Inleiding
Voor je ligt de derde casus van dit studiejaar. De casus van mevrouw Jenniskens speelt zich af in de setting van een verpleegtehuis en de zorgcategorie is somatiek. De casus is opgebouwd uit twee verschillende delen. Bij ieder deel horen verschillende opdrachten. In het eerste deel lees je over de voorgeschiedenis van de zorgvrager en over de huidige situatie. In het tweede deel krijg je inzicht in de rest van het leven van deze zorgvrager.
Bij de casus worden opdrachten aangeboden waar je thuis en op school aan werkt. Tijdens het werken aan de opdrachten leer je;
- Welke begeleidingsstijlen er zijn
- Een groep zorgvragers te begeleiden
- Wat een leefklimaat is
- Methodisch werken met een zorgleefplan
- Om te gaan met moeilijk hanteerbaar gedrag; delier
- De rol van de verzorgende bij seksualiteit en intimiteit
- Een MDO uit te voeren
- Voorlichting te geven
- Om te gaan met communicatiestoornissen
- Kwaliteit van leven
Daarnaast is er ruimte om twee lessen in te vullen met workshops op aanvraag. Ook worden de AFP lessen en de vaardigheidslessen zoveel mogelijk gecombineerd met deze casus. Intervisie zal gedurende de stage in gemixte groepen plaatsvinden.
Bij deze casus horen de volgende vaardigheden:
- Gele, rode en zwarte wonden verzorgen
- Het verzorgen van een suprapubisch katheter
In de lessen AFP is met name aan de orde:
– kennis van het CVA
– kennis van delier, depressie en angststoornissen
– wonden en wondgenezing
– ziektebeeld van de pneumonie
– aandoeningen van nieren en urinewegen
Casus mw. Jenniskens deel 1
Het Verhaal van mevr. Jenniskens
Annelies Jenniskens is nu 54 jaar. Zij is ongeveer vier jaar geleden getroffen door een beroerte. Daar heeft ze uitgebreide uitvalsverschijnselen aan overgehouden met daarbij ook psychische gevolgen.
Mevr. Jenniskens heeft tot aan het moment dat ze ziek werd, gewerkt als freelance- journalist met opdrachten voor radio en diverse kranten en tijdschriften. Daarvoor was ze regelmatig in het buitenland, ook in gebieden met crisis en oorlog. De artikelen die zij schreef werden altijd erg gewaardeerd en zij heeft een keer een prijs gewonnen, een aanmoedigingsprijs voor jong talent.
Op haar 26e is Annelies gaan samenwonen met haar geliefde, Mariska. Mariska is opgeleid als beeldend kunstenaar en als bedrijfskundige. Ze werkt vooral als manager (op tijdelijke basis) van allerlei internationale hulpprojecten.
Zij hadden al drie jaar een relatie en besloten samen verder te gaan en ook een of meer kinderen te krijgen. Toen Annelies 31 was, beviel ze van haar zoon Jasper. Jasper is nu volwassen en woont op kamers. Mariska kreeg een jaar later een dochter, Marieke. Beide kinderen zijn geboren na een zwangerschap door donorinseminatie. De identiteit van de vader van allebei de kinderen is bij hen bekend. In april 2001 zijn Annelies en Mariska met elkaar getrouwd.
Annelies en Mariska hebben al die jaren een druk bestaan gehad, de zorg voor de kinderen gedeeld, voor elkaar ingesprongen als de een bijvoorbeeld langere tijd in het buitenland was. Ze beschikken over een uitgebreide vriendenkring, maar waren altijd erg gesteld op hun eigen huisje, in een dorp op het platteland.
Het CVA van Annelies
Op 23 november, nu ruim vier jaar geleden, werd Annelies op een zaterdag, 's nachts of vroeg in de ochtend getroffen door een beroerte. Niemand heeft het zien ontstaan. De avond tevoren was Annelies teruggekomen uit Istanbul, waar zij een reportage had gemaakt over een aantal oppositiegroepen. Toen Annelies om half twaalf thuisgekomen was van Schiphol, hebben Mariska en zij nog een glaasje wijn gedronken, nog wat bijgekletst, maar Annelies was erg moe en zij gingen gauw naar bed.
Annelies werd 's ochtends niet wakker. Mariska stond wel op, wilde haar partner nog even laten slapen. Toen ze een half uur later terugkwam, viel haar de snurkende ademhaling van Annelies op. Ze wist niet of haar dat eerst ook opgevallen was. Mariska liep om het bed heen, keek Annelies aan en toen viel haar op dat haar gezicht scheef was. Rechter oog was half-open, rechter mondhoek hing, en het ademen was zwaar. Mariska probeerde Annelies wakker te maken door haar aan te spreken en te schudden. Annelies deed de ogen niet open en reageerde met wat grommende geluiden.
De paniek die Mariska overviel duurde niet lang. Ze belde de huisartsenpost. De huisarts kwam snel. Deze kwam tot de conclusie dat er neurologisch iets helemaal mis was, de rechter lichaamshelft van Annelies was totaal slap. Annelies kon geen opdrachten opvolgen, deed haar ogen niet open, kneep wel zachtjes in de hand van de arts, tenminste met haar linkerhand. Maar dat deed ze zonder dat dat gevraagd werd.
