Thema Voeding en vertering
Intro
Voeding en spijsvertering
Dat voedsel ook belangrijk voor jou is, dat is wel duidelijk.
In dit thema kijk je niet naar hoe je eet en drinkt.
Wel naar de hoeveelheid en de samenstelling van je dagelijkse voeding.
Welke keuzes daarin zijn het beste voor jou? Dat ga je hopelijk ontdekken in deze module. Om daarmee een start te maken kijk je alvast naar de volgende video:
Het aantal mensen met overgewicht en obesitas groeit nog steeds in Nederland.
In module 1 staat overgewicht centraal.
Voeding levert voedingsstoffen voor alle cellen van je lichaam.
Je hebt voedingsstoffen nodig om te groeien, te ontwikkelen en je warm te houden.
Kortom: voeding levert energie voor alle lichaamsprocessen.
Hoe komen voedingsstoffen uiteindelijk bij de cellen?
In de tweede module ligt de focus op de bouw en de werking van het spijsverteringsstelsel.
Wat ga ik leren?
Aan het eind van dit thema:
- beschrijf je de bouw, werking en functie van verteringsorganen van eukaryoten, in het bijzonder de mens, waarbij je de relatie tussen bouw en functie uitlegt.
- beschrijf je waar en op welke wijze voedingsstoffen verteerd en opgenomen worden en verklaart op welke wijze factoren daarop van invloed zijn.
- leg je uit dat assimilatieprocessen in dieren leiden tot de aanmaak van bouwstoffen, brandstoffen, reservestoffen en enzymen.
- leg je uit dat biologische eenheden energie en materie opnemen, verwerken en afgeven.
Deelconcepten
bouwstoffen, brandstoffen, reservestoffen, beschermende stof, zetmeel, glycogeen, terugkoppeling, ruststofwisseling, energiebehoefte, energiebalans, ADH, obesitas, voedselvergiftiging, voedselinfectie, voedselintolerantie, voedselallergie, enzymen, koolhydraten (mono-, di- en polysachariden), cellulose, vet (vetzuren en glycerol), aminozuren, pH, slokdarm, maag, twaalfvingerige darm, alvleesklier, lever, galblaas, dunne darm, dikke darm, endeldarm, darmvlokken, kring- en lengtespieren, mechanische en chemische vertering, darmperistaltiek, voedingsstoffen, verteringssappen, gal, verteringsenzymen voor koolhydraten, eiwitten, vitamines, temperatuur, verteringsproducten, emulgeren, resorptie, darmbacteriën.
Wat kan ik al?
Wat weet je al over Voeding en vertering? Herhaal de volgende onderdelen uit de Kennisbank onderbouw:
Test nu je kennis over dit onderwerp:
Test je kennis: Voeding en spijsvertering
Wat ga ik doen?
Het thema Voeding en vertering bestaat uit de volgende onderdelen.
In de tabel staat per activiteit hoeveel SLU je ongeveer nodig hebt.
Activiteit
|
Aantal SLU
|
Inleiding
|
|
Wat kan ik straks?
|
0,5
|
Wat kan ik al?
|
2
|
Wat ga ik doen?
|
0,5
|
Modules
|
|
Module: Wat is de oorzaak van overgewicht?
|
8
|
Module: Darmflora project
|
8
|
Afsluiting
|
|
Samenvattend
|
1
|
Examenvragen
|
1
|
Terugkijken
|
0,5
|
Totaal:
|
21 à 22
|
Modules
Bij dit thema's horen de volgende modules.
Maak hieronder je keuze.
Afsluiting
Samenvattend
Hier vind je de Kennisbanken die gebruikt zijn in dit thema:
Examenopgaven
Je hebt in de modules veel theorie bestudeerd en veel vragen beantwoord en opdrachten gemaakt.
Als het goed is, ben je nu klaar voor het beantwoorden van een aantal examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.
VWO 2018-TV2
VWO 2019-TV2
VWO 2021-TV1
VWO 2021-TV2
VWO 2021-TV3
Meer oefenen?
Ga naar ExamenKracht en oefen ook met de nieuwste examens.
Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.
Extra opdracht
De koe als ecosysteem
Bespreek de volgende opdracht met een klasgenoot.
Biosfeer
- Op aarde zijn enkele groepen organismen in staat om plantaardig materiaal (cellulose) te verteren. Welke groepen organismen?
In welk gedeelte van de biosfeer leven ze?
Ecosysteem
- In veel ecosystemen op aarde komen organismen voor die planten eten: herbivoren. Noem vier herbivoren uit verschillende ecosystemen.
Levensgemeenschap
- Leg uit waarom herbivoren, na de producenten, aan de basis van een voedselpiramide staan.
Populatie en soort
- Welke koeienrassen kun je in Nederland tegenkomen?
Organisme
- Koeien zijn herkauwers die hoofdzakelijk gras eten. Welke aanpassingen hebben koeien om gras te eten? Let daarbij op:
- Bouw spijsverteringsstelsel
- Gebit
- Stand van de ogen in de schedel
Organen
Herkauwers zoals koeien hebben een heel speciaal spijsverteringsstelsel.
