Veel mensen houden van sporten. Slechts enkele mensen worden topsporter. Een topsporter heeft talent en oefent elke dag heel wat uren. Per sport heb je andere kwaliteiten nodig. Voor turnen is het gunstig als je heel lenig bent. Voor gewichtheffen heb je veel kracht nodig. De Tour de France helemaal uitfietsen, lukt je alleen als je veel uithoudingsvermogen hebt. Daarbij speelt ook je bouw een belangrijke rol. Zo is een jockey klein en licht en zijn basketballersen volleyballers meestal lang. Een sumoworstelaar daarentegen is moddervet. In deze module ga je bekijken hoe het is gesteld met jouw sportieve eigenschappen bij jezelf. Die eigenschappen zijn snelheid, lenigheid, kracht en uithoudingsvermogen. Als je op een verstandige manier sport, is dat gezond voor je. Soms kan het misgaan, bijvoorbeeld door een blessure. Je leert hoe je de kans op een blessure kleiner kunt maken. En doping is natuurlijk slecht voor je.
Beantwoord per beroep; (Voetbaltrainer, wielrenner, fitnesstrainer) de volgende vragen;
Schrijf een werkzaamheid op die in het beroep wordt uitgevoerd.
Schrijf twee capaciteiten op die je nodig hebt voor dit beroep.
Welke voordelen en welke nadelen heeft volgens jou dit beroep?
Uitwerken in word. Per beroep een passend plaatje!
De volgende opdracht is:
Schijf 15 beroepen op die met sport te maken hebben, Niet Handbalcoach, voetbalcoach, basketbalcoach. Maar sportmasseur, fysiotherapeut, voetbaltrainer, en docent lichamelijke opvoeding
Kies 1 beroep en omschrijf deze (in WORD, minimaal 1 pagina), Werk dit beroep uit aan de hand van onderstaande punten.
Welke opleiding moet je hiervoor volgen?
Moet je rekening houden met een speciaal dieet? Leg uit waarom
Hoeveel keer moet je sporten?
Welke werkzaamheden doe je dan?
Welke capaciteiten moet je hebben? leg uit waarom
Hoe zou jouw “werk” week er uit zien? beschrijf hem volledig.
Denk er aan dat het voor jouw haalbaar moet zijn; als je nu altijd al last heb van je enkel is het niet haalbaar om topvoetballer te worden, maar misschien wel coach.
2. Een sport kiezen
Bij deze opdracht ga je een presentatie geven over jouw sport.
Neem onderstaande punten mee in je presentatie.
1. Ontstaan van deze sport
2. Wat zijn de spelregels?
(plaatje van het veld/plek)
3. Wat kost het om deze sport te beoefenen? Contributie? Aanschaf spullen.
4. Wat zijn de voor- en nadelen van deze sport? (wat als je ouder wordt?, Blessures/risico's)
Neem voorwerpen mee die bij je sport horen!
3. Snelheid
Bij veel sporten is snelheid belangrijk. Je wint als je het eerste aan de finish bent. Of als je de snelste tijd hebt gemaakt. Maar hoe weet je nou wat je snelheid was?
Je onderzoekt het verschil tussen een gewone start en een vliegende start.
Wat heb je nodig?
Een plek om te rennen.
Een meetwiel of een meetlint.
plakband of krijt.
een stopwatch of een mobiele telefoon.
Wat moet je doen?
Een wedtrijdbaan uitzetten.
Gebruik plakband of krijt om de start aan te geven.
Meet met je meetwiel of meetlint een afstand van 50 meter.
Gebruik je plakband of krijt om de finisch aan te geven.
De tijd meten met een stilstaande start.
Leerling 1 gaat bij de start staan. leerling 2 gaat met de stopwatch bij de finisch staan.
Leerling 2 telt af 3-2-1- start! Bij start drukt hij de stopwatch in.
Leerling 1 rent de afstand zo snel mogelijk. Als hij de finisch passeert, drukt leerling 2 de stopwatch weer in. Hij leest de stopwatch af en vult de tijd in in de tabel.
Wissel van rol. Leerling 2 rent en leerling 1 meet de tijd. Schrijf de tijd in de tabel.
Leerling 3 en 4 doen daarna hetzelfde als leerling 1 en 2. Iedereen rent dus 1 keer.
De tijd meten met een vliegende start.
Leerling 1 gaat 10 of 15 meter voor de start staan. Leerling 2 gaat met de stopwatch bij de finisch staan. Leerling 3 gaat precies bij de start staan.