Mariska vertelde aan de huisarts het verhaal, hoe ze Annelies had aangetroffen.
Het Ziekenhuis
De huisarts regelde opname in het ziekenhuis. Meteen vertelde hij erbij dat de kansen erg klein waren dat er heel veel gedaan kon worden.
In het ziekenhuis aangekomen bleek er op de CT-scan een bloeding in het hersenweefsel te zien,met uitbreiding in de voorhoofdkwab en de wandbeenkwab (zijkwab) van de linker hersenhelft. De linker hersenhelft duwde de rest van de hersenen opzij. Er zat gelukkig geen bloed in de hersenvochtruimte. Later is op de MRI hetzelfde beeld te zien. Het vermoeden was dat er een aangeboren bloedvat-misvorming in de linker hersenhelft spontaan was gaan bloeden. Daarbij waren grote delen van de schors maar ook gebieden in de diepte beschadigd.
Kort na opname kreeg Annelies een onregelmatige ademhaling. Daarom werd zij kortdurend beademd. De uitvalsverschijnselen namen na opname niet toe en de situatie werd langzaam stabiel. Langzamerhand klaarde ook het bewustzijn op. Na ongeveer 72 uur leek het bewustzijn bijna helemaal opgehelderd te zijn. Annelies kon bewegingen volgen met haar ene oog. Ze lag met de ogen dicht maar reageerde wel met mimiek (vooral in de linkerhelft van haar gezicht) bij het horen van de stem van Mariska en haar beide kinderen. Annelies kon niet spreken, niet schrijven, ook niet met haar linker hand. Ze kon op afbeeldingen niet aanwijzen wat wat was. Annelies kon alleen maar één enkel geluid maken, 'vuh, vuh'.
Slikken was voor haar in het begin onmogelijk. Daarvoor werd Annelies via een sonde gevoed, totdat uiteindelijk het slikken zich weer had hersteld. Annelies was incontinent voor urine en ontlasting. Tijdens de ziekenhuisopname kreeg Annelies de nodige complicaties, eerst een urineweginfectie en later ook een trombosebeen. Daarvoor had ze als preventie wel injecties gekregen, zodat de trombose niet al te omvangrijk werd. Na twee weken nam de zwelling van het been langzamerhand af. Bij herhaalde controle met scans werd duidelijk dat het bloed langzamerhand opgeruimd was. Maar er was een grote beschadiging van de linker hersenhelft overgebleven.
Revalidatie-afdeling
Na een verblijf van zestien dagen in het ziekenhuis was er voor Annelies plaats op een revalidatie-afdeling voor mensen met NAH. Bij opname waren er tal van uitvalsverschijnselen. Het bewustzijn is weer volledig helder. Ze maakt duidelijk oogcontact. Ze huilt heel veel, en maakt een zeer gespannen indruk. Daaruit maken we in ieder geval op dat Annelies op een of andere manier goed aanvoelt dat er iets grondig mis is. Er volgt intensieve revalidatie met fysiotherapie, logopedie en ergotherapie.
Een ernstige afasie maakte het onmogelijk voor Annelies om duidelijk te maken wat haar beweegt en wat ze nodig heeft. Ze kan een enkel woord zeggen. Die woorden zijn moeilijk te verstaan. Voorwerpen benoemen lukt niet of slechts met heel veel moeite. Begrijpen van wat je zegt lijkt wel aanwezig, zolang de zinnen heel kort zijn, vier of vijf woorden maximaal.
De verlamming van de rechter hersenhelft is al die tijd bijna helemaal slap gebleven. Er is onvoldoende spierspanning aanwezig voor een stabiele zitbalans. Na vier weken was er klein herstel van de zitbalans: ze kon echter alleen met hulp recht blijven zitten. Schouder, elleboog, pols en vingers, heup en knie zijn niet actief te bewegen. Passief bewegen is niet meer volledig mogelijk, en is pijnlijk.
Annelies kan met de linkerhand intussen redelijk betrouwbaar aanwijzen wat ze nodig heeft. Het begrijpen lijkt ook beter. Toch maakt ze vaak vergissingen bij de oefeningen die de logopedist gebruikt. Spontane taal – schrijven en spreken – is vrijwel afwezig. Ze noemt wel losse dingen, alleen woorden voor dingen en basisbegrippen zoals de kleuren.
In de tussentijd is ze duidelijk radelozer en passiever geworden. Tegen het einde van de middag is ze doodmoe en kan ze niets meer verdragen. Er is nog steeds sprake van incontinentie voor urine. Ze verzet zich steeds meer tegen contact en toenadering. Als haar partner op bezoek komt moet ze vaak huilen. Toch kan Annelies zich dan ook ontspannen. Het valt haar moeilijk om weer afscheid te moeten nemen.
Contact en Relatie
Langzamerhand, in de loop van drie weken is Annelies steeds somberder geworden. Ze is nauwelijks te motiveren om samen met anderen in de huiskamer te zijn. Communiceren valt haar lastig. Het liefste wil zij met haar partner zitten. Mariska is echter regelmatig dagen achter elkaar aan het werk, en lang niet elke avond kan zij komen, vanwege avondvergaderingen die bij het werk horen.
