Ongeveer 20 jaren geleden werd het mogelijk om aan de hand van een DNA-profiel bloedverwantschap vast te stellen.
Dat biedt veel nieuwe mogelijkheden.
Als je wilt weten wie je voorouders zijn, kun je in de archieven duiken en proberen je afstamming te achterhalen.
Maar tegenwoordig kun je ook de geschiedenis onderzoeken die in je DNA ligt opgesloten.
Aan je DNA kun je zien, uit welk deel van de wereld je voorouders afkomstig zijn. Meer daarover zie je in de video hieronder. Ben jij geïnteresseerd in de afkomst van je voorouders?
Deze mogelijkheden kunnen voor allerlei doeleinden worden benut. Het is tegenwoordig zelfs mogelijk om commerciële testkits te kopen en zo je voorvaderen te achterhalen
In een vastgelopen moordonderzoek kan men aan de hand van DNA-profielen proberen verwanten van de dader op te sporen (en daarna mogelijk de dader). In de veeteelt kunnen DNA-profielen worden meegenomen in de beoordeling van de fokwaarde van het dier.
Eindproduct
Aan het eind van deze module maak je een keuze uit twee opdrachten:
je schrijft een folder voor deelnemers aan een DNA onderzoek, zodat zij goed geïnformeerd zijn over de mogelijkheden en de opzet van het onderzoek.
je schrijft een artikel voor een magazine voor melkveehouders om uit te leggen hoe op een moderne manier de fokwaarde van melkvee kan worden bepaald.
Wat ga ik leren?
Leerdoelen
Aan het eind van deze module kun je:
omschrijven wat onder een populatie wordt verstaan;
uitleggen hoe frequenties van genotypen en fenotypen in populaties in tijd en ruimte veranderen;
uitleggen dat populaties emergente eigenschappen hebben.
beschrijven wat onder genetische variatie in een populatie wordt verstaan;
uitleggen hoe genfrequenties in een populatie kunnen veranderen door random mutaties, genetic drift en gene flow;
verbanden kwantificeren tussen genfrequenties en frequenties van genotypen van opeenvolgende generaties met gebruik van de regel van Hardy-Weinberg;
uitleggen dat adaptatie van populaties door selectie van organismen tot stand komen;
uitleggen dat selectiedruk adaptaties bijeen brengt die het voortplantingssucces van de soort vergroten;
overeenkomsten en verschillen tussen natuurlijke en kunstmatige selectie beschrijven.
Tijd
De belasting voor deze module is ongeveer 10 SLU.
Aan de slag
Stap 1: Variatie
Als je de klas rondkijkt, zie je dat iedereen er anders uit ziet. Oogkleur, lengte en lichaamsbouw verschillen. Ook minder zichtbare eigenschappen als bloedgroep variëren. Een deel van de variatie is erfelijk. Andere verschillen tussen mensen worden bepaald door de omgeving (het milieu) waarin ze opgroeien.
Bestudeer de informatie in de Kennisbank het volgende onderwerp:
Variatie en fitness
Je kent de uitdrukking vast wel: “survival of the fittest”. Daarmee is Darwin beroemd geworden. Deze uitdrukking is verwarrend, want “fit” betekent niet ”een goede conditie hebben”. Het betekent “geschikt” zijn om te overleven en dus om je genen door te geven. Het individu met de meeste nakomelingen is dus de “fitste”!
Om te begrijpen hoe de frequenties van allelen veranderen onder invloed van evolutiekrachten, kun je kijken wat er gebeurt als die krachten niet aanwezig zijn.
Twee wetenschappers, Hardy en Weinberg, hebben dat in 1908 gedaan en ze ontwikkelden een theorie.
Door van veel mensen verspreid over de wereld het DNA te onderzoeken, is het mogelijk geworden alle mensen in afstammingsgroepen te rangschikken. Zo’n groep heeft een gemeenschappelijke voorouder, ergens in de prehistorie.
Men gebruikt voor dit onderzoek het DNA uit mitochondriën en uit het Y-chromosoom.
Autosomaal DNA (het DNA in de andere chromosomen) is niet bruikbaar voor dit onderzoek.
Het wordt immers bij elke celdeling gerecombineerd.