Leerling 1 begint zo hard mogelijk te rennen. Als hij de start passeert, roept leerling 3 hard! JA. Op dat moment drukt leerling 2 de stopwatch in. Hij leest de stopwatch af en noteerd de tijd in de tabel.
Wissel van rol. Zorg dat iedereen een keer een vliegende start loopt. Zorg er ook voor dat iedreeen minstens 1 keer de tijd waarneemt.
De snelheid berekenen
Bereken jullie snelheid in m/s. Schrijf deze in kolom3 en 6 van de tabel.
Bereken jullie snelheid in km/h. Schrijf deze in kolom 4 en 7 van de tabel.
Om snelheden om te rekenen van km/h naar m/s bestaat een eenvoudige methode:
De omrekenfactor van m/s naar km/h is dus 3,6. Bij het omrekenen van km/h naar m/s moet men delen door 3,6. Als een auto bijvoorbeeld 120 km/h rijdt, dan rijdt hij?
Sommige sporter, zoals turnsters en gymnasten, zijn waarschijnlijk leniger dan jij. Ze kunnen hun lichaam soepel bewegen. Dit is onder andere mogelijkdoor de botten en spieren in hun lichaam. In deze basisstof leer je welke botten in je lichaam voorkomen en hoe ze ten opzichte van elkaar kunnen bewegen.
Als je na de vakantie voor het eerst weer sport, is de kans groot dat je de dag daarna spierpijn hebt. Dan voel je dat je je spieren gebruikt hebt. Je gebruikt je spieren om kracht uit te oefenen, b ijvoorbeeld om hard te lopen of om een bal weg te slaan. In deze basisstof leer je hoe spieren wereken en hoe je kracht kunt meten. Je leert wat kracht, gewicht en massa met elkaar te maken hebben.
spieren
klokhuis spieren
spieren uitleg
Spieren
Bestudeer nu uit de de Kennisbank Biologie het onderdeel Spieren:
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
1. Wat verandert er aan de dikte van de buigspier van je arm als je deze samentrekt?
2. Is er en verschil tussen je linker en je rechter arm?
3. Is de verandering bij iedereen even groot?
Werkwijze
Materiaal:
een meetlint
Methode:
Werk met z’n tweeën. De een is proefpersoon, de ander meet.
Laat een arm slap langs het lichaam hangen. De buigspier is dan ontspannen.
Meet de omtrek van de bovenarm op het dikste gedeelte. Geef met een klein streepje de plaats aan waar je meet.
Zet het resultaat in de tabel.
Maak een stevige vuist en buig je arm. De buigspier is dan samengetrokken.
Probeer de spierballen zo dik mogelijk te maken.
Meet dan op dezelfde plaats opnieuw de omtrek van de bovenarm.
Zet het resultaat in een tabel.
Om nauwkeurige resultaten te krijgen, kun je het beste meerdere keren meten, bijvoorbeeld 3 keer.
Noteer alle metingen in een tabel en bereken het gemiddelde
Herhaal de proef met de andere arm.
Herhaal de hele proef nu met de ander als proefpersoon
Resultaten
Toestand van de buigspier
Omtrek van de bovenarm in cm
Proefpersoon 1
Proefpersoon 2
Ontspannen
Linkerarm
rechterarm
linkerarm
rechterarm
1e meting
cm
cm
cm
cm
2e meting
cm
cm
cm
cm
3e meting
cm
cm
cm
cm
Gemiddelde
cm
cm
cm
cm
Samengetrokken
1e meting
cm
cm
cm
cm
2e meting
cm
cm
cm
cm
3e meting
cm
cm
cm
cm
Gemiddelde
cm
cm
cm
cm
Verschil in cm
cm
cm
cm
cm
Verschil in %
%
%
%
%
Berekeningen (zie tabel vorige pagina)
Bereken het verschil tussen de dikte van de ontspannen en de samengetrokken spier. Zet dit ook in de tabel .
Als je meerdere metingen gedaan hebt, gebruik je voor het berekenen van het verschil de gemiddelde waardes.
Geef de verschillen ook weer in percentages (%).
Nabespreking:
Conclusie:
Kijk naar je berekeningen: Wat kun je daaruit concluderen over de verandering in de spier bij het samentrekken?
De spier wordt bij samentrekken
Kijk naar je berekeningen: Was er een verschil tussen de linker en de rechterarm?
Zo ja, hoe groot was dat verschil?
Er was wel/geen verschil nl.
Kijk naar je berekeningen: Was er een verschil tussen de proefpersonen? Zo ja wat was dan het verschil?
Er was wel/geen verschil nl.
