Thema: Werken en doorleren vmbo-b34

Thema: Werken en doorleren vmbo-b34

Werken en doorleren

Inleiding

Het duurt niet mee zo lang en je bent klaar met het vmbo.
Weet je al wat je gaat doen?  
Voor welke vervolgopleiding ga je je inschrijven? En daarna?
Wil je na het mbo nog verder doorleren of weet je al waar je gaat werken?
Allemaal belangrijke keuzes waar je goed over na moet denken.

Dit thema gaat over werken en doorleren.
Misschien brengen de informatie en video's je nog op ideeën!

Bekijk de video.

Je maakt in dit thema vijf opdrachten. In iedere opdracht staat een andere vaardigheid centraal.
In de opdrachten wordt waar mogelijk verwezen naar het thema, maar lang niet overal.

Na het maken van de opdrachten ga je aan de slag met de afsluiting van het thema.
Je maakt een onderzoeksverslag over de kansen en mogelijkheden voor jezelf om door te leren.

Wat kan ik straks?

Hier vind je de leerdoelen die horen bij het thema Werken en doorleren.

Leerdoel Opdracht
Ik kan zelf een brief schrijven met de juiste aanhef en afsluiting. Schrijven - Aanhef en afsluiting
Ik kan omgaan met het opzoeken van de betekenis van moeilijke woorden. Lezen -  Moeilijke woorden
Ik kan in een tekst deelonderwerpen (en deelvragen) herkennen. Lezen - Deelonderwerpen
Ik kan kijk- en luisterstrategieën omschrijven en toepassen. Kijken en luisteren -  Strategieën
Ik kan een leesportret over mijzelf maken. Literatuur - Leesautobiografie

 

Wat ga ik doen?

Voor je aan de slag gaat met de afsluiting maak je vijf opdrachten.
In de tabel staat per activiteit hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.

Activiteit Aantal lesuren Eindproduct
Inleiding 0,5  
Schrijven: Aanhef en afsluiting 2 Brief schrijven.
Leesstrategie: Moeilijke woorden 2 Logboek moeilijke woorden maken.
Lezen: Deelonderwerpen 3 Deelonderwerpen in een tekst benoemen.
Luisteren en kijken: Kijk- en luisterstrategieën 2 Video's kijken volgens een leesstrategie.
Literatuur: Leesautobiografie 2 Een leesportret samenstellen.
Afsluiting 2 Onderzoeksverslag over vervolgopleiding en doorleren uitvoeren.
Totaal: 13 à 14  

 

De tijd is slechts een inschatting en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

 

Opdrachten

Schrijven: Aanhef en afsluiting

Aanhef en afsluiting

Intro

Lees het artikel.

Kappen met vr gr, grt, xoxo, x en grtz

Het moet eens afgelopen zijn met die belachelijke afsluitingen in mails. Dat kon in de tijd dat er brieven werden geschreven, maar nu kan die afsluiting geheel weg.

GROTE GROET
'Hoogachtend', 'in afwachting van uw reactie verblijf ik', 'vriendelijke groeten', 'met duurzame groet' en 'grote groet', er zijn talloze varianten om mail af te sluiten. Ook het informele 'grt', 'vr. gr.' en 'xoxo' wordt vaak gebruikt. Maar waarom zou je, betoogt Matthew Malady. In een mail is het altijd duidelijk wie de afzender is, en die afsluitingen worden steeds maller. Malady onderging knarsetandend mailtjes met afsluitingen als 'cheers', 'always', 'warm regards' en 'best regards'.
Hij stelt dat het in oude formele briefwisselingen in vorige eeuwen logischer was om breed af te sluiten met "uw nederige dienaar die uw handen en voeten kust", maar dat het nu niet langer hoeft. Helemaal niet meer afsluiten, is zijn nieuwe beleid. En een aanhef ("hee", "hallo", "beste", "yo") hoeft ook niet als je met bekenden mailt.

IN EEN SMS STAAT OOK GEEN GROET
Wie sluit zijn sms'jes en WhatsApps af met een groet of een naam? Niemand toch? Dus waarom zou je het in mail wel doen? Er wordt te veel over nagedacht, zegt Malady. Er zijn te veel adviezen, zeker hoe je sollicitatiemails moet afsluiten, en mensen raken ook nog eens in de war wat er wordt bedoeld met dat x'je of dat 'tot binnenkort'.

EEN STREEP TREKKEN
Het wordt tijd om eens met zijn allen een streep te trekken onder de groet. Het kan als iedereen meedoet. Het zou zelfs in de formele mailwisseling met onbekenden kunnen, stelt Malady.

Bron: http://www.nrc.nl/carriere/2013/03/19/kappen-met-vr-gr-grt-xoxo-x-en-grtz/ (bewerkt)


Wat is jouw mening? Moeten we stoppen met groeten?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • zelf een brief schrijven met de juiste aanhef en afsluiting.

 

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bestudeer het Kennisbankitem 'Aanhef en afsluiting'. Schrijf bij twee brieven op de juiste manier een aanhef en afsluiting.
Stap 2 Maak de oefening.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht Maak de examenopdracht: schrijf een goed ingedeelde brief.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Aanhef en afsluiting

Bekijk het volgende berichtje.

'Hi Chick,

Hoe ist? Zin om wat te doen vanavond?

<3 van mij.'


Wat is de aanhef in bovenstaand tekstje? En wat is de afsluiting?

In deze opdracht ga je leren hoe je verschillende soorten brieven moet beginnen en afsluiten.

Bestudeer de Kennisbank over dit onderdeel.

Er zijn valkuilen die je kunt tegenkomen wanneer je een brief schrijft:

  1. Verkeerde aanduiding: Wanneer je een man aanspreekt met 'mevrouw' en andersom.
  2. Formeel beginnen en informeel afsluiten: Brieven die je begint met 'Geachte ...' kun je niet afsluiten met 'Groetjes'.

Stap 2: Oefenen

Maak de oefening. Kies elke keer de aanhef/afsluiting die correct is geschreven.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht: Examenopdracht

Tijdens je examen moet je in de schrijfopdracht de juiste aanhef en afsluiting gebruiken.
In deze eindopdracht ga je oefenen met een schrijfopdracht uit een oud examen.

Opdracht

Je gaat een brief schrijven waarin je om informatie vraagt.
Lees de tekst én de opdracht hieronder zorgvuldig. Schrijf daarna je brief.
In de Gereedschapskist kun je zien hoe je een brief schrijft.

Sanquin
Afgelopen week heb je een poster gezien van Sanquin: de bloedbank, die als doel heeft om mensen over te halen vrijwillig bloed te gaan geven.
Je hebt op die poster gelezen dat donorbloed zieken en gewonden weer kans op een gezond en gelukkig leven geeft.

Je vindt dat je eigenlijk iets voor je medemens moet doen en daarom besluit je om informatie aan te vragen bij de bloedbank.
Je stelt je voor en je vermeldt daarbij je woonplaats en je leeftijd.
Je legt uit dat je heel graag bloeddonor wilt worden, maar dat je toch nog wel enkele vragen hebt.

Je vraagt je af hoe oud je moet zijn om bloed te kunnen geven;
hoe vaak per jaar je wordt opgeroepen en of er ook een financiële vergoeding tegenover staat.
Je wilt ook weten welke bloedbank het dichtst bij jou in de buurt is.
Omdat er meer mensen in jouw omgeving misschien wel bloeddonor willen worden, vraag je meteen of de medewerkers van de bloedbank bereid zijn extra foldermateriaal naar jouw huisadres op te sturen.