Bij Y-DNA en mtDNA gebeurt dit niet.
Mensen met dezelfde genetische variatie worden haplogroepen genoemd.
Er zijn twee soorten, op grond van:
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Afronding
Je weet nu dat er aan DNA veel af te lezen is.
In de opdrachten A en B vind je twee voorbeelden van DNA-onderzoek.
Kies één van de beide opdrachten.
Opdracht A DNA-onderzoek
In deze opdracht bekijk je DNA-onderzoek dat gedaan wordt om een moordzaak op te lossen.
Schrijf een folder waarin deelnemers van het onderzoek wordt uitgelegd waardoor het onderzoek in twee stappen verloopt en tot welke uitslagen elke stap zou kunnen leiden.
Opdracht B Selecteren op DNA-niveau
Schrijf een artikel voor een landbouwtijdschrift, waarin je duidelijk maakt hoe kennis van het genoom een rol kan spelen in de veeteelt. Besteed ook aandacht aan de manier waarop de fokwaarde van melkvee kan worden bepaald.
Een artikel is een goede manier om informatie te presenteren of een gebeurtenis te beschrijven.
Terugkijken
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Kun je wat je moet kunnen?
Hoe ging het?
Tijd
De inschatting voor deze opdracht is 10 SLU.
Was de studiebelasting ongeveer 10 SLU?
Inhoud
Klik alle stappen nog eens door.
Kun je per stap aangeven waarom de stap in deze opdracht staat?
Eindopdracht
In de eindopdracht had je een keuze tussen twee eindopdrachten. Ben je achteraf tevreden met de keus die jij gemaakt hebt? Waarom wel/niet? Motiveer je antwoord.
Denk je dat jouw eindproduct aansluit bij de doelgroep? Hoe heb je gezorgd dat je weet wat er bij de doelgroep past?
Het arrangement Module: Verwant of niet verwant - v456 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollectie voor biologie voor vwo leerjaar 4/5/6. Dit is thema ’Evolutie'. Het onderwerp van deze les is: verwant of niet verwant.
Aan het eind van deze module kun je:
omschrijven wat onder een populatie wordt verstaan;
uitleggen hoe frequenties van genotypen en fenotypen in populaties in tijd en ruimte veranderen;
uitleggen dat populaties emergente eigenschappen hebben.
beschrijven wat onder genetische variatie in een populatie wordt verstaan;
uitleggen hoe genfrequenties in een populatie kunnen veranderen door random mutaties, genetic drift en gene flow;
verbanden kwantificeren tussen genfrequenties en frequenties van genotypen van opeenvolgende generaties met gebruik van de regel van Hardy-Weinberg;
uitleggen dat adaptatie van populaties door selectie van organismen tot stand komen;
uitleggen dat selectiedruk adaptaties bijeen brengt die het voortplantingssucces van de soort vergroten;
overeenkomsten en verschillen tussen natuurlijke en kunstmatige selectie beschrijven.
Leerniveau
VWO 6;
VWO 4;
VWO 5;
Leerinhoud en doelen
Biologische eenheid;
Biologie;
Met DNA-analyse de graad van verwantschap van soorten vaststellen;
DNA;
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollectie voor biologie voor vwo leerjaar 4/5/6. Dit is thema ’Evolutie'. Het onderwerp van deze les is: verwant of niet verwant.
Aan het eind van deze module kun je:
omschrijven wat onder een populatie wordt verstaan;
uitleggen hoe frequenties van genotypen en fenotypen in populaties in tijd en ruimte veranderen;
uitleggen dat populaties emergente eigenschappen hebben.
beschrijven wat onder genetische variatie in een populatie wordt verstaan;
uitleggen hoe genfrequenties in een populatie kunnen veranderen door random mutaties, genetic drift en gene flow;
verbanden kwantificeren tussen genfrequenties en frequenties van genotypen van opeenvolgende generaties met gebruik van de regel van Hardy-Weinberg;
uitleggen dat adaptatie van populaties door selectie van organismen tot stand komen;
uitleggen dat selectiedruk adaptaties bijeen brengt die het voortplantingssucces van de soort vergroten;
overeenkomsten en verschillen tussen natuurlijke en kunstmatige selectie beschrijven.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Cellen
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.