Verklaring
· Geef een verklaring voor het veranderen van de dikte van de buigspier bij het samentrekken.
armspieren
Armspieren
In het item van de Kennisbank over Spieren ging een deel over de armspieren.
Bekijk de volgende videoclip over bodybuilding en beantwoord daarna de vragen.
Welke spier toont een bodybuilder als zij haar arm buigt?
En welke spier als zij haar arm strekt?
Vaak is het voor vrouwen (maar ook voor mannen) onmogelijk om zonder doping aan zulke grote spieren te komen.
Welke vorm van doping wordt vaak gebruikt?
Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
type spieren
Typen spieren
Lees de tekst in de bron en beantwoord daarna de vragen.
Bewegen als je dat zelf wilt
De spieren die de armen, benen, gezicht, hoofd en lichaam bewegen zijn ‘willekeurige’ spieren.
Dit betekent dat ze alleen maar werken als jij dat wilt.
Vaak moet je, als je voor het eerst iets doet, er goed bij nadenken welke spieren je nodig hebt.
Bijvoorbeeld: toen je leerde fietsen. Je moest toen leren om tegelijkertijd te trappen, te sturen en je evenwicht te bewaren. Pas na veel oefening kon je fietsen en je willekeurige spieren gebruiken zonder er steeds bij na te denken.
Als je deze spieren onder de microscoop bekijkt, zie dwarse streepjes.
Daarom heten de willekeurige spieren ook wel dwarsgestreepte spieren.
Spieren die vanzelf werken
Je hebt ook spieren die je niet met je wil kunt besturen.
Ze zitten in je darmen, in bloedvaten en nog meer organen. Het zijn ‘onwillekeurige’ spieren ofwel gladde spieren. Als je deze spieren onder de microscoop bekijkt, zie je geen dwarsstreepjes. Dit soort spieren werkt dus automatisch: Niemand hoeft te leren het voedsel door de darmen te vervoeren.
Eén spier is nooit moe
Het hart is eigenlijk één grote speciale spier, de hartspier.
Elke keer als de hartspier samentrekt, wordt er bloed uit het hart geperst.
De hartspier werkt dag en nacht en wordt nooit moe.
Hij heeft wel dwarse streepjes maar lijkt in zijn werking meer op gladde spieren.
De spieren waarmee we onze armen en benen bewegen zijn ...
willekeurige spieren
onwillekeurige spieren
Als je willekeurige spieren onder de microscoop bekijkt, zie je ......
dwarsgestreepte spieren
langgerekte gladde spieren
Een spier in ons lichaam, die nooit moe wordt, is .........
de borstspier
de hartspier
Een voorbeeld van onwillekeurige spieren zijn de ......
darmspieren
buikspieren
toets spieren
Eindtoets
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Probeer alle punten te halen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bij sport gebruik je je spieren. Dat kost energie. Daarvoor moeten brandstoffen en zuurstof worden aangevoerd. Afvalstoffen en warmte worden afgevoerd. Je longen, hart en bloedvaten moeten daarvoor goed samenwerken.
gaswisseling
Gasuitwisseling
Elke keer dat je inademt, komt er een halve liter lucht in je longen.
De zuurstof uit de ingeademde lucht wordt openomen door het bloed. Bloed en lucht komen dicht bij elkaar in de longblaasjes.
Longblaasjes hebben een groot oppervlak en een dunne wand.
Daardoor kan er voldoende zuurstof van lucht naar bloed gaan.
In het bloed vervoeren rode bloedcellen de zuurstof.
Bij de verbranding in alle cellen van je lichaam komt koolstofdioxide vrij.
Het bloed brengt de koolstofdioxide weer naar de longblaasjes.
De koolstofdioxide adem je dan weer uit.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Zuurstof
Molecuul bestaat uit twee zuurstof atomen; gas dat ontstaat bij fotosynthese in planten en nodig is voor verbranding.
Ademen
Opnemen van zuurstof en uitscheiden van koolstofdioxide (koolzuurgas ), inademen en uitademen, met behulp van longen, kieuwen of tracheeën. Vorm van gaswisseling.
Inademen
Middenrif trek samen, borstkas wordt groter, longen zuigen lucht aan.
Uitademen
Middenrif ontspant, borstkas wordt kleiner, longen geleiden lucht naar buiten.
Longen
Organen die betrokken zijn bij het in- en uitademen en het opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide. Onderdeel van het ademhalingsstelsel. Uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide vindt plaats in de longen tussen longblaasjes en bloed.
Longvlies
Vlies dat samen met het borstvlies de longen met de ribbenkast verbindt, doordat de vliezen vacuüm aanelkaar zitten gezogen.