Het is intussen ook duidelijk dat Annelies behoefte heeft om samen met Mariska alleen te zijn, zij heeft duidelijk gemaakt dat zij heel graag wil dat haar partner bij haar blijft slapen als zij een avond komt. Ook Mariska heeft in die richting gesproken met de behandelend arts en de manager. De instelling heeft geen beleid. In de kleine kamer die Annelie in haar eentje heeft is het niet zomaar plaats voor een breder bed. Vanaf het moment dat deze wens duidelijk werd is er binnen de afdeling wat onrust ontstaan.
Andere cliënten van de afdeling hadden al te kennen gegeven moeite te hebben met de uitingen van tederheid en aanhankelijkheid van beide vrouwen aan elkaar in de huiskamer: het hand in hand zitten, het strelen en het omarmen. Op het moment dat beiden op Annelies' kamer verblijven wordt er stiekem maar ook openlijk gesproken over 'wat die twee potten met elkaar uitspoken' en sommigen van het personeel doen daar aan mee. Zij nemen er in ieder geval geen afstand van.
Een van de verzorgenden die liet merken dat zij niet gediend was van deze manier van spreken, werd door een aanwezig familielid hardop terechtgewezen met opmerkingen als: 'je gaat me toch niet vertellen dat iemand die mijn vader verzorgt zelf ook zo in elkaar zit als die twee?'
Weer Thuis
Na vier maanden revalidatie is Annelies naar huis gegaan. De afasie is in zoverre opgeklaard dat het begrijpen van wat er gezegd wordt redelijk verloopt. Daarbij is het vooral opgevallen dat het helpt dat je met veel gezichtsuitdrukking en goede melodie in de stem spreekt. Het is niet mogelijk om te communiceren als Annelies het gezicht van de ander niet ziet. Het spreken is beperkt tot heel korte zinnen (telegramstijl) en regelmatig gebruikt Annelies woorden die wel lijken op het woord dat ze nodig heeft, maar die anders klinken. Zo zegt ze 'plas' tegen 'glas' en ze zegt 'broodje' als ze een koekje bedoelt.
Lopen is voor Annelies niet mogelijk. Er is wat kracht in de rechter heup en knie teruggekomen, maar niet in de voet. Het is onvoldoende om op te steunen. Annelies beweegt zich voort in de rolstoel, met een aanpassing om de balans te ondersteunen (zitorthese).
Het plassen is een groot probleem – ze is incontinent gebleven voor urine, maar tegelijkertijd is er retentie. De ene na de andere urineweginfectie diende zich aan. Uiteindelijk is het besluit gevallen om haar een suprapubische katheter te geven. Het kostte moeite om haar duidelijk te maken wat dat inhield maar uiteindelijk was de arts voldoende ervan overtuigd dat Annelies begreep waar het om ging en in staat was om redelijk overwogen toestemming te geven.
De depressie die in de revalidatieperiode begon, is niet helemaal opgeklaard. Uiteindelijk is er gekozen voor een aanpak met zoveel mogelijk prettige activiteiten. Medicijnen waarvan men hoopte dat ze de stemming op den duur konden verbeteren, slaan niet aan. Op de begane grond zijn er wat aanpassingen gepleegd, drempels verwijderd, leidingen aangebracht, een ruimte afgescheiden om te kunnen slapen, de werkkamer is verplaatst naar boven.
Financieel is het zeer lastig geworden. Bijna de helft van het inkomen van het echtpaar is weggevallen. Een arbeidsongeschiktheidsverzekering was voor Annelies niet te betalen tijdens haar werk als zzp'er. De aanpassingen in huis hebben veel van het spaargeld opgemaakt. Ondanks de vele vrienden die de handen uit de mouwen staken om een en ander voor elkaar te krijgen.
Deze uitgebreide verzameling van vrienden en vriendinnen zorgt ook voor een aanbod van activiteiten, waar zeker drie middagen in de week mee gevuld zijn. Omdat Annelies altijd eigen baas is geweest en onregelmatig werkte is er behalve deze vriendenkring en haar naaste familie, geen netwerk in het dorp waar ze wonen.
OA 1. Inleiding op de Casus
Doelstellingen
- Je weet hoe dit casusboek is opgebouwd e wat er van jou wordt verwacht.
- Je kunt samenvatten wie Mw. Jenniskens is en wat er in haar leven globaal speelt.
- Je hebt leervragen geformuleerd naar aanleiding van deze casus.
Studieactiviteit
- Lees de casus thuis aandachtig door en schrijf eventuele vragen op.
- Neem de opbouw van het casusboek door en schrijf eventuele vragen op.
- Denk na over wat je zou willen leren binnen deze casus. Wat zijn je leervragen? Formuleer een POP en PAP bij deze casus.
- Bedenk een thema voor een extra workshop die je aan het einde van deze casus kunt aanvragen.
In de Les
- De docent zal vragen beantwoorden die er leven rondom deze casus.
