Als eindopdracht ga je zelf een kort fictieverhaal schrijven.
Vanochtend ben je uit je bed gekomen. Daarna heb je waarschijnlijk je vaste ritme gevolgd om op school te komen. Misschien heb je eerst gedoucht en heb je daarna een boterham gegeten.
Beschrijf eerst jouw ochtendritueel in tien zinnen.
Als je dit gedaan hebt, mag je je fantasie gaan gebruiken. Je gaat jouw eigen verhaal namelijk omzetten in fictie. Dat betekent dat er gebeurtenissen in voor mogen komen, die helemaal niet in het echt kunnen gebeuren.
Je gaat bijvoorbeeld niet op de fiets naar school, maar met de straaljager!
Probeer zo creatief mogelijk te zijn.
In totaal schrijf je dus twee korte verhalen.
In het eerste verhaal beschrijf je hoe je ochtendritueel er in werkelijkheid uitziet.
In het tweede verhaal maak je er een fictieverhaal van.
Beide verhaaltjes moeten ongeveer tien zinnen lang zijn.
Deze verhalen vergelijk je met een klasgenoot. Zijn de verhalen van je klasgenoot ook werkelijkheid en fictie?
Geef je verhalen ter correctie aan de docent. Hij of zij zal je verhalen beoordelen op: