0. Vaardigheden

0. Vaardigheden

Inleiding

In het thema vaardigheden gaat het om de volgende algemene en vakspecifieke vaardigheden:

  • Het kunnen uitvoeren van een onderzoek.
  • Het kunnen selecteren van geografische informatie.
  • Het kunnen plaatsbepalen op aarde.
  • Het kunnen onderscheiden van verschillende typen kaarten.

0.1 Onderzoek: een voorbeeld

Vooraf

Waarom kronkelen rivieren?
Waarom is een stad ooit ontstaan op de plaats waar zij nu ligt?
Waarom is het op de evenaar warmer dan bij ons in Nederland?
Waarom zitten meubelwinkels meestal dicht bij elkaar op een meubelboulevard?

Dit zijn voorbeelden van vragen die geografen (dit zijn wetenschappers die zich bezig houden met aardrijkskunde) zichzelf stellen en vervolgens proberen te beantwoorden. Op deze wijze is al heel veel kennis over de aarde en alles wat zich daarop afspeelt verzameld.

 

Het uitvoeren van een onderzoek is heel belangrijk om kennis over een onderwerp te verkrijgen. Je gaat in deze opdracht leren hoe je een eenvoudig aardrijkskundig onderzoek uit kunt voeren.
Voordat je zelf een onderzoek gaat uitvoeren is het belangrijk om te weten hoe je dit aan moet pakken. In deze opdracht worden aan de hand van een voorbeeldonderzoekje de diverse stappen uitgelegd die je moet doorlopen.
In je eigen onderzoek moet je later dezelfde stappen doorlopen.
Deze opdracht is dus een voorbereiding op de volgende opdracht.
Daarom maak je bij deze opdracht geen eindproduct.

Groepsgrootte
Deze opdracht doe je alleen.

Benodigdheden
Een computer met internet.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 lesuur nodig.

Onderzoeksvraag en deelvragen

Opstellen van onderzoeksvraag en deelvragen
Ieder onderzoek begint met een vraag: de onderzoeksvraag.
Het onderzoek is erop gericht om antwoord te vinden op deze vraag. Om dat te kunnen doen moet de vraag meestal worden uitgesplitst in twee of meer deelvragen.

Bekijk het voorbeeld.

Voorbeeld

Het gemeentebestuur van Boekelenswaard wil meer speelgelegenheden voor jonge kinderen in de diverse wijken van de gemeente gaan aanleggen. Men heeft echter geen idee hoe men dit het beste kan aanpakken. Daarom heeft men via een advertentie in de krant jongeren opgeroepen om hen te helpen bij het oplossen van dit probleem. De belangstelling was groot, maar uiteindelijk hebben ze Tom, Salina en Dursun uitgekozen om hen te helpen. Na een uitgebreid gesprek met de burgemeester krijgen ze de volgende onderzoeksvraag mee.

Onderzoeksvraag:
Op welke plaatsen binnen de gemeente Boekelenswaard kunnen het beste speelgelegenheden voor jonge kinderen worden aangelegd en wat gaat dat kosten?”

De drie jonge onderzoekers gaan deze onderzoeksvraag eerst maar eens opsplitsen in een drietal deelvragen.
Deelvragen:
  1. Aan welke speeltoestellen is in de diverse wijken behoefte?
  2. Wat zijn goede plekken om de speelplaatsen aan te leggen?
  3. Wat kosten de speelvoorzieningen?

Gegevens verzamelen en ordenen

Gegevens verzamelen en ordenen
Je kunt op heel veel manieren gegevens verzamelen.
Voorbeelden zijn: zelf tellen en meten, mensen interviewen, enquêtes afnemen en foto's maken. Naast het zelf verzamelen van gegevens kun je ook gebruik maken van gegevens die al door anderen zijn verzameld. Voorbeelden zijn: gegevens uit bibliotheken, musea en archieven; gegevens van gemeenten, het Centraal bureau voor de statistiek en natuurlijk kaarten.

Bekijk het voorbeeld.

Voorbeeld
Tom, Salina en Dursun besluiten om elk één deelvraag te gaan beantwoorden.

Tom
Aan welke speeltoestellen is in de diverse wijken behoefte?
Om gegevens te verzamelen om deze vraag te beantwoorden besluit Tom om zoveel mogelijk kinderen tussen 4 en 10 jaar te gaan vragen welke speeltoestellen zij graag in hun wijk willen zien.

Salina
Wat zijn goede plekken om de speelplaatsen aan te leggen?
Salina neemt een duidelijke kaart van de gemeente Boekelenswaard mee en fietst de hele gemeente door. Als zij plaatsen ziet waar een speelplaats voor jonge kinderen zou kunnen komen, tekent zij die plaats in op de kaart.