Bronnen
Tijdsinvestering
Thuis: 1 klokuren
In les: 1 klokuren tijdens SLB
OA 2. Methodisch Werken met een Zorgleefplan
Doelstellingen
Je stelt op methodische wijze een zorgleefplan op voor Mw. Jenniskens
Studieactiviteit
Lees te voorbereiding de aanbevolen literatuur. Zorg dat je een helder beeld hebt van de verschillende stappen die er zijn om op methodische wijze te werken met een zorgleefplan.
In de Les
Werk in subgroepen met 2e en 3e jaars studenten aan het zorgleefplan. Per domein werk je minimaal 2 zorgproblemen of zorgbehoeften uit. Aan het einde van de tweede les bespreek je samen met de docent klassikaal het zorgleefplan na.
Het zorgleefplan wordt in het tweede lesuur nabesproken door de docent. Het zorgleefplan omvat minimaal 2 A4 met daarin;
- Een algemene typering van de cliënt
- Per domein de vragen, de doelen, de afspraken/acties en de evaluatie.
Bronnen
- “Hoe werk je met een zorgleefplan?” artikel www.zorgleefplanwijzer.nl (dit artikel ontvang je van de docent.
- “Actiz checklist domeinen” artikel www.zorgleefplanwijzer.nl (dit artikel ontvang je van de docent.
- Boek: Het zorgplan vaststellen. Thema 1 hoofdstuk 3 Het voeren van een anamnesegesprek en 4 In samenhang betekenis geven aan verzamelde informatie. Thema 2 hoofdstuk 1 Het zorgresultaat formuleren.
Tijdsinvestering
Thuis: 1,5 klokuren
In les: 1,5 klokuren
OA 3 (ABCDE). Het Begeleiden van een Groep Zorgvragers
Doelstellingen
- Je maakt je kennis en vaardigheden eigen die nodig zijn om als verzorgende een groep zorgvragers te begeleiden.
- Je krijgt inzicht in je eigen begeleidingsstijl.
- Je kunt uitleggen wat een leefklimaat inhoudt en je kunt dit vertalen naar de groep zorgvragers waar jij mee werkt.
OA 3A. Mijn Begeleidingsstijl
Studieactiviteit
Beantwoord ter voorbereiding de volgende vragen:
1. Omschrijf voor jezelf de betekenis van begeleiden?
2. Wat is voor jou begeleiden als verzorgende?
3. Welke rollen en taken horen daarbij?
4. Wat is het doel van jouw begeleiding als verzorgende?
In de Les
Mevrouw Jenniskens woont op de somatische afdeling van het verpleeghuis. Zoals ook in je zorgleefplan naar voren is gekomen krijgt mevrouw Jenniskens begeleiding van de verzorgenden bij verschillende activiteiten.
In de begeleiding van zorgvragers kun je tegen een dilemma aanlopen. Dilemma’s met betrekking op het begeleiding van zorgvragers waarmee je als verzorgende dagelijks geconfronteerd wordt zijn; Wat kan de zorgvrager zelf en waarbij heeft hij ondersteuning nodig? ‘Mag’ ik iets overnemen of ‘moet’ ik juist iets overnemen. Tijdens het werken aan deze opdracht krijg je zicht op de wijze waarop jij zorgvragers begeleidt en de mogelijkheden bij het begeleiden van zorgvragers.
De les start met een uitleg door de docent over “Het stoplicht”, rollen van de verzorgende. Je gaat daarna in een subgroep de rollen van de verzorgende bespreken met; wat is vanzelfsprekend, wat doe je al, wat nog niet, waar loop je tegenaan in de begeleiding van zorgvragers in een groep.
Afsluitend volgt er een gesprek over de volgende punten:
1. Welke rollen heb je onder de knie?
2. Welke rollen zijn lastig?
3. Wat wil je daarin leren?
4. Wat houdt je tegen om sommige rollen op je te nemen? Wat kun je hier aan doen?
Formuleer ten slotte een SMART leerdoel die te maken heeft met het begeleiden van een zorgvrager of een groep zorgvragers.
OA 3B. Basisinformatie over Groepen en Leefklimaat
Studieactiviteit
Veel verzorgenden werken in, met en voor groepen. Deze groepen beïnvloeden het gedrag van de mensen die deel uitmaken van de groep. Door de structuren van een groep te begrijpen en de processen daarin waar te nemen, kun je ook de individuen uit een groep beter begeleiden. Zelf maak je ook deel uit van verschillende groepen.
Beantwoord ter voorbereiding op de les de volgende vragen:
- Wat betekent dat?
- Hoe functioneer jij zelf in een groep?
- Kun je verklaren waarom jij op een bepaalde manier functioneert in een groep?
- Hoe ga jij in je werk om met groepen?
In de Les
Werk tijdens de eerste 45 minuten in een subgroep de volgende vragen uit:
1. Wat voor een soort groep is beschreven in de casus en motiveer je antwoorden.
Kies uit: Primair of secundair
Taakgericht of procesgericht
Formeel of informeel
Homogeen of heterogeen
Open of gesloten
2. Formuleer een doel van deze groep zorgvragers en motiveer je antwoord.
3. Wat kunnen individuele doelen van zorgvragers die te maken hebben met begeleiding?
4. Welke normen en waarden kom je tegen bij de groep zorgvragers die jij verzorgd? En welke bij de groep zorgvragers uit de casus?
