Geluid ontstaat door trillingen van een geluidsbron.
Voorbeelden van geluidsbronnen zijn:
- Je stem (de stembanden trillen)
- Een luidspreker (de conus trilt)
- Een gitaar (De snaren trillen)
Stemband
Conus
Snaren van een gitaar
Demoproef 1 t/m 3
Proef 1 "pingpongbal"
Benodigdheden:
stemvork
hamer
pingpongbal
touw
statief
Uitvoering:
We slaan de stemvork aan. Daarna houden we het pingpongballetje als een slinger erbij.
Opdracht:
Beschrijf wat er gebeurd.
Probeer ook te verklaren wat het doel is van deze proef.
Proef 2"conus"
Benodigdheden:
conus
toongenerator
Piepschuimkorrels
Uitvoering:
We laten een conus trillen m.b.v. een toongenerator.
Opdracht:
Beantwoord de volgende vraag: De conus gaat sneller/langzamer trillen als het geluid omhoog gaat.
Proef 3 "stembanden"
Benodigdheden:
- je eigen stembanden
Uitvoering:
Leg je hand op je keel. Maak hoge en lage geluiden.
Opdracht:
Beantwoord de volgende vraag: Gaan de stembanden sneller/langzamer trillen bij een hoge toon?
medium
Door de trilling van een geluidsbron krijg je veranderingen in luchtdruk om de geluidsbron heen.
Geluid kan alleen doorgegeven worden als er een tussenstof is, zo'n tussenstof noem je een medium. Meestal is het medium lucht, maar ook vloeistoffen en vaste stoffen kunnen geluid doorgeven.
Door sommige stoffen beweegt geluid sneller, dan door andere stoffen. Denk maar aan cowboys, in een film, die aan de treinrails luisteren of er een trein aan komt.
Bij het volgende hoofdstuk gaan we aan de geluidssnelheid rekenen.
Luisteren naar de trein
Demoproef 4 t/m 6
Proef 4 "stolp + ballon"
Benodigdheden:
stolp
vacuümpomp
ballon
speld
Uitvoering:
We leggen een dichtgeknoopte ballon met een beetje lucht erin onder een stolp. We halen de lucht onder de stolp uit met de vacuümpomp en de ballon wordt, omdat de tegendruk kleiner wordt, groter. Op een gegeven moment zal de ballon een speld raken, die onder in de stolp ligt. De ballon zal dan knappen. Let goed op of je het geluid van de knappende ballon hoort !!!
Opdracht:
Maak een tekening van de opstelling
Verklaar waarom je het geluid wel/niet goed hoort.
Proef 5 "blik-telefoon"
Benodigdheden:
blik
touw
Uitvoering:
2 leerlingen gaan aan het uiteinde van de "telefoon" staan. Het touw is strak gespannen. Leerling A zegt iets tegen leerling B.
Opdracht:
Leg uit:
Wat is de geluidsbron?
Wat is het medium?
Wat is de ontvanger?
Proef6 "resonantie"
Benodigdheden:
- 2 stemvorken op voet van 440 Hz (de a)
- hamer
Uitvoering:
De eerste stemvork wordt aangeslagen en daarna afgedekt.
De veranderingen in luchtdruk bereiken een ontvanger.
Voorbeelden van ontvangers zijn:
- Microfoon
- je oren.
Bij je oren gaat het trommelvlies met de veranderingen van luchtdruk meetrillen . De gehoorbeentjes brengen deze trilling van het trommelvlies over op de vloeistof in het slakkenhuis. Het slakkenhuis zet de trillingen om in elektrische signalen. De gehoorzenuw stuurt de signalen door naar de hersenen.
Opgaven bij hoofdstuk 1
Noem 3 geluidsbronnen.
Wat is een medium?
Je kunt een trein al van ver horen aankomen als je je oor op een spoorrail legt. Door welk medium verplaatst het geluid zich dan?
Schrijf de namen van nummer 1 t/m 4 van het onderstaande oor?
Geluid verplaatst zich in lucht met een snelheid van ongeveer 340 meter per seconde. In andere stoffen is de geluidssnelheid vaak veel groter.
Kijk maar in de tabel.