Borstvlies
Vlies dat samen met het longvlies de longen met de ribbenkast verbindt, doordat de vliezen vacuüm aanelkaar zitten gezogen.
Luchtpijp
Buis met kraakbeenringen die de mondholte verbindt met de bronchiën, waardoor lucht naar binnen en buiten stroomt.
Afvalstof
Niet-bruikbaar deel in het voedsel of een stof die ontstaat in het lichaam bijvoorbeeld door verbranding (koolstofdioxide) en die het lichaam verlaat.
Longblaasje
Deel van de longen waar uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxide plaatsvindt tussen lucht en bloed.
7. Uithoudingsvermogen: bloed, spieren en voeding
Je uithoudingsvermogen is bij vrijwel elke sport van belang. De bloedsomloop is daar essentieel in. In deze basisstof leer je over debloedsomloop van de mens. Spieren hebben energie nodig. Tijdens het sporten zelfs extra veel. Welke voeding past het beste bij de sport die jij beoefent.
hart en bloedsomloop
Hart en bloedsomloop
Bestudeer uit de kennisbank biologie het onderdeel:
In afbeeldingen is bloed rood of blauw gekleurd.
Welke kleur heeft in afbeeldingen zuurstofrijk bloed?
rood
blauw
In afbeeldingen is bloed rood of blauw gekleurd.
Wat kun je zeggen van bloed dat blauw is gekleurd?
Dat is zuurstofrijk bloed.
Dat is zuurstofarm bloed.
Kies de juiste woorden.
..1.. vervoeren het bloed van het hart af. ..2.. vervoeren het bloed naar het hart toe.
1 = slagaders, 2 = aders
1 = aders, 2 = slagaders
Waar of niet waar?
Alle slagaders vervoeren zuurstofrijk bloed.
waar
niet waar
Waar of niet waar?
De wand van slagaders is gespierder dan de wand van aders.
waar
niet waar
Waar of niet waar?
Een slagaderlijke bloeding is gevaarlijker dan een aderlijke bloeding.
waar
niet waar
Waar of niet waar?
Een haarvat kan zowel een vertakking van ader als van een slagader zijn.
waar
niet waar
Via haarvaten worden ..1.. en voedingsstoffen afgegeven en ..2.. en andere afvalstoffen weggevoerd.
1 = zuurstof, 2 = koolstofdioxide
1 = koolstofdioxide, 2 = zuurstof
Het bloed komt het hart binnen in de ..1.. .
Het bloed verlaat het hart vanuit de ..2.. .
1 = boezems, 2 = kamers
1 = kamers, 2 = boezems
Welke kamer pompt het bloed in de lichaamsslagader (aorta)?
linkerkamer
rechterkamer
Wat is de functie van de hartkleppen tussen een boezem en een kamer?
Ze zorgen ervoor dat het bloed niet van een kamer naar een boezem terug kan.
Ze zorgen ervoor dat het bloed niet van een boezem naar een kamer terug kan.
De bloedsomloop van de rechterkamer naar de longen naar de linkerboezem noem je de ...
kleine bloedsomloop
grote bloedsomloop
Het hart
Het hart
Je hart maakt geluid. Dit wordt veroorzaakt door de hartkleppen en slagaderkleppen.
Een arts luistert naar de geluiden die het hart maakt met een stethoscoop.
Je kunt zelf het geluid ook horen, bijvoorbeeld door je oor op iemands borst te leggen.
Als je een wc-rolletje gebruikt hoor je het geluid nog beter.
Het hart is een spier die als een pomp werkt. Het rondpompen van het bloed door het hart kun je voelen. Bijvoorbeeld bij je pols of in je hals. Tijdens het rondpompen wordt de wand van de slagaders steeds iets naar buiten gedrukt. Dit gebeurt op het ritme van de hartslag.
Practicum hartslag meten
Je gaat samen met een klasgenoot onderzoeken wat de invloed van inspanning op je hartslag.
Is je hartslag hoger of juist lager na een zware inspanning?
Hoeveel minuten duurt het voordat je hart weer net zo snel klopt als voor de inspanning?
Heb je dezelfde waarden als je klasgenoot? Kun je eventuele verschillen verklaren?
Beoordeel eerst samen met een klasgenoot het onderzoeksverslag.
Laat het verslag vervolgens beoordelen door de docent.
Succes.
aanzicht hart
Buitenaanzicht van het hart
Je ziet hier een schematische afbeelding van het hart en de bloedvaten er omheen.
Leer de namen van de verschillende onderdelen.
Het hart van binnen
Je ziet hier een schematische afbeelding van een binnenaanzicht van het hart.