Dursun
Wat kosten de speelvoorzieningen?
Dursun verzamelt folders en prijslijsten van zoveel mogelijk bedrijven die speeltoestellen verkopen. Hij zoekt dit via het internet op.

Deel- en onderzoeksvragen beantwoorden

Deelvragen en onderzoeksvraag beantwoorden

Als je alle benodigde gegevens hebt verzameld en geordend kun je gaan beginnen met het beantwoorden van de deelvragen. Met behulp van de antwoorden op de deelvragen kun je tenslotte de onderzoeksvraag beantwoorden.

Bekijk het voorbeeld.

Voorbeeld
Als Tom, Salina en Dursun alle gegevens hebben verzameld gaan ze de drie deelvragen beantwoorden. Daarna bedenken ze samen een antwoord op de onderzoeksvraag.

Presenteren

Presenteren van je onderzoek

Als je het onderzoek hebt afgerond ga je de resultaten presenteren. Dit kun je op heel veel manieren doen. Voorbeelden zijn:

  • een presentatie voor de klas met behulp van PowerPoint
  • een posterpresentatie of muurkrant
  • een videofilm of fotopresentatie
  • een website
  • een verslag
  • een kaart
  • een rondleiding

Bekijk het voorbeeld.

Voorbeeld

Als Tom, Salina en Dursun de deelvragen en de onderzoeksvraag hebben beantwoord gaan zij bedenken hoe ze hun onderzoeksresultaten gaan presenteren aan de burgemeester.
Na lang overleggen besluiten ze een kaart op te hangen met daarop ingetekend de beste plekken voor een speelplaats.
Daarnaast laten zij in een PowerPointpresentatie zien welke speeltoestellen het beste kunnen worden aangeschaft.
Ten slotte geven zij de burgemeester een overzichtelijke prijslijst van alle toestellen die zij willen aanschaffen.
De burgemeester is onder de indruk van hun presentatie en bedankt ze hartelijk voor hun medewerking.

Evalueren

Evalueren van het onderzoek

Aan het eind van het onderzoek is het de bedoeling dat je bij jezelf nog eens nagaat wat er goed en fout is gegaan bij de uitvoering van alle stappen. Hieruit leer je wat de volgende keer hetzelfde kan of wat je beter anders kunt aanpakken.

Bekijk het voorbeeld.

Voorbeeld

Nadat zij de kamer van de burgemeester hebben verlaten gaan zij nog even met elkaar overleggen wat ze bij een volgend onderzoek nog beter zouden kunnen doen.

Zo zou Tom de volgende keer gebruik gaan maken van een korte standaard vragenlijst die hij per kind zou kunnen invullen. Dan zou hij achteraf een mooi overzicht met de antwoorden kunnen maken.

Salina zou de volgende keer een fototoestel meenemen zodat zij alle geschikte plaatsen ook op een foto zou kunnen laten zien tijdens de presentatie.

Dursun tenslotte zou de volgende keer niet alleen kijken naar de prijs van de toestellen, maar ook naar bijvoorbeeld de veiligheid.

0.2 Onderzoek uitvoeren

Vooraf

Eindproduct

In dit eerste onderzoekje dat je gaat uitvoeren ga je onderzoeken hoe de omgeving van je school of van je eigen huis is ingericht. Je eindproduct is een presentatie van je onderzoeksresultaten in de vorm van een poster of een presentatie voor de klas of een website of een kaart of ... .
Tijdens het onderzoek houd je een logboek bij. In dit logboek komen de aanpak, het verloop en de resultaten van je onderzoek. Dit logboek is onderdeel van het eindproduct.

Beoordeling
Gebruik bij de beoordeling van je eindproduct de volgende vragen:

  • Is op de kaart duidelijk aangegeven welke functies op welke plaats in het gebied aanwezig zijn?
  • Geeft het verhaal samen met de kaart een goed beeld van de ruimtelijke inrichting van het gebied?
  • Was het een duidelijke presentatie?
  • Hadden de groepsleden een gelijkwaardige rol tijdens de presentatie?
  • Is het logboek juist bijgehouden?

Groepsgrootte

 

 

Deze opdracht voer je uit in een groepje van 3 of 4 leerlingen.

Benodigdheden

 

  • Een computer met internet.
  • Een stevig schrijfblok of een multomap en een pen en (kleur)potloden.
  • Een fototoestel of een mobieltje met fotografeermogelijkheid.
  • Materiaal voor het maken van je presentatie.
  • Een leeg logboek
  • Het bestand: Legenda bij kaart ruimtelijke inrichting.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 6 lesuren nodig.