5. Geef een definitie van een leefklimaat van een groep.
6. Beschrijf het leefklimaat van de groep waar jij nu voor werkt en kijk naar de volgende aspecten;
- Sfeer
- Regels
- Elkaar aanspreken
- Reageren op de ander
- Elkaar helpen
- Veiligheid
- Manier van omgaan met elkaar
De docent bespreekt tijdens de laatste 45 minuten de opdracht en geeft informatie over:
- Kenmerken van groepen
- De verschillende soorten groepen
- De invloed van groepsregels en groepsnormen
- Waarom mensen zich aansluiten bij groepen
- Het spanningsveld tussen individu en een groep
- Kenmerken van taakgerichte, relatie(proces)gerichte, persoons- of ik-gerichte rollen in de groep.
- De betekenis van het leefklimaat
OA 3C en 3D. Zelfstandig Werken aan de Klinische Les
Studieactiviteit
In de Les
Zie stage-opdracht 2.
Je geeft op school een klinische les of workshop aan groepsgenoten. Je mag dit individueel doen of in tweetallen. In het laatste geval moet wel duidelijk zijn wat de taakverdeling is. Het onderwerp heeft te maken met het begeleiden van een leefgroep zorgvragers. De rol van de verzorgende in het begeleiden van de leefgroep staat hierin centraal.
Keuzeonderwerpen:
- “Waar sta ik precies?” Onderzoek naar de interacties in de leefgroep. Sociogram.
- “Voor mezelf opkomen in de leefgroep”. Aanleerprogramma sociale weerbaarheid.
- “Pictogrammen en plaatjes”. Onderzoek naar communicatievormen in de groep.
- Leefstijlgroepen. Invloed van cultuur, klasse en religie op de leefstijl in de groep.
- “Rust en regels”. Verband tussen huisregels, structuur, veiligheid en wetgeving.
- “In het bij ons gezellig genoeg”. Onderzoek naar woonwensen van de leefgroep zorgvragers.
- Openheid versus geslotenheid van leefgroepen.
- “Knusse kliekjes”. De functie van subgroepvorming.
- “Wie heeft het voor het zeggen”? Onderzoek naar macht en gezag in een leefgroep.
- Een onderwerp naar keuze die wel te maken heeft met het begeleiden van groepen zorgvragers.
Ontwerp een aantrekkelijke en interactieve klinische les/workshop door te denken aan het volgende:
- Maak gebruik van multimedia
- Maak gebruik van afwisselende werkvormen
- Zoek de interactie op met je publiek
- Niet te veel tekst op een sheet/dia
- Spreek duidelijk en lees niet voor van een briefje.
OA 3E. Presentaties
Studieactiviteit
In de Les
De presentaties worden voor de groep gegeven. Je ontvangt feedback van de 2e en 3e jaars studenten.
De docent beoordeelt de klinische lessen met behulp van het beoordelingsformulier in het werkboek.
DE KLINISCHE LES IS EEN PORTFOLIO BEWIJSSTUK EN ONDERDEEL VAN STAGE-OPDRACHT 2.
Bronnen
- www.groepsdynamiek.nl
- www.btsg.nl/infobulletin/gedragomgeving.html
Tijdsinvestering
Thuis: 5 klokuren
In les: 7,5 klokuren
OA 4. Het Begeleiden van Zorgvragers met Communicatie-stoornissen
Doelstellingen
- Je doet kennis op van de verschillende communicatiestoornissen.
- Je doet kennis op van verschillende hulpmiddelen bij communicatiestoornissen en hoe je deze kunt gebruiken.
- Je krijgt tips hoe je als verzorgende zorgvragers kunt begeleiden bij communicatiestoornissen.
Studieactiviteit
Ter voorbereiding lees je in de je AFP materiaal over communicatiestoornissen. Je bereidt vragen voor die je hebt over dit onderwerp en je denkt alvast na over praktijkvoorbeelden.
In de Les
De docent geeft een theoretische les over de begeleiding van zorgvragers met een communicatiestoornis. Tijdens deze les komen de volgende onderwerpen aan de orde:
- De meest voorkomende communicatiestoornissen en de achterliggende oorzaak.
- Verschillende hulpmiddelen en hoe je deze kunt gebruiken bij zorgvragers met communicatiestoornissen.
- Het bespreken van je eigen praktijkvoorbeelden.
Draag zorg voor aantekeningen die je kunt leren voor de integratieve toets casus 3 en 4.
Dit onderdeel maakt deel uit van de integratieve toets casus 3 en 4
Bronnen
- Reader AFP generieke fase hoofdstuk 38
- De docent komt met suggestie voor te bestuderen stof
Tijdsinvestering
Thuis: 1 klokuren
In les: 1,5 klokuren
OA 5 (ABC). Voorlichting Geven
Doelstellingen
OA 5A.
De docent geeft een theoretische les over preventie en GVO en geeft uitleg over het stappenplan wat je kunt gebruiken bij het voorbereiden en geven van voorlichting aan zorgvragers. Zowel de 2e jaars en de 3e jaars studenten geven op stage voorlichting en gaan zich tijdens deze les hier op voorbereiden door het bespreken van praktijkvoorbeelden.