Stofnaam
Geluidssnelheid (m/s)
Baksteen
3500
Helium
965
Koper
2250
Lucht
340
water
1500
Formule:
geluidssnelheid = afstand / tijd
In de natuurkunde worden grootheden vaak afgekort.
v = geluidssnelheid in m/s of in km/h
s = afstand in m of in km
t = tijd in s of in uur
De bovenstaande formule kunnen we dus ook met afkortingen schrijven:
\(v = s/t\)
Voorbeeld 1:
Geluid gaat in 7,5 seconde door een onbekende stof. Het geluid heeft dan 16,875 km afgelegd.
a. Wat is de geluidssnelheid?
b. Door welke stof gaat het geluid? (Kijk in het bovenstaande tabel.)
antwoord:
a. Schrijf eerst de gegevens op:
gegevens:
tijd = t = 7,5 s
afstand = s = 16,875 km = 16875 m
Gevraagd:
snelheid = v = .......m/s
Berekening:
v = s / t
v = 16875 / 7,5
v = 2250 m/s
b. Het geluid gaat dus door koper.
Voorbeeld 2:
De geluidssnelheid in lucht is dus 340 m/s. Het onweert, De lichtsnelheid is veel groter dan de geluidssnelheid, dus de flits zie je meteen.
a. Wat is de afstand die het geluid van de bliksem heeft afgelegd na 1 seconde?
b. Wat is de tijd die de het geluid van de bliksem erover doet om 1 km af te leggen?
antwoord:
a. Schrijf eerst de gegevens op:
gegevens:
snelheid = v = 340 m/s
tijd = t = 1 s
Gevraagd:
afstand = s= ........m
Berekening:
s = v x t
s = 340 x 1
s = 340 m
b.
gegevens:
snelheid = v = 340 m/s
afstand = s = 1 km = 1000 m
Gevraagd:
tijd = t= ........s
Berekening:
t = s / v
t = 1000/340
t = 2,94 s (dus ongeveer 3 s)
Dat betekent dat het geluid in 3 seconden een afstand aflegt van iets meer dan een kilometer.
Zo kun je snel uitrekenen hoever een onweersbui bij je vandaan is. Als er 3 seconde zit tussen de bliksem en de donder dan is het onweer een kilometer weg. Dus als er 12 seconde tussen de bliksem en de donder zijn, is het onweer 4 kilometer bij je vandaan.
stappen voor het gebruik van een formule
Oplossen van een som:
Schrijf de gegevens op. (met het symbool voor de grootheid en eenheid)
Schrijf op wat er gevraagd wordt. (met het symbool voor de grootheid en eenheid)
Schrijf de formule op.
Vul in en reken uit. Let op reken de eenheden eerst om naar grondeenheden.
Geeft het antwoord met symbool en eenheid.
Voorbeeldopgave:
Het geluid verplaatst zich met een snelheid van 340 m/s. Hoeveel kilometer heeft dit geluid zich verplaatst in 3,4 s.
1.Schrijf de gegevens op. (met het symbool voor de grootheid en eenheid)
v = 340 m/s
t = 3,4 s
2. Schrijf op wat er gevraagd wordt. (met het symbool voor de grootheid en eenheid)
s in km
3. Schrijf de formule op.
s = v x t
4. Vul in en reken uit. Let op reken de eenheden eerst om naar grondeenheden.
s = 340 x 3,4 = 1156 m
5. Geeft het antwoord met symbool en eenheid.
s = 1,156 km
Omzetten van een formule
Formule omzetten met behulp van een driehoek.
VB 1
Je wil de s uitrekenen.
Houd jouw hand op de s.
De formule die je nu ziet is v x t
s = v x t
VB 2
Je wil de v uitrekenen.
Houd jouw hand op de v.
De formule die je nu ziet is s/ t
v = s / t
VB 3
Je wil de t uitrekenen.
Houd jouw hand op de t
De formule die je nu ziet is s/ v
t = s / v
Omrekenen eenheden
Omrekenen eenheden
s = afstand.
km -- x 1000 ---> m
m -- : 1000----> km
t = tijd
v = snelheid
Opgaven bij hoofdstuk 2
1. Vul de onderstaande tabel verder in:
snelheid
afstand
tijd
340 m/s
600 m
s
3 km/s
850 m
s
m/s
3000 m
2 min en 28 s
58 km/uur
km
50 min
2. De geluidssnelheid in lucht is ongeveer 340 m/s. Hoeveel meter legt het geluid in 6,5 seconde af? Laat een berekening zien.
3. Bij een onweersbui hoor je de donder pas na 5 seconde. Bereken hoever de bui van je verwijderd is.
4. Hanneke ziet in de verte een heistelling. Het valt haar op dat ze de klap niet hoort op het moment dat het heiblok op de paal valt. Hoe komt dit?