  • Voorbereiding van het onderzoek: 2 uur.
  • Gegevens verzamelen: 2 uur.
  • Verwerken onderzoeksgegevens tot een presentatie: 1 uur.
  • Presentatie van het onderzoek en de evaluatie: 1 uur.

Opstellen onderzoeks- en deelvragen

Opstellen van onderzoeksvraag en deelvragen

 

 

Ieder onderzoek begint met een vraag: de onderzoeksvraag.
In dit eerste onderzoekje dat jullie gaan uitvoeren gaan jullie onderzoeken hoe de omgeving van jullie school of van de buurt waarin jullie wonen is ingericht.

Onderzoeksvraag
Hoe is de ruimtelijke inrichting van (naam van het gebied dat jullie gaan onderzoeken)?

Deelvragen
Het is niet mogelijk om alle onderdelen van de inrichting van een gebied in korte tijd te bestuderen. Daarom gaan jullie slechts twee a drie onderdelen van de inrichting bekijken.


 

 

De onderzoeksvraag wordt opgesplitst in de volgende deelvragen:

  1. Welke functies zijn er in de omgeving als je kijkt naar de gebouwen?
  2. Hoe is de verkeerssituatie in de wijk?

Bedenk eventueel zelf nog een derde deelvraag die te maken heeft met de ruimtelijke inrichting van de omgeving. Overleg met jullie docent of deze deelvraag juist is.

Neem de hoofdvraag en de deelvragen op in het logboek.

Gegevens verzamelen

A Gegevens verzamelen

Jullie kunnen op heel veel manieren gegevens verzamelen.
Voorbeelden zijn: zelf tellen en meten, mensen interviewen, enquêtes afnemen en foto's maken.
Naast het zelf verzamelen van gegevens kunnen jullie ook gebruik maken van gegevens die al door anderen zijn verzameld. Voorbeelden zijn: gegevens uit bibliotheken, musea en archieven; gegevens van gemeenten, het Centraal bureau voor de statistiek en natuurlijk kaarten.

1
Overleg met je docent wat het onderzoeksgebied voor jullie groepje is.
Zorg dat jullie een kaart hebben van het gebied waarop je de verschillende zaken goed kunt intekenen. Jullie kunnen zo'n kaart bijvoorbeeld maken m.b.v. Google maps. Teken op deze kaart de grens van je onderzoeksgebied. Zie voorbeeld.
 

 

 

2

Voordat jullie het gebied gaan onderzoeken moeten jullie afspreken welke functies jullie met welke kleuren op de kaart gaan aangeven. Gebruik hiervoor het bestand Legenda bij kaart ruimtelijke inrichting.
Geef vervolgens in deze legenda met kleuren aan hoe je de verschillende functies op de kaart gaat aangeven.

Als je zelf nog een deelvraag hebt bedacht, moet je deze legenda aanvullen met de gegevens die je wilt verzamelen voor het beantwoorden van die deelvraag.
 

 

 

3

Nu zijn jullie klaar om met het verzamelen van de gegevens in het gebied te gaan starten.
Als jullie een fototoestel hebben, kunnen jullie deze meenemen om foto’s van de gebouwen en het verkeer te maken. Deze kunnen jullie goed gebruiken bij jullie presentatie.
Maak duidelijke afspraken binnen jullie groepje wie wat gaat doen tijdens het verzamelen van de gegevens.
Let tijdens het onderzoek goed op de eigen veiligheid, let dus bijvoorbeeld op de andere verkeersdeelnemers!

Veel succes met het verzamelen van de gegevens!

 

Ordenen

B Ordenen van de verzamelde gegevens

Als jullie alle gegevens hebben verzameld kunnen jullie de gegevens gaan ordenen.

Neem in dit geval een mooie nieuwe kaart en teken daar al jullie gegevens netjes in.
Zorg ook voor een nette legenda met de juiste kleuren

Schrijf een kort verhaal over de inrichting van het gebied als toelichting op de kaart. Dit verhaal moet minstens een half A4-tje lang zijn. Iemand die het gebied nog nooit heeft bezocht moet aan de hand van dit verhaal en de kaart zich een voorstelling van het gebied kunnen maken.

Vragen beantwoorden

Deelvragen en onderzoeksvraag beantwoorden

Als jullie alle benodigde gegevens hebben verzameld en geordend kunnen jullie gaan beginnen met het beantwoorden van de deelvragen.

Met behulp van de antwoorden op de deelvragen kunnen jullie tenslotte de onderzoeksvraag beantwoorden.

Doe dit in jullie logboek.