Je hoopt dat ze zo snel mogelijk willen reageren en je bedankt hen alvast daarvoor.


Schrijf een brief naar de landelijke bloedbank Sanquin.

Het adres is:
Sanquin
Postbus 1543
1095 AN Korenvaart

Neem hierin de volgende onderdelen op:

  1. De aanleiding voor je brief
  2. Voorstellen van jezelf
  3. Je naam, leeftijd en woonplaats
  4. De vragen over de leeftijd, het aantal keren en de financiële vergoeding
  5. Bloedbank in de buurt
  6. Verzoek om foldermateriaal
  7. Verzoek om een reactie
  8. Bedankje vooraf.

Let erop dat je alles vermeldt in je brief en dat je een goede indeling maakt.
Denk aan een passende aanhef en afsluiting.

Klaar?

Lees de brief nog eens door. Heb je de juiste indeling aangehouden?
Zijn alle bovengenoemde punten in de brief verwerkt?
Laat je brief beoordelen door je docent.

Beoordeling

Je docent zal de brief beoordelen. Hij of zij let daarbij op de volgende punten:

  • Heb je alle onderdelen, zoals hierboven genoemd, in de brief verwerkt?
  • Is duidelijk verwoord wat het doel van je brief is?
  • Heeft de brief een correcte aanhef en afsluiting?
  • Is de brief goed ingedeeld?
  • Ziet de brief er verzorgd uit?
  • Heb je weinig of geen taalfouten gemaakt?

Brief schrijven

Een brief is een goede manier om aan iemand te laten weten wat je van een bepaald
onderwerp vindt of iemand te vragen om in actie te komen rond een bepaald onderwerp.

 

Terugkijken

Intro

  • Heb je het artikel bij de intro gelezen?
    Past het artikel goed bij de opdracht? Waarom wel/niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen waarom je een zakelijke brief op een andere manier begint en afsluit dan een persoonlijke brief?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Je hebt vast al wel eens een brief geschreven.
    Heb je, denk je, de goede aanhef en afsluiting gebruikt?
  • Eindopdracht
    Is het gelukt een brief te schrijven met een juiste aanhef en afsluiting?
    Heb je alle onderdelen erin verwerkt?

Lezen: Moeilijke woorden

Lezen - Moeilijke woorden

Intro

Je krijgt in deze opdracht uitleg en tips, hoe je met moeilijke woorden in het Nederlands kunt omgaan.
Als je, met name straks bij je examen, moeilijke woorden tegenkomt, kun je de tips toepassen.

(Her)ken je de betekenis van deze moeilijke woorden?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • stapsgewijs achter de betekenis van een moeilijk woord in de tekst komen;
  • omgaan met het opzoeken van de betekenis van moeilijke woorden.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Lees de informatie en bestudeer het Kennisbankitem 'Voor- en achtervoegsel'. Bekijk ook de video en maak de oefening.
Stap 2 Lees een tekst met moeilijke woorden en maak de oefening.
Stap 3 Maak de twee oefeningen.
Stap 4 Bekijk de video 'Hoe spreekt de jeugd Nederlands' en beantwoord de vragen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Maak een moeilijke woorden logboek. Bekijk samen met een klasgenoot het ingevulde schema.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Moeilijke woorden

Moeilijke woorden, wat te doen?

Tijdens je examen moet je veel teksten lezen.
Waarschijnlijk kom je in ieder examen wel een paar woorden tegen waar je nog nooit van hebt gehoord.
Veel vmbo'ers struikelen tijdens hun examen over moeilijke woorden.
Je kunt erover lezen in het artikel 'Moeilijk taalgebruik'.
In deze opdracht leer je om te gaan met moeilijke woorden.

Voor- en achtervoegsels

Herkennen van voor- en achtervoegsels en signaalwoorden kunnen je helpen de betekenis van een woord te vinden. Weet jij nog wat voor- en achtervoegsels zijn?
Bestudeer de theorie in de Kennisbank.

In de volgende video krijg je tips hoe je kunt omgaan met moeilijke woorden.

Stappenplan

Open het bestand 'Moeilijke woorden' voor het stappenplan, dat je kunt gebruiken als je een moeilijk woord tegenkomt in een tekst.

Doe de volgende meerkeuzeoefening over de betekenis van moeilijke woorden.

Stap 2: De juiste betekenis

Lees de volgende tekst. Beantwoord daarna de vragen.

UITWASSEN VERMINDERD DOOR CAMERA’S

(1) Het uitgaansgeweld neemt in de grote steden door toezicht met camera's drastisch af. Auto-inbraken en vernielingen komen in sommige steden bijna niet meer voor. Het aantal vechtpartijen daalt en de drugshandel neemt af. De camera's hebben ertoe geleid, dat verdachten van schietpartijen, vernielingen en drugshandel sneller achter slot en grendel zijn verdwenen.

(2) Dat blijkt uit onderzoek naar steden en dorpen die als eerste zijn begonnen met cameratoezicht in gebieden met veel cafés en dansgelegenheden.

(3) "We hebben nu de eerste onderzoeken naar het effect van de camera's afgerond en zien dat het toezicht een groot succes is," aldus onderzoeker W. Brunekreef. "De stijging van het aantal geweldsdelicten is in de onderzochte steden licht gedaald, maar diefstal en vernieling daalden zelfs met 60 procent. Burgers voelen zich een stuk veiliger in een stad met cameratoezicht."

(4) In Bergen op Zoom komen zware geweldsdelicten in het uitgaanscentrum niet meer voor, terwijl elders in het land het aantal geweldsdelicten nog steeds toeneemt. In Breda is het aantal auto-inbraken rond het station, sinds daar deze zomer 33 camera's zijn opgehangen, bijna tot 0 gereduceerd. Inmiddels zijn steden als Groningen en Apeldoorn ook begonnen met cameratoezicht en andere steden, zoals Den Haag, Rotterdam, Middelburg en Enschede volgen binnenkort.

(5) Toch zijn er ook deskundigen die het een slecht idee vinden het land vol te hangen met camera's. "Camera's kunnen een prima hulpmiddel zijn bij het bestrijden van de criminaliteit," aldus een van hen, "maar zonder andere maatregelen en de inzet van extra politieagenten schieten we nog maar weinig op. Ik ben bang dat met zomaar wat camera's ophangen zinloos geweld niet echt wordt uitgebannen."

(Naar een artikel verschenen in de Leeuwarder Courant)


Beantwoord de drie vragen.

Stap 3: Oefenen!

Maak de volgende oefening over de betekenis van voorvoegsels.

Maak ook de volgende oefening. Maak gebruik van het stappenplan 'Moeilijke woorden'.
Als je het echt niet weet, maak dan gebruik van de site www.vandale.nl voor het opzoeken van de betekenis.

Stap 4: Taal van onze jeugd

Bekijk de volgende video. Beantwoord daarna de vragen.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht

Logboek moeilijke woorden

Lees het artikel.

ICT-sector heeft groeiende behoefte aan goed geschoold personeel

De ICT-sector heeft een groeiende behoefte aan goed geschoold personeel.
Dat bevestigt brancheorganisatie Nederland ICT naar aanleiding van een bericht in De Telegraaf.
"Er zijn niet voldoende mensen in Nederland opgeleid voor een aantal specifieke functies", zegt een woordvoerder van Nederland ICT. "Denk hierbij aan programmeurs en security-specialisten."
Volgens hem is er sprake van een mismatch. "Sommige ICT'ers komen moeilijk aan het werk, zij hebben andere competenties waar minder vraag naar is."