OA 5B.
In gemixte subgroepen (jaar 2 en 3) ga je voorlichting voorbereiden aan Mevrouw Jenniskens en/of haar partner met behulp van het stappenplan. Je zorgt dat je tijdens deze les helemaal klaar bent om in de volgende les de voorlichting daadwerkelijk te geven. Indien je het niet afkrijgt in de les zul je met je groepsgenoten afspraken moeten maken over het huiswerk.
Vooraf aan het geven van de voorlichting presenteer je kort maar krachtig de uitwerking van het stappenplan. De voorlichting geef je daarna en in de vorm van een rollenspel waarbij de verschillende rollen (verzorgende, en de persoon of meerdere waar je voorlichting aan geeft) verdeeld worden onder de groepsgenoten.
OA 5C.
De subgroepen presenteren kort maar krachtig de uitwerking van het stappenplan. Vervolgens wordt de voorlichting gegeven in de vorm van een rollenspel. Na afloop ontvang je feedback van je groepsgenoten.
- De subgroep presenteert de uitwerking van het stappenplan voorlichting geven.
- De subgroep geeft voorlichting aan Mw. Jenniskens in de vorm van een rollenspel
- De presentatie en de voorlichting duren in de totaal maximaal 15 minuten.
Het onderdeel het geven van voorlichting met hulp van het stappenplan wordt getoetst tijdens de integratieve toets casus 3 en 4.
Bronnen
- Hoofdstuk 1 De betekenis van preventie en GVO boek Voorlichting, advies en instructie
- Hoofdstuk 7 Patiëntenvoorlichting boek Voorlichting, advies en instructie
Tijdsinvestering
Thuis: 3 klokuren
In les: 4,5 klokuren
OA 6. Seksualiteit en Intimiteit
Doelstellingen
- Je gaat een beeld vormen van de rol van verzorgende bij seksualiteit en intimiteit
- Je leert om je eigen waarden en normen ten aanzien van seksualiteit in kaart te brengen
- Je leert je mening te verwoorden wat betreft je rol bij seksualiteit en intimiteit van een cliënt
- Je leert je eigen grenzen te herkennen en erkennen
Studieactiviteit
Lees de onderstaande uitleg over de Denkhoeden van De Bono. Schrijf je eventuele vragen op, zodat je die aan de docent kunt stellen.
Denkhoeden van De Bono
In overleggen gaat veel tijd verloren met op elkaar reageren vanuit verschillende rollen. De een ziet het altijd zonnig in, terwijl de ander overal haken en ogen ziet. Minutenlang kunnen de twee deelnemers elkaar proberen te overtuigen van hun gelijk. Een manier om dit soort 'gevechten' te voorkomen, is om te overleggen in denkrondes. Tijdens een denkronde redeneren alle deelnemers aan het overleg op dezelfde manier: objectief, emotioneel, creatief, positief kritisch, negatief kritisch. Daarnaast kunnen de deelnemers bijdragen leveren die gaan over het overleggen zelf (je bij het onderwerp houden, enzovoort). Iedere denkronde wordt verbeeld door een denkhoed.
De witte denkhoed staat voor maagdelijk wit denken in de vorm van cijfers, feiten, gegevens en bewijzen. De witte denkhoed geeft een rationele bijdrage, dus geen mening maar neutraal. De leerlingen bespreken een onderwerp door zich te richten op objectieve feiten. Leerlingen stellen elkaar vragen om de goede informatie boven water te krijgen of om leemtes in informatie op te vullen.
De rode denkhoed vertolkt gevoelens en uit intuïties, emoties, vermoedens en ingevingen. Hoe voelen de leerlingen zich ten opzichte van een onderwerp? Zijn ze gemotiveerd, vinden ze het eng, vies, moeilijk, enzovoort.
De groene denkhoed representeert creativiteit en scheppingskracht. In deze ronde komen ideeën en alternatieven aan de orde, zonder erbij stil te staan of het precies haalbaar is. Dit leidt soms tot een zeer verrassende benadering van een probleem.
De zwarte denkhoed is de advocaat van de duivel. Overleggen met deze hoed op betekent inzoomen op negatieve aspecten van het onderwerp en stilstaan bij waarom het toch niet zal werken en wat de risico’s zijn. Het is een echte tegendenker.
De gele denkhoed staat voor helderheid en optimisme. Overleggen met deze hoed op betekent nadenken over de positieve aspecten, over waarom het wel zal lukken. Deze denkronde levert positief denken op.
De blauwe denkhoed tenslotte staat voor het denken zelf. Deze hoed representeert het denkproces zelf. In deze ronde gaat het om reflectie, samenvatten en concluderen.
In de Les
Seksualiteit en intimiteit zijn altijd moeilijke onderwerpen binnen de zorg. Het zijn zoals men dat noemt soms taboe onderwerpen. Ziekte en achteruitgang in gezondheid heeft grote invloed op de seksualiteit en intimiteit wordt soms op een andere manier ervaren dan daarvoor. Dit kan heel confronterend zijn voor cliënten. In de casus van Mw. Jenniskens lees je dat anderen moeite hebben met de liefkozingen die zij en haar partner uiten. Ook is er eigenlijk geen ruimte om echt privacy te hebben of bij elkaar te slapen.