Leer de namen van de onderdelen die je nog niet kent.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Naamgeving van bloedvaten
De bloedsomloop is de verzameling van slagaders, aders en haarvaten.
Slagaders worden genoemd naar de organen waarheen ze het bloed vervoeren.
De slagader die vanaf de aorta het bloed naar de darmen vervoert heet bijvoorbeeld de darmslagader.
Aders worden genoemd naar de organen waar het bloed dat ze vervoeren vandaan komt.
De ader die het bloed van een nier naar de holle ader vervoert heet nierader.
Haarvaten worden genoemd naar het orgaan waarin ze voorkomen.
De hersenhaarvaten bevinden zich in de hersenen.
Maak samen met een klasgenoot een lijstje met slagaders en aders.
Geef per ader/slagader aan of de ader/slagader zuurstofrijk of zuurstofarm bloed vervoert.
ontleden van het hart
Ontleden van een hart
In het volgende filmpje wordt een schapenhart open gesneden.
Wat is je mening over het snijden in organen van dieren?
Bespreek je mening met een of enkele klasgenoten.
Practicum Hart tekenen
Jullie horen van jullie docent of jullie een tekening van een hart gaan maken.
Laat de tekeningen vervolgens beoordelen door de docent.
Succes.
eindtoets hart
Eindtoets
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit zeventien vragen.
Aan het eind van de toets zie je welke vragen je goed en fout hebt beantwoord.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bloed
Lichaamsvocht dat zuurstof en opgeloste stofwisselingsproducten naar de weefsels aanvoert, en koolstofdioxide en afvalproducten afvoert. Ook transporteert bloed hormonen en warmte, zorgt het voor verdediging tegen indringers en voor bloedstolling bij verwondingen.
Bloedsomloop
Het stromen van bloed door aders, slagaders en haarvaten door het lichaam heen.
Slagaders
Bloedvat waardoor zuurstofrijk bloed van het hart wegstroomt om de verschillende organen van zuurstof te voorzien. Een slagader heeft een dikke wand, is elastisch en de bloeddruk in de slagaders is hoog. Alleen de longslagader bevat zuurstofarm bloed.
Aders
Bloedvat waardoor zuurstofarm bloed vanaf de organen naar het hart stroomt om afvalstoffen af te voeren. Een ader heeft een dunne wand en een lage bloeddruk. Uitzondering is de longader: die bevat zuurstofrijk bloed.
Haarvaten
Allerkleinste bloedvaten in de organen. De wand is heel dun, zodat het bloed en orgaan stoffen gemakkelijk kunnen uitwisselen.
Hart
Een spier die regelmatig samentrekt en zorgt voor het stromen van het bloed door het bloedvatenstelsel.
Boezem
Onderdeel van het hart. Een gezond hart heeft een linker- en een rechterboezem.
Kamer
Onderdeel van het hart. Een gezond hart heeft een linker- en een rechterkamer.
Aorta
Belangrijke lichaamsslagader die bloed vanuit de linkerkamer het lichaam in pompt.
Kleine bloedsomloop
Deel van de bloedsomloop dat ervoor zorgt dat zuurstofarm bloed weer zuurstofrijk kan worden: zuurstofarm bloed stroomt van het hart door de longslagader naar de longen. Van de longen stroomt het zuurstofrijke bloed via de longader terug naar het hart.
Grote bloedsomloop
Deel van de bloedsomloop dat ervoor zorgt dat zuurstofrijk bloed door het lichaam stroomt naar alle organen (behalve de longen).
8. Gezond sporten
sportblessure
Veel topsporters krijgen te maken met blessures. Maar ook gewone sporters kunnen er last van krijgen. En ook als je niet sport, kun je een blessure krijgen. bijvoorbeeld door het gebruik van de computermuis of een verkeerde houding bij het tillen of een verkeerd afgestelde bureaustoel.
In dit thema staan (sport)blessures centraal.
Aan het eind van het thema maak je samen met een klasgenoot twee beschrijvingen van blessures voor in een folder.
In die folder leg je uit:
wat de blessures inhouden,
hoe de blessures kunnen ontstaan en
wat je kunt doen om de blessures te voorkomen.
Voordat je hiermee aan de slag gaat, moet je iets weten over het geraamte, over beenderen, over de wervelkolom, over spieren, over lichaamshouding en over beenverbindingen.
Het arrangement Sporten 3 Vita KGT is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Peter Jordaan
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2018-02-14 13:54:47
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Bouw van een spier
Spieren van een hond
Bewegen
Ademhaling
Buitenaanzicht van het hart
Hart en bloedsomloop
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.