Presenteren

Presenteren van je onderzoek

Als je het onderzoek hebt afgerond ga je de resultaten presenteren. Dit kunnen jullie op heel veel manieren doen. Voorbeelden zijn:

  • een presentatie voor de klas met behulp van PowerPoint
  • een posterpresentatie of muurkrant
  • een videofilm of fotopresentatie
  • een website
  • een verslag
  • een kaart
  • een rondleiding

Overleg met jullie docent welke vorm van presentatie jullie kiezen. Geef in jullie logboek aan hoe jullie presentatie eruit gaat zien.

Evalueren

Evalueren van het onderzoek

Aan het eind van het onderzoek is het de bedoeling dat je bij jezelf nog eens nagaat wat er goed en fout is gegaan bij de uitvoering van alle stappen. Hieruit leer je wat de volgende keer hetzelfde kan of wat je beter anders kunt aanpakken.

Vul jullie evaluatie in het logboek in.

Klaar?
Kijk nog even bij Eindproduct-Beoordeling hoe het onderzoek beoordeeld wordt. Voldoet jullie onderzoek aan de beoordelingscriteria, laat jullie onderzoek dan beoordelen door jullie docent.

0.3 Atlasgebruik

Vooraf

Kun jij op een landkaart aanwijzen waar je op vakantie bent?
Soms hebben mensen geen idee waar het land ligt, waar zij naartoe gaan.

In deze opdracht leer je hoe een atlas gebruikt wordt, zodat jij in ieder geval wel kunt aanwijzen op de kaart waar je op vakantie bent geweest.

Bekijk de volgende videoclip:



Na deze opdracht:

  • Weet je wat een atlas is.
  • Weet je dat er verschillende soorten kaarten in een atlas zijn.
  • Weet je hoe een atlas is opgebouwd.
  • Kun je plaatsen, landen en steden opzoeken op een kaart.
Je rondt deze opdracht af door twee eindproducten te maken:
  • Je maakt een staafdiagram en een cirkeldiagram in Excel met behulp van gegevens uit de atlas.
  • Je maakt een speurtocht door de atlas.
Groepsgrootte
Deze opdracht doe je alleen. Je overlegt wel vaak met een klasgenoot.

Benodigdheden
  • Een computer met internet en Excel.
  • Een Bosatlas (53ste editie uit 2007).
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

De Bosatlas

De Botsatlas

 

 

Een atlas is een boek vol kaarten, afbeeldingen en andere gegevens. Op school wordt vaak de Bosatlas gebruikt. En die gebruik je ook voor deze opdracht....
Weet jij waarom de Bosatlas Bosatlas heet?
Lees in wikipedia over de Bosatlas en over meneer P.R. Bos.

 

Zoek antwoord op de volgende vragen:

  • Wat was het beroep van P.R. Bos?
  • In welk jaar verscheen de eerste schoolatlas?
  • Bij welke uitgever verschijnt de Bosatlas?
  • Wat is de 'Kleine Bosatlas?'

Opbouw van de atlas

Opbouw van de atlas

De atlas zit vol kaarten. Die kaarten staan niet kris kras door elkaar, maar ze staan in een bepaalde volgorde. Over die volgorde is goed nagedacht.

Lees de tekst.
In de tekst ontbreekt nog een aantal woorden. Die woorden zie je hieronder. Selecteer de tekst en zet de tekst in een Worddocument.
Gebruik de Bosatlas om de ontbrekende woorden in te vullen.


De Bosatlas begint met verschillende ...1... en kaarttypen (blz. 12 en 13).
Vanaf blz. 21 komen er dan een aantal kaarten met als kop ...2... .
Vervolgens zijn er veel verschillende kaarten van ...3... .
Na ons land komen er kaarten van ...4... (blz. 72 t/m 95).
Hierna komen de verschillende Europese landen langs.
Vanaf blz. 130 gaan de kaarten over het werelddeel ...5... .
Op de bladzijden 160 en 161 vind je een kaart van ...6... .
Kaarten over het werelddeel ...7... vind je vanaf blz. 162.
Daarna staan er in de atlas kaarten over Noord- en Zuid- ...8... .
Na al deze continenten vind je in de atlas een groot aantal verschillende ...9... kaarten.
Vanaf pagina 224 vind je een aantal pagina’s met getallen: ...10... .
De laatste pagina’s van de atlas zijn voor het ...11... .
a Nederland e Europa i Wereld
b wereldbeelden f Azië j statistiek
c eigen omgeving g Amerika k Afrika
d register h Australië  

 

Soorten kaarten

Soorten kaarten

Er zijn verschillende soorten kaarten:

  • overzichtskaarten
  • topografische kaarten
  • thematische kaarten.