Samenwerking
Het aantal jongeren dat een ICT-opleiding volgt, is de afgelopen twee jaar toegenomen. "Toch is dit niet genoeg", zegt de woordvoerder. Hij ziet wel dat de samenwerking tussen bedrijven en het bedrijfsleven verbetert.
Ook de overheid besteedt meer aandacht aan ICT'ers. "Maar voordat het effect hiervan merkbaar is, zijn we een paar jaar verder."
Veel werkgelegenheid verdwijnt nu naar het buitenland. Softwarebedrijf Unit4 is hier een voorbeeld van. De komende twee jaar verhuizen er ongeveer driehonderd Nederlandse arbeidsplaatsen naar Spanje, Portugal en Polen.
Volgens het bedrijf is de ingreep nodig om een efficiënte en succesvolle wereldwijde bedrijfsstructuur te creëren.

(Bron: http://www.nu.nl/carriere/3975386/ict-sector-heeft-groeiende-behoefte-goed-geschoold-personeel.html)

Beoordeling

Jullie docent zal beoordelen of je het schema goed hebben ingevuld.

  • Heb je alle moeilijke woorden uit de tekst gevonden en genoteerd in het schema?
  • Heb je de juiste betekenis van het woord opgezocht en ingevuld?
  • Heb je geen taalfouten gemaakt bij het invullen van het schema?

Terugkijken

Intro

  • Heb je de moeilijke woorden zelf geraden of moest je ze opzoeken?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Omschrijf op welke manier je achter de betekenis van een moeilijk woord kan komen.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn. 
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Wat vond je van het stappenplan 'Moeilijke woorden'? Heeft het je geholpen?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Had je al eens een 'Moeilijke woorden logboek' gemaakt? Ging het goed?

Lezen: Deelonderwerpen

Deelonderwerpen

Intro

Je weet al wel wat hoe je het onderwerp van een tekst vindt.
In deze opdracht gaat het over deelonderwerpen.

Bekijk de video.
Hoe kun je een deelonderwerp vinden?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • omschrijven hoe ik in een tekst op zoek ga naar een deelonderwerp;
  • door het stellen van deelvragen, het deelonderwerp of de hoofdzaak vinden in een tekst.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Lees de Kennisbanken door. Lees de informatie en voorbeelden over deelonderwerpen en deelvragen.
Stap 2 Lees de tekst en maak de oefening 'Menselijke kacheltjes'.
Stap 3 Lees de tekst en maak de oefening 'Naar links schaatsen onnatuurlijk?'
Stap 4 Lees de tekst en maak de oefening 'Bijverdienen brengt de jeugd in de ban van materialisme'.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Lees een tekst en benoem de deelonderwerpen. Vergelijk mijn antwoorden met een klasgenoot.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer drie lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: (Deel)onderwerp

In deze opdracht ga je oefenen met het deelonderwerp van een tekst.
Je hebt al eerder geleerd hoe je een onderwerp in een tekst kunt vinden.
Ook heb je al eens gekeken naar tekstbegrip.

Kijk nog even in de Kennisbankitems om je geheugen op te frissen.

Deelonderwerpen

In een tekst ga je als volgt op zoek naar de deelonderwerpen:

  1. Zoek het onderwerp van de tekst; waar gaat de tekst over?
  2. Let op tussenkopjes in de tekst.
  3. Bekijk de alinea-indeling.
  4. Lees de eerste zin van elke alinea.
  5. Een deelonderwerp is steeds een 'nieuw' aspect van het onderwerp.
  6. Lees niet te snel, neem de tijd.

Deelvragen

Bij elk deelonderwerp kun je een deelvraag stellen.
Kijk maar eens naar het volgende voorbeeld:

Onderwerp van een tekst is: 'Werken of doorleren?'.
Deelonderwerpen zijn: 'Het mbo' of 'Eigen geld verdienen'.
Deelvragen zijn: 'Welke opleidingen binnen het mbo kan ik kiezen?' of 'Hoeveel geld mag ik bijverdienen?.


Met de antwoorden op deelvragen geef je in stapjes ook antwoord op de hoofdvraag.

Voorbeeld:

Hoofdvraag: 'Hoe kan ik friet bakken met een frituurpan?'

Om bij het antwoord te komen beantwoord je eerst de volgende deelvragen:

  1. Wat is friet?
  2. Hoe kom ik aan friet?
  3. Wat is een frituurpan?
  4. Hoe kom ik aan een frituurpan?
  5. Hoe werkt een frituurpan?


In de volgende stappen ga je oefenen met deelonderwerpen en deelvragen.

Stap 2: Menselijke kacheltjes

Lees de tekst en beantwoord de vragen.

MENSELIJKE KACHELTJES

(1) "Heb jij een nieuwe Lego-doos? Dan ben ik jouw vriendje!" Met de eerste vriendjes in ons leven gaan we niet zo mooi om. Dat beweert althans de Tilburgse onderzoeker Jan Boelhouwer: "Voor een kind is het beste vriendje bijna altijd de jongen of het meisje met speelgoed dat je zelf niet hebt. Als weer een ander een nog mooier speeltje blijkt te hebben, is de vriendschap snel voorbij. Die snel wisselende vriendschappen wijzen erop dat een kind zich niet zo snel aan een persoon hecht. En dat vriendschap een kwestie is van geven en nemen, weet het ook nog niet."

(2) Dit  "speelgoedprincipe", waarmee kinderen vrienden selecteren, bestaat bij velen op latere leeftijd nog. Waarom anders hebben mensen met veel geld zoveel "vrienden"? Is de ware vriendschap, zoals de popgroep Het Goede Doel ooit zong, niet meer dan "een illusie, een pakketje schroot met een dun laagje chroom"?

(3) Boelhouwer meent: "Vriendschap bij volwassenen ziet er - gelukkig- meestal anders uit". Er zijn drie sleutelwoorden: vertrouwen, humor en stabiliteit. Vertrouwen, want we zoeken in een vriend iemand die naast ons staat in het leven. Je kunt alles aan je vrienden kwijt, je ups en je downs. Je schenkt ze bijna onbeperkt vertrouwen en krijgt dat, als het goed is, ook terug.

(4) Humor, want een goede vriend is vaak iemand met wie je na een woord al in lachen uitbarst. Een gedeeld gevoel voor humor bindt vrienden; het is het gemeenschappelijke wapen tegen de boze buitenwereld.

(5) Stabiliteit, want in een goede vriendschap, blijft het gevoel van saamhorigheid lang bestaan. Je kunt hem of haar bij wijze van spreken twee jaar niet zien en toch val je dan meteen, en met de grootste vanzelfsprekendheid, terug in diezelfde vertrouwdheid van vroeger. Bij een vriend voel je je voor lange tijd thuis. Vrienden zijn voor elkaar een soort menselijke kacheltjes. Zonder elkaars warmte zouden ze verkleumen."

(6) Waarom sluiten we eigenlijk vriendschap en waarom hebben we vrienden zo nodig? Voor een passend antwoord op deze vragen moeten we misschien terug naar de prehistorie. "Het hebben van vrienden verhoogde toen waarschijnlijk op de een of andere manier je overlevingskans. Met roofdieren en vijandige stammen in de buurt was het veiliger voor mensen om er in groepen op uit te trekken. Mensen hebben elkaar klaarblijkelijk nodig om te overleven. Misschien dat we daarom biologisch zijn "geprogrammeerd" om het gezelschap van anderen zo op prijs te stellen."