Ze bezitten vier magen (pens, netmaag, boekmaag en lebmaag) waarin micro-organismen leven die essentiële enzymen voor de vertering van grassen maken. Zo kunnen herkauwers met de hulp van deze micro-organismen de taaie plantenvezels van bijvoorbeeld grassen verteren. De micro-organismen in de pens zijn onderling zeer competitief. Ze houden elkaar in toom en hierdoor is de microbiële gemeenschap gewoonlijk vrij stabiel. Als de koeien echter van de ene op de andere dag zetmeelrijke en vezelarme voeding (zoals graan) krijgen, verandert dit. Melkzuurproducerende bacteriën krijgen de overhand en zorgen ervoor dat de pensinhoud sterk zuur wordt.
Organen
- Herkauwers hebben in vergelijking met de mens een andere bouw van de maag. Welke magen heeft de koe? Welke functies hebben die magen? Zie module 2.
- De maagwand van koeien heeft geen slijmlaag zoals de maagwand van de mens. Welk effect heeft het zuurder worden van de pensinhoud op de maagwand van de koe?
- Koeien zijn niet in staat om zelf plantaardig voedsel dat ze eten, volledig te verteren. Op welke wijze 'laten' koeien de cellulose uit hun voedsel verteren?
- Welke producten worden in de koeienmaag gemaakt door één- en meercelligen?
DNA
- Welke onderzoeken kun je bedenken om DNA-niveau? Formuleer een onderzoeksvraag.
Overig
- Welke vorm van symbiose bestaat er tussen de bacteriën in de pens en de koe?
- Verklaar de titel van deze opdracht: ‘De koe als ecosysteem’.
|
Hoe haal je het in je hoofd?
Leren doe je ook door het maken van ‘goede’ (school)examenvragen.
Maak één examenvraag waarin je een onderwerp uit module 1 of 2 (of beiden) toetst bij je medeleerlingen.
Je kunt daarbij gebruik maken van een onlineprogramma zoals www.mentimeter.com of gebruik Google drive (formulier).
Ter inspiratie alvast een voorbeeldexamenvraag:
Duikeenden (zoals kuifeenden) beoefenen topsport. De op het IJsselmeer overwinterende vogels leven van driehoeksmosselen. Het opduiken en verteren van de mosselen legt een zo groot beslag op wat de vogels fysiek aankunnen, dat het een topprestatie is dat zij de winter overleven. Duikeenden foerageren voornamelijk 's nachts.
Ze duiken drie- tot vijfhonderd keer per nacht om hun dagelijks rantsoen te verzamelen en slikken de mosselen in hun geheel door. Bij elke duik hebben de eenden slechts kort de tijd om onder water mosselen te vinden die bovendien vaak losgerukt moeten worden. Voor de duikeend zijn daarom de diepte waarop de mosselen zich bevinden, het gemak waarmee ze zijn te vinden en de snelheid waarmee ze zijn door te slikken, van het allergrootste belang.
bewerkt naar: J. de Leeuw, Overwinterende duikeenden, Natuur en Techniek 1, januari 2000
Het bewerken en verteren van de ingeslikte mosselmaaltijd kost veel energie.
In de maag kraken en bewerken twee 'molenstenen' in de vorm van verhoornde platen voorzien van stevige spierbundels, de mosselen tot gruis. Er ontstaat een schelpenbrij die verder het darmkanaal in gaat.
Enkele processen die een rol spelen bij de vertering in het menselijk lichaam zijn:
- de werking van het gebit in de mond;
- de werking van enzymen in de maag;
- de werking van zoutzuur in de maag;
- de werking van gal in de twaalfvingerige darm
- Met welk proces of met welke processen komt het verbrijzelen van mosselen in de maag overeen?
- alleen met proces 1
- alleen met de processen 1 en 2
- alleen met de processen 2 en 3
- alleen met de processen 3 en 4
- alleen met de processen 1, 2 en 4
- met alle genoemde processen
|
-
Terugkijken
Intro
- Lees de intro van dit thema nog eens door.
Vind je het een goede intro om het thema mee te beginnen?
Past de inleiding goed bij het thema? Waarom wel of waarom niet?
Kan ik wat ik moet kunnen?
- Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Kun je wat je moet kunnen?
Hoe ging het?
- Tijd
Bij de activiteiten stond een totale studiebelasting van ongeveer 21 SLU.
Ben je meer of minder tijd met het thema bezig geweest?
Met welke module ben je het langst bezig geweest? En met welke het kortst?
- Herhaling
Heb je voor je aan de modules begon de toets bij 'Wat kan al?' gemaakt?
Wist je het meeste nog?
- InhoudKijk nog eens door de modules.
Noteer bij welke opdrachten je hebt samengewerkt (in tweetallen of in expertgroepen).
Geef voor jezelf met een icoon aan of de samenwerking je heeft geholpen.
Noteer wat je gaat doen met de ervaringen.
- Examenvragen
Je hebt de examenvragen gemaakt.
Ging het goed? Had je de theorie uit de modules nodig om de vragen te kunnen maken?