Lees de drie omschrijvingen. Welk soort kaarten past bij iedere omschrijving?

  1. Dit zijn kaarten waarop de werkelijkheid zo volledig mogelijk wordt aangegeven, zoals hoogteverschil, rivieren, grondgebruik, dorpen, steden en wegen.
  2. Deze kaarten zijn zeer nauwkeurig en volledig. Een andere naam is 'stafkaart'. De schaal van deze kaarten is 1:10.000 tot 1:100.000.
  3. Dit zijn kaarten die gaan over een bepaald onderwerp. Denk aan het klimaat, de industrie, bevolkingsspreiding, etc.

Ga nu in de atlas op zoek naar twee voorbeelden van overzichtskaarten, twee voorbeelden van topografische kaarten en twee voorbeelden van thematische kaarten.
Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.

Opzoeken

Hoe zoek je iets op in de atlas?

Om iets op te zoeken zijn er verschillende mogelijkheden:

  • de bladwijzer
  • landenregister
  • register van topografische namen
  • trefwoordenregister

Vul in de onderstaande zinnen de juiste mogelijkheid in.

  1. Als je de naam van een land weet, maar je weet niet precies waar het land ligt, gebruik je het ...... .
  2. De ...... vind je aan de binnenzijde van de achterkant van de atlas. Deze gebruik je als je ongeveer weet waar een land of stad ligt. Je ziet een kader om de landen waar een nummer bij staat. Het nummer is het nummer van de kaart.
  3. In het ...... staan allen namen van landen, steden, rivieren en gebergten. Achter de naam staat de juiste kaart en het juiste kaartvak.
  4. Moet je een kaart hebben die gaat over een bepaald thema of onderwerp dan kun je het best kijken in het ...... .

Ga verder op pagina 2.

Hoe zoek je iets op in de atlas?

 

 

Tijd om te oefenen.

Ga op zoek naar het antwoord op de volgende vragen.

 

  1. Ga naar de bladwijzer. Welke kaarten zijn samen een overzichtskaart van Zuid-Nederland? Op welke kaart vind je het land Marokko?
  2. Ga naar het landenregister. Op welke kaart vind je het land Chili? Op welke kaarten vind je het land Zweden?
  3. Ga naar het topografische namen register. Op welke kaart vind je de stad Alberta? En op welke kaart de Renaix?
  4. Ga naar het trefwoordenregister. Op welke kaarten vind je informatie over het Boeddhisme? En op welke kaarten vind je informatie over ontdekkingsreizen?


Alle antwoorden gevonden?
Controleer je antwoorden door ze te vergelijken met de antwoorden van een klasgenoot.

Vakken op de kaart

Vakken op de kaart

Als je een plaats opzoekt in het register van topografische namen dan staat er vaak nog iets achter het kaartnummer.
Bijvoorbeeld Naarden 40-41 D3.
40-41 is de kaart die je nodig hebt en D3 geeft aan in welk kaartvak je Naarden vindt.
De letters (in dit geval de D) staan horizontaal bovenaan de kaart.
De getallen (in dit geval de 3) staan verticaal links en rechts op de kaart.
Vak D3 is vak dat in kolom D en in rij 3 ligt.

Gebruik kaart 40-41 (Midden-Nederland) en geef aan ik welk vak de volgende steden liggen?

  • Hoorn
  • Steenwijk
  • Scheveningen
  • Nijmegen
  • Almere
  • Enschede

Legenda

Legenda

 

 

Op een kaart zijn vaak verschillende kleuren gebruikt. En op een kaart staan mogelijk verschillende symbolen en tekens. Hoe weet je wat die verschillende kleuren, symbolen en tekens betekenen? Daarvoor gebruik je een legenda.

Ga naar kaart 34 (Nederland - provincies). Bekijk de legenda linksonder op de kaart.
Gebruik de legenda en de kaart om antwoord te geven op de volgende vragen:

 

  1. Is het inwonersaantal van Rotterdam kleiner of groter dan 500.000?
  2. Noem drie plaatsen met minder dan 10.000 inwoners.
  3. Vlak onder de stad Groningen zie je een vliegtuigje. Is daar een 'Vliegveld' of een 'Luchthaven'?
  4. Je rijdt via de kortste route van Tilburg naar 's Hertogenbosch. Rijd je over een 'Autosnelweg' of over een 'Hoofdverbindingsweg'?
  5. Hoe kun je van Vlissingen naar Breskens?

Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.