(7) Psychologen, onder wie Jan Boelhouwer, stellen dat vrienden voor volwassenen het veilige, warme nest van het ouderlijk huis vervangen. Maar die typische warmte en geborgenheid van het ouderlijk huis krijg je bij een echt goede vriend nooit helemaal terug. Er is een belangrijk verschil tussen vrienden en familie, meent Jan Boelhouwer. "Familie legt je vaak normen op en stelt eisen. Je moet eens wat vaker langskomen, zeggen pa en ma. Tussen vrienden heb je dat niet, want die houden een gezonde afstand. Vrienden hoeven elkaar niet de hele dag te zien. Het opvallende is, dat je juist vanwege een grotere afstand intiemer kunt praten met een goede vriend dan met een familielid. Een vriend fungeert als een soort klankbord. Hij luistert, geeft advies, en dat alles zonder de druk van wederzijdse eisen en verwachtingen."

(8)"Elk mens heeft iemand nodig aan wie hij of zij zich kan spiegelen. Bovendien is het handig belangrijke levensstappen met een vriend te bespreken: bij het verkering krijgen en houden, het kiezen van een studie, het zoeken naar werk. Kortom, bij elke belangrijke stap die je in het leven zet, is het nuttig en prettig een second opinion te krijgen. Vrienden zijn in wezen elkaars gids in het leven."

(9) Dit maakt duidelijk waar het mechanisme van het verschijnsel sympathie toe dient. "Je bent over het algemeen niet geneigd veel mensen in vertrouwen te nemen," zegt Boelhouwer. "Maar een beperkt aantal mensen kan vriend van je worden. Een eerste vereiste bij vriendschap is, dat je vanuit eenzelfde basisgevoel tegen de dingen aankijkt. Maar dan op een abstract niveau. Het hoeft niet per se zo te zijn dat vrienden hetzelfde werk doen of er exact dezelfde levensstijl op na houden."

(10) Om erachter te komen met wie we al dan niet vrienden kunnen worden, heeft moeder natuur ons een handje geholpen. Op basis van een gevoel van sympathie - of antipathie - selecteren we mensen. Boelhouwer: "Vanaf de puberteit beginnen we minder op elkaar speelgoed te letten en meer op zaken als gemeenschappelijke interesses en bezigheden. Het nieuwe toelatingscriterium voor vriendschap is: passen we als mens wel bij elkaar?"

(11)"Als je met mensen in contact komt, heb je vrij snel in de gaten of iemand je bevalt. Dat eerste ontmoetingsmoment is bepalend. Beschouw het als een soort sollicitatiegesprek. Je maakt je keuze bliksemsnel aan de hand van eerste indrukken. Als iemand fout reageert, weet je direct: dat wordt nooit wat. Als de een een opmerking maakt waar de ander absoluut niet tegen kan, gaat het mis. Uit zulke kortstondige wrijvingen blijkt dat de wereldbeelden te veel van elkaar verschillen. Met andere woorden, je zult niet zoveel hebben aan elkaar als "gids" voor het leven."

(12) Bij elke kennismaking worden we overspoeld door een zee van indrukken. Welke signalen op mogelijke vriendschap wijzen en welke niet, daar moet je door schade en schande achter komen. Jongeren zijn volgens Boelhouwer aanvankelijk weinig kieskeurig in de keus van hun vrienden, maar later wordt dat anders. "Hoe ouder je wordt, des te meer ervaringen je met mensen hebt en des te minder je eventjes vlug nieuwe vrienden maakt."


De tekst 'Menselijke kacheltjes' kan worden ingedeeld in vier opeenvolgende tekstdelen:

  • Deel 1: de inleiding, alinea 1 en 2.
  • Deel 2: alinea 3 t/m 5.
  • Deel 3: alinea 6 t/m 8.
  • Deel 4: alinea 9 t/m 12.

Stap 3: Naar links schaatsen

Lees de tekst en beantwoord daarna de vragen.

NAAR LINKS SCHAATSEN ONNATUURLIJK?

(1)‘Poeh keek naar zijn beide pootjes. Hij wist dat een ervan de rechter was, en hij wist ook dat als je had uitgemaakt welke de rechter was, de andere de linker moest zijn. Hij kon zich alleen nooit herinneren waar je moest beginnen.’

(2) Arme Poeh.... Ouders van jonge kinderen kennen het probleem. De linkerhand lijkt verwarrend veel op de rechter en hoe aandachtig je ook in je handen tuurt, een aanwijzing voor wat links en wat rechts is, zul je er niet vinden. Als kinderen aan het verkeer gaan deelnemen, moeten ze leren dat ze, fietsend aan de binnenkant, bij het commando ‘rechtsaf!’ niet het stuur naar links moeten draaien. Jonge kinderen lossen het probleem vaak op door even te doen alsof ze schrijven. Helaas, beer Winnie the Poeh was de schrijfkunst niet machtig.

(3) ‘Links’ en ‘rechts’ spelen een merkwaardige rol in de menselijke geest. Wij nemen beweging van rechts naar links als iets vanzelfsprekends waar, maar op de schaatsbaan bijvoorbeeld voelt het van rechts naar links schaatsen meestal aan als iets tegennatuurlijks. Daarom wordt er bij wedstrijden altijd tegen de klok in geschaatst. Zelfs op niet-officiële banen, zoals op een bevroren vijver, ontstaat in de schaatsende massa spontaan een linksomdraaiende beweging.

(4) Het simpele feit dat we een linkerhand en een rechterhand hebben en dat die twee symmetrisch zijn, is het middelpunt van een heel web van raadsels. Waarom doen deze twee identieke lichaamsdelen niet hetzelfde, zoals onze twee nieren en twee longen? Waarom heeft nagenoeg iedereen een voorkeurshand? Waarom is die voorkeurshand negen van de tien keer de rechter? En vooral: waarom vinden door alle tijden en culturen heen mensen de rechterhand de ‘goede’ hand?

(5) Analyses van prehistorische tekeningen tonen aan dat al in de oertijd de mens werd afgebeeld als rechtshandig wezen. Die rechtshandigheid is een typisch menselijke eigenschap. Chimpansees en gorilla’s hebben ook wel een soort handvoorkeur, maar die heeft even vaak betrekking op de linkerpoot als op de rechter. De afwezigheid van een overheersende rechtshandigheid bij deze dieren doet vermoeden dat rechtshandigheid en spraak, die andere typisch menselijke eigenschap, met elkaar te maken zouden kunnen hebben. Onderzoek heeft aangetoond dat dat inderdaad zo is. Om te kunnen spreken moet de mens een aantal zeer verfijnde spierbewegingen uitvoeren. Het spreken en het gebruik van de rechterhand blijken allebei in de linker hersenhelft ‘gestuurd’ te worden. (6) In zijn studie over links- en rechtshandigheid wijst onderzoeker Rik Smits op de negatieve en discriminerende opvattingen over linkshandigheid in de loop der eeuwen. Hij geeft als voorbeeld de wiskundige en filosoof Pythagoras, die het begrip ‘links’ plaatste in het rijtje krom – duister - slecht. Links werd vroeger vaak verbonden met ongeluk en duistere, verboden zaken.

