Bekijk dit interview met misdaadverslaggever John van den Heuvel.
Wat denk je: is dit echt gebeurd of gespeeld?
Wat kan ik al?
In de onderbouw heb je vast al wel eens van het begrip 'fictie' gehoord.
Wat is fictie ook alweer?
Om je geheugen even op te frissen maak je deze sleepoefening.
Wat kan ik straks?
Aan het eind van de opdracht kun je:
het verschil tussen fictie en non-fictie herkennen;
omschrijven hoe je fictie kunt herkennen;
omschrijven waarin je zakelijke teksten (non-fictie) kunt aantreffen.
Wat ga ik doen?
Activiteiten
Aan de slag
Wat kan ik al?
Je maakt een sleepoefening over fictie.
Stap
Activiteit
Stap 1
en
Je bestudeert de Kennisbank over fictie. Je luistert naar audiofragmenten en geeft aan of het om fictie gaat. Vergelijk je antwoorden met die van een klasgenoot.
Stap 2
Je gaat in de woordzoeker op zoek naar woorden die te maken hebben met fictie.
Stap 3
en
Je bekijkt een video over Souf Souf en beantwoordt vragen erover. Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.
Stap 4
en
Bekijk een paar video's en geef aan of het gaat om fictie of non-fictie. Geef ook an waarom je dat denkt. Vergelijk je antwoorden met die van een klasgenoot.
Afronding
Onderdeel
Activiteit
Samenvattend
Hier vind je de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht
en
Schrijf een kort verhaaltje over jezelf. Schrijf nu hetzelfde verhaaltje in fictie-vorm. Vergelijk je verhalen met die van een klasgenoot. Laat de docent je verhalen beoordelen.
Terugkijken
Terugkijken op de opdracht.
Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer drie lesuren nodig.
Aan de slag
Stap 1: Fictie
Bestudeer het onderwerp Fictie (en non-fictie) in de Kennisbank.
In de volgende oefening luister je naar een paar geluidsfragmenten.
Geef voor ieder geluidsfragment aan of het fragment fictie of non-fictie is.
Fragment 1
Fragment 2
Fragment 3
Fragment 4
Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.
Hebben jullie dezelfde antwoorden?
Zijn jullie het niet met elkaar eens? Vraag dan hulp aan je docent.
Stap 2: Woordzoeker
Fictie hoeft niets te maken te hebben met het echte leven.
De schrijver bepaalt hoe realistisch het verhaal wordt.
Deze opdracht bestaat uit het zoeken van woorden in een woordzoeker. Deze woorden hebben allemaal iets te maken met fictie. In totaal zijn er zeven woorden verstopt in de woordzoeker. Zoek ze allemaal op. Als je de betekenis van het woord niet weet, zoek de betekenis dan op.
Kopieer de woordzoeker van deze pagina in een (Google-)document. Je kunt de woorden die je gevonden hebt met een dun potlood afstrepen en het gevonden woord onder de puzzel noteren. Je kunt het (Google-)document ook uitprinten.
Heb je alle zeven woorden gevonden?
Vraag eventueel hulp aan een klasgenoot.
Stap 3: Films
Er bestaan veel verschillende soorten films.
Je kunt bijvoorbeeld kijken naar een komedie, een actiefilm of een thriller.
Dit worden genres genoemd.
Je gaat nu kijken naar een stukje uit ‘Shouf Shouf de serie’.
Stap 4: Fictie of non-fictie?
In deze stap ga je een aantal video's bekijken.
Bij iedere video geef je aan of het fictie of non-fictie is.
Daarnaast geef je aan waarom je denkt dat het zo is.
Kijk eerst naar een voorbeeld. Vraag: Is deze video fictie of non-fictie?
Antwoord: "Deze video is fictie, want Spangas is een televisieserie waarin acteurs een rol spelen.
De personen in de televisieserie bestaan niet in het echt."
Nu is het jouw beurt!
Bekijk de drie video's die hieronder staan en beantwoord bij ieder filmpje de vragen.
Afronding
Samenvattend
Hier vind je de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Als eindopdracht ga je zelf een kort fictieverhaal schrijven.
Vanochtend ben je uit je bed gekomen. Daarna heb je waarschijnlijk je vaste ritme gevolgd om op school te komen. Misschien heb je eerst gedoucht en heb je daarna een boterham gegeten.
Hoe ga je te werk?
Beschrijf eerst jouw ochtendritueel in tien zinnen.
Als je dit gedaan hebt, mag je je fantasie gaan gebruiken. Je gaat jouw eigen verhaal namelijk omzetten in fictie. Dat betekent dat er gebeurtenissen in voor mogen komen, die helemaal niet in het echt kunnen gebeuren.
Je gaat bijvoorbeeld niet op de fiets naar school, maar met de straaljager!
Probeer zo creatief mogelijk te zijn.
In totaal schrijf je dus twee korte verhalen.
In het eerste verhaal beschrijf je hoe je ochtendritueel er in werkelijkheid uitziet.
In het tweede verhaal maak je er een fictieverhaal van.
Beide verhaaltjes moeten ongeveer tien zinnen lang zijn.
Klaar?
Deze verhalen vergelijk je met een klasgenoot. Zijn de verhalen van je klasgenoot ook werkelijkheid en fictie?
Beoordeling
Geef je verhalen ter correctie aan de docent. Hij of zij zal je verhalen beoordelen op:
inhoud: is je ene verhaaltje werkelijkheid en heb je in je andere verhaaltje voldoende fictie toegepast?
vorm: ben je creatief geweest in het verzinnen van een fictieverhaal? Ziet het er verzorgd uit?
taalfouten: bevatten je verhaaltjes niet teveel taalfouten?
Terugkijken
Intro
Heb je de introductievideo bekeken?
Past de video goed bij deze opdracht? Waarom wel/niet?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Kun je na het zien van een video bepalen of het om fictie gaat?
Hoe ging het?
Tijd
Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig zou zijn. Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort om de oefeningen te doen en je verhaaltje te schrijven?
Eindopdracht
Wat vond je van de eindopdracht? Is je fictieve verhaal goed beoordeeld door de docent?
Het arrangement Opdracht: Fictie - Fictie of non-fictie? vmbo-b34 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze opdracht hoort bij het thema 'Mensen', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor vmbo-b34. In de subopdrachten kan op verschillende manieren geoefend worden met het herkennen van fictie en non-fictie. Ter afsluiting ga je twee korte verhalen geschreven: een fictie verhaal en een non-fictie verhaal. Veel succes!
Deze opdracht hoort bij het thema 'Mensen', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor vmbo-b34. In de subopdrachten kan op verschillende manieren geoefend worden met het herkennen van fictie en non-fictie. Ter afsluiting ga je twee korte verhalen geschreven: een fictie verhaal en een non-fictie verhaal. Veel succes!
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.