 

Ga nu naar kaart 35 (Nederland - reliëf).
Beantwoord de volgende vragen:

  1. Op de kaart is gewerkt met verschillende kleuren: van lichtblauw, via paars tot rood.
    Wat wordt met de kleuren aangegeven?
  2. Op de kaart zie je langs de kust een gele strook.
    Wat wordt met deze strook aangegeven?
  3. In welke provincies vind je veel terpen en woerden (woonheuvels)?

Op schaal

Op schaal

Bij iedere kaart in de atlas staat de schaal aangegeven. De schaal geeft aan hoe de verhouding is tussen een afstand op kaart en de werkelijke afstand.
Een voorbeeld van een schaal die wordt gebruikt in de atlas is 1 : 500 000.
1 cm op de kaart is in werkelijkheid 500 000 cm (= 5 km).

Waar of niet waar? Bespreek jouw antwoorden met een klasgenoot.

  1. Je hebt een kaart met een schaal van 1 : 250 000.
    1 centimeter op de kaart is 2 500 m in werkelijkheid.
  2. Je hebt een kaart met een schaal van 1 : 25 000.
    4 centimeter op de kaart is 1 km in werkelijkheid.
  3. Op een kaart geldt dat 1 cm op de kaart in werkelijkheid 5 km is.
    De schaal is 1 : 500 000
  4. 5 cm op de schaal is in werkelijkheid 10 km.
    De schaal is 1 : 200 000
  5. 1: 10 000 is een grotere schaal dan 1 : 100 000
    Bij een grotere schaal wordt het af te beelden gebied groter weergegeven dan op een kleine schaal.
  6. Op een kaart met een grote schaal kunnen meer gegevens en meer details worden weergegeven dan op een kaart met een kleinere schaal.

Statistiek

Statistiek

Vanaf blz. 224 vind je in de atlas het onderdeel Statistiek. In dit deel staan allerlei cijfers. Natuurlijk over Nederland, maar ook over Europa en de rest van de wereld.

Beantwoord de volgende vragen.

  1. Bekijk de gegeven op blz. 224. Welke provincie heeft (in 2006) de meeste inwoners?
  2. Er is in de Bosatlas een kaart waarop je het aantal inwoners per provincie kunt aflezen. Welke kaart is dat?
  3. In welke provincie was de werkloosheid in 2005 5,1% van de beroepsbevolking?
  4. Bekijk de gegevens over de gemeenten.
    Hoe groot was in 2006 de bevolkingsdichtheid in Breukelen?
  5. Ga naar het deel met gegevens over Europa.
    Hoeveel procent van de totale bevolking van Duitsland woont in de stad (2003)?
  6. Ga naar het deel met gegevens over de wereld.
    Hoe hoog is de levensverwachting (in jaren bij geboorte) in Afghanistan?

Controleer je antwoorden bij het kopje "Antwoorden".

Eindproduct

Eindproduct 1: Statistiek en Excel

 

Met de gegevens uit het onderdeel Statistiek kun je diagrammen maken.
Je maakt als eerste eindproduct een staafdiagram en een cirkeldiagram waarin je kunt zien hoe het aantal inwoners over de verschillende provincies is verdeeld. Download de twee bestanden hieronder.
Loop de stappen in het Worddocument door.

Klaar?
Sla de diagrammen op in een Worddocument en laat ze controleren door je docent.

 

Eindproduct 2: Een speurtocht door de atlas

 

 

Als tweede eindproduct van deze opdracht maak je een 'speurtocht door de atlas'.

Bedenk tien vragen over informatie die in de atlas staat.
Probeer allerlei verschillende vragen te bedenken.
Gebruik het landenregister, de bladwijzer, het register van de topografische namen en het trefwoordenregister. Je kunt bij een kaart ook een vraag stellen over de legenda of over het kaartvak.
De tien vragen zet in je in Worddocument. In een ander Worddocument zet je de antwoorden op de vragen.

Klaar met het maken van de vragen? Geef je blad met vragen dan aan een klasgenoot. Kan hij de antwoorden op de vragen makkelijk vinden?
Natuurlijk probeer jij ook zijn/haar vragen te beantwoorden.

Succes

 

www.lvoorl.nl

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder twee video's die goed passen bij deze opdracht.
Bekijk de video's.

Staatkundige overzichtskaart
Natuurkundige overzichtskaart
Gecombineerder overzichtskaart

Antwoorden

Stap 8

  1. Zuid-Holland
  2. kaart 54B
  3. Utrecht
  4. 328 inwoners per km²
  5. 88%
  6. 43 jaar

 

0.4 Virtuele route

Vooraf

Bij aardrijkskunde denkt iedereen direct aan atlassen en kaarten. Deze worden inderdaad ook heel veel gebruikt bij dit vak. Heel veel geografen houden zich dan ook bezig met het maken van kaarten, voor allerlei doeleinden: om aan te geven waar steden en dorpen liggen, rivieren lopen, winkels aanwezig zijn, etc. Vroeger gebeurde het maken van kaarten meestal op een tekentafel met pennen en potloden, tegenwoordig gaat dit natuurlijk vooral met de computer.