(7 )Smits onderzocht verder de praktische en maatschappelijke problemen van linkshandigen. Hij bestudeerde onder andere de problemen van linkshandige schutters in het leger, die de rechts uitgespuwde patroonhulzen voor hun lichaam langs zien vliegen. Hij onderzocht het weergeven van beweging in stripverhalen, het verloop van de diagonale lijn op schilderijen, de schrijfrichting en nog een hele reeks andere feiten, weetjes en observaties die met links- en rechtshandigheid te maken hebben.

(8) Er is, ook door anderen, zo langzamerhand heel wat onderzoek gedaan naar de achtergronden van linkshandigheid. Een probleem is wel, dat de uitkomsten zich nog niet laten samenvoegen tot een duidelijk patroon. Er is sprake van een verzameling feiten, maar een samenhangende theorie ontbreekt helaas.

(9) Zo is nog helemaal niet duidelijk welke rol de erfelijkheid bij linkshandigheid speelt. Aan de ene kant kan worden aangetoond dat ouders die zelf linkshandig zijn, een grotere kans hebben op het krijgen van linkshandige kinderen. Aan de andere kant toont onderzoek bij eeneiige tweelingen aan dat de erfelijke invloed op links- of rechtshandigheid te verwaarlozen is.

(10) Kan linkshandigheid misschien ontstaan doordat er iets misgaat op het moment van de geboorte? In een onlangs verschenen studie van de psycholoog Stanley Coren, getiteld The Left-handed Syndrome, is nogal wat materiaal verzameld, dat erop wijst dat de oorsprong van linkshandigheid daarmee te maken heeft. Beschadigingen voor, tijdens of kort na de geboorte, een laag geboortegewicht, vroeggeboorte en een moeizame bevalling zouden de handvoorkeur kunnen wijzigen. Een kind dat was voorbestemd rechtshandig te worden, zou dan linkshandig worden en andersom.

(11) Smits heeft weinig op met deze theorie. Het argument waarmee hij de theorie van Coren bestrijdt, is dat die risicofactoren veel te zeldzaam zijn om tien procent linkshandigen te kunnen verklaren. Bovendien valt aan de meerderheid van linkshandigen geen spoor van (vroegere) beschadiging te ontdekken.

(12) Linkshandigheid heeft zo haar eigen voordelen. Bekend is dat onder architecten en wiskundigen gemiddeld meer linkshandigen worden aangetroffen dan bij andere beroepen. Studenten in de bouwkunde met een voorkeur voor de linkerhand blijken het tijdens hun opleiding beter te doen dan hun rechtshandige collega’s. Hier is linkshandigheid vermoedelijk een teken van een redelijk goed functionerende rechter hersenhelft, die vooral ‘getraind’ is in de waarneming en ruimtelijke verhoudingen. Zo bezien is het niet vreemd dat vakken als architectuur en wiskunde aantrekkingskracht uitoefenen op linkshandige personen.

(13) Uit de studie van Smits valt af te leiden dat de vele vooroordelen over het verschijnsel linkshandigheid weinig grond hebben. Daarmee is de balans over de vorderingen van het wetenschappelijk onderzoek naar linkshandigheid voorlopig wel opgemaakt.

Naar: Douwe Draaisma (de Volkskrant, juli 1992). Naar links schaatsen is onnatuurlijk, en Harald Merkelbach samen met Peter Muris (Psychologie, juli 1992), Linkshandigen zijn alleen maar links handig.


De tekst kan verdeeld worden in zes opeenvolgende stukken, die als volgt kunnen worden omschreven:

  • Deel 1: inleiding
  • Deel 2: beschrijving van het onderzoeksvraagstuk
  • Deel 3: uiteenzetting over resultaten van onderzoek
  • Deel 4: voorlopige conclusie naar aanleiding van onderzoek
  • Deel 5: vervolg uiteenzetting over resultaten van onderzoek
  • Deel 6: slot.

Beantwoord de vragen.

Stap 4: Bijverdienen

Lees de tekst en beantwoord de vragen.

BIJVERDIENEN BRENGT JEUGD IN BAN VAN MATERIALISME

(1) Een onlangs door het ministerie van Sociale Zaken uitgevoerd onderzoek levert een duidelijk beeld op van de jeugdarbeid in Nederland. Naar aanleiding van dit onderzoek verscheen het rapport ‘van echt werk ga je zweten’. Een opvallende bevinding is de volgende: zo’n 63 procent van de scholieren van dertien tot en met zeventien jaar heeft het laatste jaar formele arbeid verricht. Dat wil zeggen: georganiseerde arbeid. Dus niet: auto’s wassen of oppassen, maar: kranten en folders bezorgen, en werken in de detailhandel, horeca of land- en tuinbouw.

(2) De jongeren vatten hun werk erg serieus op. Ze ervaren hun baantje als meedoen aan het ‘echte’ leven. Wel blijkt dat velen de vermoeidheid als negatief bijverschijnsel zien. Een kwart van de ondervraagden geeft aan wel eens lichamelijke klachten te hebben. Andere medische aspecten van jeugdarbeid zijn niet onderzocht, ook opvoedkundige niet.

(3) Uit een vergelijkbaar onderzoek dat in Denemarken is gehouden, blijkt dat de medische gevolgen niet onderschat mogen worden: 48 procent van de werkende jongeren klaagt over rugpijn, 13 procent heeft last van hoofdpijn en duizeligheid; elf procent geeft aan eczeem te hebben. Veelal leggen de jongeren zelf de oorzaak van deze klachten bij het werk. Het zijn cijfers die niet te verwaarlozen zijn. Omdat de Deense vormen van jeugdarbeid niet veel afwijken van de Nederlandse, mogen de cijfers gerust als een indicatie voor de situatie in ons eigen land worden gezien.

(4) Er bestaat dan ook alle reden om voorzichtig om te gaan met jeugdarbeid. Toch neemt het verschijnsel toe. De consumptiedrang van jongeren en de status van het werk doen eigenlijk nauwelijks meer onder voor de tendensen op dit gebied bij de volwassenen. Het materialisme staat voorop en wordt voortdurend gestimuleerd door de reclame. Zonder merkkleding telt een kind nauwelijks mee. Bij volwassenen zie je iets dergelijks op het gebied van auto’s.

(5) Een levensvervulling waarin het werk de belangrijkste plaats inneemt, zien we in de hele maatschappij terug. De verzakelijking neemt toe. De vraag is echter of we met z’n allen in Nederland wel een maatschappij willen, die gekenmerkt wordt door zakelijkheid en materialisme.

(6) Al enkele jaren wordt er gewerkt aan nieuwe wetgeving betreffende kinderarbeid. Daarbij denkt het ministerie van Sociale Zaken, na een advies van de Raad voor het Jeugdbeleid, aan een verruiming van de regels. De minister heeft een voorstel op tafel gelegd voor een nieuwe arbeidstijdenwet, waarin lichte en incidentele arbeid voor dertien- tot vijftienjarigen mogelijk wordt gemaakt. Het voorstel is in de vakantie maximaal 4 weken arbeid toe te staan, in de schoolperiode maximaal twaalf uur per week en op schooldagen maximaal twee uur per dag. Avond- en nachtdiensten blijven verboden.