Iedereen heeft een eigen mening over dit onderwerp. Soms is het moeilijk om die mening te veranderen en om open te staan voor andere ideeën. In deze les gaan we hier een oefening mee doen.
Programma
In de les zal de docent eerst kort de vragen beantwoorden over de gelezen tekst. Daarna gaan jullie in groepjes nadenken over argumenten binnen de verschillende kleuren.
Eerste ronde: Er wordt een stelling ingebracht en de deelnemers mogen alleen reageren vanuit een bepaalde kleur. Bijvoorbeeld: In de rode ronde mag je alleen vanuit de rode denkhoed, alleen gevoelens mogen ingebracht worden. Wanneer er buiten de kleur gesproken wordt dan wordt hierop gewezen.
Tweede ronde: In deze ronde gaan de verschillende deelnemers spreken vanuit een gekozen kleur. Ieder lid van de discussie heeft dus een andere kleur. Op die manier komen er veel verschillende argumenten aan bod. Deze ronde wordt een aantal keer herhaalt met verschillende studenten en verschillende stellingen.
Derde ronde: Inde derde ronde komt de blauwe denkhoed aan bod. Er wordt alleen gereflecteerd. Wat heeft deze bijeenkomst opgeleverd? Is jouw mening veranderd ten aanzien van seksualiteit en intimiteit? Wat vond je makkelijk, wat vond je moeilijk? Enzovoorts.
Bronnen
- Tekst over denkhoeden; de docent zal daarvoor zorgen
Tijdsinvestering
Thuis: 0,5 klokuren
In les: 1,5 klokuren
Casus mw. Jenniskens deel 2
Het Verhaal van mevr. Jenniskens
De beroerte was ongeveer drie-en-half jaar geleden. Twee weken geleden is het onvoorstelbare gebeurd. Opnieuw trof Mariska haar partner onaanspreekbaar aan, nu aan het einde van de ochtend, toen zij even naar de keuken was gegaan voor een kop koffie. Opnieuw volgt ziekenhuisopname. Annelies blijkt opnieuw een bloeding te hebben gehad, maar nu lager in de hersenen, in de kleine hersenen en de hersenstam. Het is weliswaar een kleine bloeding maar de gevolgen zijn rampzalig.
De verlamming aan de rechter lichaamshelft is hetzelfde gebleven. De linker lichaamshelft is nu ook grotendeels verlamd. Annelies is volledig bedlegerig. Ze maakt een totaal ontredderde indruk. Ze kan zich niet meer uiten. Er is grote motorische onrust in hoofd, nek en romp. Ze gromt onophoudelijk. De neuroloog vermoedt een delier. Behandeling met een antipsychoticum brengt haar enigszins tot rust. De aanname lijkt daarom terecht.
Het slikken is totaal verstoord. Opnieuw moet Annelies gevoed worden via een maagsonde. Ze verslikt zich in het speeksel en het keelslijm. Er ontstaat binnen 48 uur koorts en kortademigheid. De röntgenfoto laat een longontsteking zien. Die wordt met succes bestreden met antibiotica en zuurstof. De verlamming in de linker lichaamshelft wordt langzamerhand spastisch. Het slikken verbetert niet. Annelies is volledig incontinent.
Langzamerhand, na ongeveer drie weken behandeling met een antipsychoticum, lijkt de onrust te verminderen en zijn er meer momenten dat Annelies mensen om haar heen lijkt te zien. Mariska heeft even het idee dat ze herkend wordt.
Het is niet goed meer te testen of Annelies iets begrijpt, opdrachten geven om ja of nee te schudden of met de ogen te knipperen, worden niet opgevolgd.
Somatisch Verpleeghuis
Intussen is Annelies echter al overgebracht naar een somatisch verpleeghuis. Haar toestand wordt beschreven als: toestand na dubbelzijdig CVA, matig vooruitzicht op functioneel herstel. Ze heeft nog steeds de suprapubische katheter. Na opname in het verpleeghuis valt op dat de gezichtsuitdrukking en lichaamshouding van Annelies op pijn lijken te wijzen: al bij een kleine aanraking van haar linker lichaamshelft vertrekt haar gezicht en lijkt ze weg te willen draaien. Het veranderen van lighouding gaat gepaard met hard geschreeuw. Er ontstaan op onderrug, heupen decubitus graad 1 en er is een blaar op de rechter hak. De slikproblemen verbeteren niet. In een overleg volgende week wordt een beslissing genomen voor het aanleggen van een percutane endoscopische gastrostomie.
Met deze ontwikkeling was in de afgelopen maanden geen rekening gehouden. Alles had in het teken gestaan van het weer naar huis gaan en het proberen om een manier van leven thuis op te bouwen. Per slot van rekening weet ook niemand duidelijk te vertellen wat de wens van Annelies zou zijn de afgelopen maanden.
OA 7 (AB). Omgaan met Moeilijk Hanteerbaar Gedrag: Delier
Doelstellingen
- Je deelt je ervaringen wat betreft cliënten met een delier
- Je kan vertellen welke factoren een delier kunnen veroorzaken.