In deze opdracht ga je zelf met de computer een kaart maken waarmee je gebruikers van je kaart een 'virtuele route' kunt laten maken. Een virtuele route betekent dat je niet echt door het landschap beweegt, maar via een route met verhalen en foto's (en evt. ook filmpjes) op de computer wel een goed beeld krijgt van hoe het landschap eruit ziet.

Leerdoelen

Aan het eind van deze opdracht:

  • Kun je werken met het computerprogramma Quikmaps om digitale kaarten te maken.
  • Kun je op een digitale kaart markers aangeven waarbij je informatieve teksten kunt plaatsen.
  • Kun je foto's en fimpjes van internet koppelen aan punten op de kaart.
  • Kun je deze kaart via internet beschikbaar stellen aan anderen.

Beoordeling
Je docent gebuikt bij de beoordeling van de virtuele kaart de volgende vragen:

  • Is de kaart voorzien van markers met de juiste informatieve teksten, foto's en filmpjes?
  • Is de kaart voorzien van een juiste titel en toelichtende tekst?
  • Is er een goede route ingetekend, die langs alle locaties leidt?
  • Zijn gebiedsnamen op de kaart weergegeven?

Groepsgrootte

 

 

  • Deze opdracht doe je samen met een klasgenoot.
Benodigdheden

 

  • Een computer met internet en een tekstverwerkingsprogramma.

Tijd

 

 

  • Voor deze opdracht heb je 3 lesuren nodig.

 

Interessante route

Een interessante route

Bij het vak aardrijkskunde maak je kennis met heel veel gebieden en plaatsen op aarde, waarover je allerlei interessante wetenswaardigheden te weten komt. In deze opdracht draaien we het om en ga je zelf informatie verstrekken over een interessant gebied op aarde, een stad bijvoorbeeld of een land. Via een zelfgekozen route op een digitale kaart leid je mensen virtueel rond in het gekozen gebied. Via teksten, foto's en filmpjes geef je op diverse locaties informatie over wat daar te zien is.

Bij deze opdracht ga je gebruik maken van het computerprogramma Quikmaps. Dit computerprogramma vind je via de volgende link: nl.quikmaps.com

Op screencast.com vind je een filmpje over het gebruik van Quickmaps.
Bekijk het filmpje:
Screencast Quickmaps .

Zelf een kaart maken

Zelf een kaart maken

Download het Worddocument Handleiding Quickmaps .

Maak nu zelf een kaart met Quickmaps.

  • Ga naar nl.quikmaps.com
    Als je nog nooit eerder met het programma gewerkt hebt, meld je dan aan.
  • Log in.
  • Kies: 'Een nieuwe kaart maken'.
  • Zoom in. Zorg dat je een kaart krijgt waar je zowel je huis als je school op aan kunt geven.
  • Geef op de kaart met markers je eigen huis en je school aan. Zorg voor een kort informatietekstje bij beide markers.

 

 

 

 

  • Teken de route in die je dagelijks aflegt als je van huis naar school gaat.
  • Zorg voor titel en een korte toelichtende tekst.
  • Geef op de kaart de gemeentenaam of gemeentenamen weer in tekstvelden.

 

 

Bewaar de kaart en zorg dat je de link onthoudt zodat je de kaart terug kunt vinden.

 

Eindproduct

Eindproduct

Download de handleiding voor Quickmaps.
Gebruik de handleiding voor het maken van het eindproduct.
Kies een gebied op aarde (bijvoorbeeld een stad of een land) waardoor je een virtuele route wilt gaan samenstellen:

  • Zoek in verschillende bronnen op internet naar interessante informatie over locaties in dit gebied.
  • Zoek op Flickr en Youtube naar geschikt beeldmateriaal ter illustratie van de gevonden informatie.
  • Maak met Quikmaps een kaart van het gebied waarin je de belangrijkste locaties met een marker weergeeft.
  • Voorzie de markers met informatieteksten, foto's en/of filmpjes.

Teken ook een route door het gebied waarbij alle belangrijke locaties worden bezocht. Voorzie de kaart van zoveel mogelijk informatie, zoals bijvoorbeeld een titel en namen van gebieden op de kaart.