(7) Aan het begrip ‘lichte arbeid’ wordt echter geen enkele invulling gegeven De gedachte is waarschijnlijk dat de jongeren zelf hun grenzen wel kunnen trekken. Maar dit op zich sympathieke uitgangspunt wordt hier helaas op de verkeerde manier gebruikt. Het is en blijft een taak van de overheid jongeren te beschermen tegen misbruik. Vanuit die gedachte werd kinderarbeid tenslotte in Nederland al een eeuw geleden wettelijk verboden. Het is niet goed dat we die in een moderne vorm, waarbij kinderen onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen zelf de eerste stap zetten, door een achterdeur weer binnenhalen.

(8) De huidige wetgeving inzake de arbeidstijden voor jongeren is toereikend. Maar er is wat mis met de controle op die tijden. Ook al is het moeilijk, controle blijft noodzakelijk. Als maar weinigen zich houden aan de maximumsnelheid, dan pas je niet de maximumsnelheid aan, maar maak je meer middelen vrij om de controle te intensiveren. Daarnaast is het nodig een betere voorlichting te geven aan jongeren en hun ouders. Men is te weinig bekend met de bestaande wettelijke regels.

(9) Om de misstanden in de jeugdarbeid daadwerkelijk te bestrijden moet de politiek zich meer verdiepen in de feitelijke arbeidsomstandigheden van de jongeren. Het alleen wijzigen van een definitie is geen oplossing voor het probleem en getuigt niet van veel visie.

Naar: Marian van Teeffelen. Uit: De Volkskrant, 28 november 1991


Deze tekst bestaat uit vier opeenvolgende delen:

  • Deel 1 bevat een beschrijving van de huidige situatie van jeugdarbeid in Nederland.
  • Deel 2 bevat een verklaring van de groei van jeugdarbeid.
  • Deel 3 bevat een schets van het voorgenomen overheidsbeleid.
  • Deel 4 bevat een enkele aanbevelingen aan de overheid.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Benoemen

Deelonderwerpen benoemen

In de eindopdracht ga je de deelonderwerpen van een artikel benoemen.

  • Lees eerst onderstaand artikel.

Je diploma en nu? Doorleren of werken?
Gefeliciteerd! Je hebt je mbo-diploma in the pocket!

Maar wat ga je nu doen? Solliciteren naar een leuke baan? Of wil je tóch nog verder leren? Dat kan een lastige keuze zijn, en alleen jijzelf kan die vraag beantwoorden. Probeer vooruit te denken. Waar wil je staan over 10 jaar?

Wat zijn de mogelijkheden?
Oriënteer je op de arbeidsmarkt door vacatures te zoeken op internet en in kranten.
Je kan daarnaast vrijblijvend open dagen bezoeken van scholen waar jij een vervolgopleiding zou kunnen doen. Je krijgt dan meer gevoel bij beide opties.

Toch verder leren?
Als het lastig blijkt om een baan te vinden, is het verstandig om toch nog verder te leren. Je kunt dan kiezen voor doorleren naar een hoge mbo-opleiding of een hbo-opleiding. Hbo-opleidingen zijn er in verschillende vormen: voltijd, deeltijd of duaal.

Duale opleiding
Bij een duale opleiding combineer je werken en leren. De verdeling tussen werken en leren verschilt per opleiding, maar samen vormen ze een studiebelasting die overeenkomt met een gewone voltijdopleiding. Een groot deel van je benodigde studiepunten haal je met activiteiten en opdrachten die je tijdens je werk uitvoert.
Veel werkgevers juichen duaal leren toe omdat je nieuwe kennis en vaardigheden dan direct kunt toepassen in je beroep. In tegenstelling tot een deeltijdopleiding kan je bij een duale opleiding studiefinanciering krijgen. Werkgevers zijn vaak bereid bij te dragen in studiekosten en verlof voor examens, e.d.

Deeltijdopleiding
Een deeltijdopleiding wordt vooral gevolgd door mensen met een (mbo-)diploma en relevante werkervaring. Ze studeren om hogerop te komen, of om naar een andere functie door te groeien.

 

  • Bepaal het onderwerp van het artikel.
  • Bepaal de verschillende deelonderwerpen van het artikel.
  • Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.
    Hebben jullie dezelfde antwoorden of zijn ze verschillend?

Beoordeling

Jullie docent bepaalt hoe de antwoorden beoordeeld worden.
Er zal in ieder geval worden gecontroleerd of:

  • het onderwerp van het artikel juist is benoemd;
  • je alle deelonderwerpen in het artikel hebt gevonden;
  • of je antwoorden geen taalfouten bevatten.

Eindopdracht B: Examenvragen

Op de examensite ExamenKracht staan examenvragen waar je goed mee kunt oefenen.

  1. Open de link op ExamenKracht.
  2. Lees de tekst en beantwoord de vraag, die over deelonderwerpen gaat.
  3. Klaar? Klik op beoordeel en daarna op volgende vraag.

Terugkijken

Intro

  • Heb je de introductievideo bekeken?
    Vond je de uitleg over deelonderwerpen duidelijk?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Welke deelvragen kun je stellen om achter het deelonderwerp van een tekst te komen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Kon je goed omgaan met het indelen van de teksten?
    Heb je kopjes en deelonderwerpen snel kunnen vaststellen?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Vond je het lastig om de deelonderwerpen te vinden?

Kijken: Kijk- en luisterstrategieën

Kijk- en luisterstrategie

Intro

Je heb in een vorig thema al verschillende leesstrategieën leren kennen.
Voor kijken en luisteren zijn er ook meerdere strategieën.

Bekijk deze video.
Kun jij ook een situatie bedenken waarin je zoekend luistert?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • drie manieren onderscheiden, waarop ik kan kijken of luisteren;
  • uitleggen hoe ik deze strategieën kan gebruiken bij mijn examen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bestudeer de informatie en het Kennisbankitem 'Kijk- en luisterstrategie'. Maak de sleepoefening.
Stap 2 Bekijk de video's. Kies een goede strategie en beantwoord de vragen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht Bekijk de video's intensief. Schrijf op in vijf minuten wat ik zie. Vergelijk mijn aantekeningen met mijn klasgenoot. Degene met de meeste aantekeningen, wint!
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Strategie

Kijken en luisteren

Je kunt op vele manieren naar een videofragment kijken.
Als je met je vrienden op de bank een film aan het kijken bent, kijk je waarschijnlijk op een andere manier, dan als je een filmpje bekijkt waarin de examenstof wordt uitgelegd.
Deze manieren worden kijk- en luisterstrategieën genoemd.

Deze opdracht gaat over kijk- en luisterstrategieën.
Bestudeer de Kennisbank voor de theorie over dit onderwerp.

Maak de volgende oefening.
Welke strategie pas je toe?

Stap 2: Werken en leren

Werken en leren tegelijk!

Bekijk de volgende video's.
Deze gaan allemaal over opleidingen waarin je tegelijkertijd werkt en leert.
Gebruik de strategieën die in de Kennisbank worden genoemd op de juiste manier en beantwoord de vragen.

Video 1

 

Video 2

Video 3

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht

Zo intensief mogelijk kijken

In deze eindopdracht 'strijd' je tegen een klasgenoot.
Je gaat op zo'n intensief mogelijke manier naar enkele video's kijken.

Als video 1 voorbij is, krijgen jullie allebei vijf minuten de tijd om zoveel mogelijk informatie over de video op te schrijven.
Dit mag informatie zijn over de gesproken tekst, maar het mag ook informatie zijn over de beelden die je hebt gezien.
Voorbeeld: De presentatrice droeg een roze trui, enzovoort.

