel verschillend zijn, maar kennen ook veel overeenkomsten. Lees hier meer over de gevolgen van NAH.
Kijk hier voor een overzicht van aantallen patiënten met verschillende hersenaandoeningen.
Traumatisch hersenletsel:
Bij traumatisch hersenletsel is het letsel ontstaan door een oorzaak buiten het lichaam. Voorbeelden zijn: een val van een trap, een botsing in het verkeer of een harde klap op het hoofd bij een vechtpartij. Voorbeelden hiervan zijn een hersenschudding of een hersenkneuzing.
De oorzaken kunnen als volgt worden ingedeeld
Zonder schedelletsel:
(Verkeers)ongeval;
val;
zwaar voorwerp tegen het hoofd;
klap tegen het hoofd;
shaken baby-syndroom.
Met schedelletsel:
Binnendringen van botgedeeltes als gevolg van schedelbreuk;
binnendringen van een voorwerp, zoals een kogel, steekwapen of ijzeren voorwerp.
Niet-traumatisch hersenletsel:
Niet-traumatisch hersenletsel ontstaat door een proces in het lichaam. Voorbeelden van niet-traumatisch hersenletsel zijn:
De volgende degeneratieve ziekten kunnen ook als NAH worden geclassificeerd, maar worden in de zorg niet onder NAH genoemd, omdat de behandeling, zorg en gevolgen van deze aandoeningen zeer verschilt van de andere vormen van niet-aangeboren hersenletsel:
Het arrangement Ziektebeelden/Pathologie Koen / Mathilde (afblijven) is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
training GEW nw
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2016-04-05 16:06:31
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.