Waarnemen
Horen, ruiken, voelen, zien en proeven doe je met je zintuigen. Zintuigen gebruik je om waar te nemen. Vaak werken je zintuigen samen. Eet maar eens iets met je neus dicht. Dan proef je een stuk minder als met je neus open!
In deze module leer je meer over waarnemen. Je leert hoe jouw zintuigen werken. Technische apparaten kunnen ook waarnemen. Ook daarover kom je alles te weten.
In basisstof 1 maak je kennis met een dj, een vormgever en een fotograaf. Zij zijn in hun werk steeds bezig met waarnemen. Basisstof 2 gaat over waarnemen in het algemeen. In de basisstoffen daarna komen de zintuigen aan de orde
1. Waarnemen en beroepen
In deze basisstof leer je drie verschillende mensen kennen. Zij hebben een beroep waarin ze voortdurend bezig zijn met waarnemen. Ze vertellen wat ze tijdens hun werk doen en wat ze daarvoor geleerd hebben.
2. Waarnemen
Je ligt op het strand en je hebt je ogen dicht. Je hoort de zee, je voelt de zon.Dan hoor je dat iemand een blikje openmaakt. Je hoort de klik en een sissend geluid. Je zintuigen worden geprikkeld. Je krijgt ontzettende zin in een slok koude cola.
Weet jij hoe het kan dat je dorst krijgt van een geluid? Weet jij hoe zintuigen werken? En weet jij welke rol zintuigen hebben bij waarnemen? Dat leer je in deze basisstof.
Klokhuis hersenen
waarnemen met je zintuigen
Waarnemen
Je neemt waar met je zintuigen: horen,ruiken,zien, voelen en proeven.
In deze opdracht ga je omschrijven wat je waarneemt in het bos, op de dansvloer en op een druk kruispunt.
1. Je bent in een donker bos.
- beschrijf wat je ziet (of niet...), wat je hoort, wat je ruikt, wat je voelt, wat je
proeft
- zet bij elke waarneming een plaatje

2. Je staat op de dansvloer op het schoolfeest.
- beschrijf wat je ziet, wat je hoort, wat je ruikt, wat je voelt, wat je proeft
- zet bij elke waarneming een plaatje

3. Je staat op het heel druk kruispunt op de burg. Elseweg.
- beschrijf wat je ziet, wat je hoort, wat je ruikt, wat je voelt, wat je proeft
- zet bij elke waarneming een plaatje