Op dezelfde manier doen jullie dit voor video 2 en video 3.

Let op! je mag geen aantekeningen maken als je het filmpje aan het bekijken bent.
Je mag pas beginnen met schrijven als de video is afgelopen. Dan gaan ook vijf minuten schrijftijd in.

Video 1

Video 2

Video 3

Hebben jullie alle video's bekeken en zoveel mogelijk dingen opgeschreven?
Vergelijk dan nu de dingen die jullie opgeschreven hebben.
Wie kon de meeste informatie opschrijven bij de video's?

Beoordeling

Jullie docent zal beoordelen of jullie:

  • voldoende informatie per video hebben opgeschreven;
  • voldoende intensief naar de video's hebben gekeken;
  • je aan de tijdslimiet van drie minuten per video hebben gehouden.

Terugkijken

Intro

  • Heb je de introductievideo bekeken?
    Past de video bij de opdracht? Waarom wel/niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je bepalen hoe je kijkt of luistert bij elk van de drie genoemde strategieën?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Wist je al veel over kijk- en luisterstrategieën? Kun je uitleggen hoe jij in verschillende situaties kijkt en luistert om je informatie te verkrijgen?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Vond je het leuk om de video's te bekijken en na afloop zoveel mogelijk dingen op te schrijven?
    Wie had van jullie twee de meeste en correcte dingen opgeschreven?

Literatuur: Leesautobiografie

Literatuur - Leesautobiografie

Intro

In deze opdracht doe je onderzoek naar je eigen leesgedrag.

Kijk een stukje van deze video.

Wat vind je van de titel: 'Lezen in van vroeger'?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • omschrijven op welke manieren ik informatie over een boek, zoals titel, auteur, omschrijving inhoud e.d., kan vinden;
  • een leesportret over mijzelf maken.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bestudeer het Kennisbankitem 'Fictie boeken zoeken'. Daarna beantwoord ik vragen over mijn leeservaringen.
Stap 2 Ik maak een lijst van mijn favoriete kinderboeken, aangevuld met foto's van de schrijvers. Ik bewaar het voor mijn leesportret.
Stap 3 Ken ik deze klassieke jeugdboekschrijvers? Maak een Top 3 van jouw klassieke jeugdboekschrijvers.
Stap 4 Maak een lijstje van boekverfilmingen die ik gezien heb.
Stap 5 Zorg voor een afbeelding van mijzelf op mijn ideale leesplek.
Stap 6   Beschrijf de ontwikkelingen die ik als lezer heb meegemaakt op leesgebied.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht Maak een leesportret in vorm van een (digitale) poster.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 3 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderwerp.


Beantwoord nu de volgende vragen.

Stap 2: Mijn eerste leeservaringen

Was jij ook een fan van Rupsje Nooitgenoeg? Of hield je meer van Nijntje?
In deze stap maak je een lijst van je favoriete kinderboeken.

  • Schrijf zoveel mogelijk titels (en namen van schrijvers) van je favoriete kinderboeken op.
  • Zoek er foto's of afbeeldingen bij die je kunt uitprinten voor het leesportret dat je gaat maken.
  • Als je een digitaal leesportret maakt (met bijvoorbeeld Prezi of PowerPoint), kun je YouTubefilmpjes van je favorieten zoeken.
  • Heb je een persoonlijke herinnering aan je eerste leeservaringen?
    Schrijf er een paar zinnetjes over in een (Google-)bestand.
    Sla het bestand in je eigen omgeving op onder de naam: Leesonderzoek.


Bewaar je lijst, je foto's en je links voor je Leesonderzoek.
Deze ga je in de Eindopdracht verwerken tot een Leesportret!

Stap 3: Ken je klassiekers

Sommige kinderboekenschrijvers zijn behoorlijk populair geworden door hun werk. Iedereen kent ze!

Van welke klassieke jeugdboekenschrijvers heb jij ook wel iets gelezen?

  • Roald Dahl
  • Eric Carle
  • Carry Slee
  • Paul van Loon
  • Francine Oomen
  • Thea Beckman

Misschien staat jouw favoriete schrijver er niet bij. Iedereen heeft natuurlijk zo zijn eigen voorkeur.

Top 3

Maak nu zelf een Top 3 van jouw klassieke jeugdboekschrijvers.

Op Jeugdbibliotheek.nl kun je terecht voor heel veel schrijvers.
Zoek eens wat informatie over jouw favoriete auteur.

Schrijf vijf dingen op die leuk zijn om te weten over hem of haar.
Natuurlijk zoek je er ook een foto bij.

Bewaar de Top 3 en de beschrijving in je tekstbestand Leesonderzoek.

Stap 4: Boek en film

Veel jeugdboeken zijn verfilmd.
Misschien heb je weleens een leuke film gezien zonder dat je wist dat het oorspronkelijk een boek was.

Kijk eens op de site van onlinebibliotheek.nl naar de pagina mooiste verfilmde boeken.
Maak een lijstje van boekverfilmingen die je gezien hebt.

Heb je het boek gelezen én de film gezien?
Schrijf dan in een paar regels op, of je de film leuker/beter vond dan het boek en waarom (niet).

Bewaar deze lijst en je reactie ook in je tekstbestand Leesonderzoek.

 

Stap 5: Jij als lezer

Voor deze opdracht heb je misschien de hulp nodig van een klasgenoot, vriend(in) of familielid.
Zorg voor een foto of tekening van jezelf op je ideale leesplek, in je ideale leeshouding en het liefst met je favoriete boek!

Deze foto of tekening moet straks natuurlijk een centrale plaats innemen in je leesportret of op je leesposter, die je in de eindopdracht gaat maken.
Zorg daarom dat hij er goed uitziet!

 

Stap 6: Jouw groei als lezer

Je leest nu andere boeken dan zes jaar geleden. Je hebt een ontwikkeling doorgemaakt.
Misschien was je vroeger dol op bepaalde genres, maar nu op heel andere.

Maak eens een kleine tijdbalk waarop je met vier boeken (titels) laat zien hoe jij als lezer bent veranderd.
Kies zelf welke leeftijden en boeken je op je tijdbalk vermeldt.

Als je het heel perfect wilt doen, kun je de tijdbalk digitaal opmaken met Tijdlijn.sjabloon.
Je krijgt dan een tijdlijn, die je zelf kunt invullen en bewerken.
Ook deze sla je op voor je Leesonderzoek.

Zoek ten slotte pictogrammen van jouw favoriete genre(s).
Een overzicht kun je hier downloaden: Genre pictogrammen.

Bewaar de tijdbalk en de pictogrammen in je bestand voor het Leesonderzoek.

 

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht: Leesportret

Je eigen leesportret

Je leesonderzoek is nu bijna klaar. Je gaat deze opdracht afronden met het maken van een leesportret in de vorm van een (digitale) poster.
Overleg met je docent of je de poster digitaal maakt of op papier.

Enkele tips voor een goed resultaat:

  • Denk goed na over de achtergrond, de kleuren, de letters en de lay-out.
  • De kleuren moeten de sfeer weergeven die bij jou past. Hoe voel je je als je leest? Hetzelfde geldt voor de letterstijl.
  • De lay-out gaat over de verdeling van alle onderdelen over je poster. Print de teksten, tijdlijn en foto's uit die je wilt gebruiken, als je de poster niet digitaal maakt.
  • Maak eerst een schets van je leesportret. Bij de verdeling zorg je dat jijzelf in het middelpunt staat. Zorg voor een overzichtelijke en niet te drukke indeling.
  • Een goed verzorgd en afgewerkt portret maakt indruk.
  • Vergeet niet je naam erop te vermelden.