Bewaar de kaart en noteer de link! Stuur deze link naar je docent.
Je docent zal je kaart beoordelen aan de hand van de beoordelingscriteria.

0.5 Digitale kaarten

Vooraf

Al ver voor onze jaartelling werden er in het Midden-Oosten kaarten getekend op kleitabletten. Hier zie je een afbeelding van een fraai exemplaar uit 600 jaar voor Christus. Het stelt een wereldkaart voor.

Na de uitvinding van het papier werden lange tijd kaarten op dit materiaal afgedrukt. Het grote voordeel was dat deze kaarten lichter waren om te dragen en je kon er bovendien nauwkeuriger kaarten op weergeven. Later werden kaarten ook vaak gebundeld tot een boek en dan noemde men dat een atlas, maar ook dat waren nog steeds kaarten op papier. De komst van de computer heeft ervoor gezorgd dat we tegenwoordig steeds meer gebruik maken van digitale kaarten. Denk maar eens aan het navigatie-apparaat in de auto van je ouders.

In deze opdracht leer je hoe je zelf aardrijkskundig onderzoek kunt doen met behulp van digitale kaarten.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • Zelfstandig een eenvoudig aardrijkskundig onderzoek uitvoeren met behulp van digitale kaarten.
  • Het programma EDUGIS inzetten bij het doen van onderzoek.
  • Vragen formuleren die klasgenoten moeten oplossen met behulp van het programma EDUGIS.

Aan het eind van deze opdracht heb je een vragenlijst gemaakt voor klasgenoten, met vragen die ze moeten kunnen oplossen door gebruik te maken van het programma EDUGIS.

Beoordeling
Gebruik bij het de beoordeling van de vragenlijst de volgende vragen:

  • Zijn de vragen duidelijk geformuleerd?
  • Wordt gebruik gemaakt van verschillende kaarten?
  • Is voor het beantwoorden van minimaal twee kaarten een combinatie van twee kaarten per vraag nodig.
  • Zijn de juiste antwoorden (met een duidelijke uitleg) beschikbaar?
Groepsgrootte
Stap 1 en 2 doe je alleen.
Bij stap 3 heb je de hulp van een klasgenoot nodig.

Benodigdheden
Een computer met internet en een tekstverwerkingsprogramma.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Kennismaken met EDUGIS

Kennismaken met EDUGIS

Je gaat leren werken met digitale kaarten, ofwel Geografische Informatiesystemen (GIS).
Speciaal voor het onderwijs is er een speciale website opgezet, waarin heel veel digitale kaarten eenvoudig gebruikt kunnen worden.
Deze website heet EDUGIS. Je vindt deze website op het volgende internetadres: http://www.edugis.nl

Op deze website vind je naast heel veel digitaal kaartmateriaal ook een groot aantal lesmodules die betrekking hebben op deze digitale kaarten. In deze les ga je twee van deze lesmodules doorwerken. Daarna kun je zelfstandig aan de slag met het kaartmateriaal dat in EDUGIS aanwezig is.

Werk de lesmodule 'Kennismaking EDUGIS (basiscursus), versie 2011' door die je kunt vinden op de website van EDUGIS, via de onderstaande link: http://www.edugis.nl/lesmodules/kennismaking/

Toen en nu Friesland

Toen en nu Friesland

Op de website van EDUGIS vind je verschillende lesmodules.
In deze stap ga je de lesmodule "Toen en nu in Friesland" doorwerken.

Download het werkblad.

De antwoorden vul je in op het
Werkblad bij de EDUGIS-opdracht "Toen en nu in Friesland".
Ga naar http://www.edugis.nl/lesmodules/toenennu/
Beantwoord alle vragen op het werkblad.

Klaar?
Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Bespreek eventuele verschilen.

Eindproduct

Eindproduct

Als eindproduct bij deze opdracht maak je een toets die bestaat uit vijf vragen.Een klasgenoot moet de antwoorden op de vragen kunnen vinden met behulp van het kaartmateriaal dat binnen EDUGIS beschikbaar is. Zorg ervoor dat bij het vinden van het antwoord op minstens twee vragen twee kaarten gecombineerd moeten worden.

Zet de vragen in een Wordbestand.
Zet de antwoorden in een ander Wordbestand.

Geef het Word-bestand met de vragen aan een klasgenoot. Je klasgenoot probeert de vragen zo snel mogelijk te beantwoorden. Is hij klaar, dan kijk jij zijn antwoorden na.
Natuurlijk maak jij de toets die je klasgenoot heeft gemaakt.

Veel plezier.

  • Het arrangement 0. Vaardigheden is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Udens College
    Laatst gewijzigd
    2016-03-18 13:27:04
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.