3. Voelen
Voelen is een manier van waarnemen. Je voelt met je huid. In je huid zitten zintuigen die gevoelig zijn voor aanraking, druk, warmte, kou en pijn. In deze basisstof gaat het over waarnemen door voelen.
Biobits de huid
Practicum voelen met blokjes
Voelen doe je met een heel bijzonder zintuig: de huid. Overal in je huid zitten sensoren om dingen te voelen. De meest gevoelige zitten in je vingers.
In deze proef ga je (met je ogen dicht) blokjes van verschillende materialen proberen te herkennen. De blokjes krijg je van de docent.
- Laat een proefpersoon de ogen sluiten.
- Zorg ervoor dat de proefpersoon de blokjes niet heeft gezien voordat hij
de blinddoek om krijgt.
- De proefpersoon mag de blokjes voelen en proberen te raden van welk
materiaal het gemaakt is.
- Zet de resultaten in je werkboek
Practicum zintuigen warme en koude spijker
Huid - temperatuurzintuigjes
Informatie
Met je huid kun je verschillende prikkels uit de omgeving waarnemen. Er zitten onder andere zintuigjes in waarmee je de temperatuur kunt waarnemen. Die zintuigjes reageren alleen als de temperatuur verandert.
De koudezintuigjes reageren als de omgeving kouder wordt. De warmtezintuigjes als de omgeving warmer wordt.
Onderzoek
Warmte- en koudezintuigjes
Deze proef moet je met twee personen uitvoeren.
Zet met een pen een vierkantje van 3 x 3 cm op de onderarm van de proefpersoon.
Verdeel dit vierkant onder in hokjes van 0,5 x o,5 cm.
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
.
|
- koudezintuigjes
Neem een metalen pen met een niet al te scherpe punt, bijvoorbeeld een spijker en laat deze in een bakje met ijswater koud worden.
Steek de spijker in alle kleine vierkantjes (niet hard duwen!).
Laat de proefpersoon zeggen of het koud aanvoelt.
Zet een blauwe stip als de proefpersoon kou voelt.
Teken het vierkantje over op papier en neem de blauwe punten over.
Zet onder het vierkantje hoe groot het in werkelijkheid (op de arm van de proefpersoon) is.
Zie voor de werkwijze: zintuigjes om warmte en kou te voelen
Bereken hoeveel koudezintuigjes er per cm2 op je onderarm zitten.
- warmtezintuigjes
Doe nu hetzelfde met een spijker die je in een bak met water van ±45°C warm laat worden.
Zet een rode stip als de proefpersoon warmte voelt.
Neem de rode punten over in het vierkantje.
Zie voor de werkwijze: zintuigjes om warmte en kou te voelen
Bereken hoeveel warmtezintuigjes er per cm2 op je onderarm zitten.
- Zet de waarnemingen en de berekende gegevens in een tabel (zie voorbeeld)
soort zintuigjes
|
aantal gevonden zintuigjes
|
berekend
aantal zintuigjes
per cm2
|
warmtezintuigjes
|
.
|
.
|
koudezintuigjes
|
.
|
.
|
Je kunt op dezelfde manier ook andere delen van de huid onderzoeken, bijvoorbeeld de onderkant van je pols.
|
Warm of toch koud ???
Warm of koud?
Als je drie bakjes water hebt met een verschillende temperatuur kun je je eigen lichaam voor de gek houden. Proberen? Steek je linkerhand in een bak met warm water en je andere in een bak met koud water.
Na een tijdje stop je ze allebei in de bak met lauw water. Wat voel je?
Het water voelt bij de hand die uit de bak met warm water komt voelt veel kouder aan. In je huid heb je twee soorten ontvangers (receptoren): één voor koude en één voor warme temperaturen. Die meten vooral de verandering van temperatuur. De “koude hand” is gewend aan de lage temperatuur. De cellen voelen die lage temperatuur als normaal. Dus als je dan je hand in lauw water legt is het temperatuurverschil groot en denken de cellen dat het veel heter is. Omgekeerd geven de cellen in de hand die in warm water heeft gelegen nu het signaal dat het lauwe water koud is.
4. Ruiken en proeven
Je zit in de bus na een lange dag op school en neemt een hap van je appel. Hij is lekker zoetzuur. De bus stopt en er komt iemand binnen met een natte regenjas. Je ruikt de geur van de natte jas en hebt opeens geen zin meer in je appel. Je ruikt even aan je trui: de geur van wasmiddel.
In het korte stukje met de bus neem je heel veel waar door te ruiken en te proeven. In deze basisstof leer je meer over waarnemen door te ruiken en proeven.
Practicum ruiken en proeven
Kijk in je werkboek pagina 25 en 26
5. Horen
Als je buiten loopt, hoor je van alles. Vogels die fluiten, auto's die voorbijrijden, een vliegtuig in de lucht. En als er een motor vlak naast je voorbijraast, hoor je hem niet alleen, maar voel je hem ook in je buik.
Door te horen, neem je waar. In deze basisstof gaat het over horen.
6. Pas op je oren
Je gaat naar een optreden van jouw favoriete band. Je staat helemaal vooraan, naast de boxen. Je voelt de muziek door je lijf trillen. 's Avonds in je bed lig je nog na te genieten van het optreden. het is alleen vervelend dat je zo'n piep in je oor hebt!
Je oren piepen na van het harde geluid uit de boxen. Harde geluiden kunnen je gehoor beschadigen. In deze basisstof leer je hier meer over.
7. Zien
Je fietst in de schemering naar huis. Je bent in gedachten en opeens schrik je op. Iets verderop staat een man vlak naast het fietspas.Wat doet hij daar? Als je dichterbij komt, zie je dat het geen man is. Het is een paal met een verkeersbord erop.
Om te zien, gebruik je je ogen. Maar je kunt je soms vergissen in wat je ziet. Hoe komt dat? In deze basisstof gaat het over waarnemen door te zien.
8. Kleuren zien
In basisstof 7 (zien) heb je geleerd hoe je waarneemt door te zien. Maar hoe komt het dat je kleuren kunt zien? Daar gaat het over in deze basisstof.
beeldmateriaal