Klaar?

Bekijk je leesportret nog eens kritisch. Heb je al je informatie erin verwerkt?
Lever het daarna in bij je docent.

Beoordeling

Je docent beoordeelt je leesportret met behulp van de volgende vragen:

  • Is duidelijk dat het leesportret over jou gaat?
  • Geef je een duidelijk overzicht van je lievelingsboeken en -schrijvers?
  • Maak je duidelijk welke genres je het liefst leest?
  • Maak je duidelijk hoe en waar jij het liefst leest?
  • Heb je ook kleuren en beeldmateriaal goed gebruikt om je portret te maken?
  • Ben je creatief en origineel geweest bij het samenstellen van je portret?
  • Bevat het geen taalfouten?

Poster maken

Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.

 

Terugkijken

Intro

  • Heb je de introductievideo bekeken?
    Vond je de titel van de video toepasselijk?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je omschrijven hoe je aan een goed boek komt? En waar je een omschrijving over de inhoud van het boek kunt vinden?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn. 
    Had je die tijd ook nodig voor het verzamelen en afwerken van je leesportret?
  • Eindopdracht
    Is het gelukt om een leesportret van jezelf te maken?
    Heb je laten zien hoe je gegroeid bent in je leeservaringen?

Afsluiting thema

Kennisbanken

Hier vind je de Kennisbankitems die horen bij dit thema.

Lezen

Voor- en achtervoegsel

Schrijven

Aanhef en afsluiting

Het onderwerp van een tekst

Tekstbegrip

Luisteren en kijken

Kijk- en luisterstrategieën

Literatuur

Fictie: Boeken zoeken

Eindopdracht

In dit thema heb je veel gelezen over werken en doorleren.
Weet jij al een beetje hoe jouw toekomst eruitziet?

In deze eindopdracht ga je onderzoeken wat jouw mogelijkheden zijn wat betreft
leren en doorwerken. Van dit onderzoek maak je een onderzoeksverslag.

In het onderzoeksverslag geef je antwoord op de volgende drie vragen:

  1. Welke mbo-opleidingen kun jij na je examen gaan volgen?
  2. Wat zijn de studiemogelijkheden als je de mbo-opleiding hebt afgerond?
  3. Wat voor soort werk kun je en wil je doen als je niet verder gaat met studeren?

Onderzoek

  • Bezoek enkele websites met informatie over studiemogelijkheden na het mbo.
    Schrijf de namen van de sites die je bezoekt op. Kopieer eventueel de linkjes naar de sites.
  • Schrijf de namen van mbo-opleidingen op die jij met jouw profiel kunt gaan volgen.
  • Kijk of je ook informatie kunt vinden over vervolgopleidingen na het mbo.
  • Schrijf op welke vervolgopleiding(en) je leuk lijken.
  • Zoek op welke beroepen horen bij de opleidingen die je opgeschreven hebt.

Verslag

  • Beschrijf de resultaten van je onderzoek in een onderzoeksverslag.
  • Geef antwoord op de drie vragen.
  • Geef in je verslag ook aan welke sites je hebt bezocht.
  • Geef ook je voorkeuren aan qua opleiding en beroep in je verslag.​

Hoe je een verslag maakt kun je ook lezen in de Gereedschapskist.
Illustreer het met afbeeldingen over opleidingen en/of beroepen.

Klaar?

Lees je onderzoeksverslag nog even kritisch door. Lever het daarna in bij je docent.

Beoordeling

Het resultaat van je onderzoek wordt door je docent beoordeeld op de volgende punten:

Inhoud:

  • Je geeft duidelijk antwoord op de drie onderzoeksvragen.
  • Je hebt duidelijk vermeld welke sites je hebt bezocht.
  • Je hebt informatie gezocht, die aansluit op je huidige profiel.
  • Je verslag heeft een korte, duidelijke titel, die aangeeft waar het verslag over gaat.

Vormgeving:

  • Je hebt een overzichtelijk en duidelijk verslag gemaakt.
  • Je hebt geen spelfouten in je verslag gemaakt.
  • Je verslag maakt een originele en verzorgde indruk.
  • Je hebt het verslag voorzien van passende foto's of afbeeldingen.

Verslag schrijven

Een verslag is een goede manier om een onderzoek te beschrijven dat je hebt uitgevoerd.        

 

Examentraining

Examenvragen
Als toets krijg je een opdracht met examenvragen.
Om de opdracht te kunnen maken heb je een Entree-account nodig.

In het oog van de camera van de baas

 

Meer oefenen?
Als je school deelneemt aan VO-content kun je verder oefenen met ExamenKracht.
Oefen daar ook met hele examens.

Terugkijken

Inleiding

  • Kijk nog eens goed naar de inleiding.
    Past de video in de inleiding goed bij het thema? Waarom wel/niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Heb je het idee dat alle leerdoelen voldoende zijn behandeld in dit thema?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 13 à 14 uur met dit thema bezig zou zijn.
    Had je voldoende tijd om alle stappen te doorlopen?
  • Inhoud
    Schrijf drie dingen op die je geleerd hebt in dit thema en die je nog niet wist.
    Welke zijn dat?
  • Eindopdracht
    Heb je het onderzoek in de eindopdracht zorgvuldig gedaan?
    Kun je het onderzoeksverslag straks goed gebruiken, als je opleiding bijna ten einde is?
  • Het arrangement Thema: Werken en doorleren vmbo-b34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    29-11-2025 10:23:07
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Werken en leren B' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de
    helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor vmbo-b34. Het vmbo is bijna klaar en dus is het thema: werken en doorleren. Bij dit thema horen vijf opdrachten, waarin steeds een andere taalvaardigheid centraal staat. Zo komt het schrijven van een brief, het opzoeken van moeilijke woorden, het herkennen van deelonderwerpen in een tekst, het gebruiken van kijk- en luisterstrategieën en het maken van een leesportret aan bod. Om een beter beeld van de toekomst te krijgen wordt dit thema afgesloten met een onderzoeksverslag over de mogelijkheden wat betreft werken en doorleren na het vmbo. Ook is er examentraining en een diagnostische toets beschikbaar. Veel succes!
    Leerniveau
    VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Nederlands; Schrijfvaardigheid; Mondelinge taalvaardigheid; Literatuur; Leesvaardigheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    13 uur 30 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, beroepsperspectief, brief schrijven, deelonderwerpen, leesportret, nederlands, onderzoeksverslag, stercollectie, vmbo-b34, werken en doorleren

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Lezen - Deelonderwerpen vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/74557/Opdracht__Lezen___Deelonderwerpen__vmbo_b34

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Lezen - Moeilijke woorden vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/74528/Opdracht__Lezen___Moeilijke_woorden__vmbo_b34

    VO-content Nederlands. (2025).

    Opdracht: Literatuur - Leesautobiografie vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/74559/Opdracht__Literatuur___Leesautobiografie_vmbo_b34

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Luisteren en kijken - Kijk- en luisterstrategie vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/74558/Opdracht__Luisteren_en_kijken___Kijk__en_luisterstrategie__vmbo_b34

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Schrijven - Aanhef en afsluiting vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/74556/Opdracht__Schrijven___Aanhef_en_afsluiting__vmbo_b34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.