- Je kan vertellen welke symptomen er zichtbaar zijn bij een cliënt met een delier
- Je leert welke interventies belangrijk zijn in de rol van verzorgende
OA 7A.
Inleiding:
In alle onderdelen van de zorg is het mogelijk op cliënten tegen te komen met delirant gedrag. In deel twee van de casus van Mw Jenniskens lees je ook over het vermoeden van een delier. In de casus zijn een aantal symptomen beschreven, deze zijn moeilijker te herkennen doordat Mw. Jenniskens belemmerd wordt door een dubbelzijdige CVA. Bij een cliënt zonder afasie en de mogelijkheid te bewegen zie je weer andere symptomen.
Programma:
- Het eerste half uur staat in het teken van uitwisseling. Welke cliënten hebben jullie in de praktijk ontmoet waarbij er sprake was van delirant gedrag. Welke acties hebben de verzorgenden ondernomen?
- Vervolgens gaan jullie kijken naar een documentaire: “Het verbrande kippetje” of “Delier (niet) in het vizier”. Na ieder stuk bespreken jullie de volgende punten:
· Wat was de aanleiding van het delier?
· Welke dingen ‘beleefde’ de cliënt?
· Welke acties ondernamen de verpleegkundigen/verzorgenden?
OA 7B.
Inleiding:
In de vorige les hebben jullie gekeken naar een documentaire over delier. Hierin hoorde je de ervaringen van drie ouderen met het hebben van een delier. Het voorkomen van een delier is uiteraard heel belangrijk. Als dit niet lukt en iemand heeft toch een delier dan is het aan de verzorgenden en andere disciplines om zo goed mogelijk om te gaan met de symptomen. Door een delier vroegtijdig te onderkennen en actie te ondernemen kan je de duur van het delier verkorten en de cliënt en familie daarmee een betere kwaliteit van leven geven.
Programma:
In deze les gaan jullie in groepjes van vier, gemengd tweedejaars en derdejaars, werken aan een kort werkstuk over delier. Het werkstuk beslaat minimaal vier A-4tjes. Denk voor je werkstuk aan bijvoorbeeld:
- Hoe ontstaat een delier?
- Hoe herken je een delier?
- Observatieformulier delier (DOS)
- Wat zijn preventieve interventies?
- Wat is de rol van familie?
- Etc.
Een werkstuk van minimaal 4 pagina’s over delier. Dit wordt onderdeel van het portfolio.
Bronnen
- DVD ‘Het verbrande kippetje’
- Internet
Tijdsinvestering
Thuis: 1 klokuren
Tijdens Zelfstandig Werken: 1 klokuur
In les: 3 klokuren
OA 8. Kwaliteit van Leven
Doelstellingen
- Je weet wat het begrip ‘kwaliteit van leven’ omvat
- Je kent de drie onderdelen die de kwaliteit van leven bepalen
- Je kent globaal onderzoeken om kwaliteit van leven te meten
Studieactiviteit
Schrijf vijf aspecten op die voor jou persoonlijk van belang zijn bij de kwaliteit van jouw leven.
Ga met iemand met een chronische ziekte in gesprek en bespreek met hem/haar wat hij belangrijk vindt bij kwaliteit van leven.
In de Les
Inleiding:
Wanneer iemand oud is en nog maar weinig kan zijn er regelmatig mensen die vragen: “Wat heeft die nou nog voor kwaliteit van leven?” Jullie zullen misschien zelf in de praktijk ook mensen zien die veel hebben moeten inleveren en waarbij je je niet kunt voorstellen dat diegene nog iets heeft om voor te leven. Moeilijk is dat. Je denkt altijd vanuit je eigen belevingswereld.
Mw. Jenniskens maakt ook een erg moeilijke tijd mee. Ze woont in een verpleeghuis, kan zichzelf niet meer goed duidelijk maken, is afhankelijk van de zorg van anderen. In deze Les gaan jullie kijken naar het begrip kwaliteit van zorg.
Programma:
· Een onderwijsleergesprek over kwaliteit van leven. De volgende onderdelen komen aan bod:
o De aspecten voor kwaliteit van leven worden geïnventariseerd en besproken.
o ‘De goede dood’
o Meetinstrumenten voor kwaliteit van leven
o Referentiekader
· Iedere student vertelt kort wat over het gehouden gesprek met een persoon met een chronische ziekte. Wat zijn daar de overeenkomsten in? Welke aspecten zijn belangrijk?
· ‘Beoordeel’ in een groepje van vier, tweede en derdejaars, de kwaliteit van leven van Mw. Jenniskens. Bedenk daarbij ook vragen die je aan Mw. Jenniskens zou willen vragen over haar kwaliteit van leven, bijvoorbeeld dingen die je niet uit de casus kunt halen.
Laat op een flap jullie overwegingen zien. Deze worden klassikaal nabesproken. Zorg dat de flap er aantrekkelijk uitziet.
Bronnen
Internet
Iemand uit je omgeving
Tijdsinvestering
Thuis: 2,5 klokuren
In les: 1,5 klokuren