5. Geluid door de stof Helium.
a. Zoek in de tabel in het hoofdstuk op wat de geluidssnelheid door Helium is.
b. Bereken de afstand die het geluid in 2,3 s heeft afgelegd. Noteer een berekening.
Hoofdstuk 3, Toonhoogte en frequentie
Herhaling Proef 1:Als je een stemvork aanslaat, beginnen de benen van de stemvork te trillen. Dat kun je goed zien als je een trillende stemvork tegen een pingpongballetje houdt, dat aan een touwtje aan een statief hangt. Het balletje gaat dan meetrillen.
Het aantal trillingen per seconde wordt de frequentie genoemd. De frequentie wordt gemeten in Hertz (Hz).
Heinrich Hertz was een Duitse natuurkundige, die de radiogolven ontdekt heeft. Om hem te eren is de eenheid van frequentie naar hem genoemd.
Als een stemvork een frequentie heeft van 440 HZ, dan betekent dat dat de benen van de stemvork 440 keer peer seconde trillen.
Hoe hoger de frequentie des te hoger de toon die je hoort. (Denk aan proef 3, waarbij we met onze hand de trillingen in onze keel voelden.)
Je kunt geluidstrillingen zichtbaar maken met behulp van een microfoon en een oscilloscoop. De microfoon zet de geluidstrillingen om in elektrische trillingen. De oscilloscoop laat de elektrische trillingen op een schermpje zien.
samenvatting:
Frequentie = het aantal trillingen per seconde in Hz.
Frequentie geeft de toonhoogte aan. Hoe hoger de frequentie, hoe hoger de toon.
Op de oscilloscoop zie je bij een hogere frequentie, dat de trillingen dichter op elkaar zitten.
demoproef 6
Proef 6:
Benodigdheden:
gitaar
Uitvoering:
Sla de dikke en de dunne snaar aan. Welk verschil hoor je?
Span een snaar los en strak. Welk verschil hoor je?
Opgaven bij hoofdstuk 3
Een bas is een lage mannenstem. Een sopraan is een hoge vrouwenstem. Bij welke stem is de frequentie het laagst?
Het gezoem van een mug klinkt veel hoger dan het gezoem van een bij. Bij welk van de twee insecten bewegen de vleugels per seconde het vaakst op en neer? Leg je antwoord uit!
Welke snaar trilt het snelst?
Een snaar met een lage/hoge toon?
Een dikke/dunne snaar?
Als een gitarist zijn gitaar wil stemmen klinkt de 2e snaar te hoog.
De frequentie moet omhoog/omlaag
De snaar moet strakker/losser gespannen worden.
Hoofdstuk 4, Frequentiebereik
Geluid met een hele hoge of een hele lage frequentie kun je niet horen. De meeste jonge mensen horen tonen tussen de 20 en 20.000 Hz. (dus van 20 tot 20 kHz) Dit is het frequentiebereik van je gehoor.
Als je ouder wordt verandert het frequentiebereik. Vooral hoge tonen kun je dan niet goed horen.
Dieren hebben vaak een ander frequentiebereik dan mensen
Geluid met een hogere frequentie dan 20000 Hz, wat mensen dus niet meer kunnen horen noemen we ultrasoon.
Een hondenfluitje is voor mensen onhoorbaar, maar het geeft een ultrasoon geluid, wat honden nog wel kunnen horen. Sommige dieren communiceren met ultrasone geluiden. Vleermuizen en bruinvissen maken contact met ultrasone geluiden. Vleermuizen zoeken hun prooien door te luisteren naar de echo’s van de ultrasone geluiden die ze uitzenden.
Infrasoon zijn geluiden met een frequentie lager dan 20 Hz, deze kunnen wij mensen niet horen. Olifanten kunnen door middel van infrasoon geluid met elkaar over grote afstanden communiceren.
Demoproef 7
Hoe groot is jullie frequentiebereik? De docent laat je met behulp van een toongenerator en een luidspreker verschillende tonen horen.
Opgaven bij hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5, Frequentie berekenen
Zoals je ondertussen weet is geluid een trilling.
Hieronder zie je hoe geluid wordt weergegeven op een oscilloscoop.
Op deze afbeelding zie je 3 trillingen. Één trilling is 1 keer op en neer.
De trillingstijd is de tijdsduur van precies één trilling.
En 1 ms = 0,001 s.
Voorbeeld 1:
vraag:
Hoe groot is de trillingstijd van de bovenstaande afbeelding in seconde?
antwoord:
De trillingstijd is de tijdsduur van 1 trilling. Hierboven is de trillingstijd dus 5 ms.
En 1 ms = 0,001 s, dus 5 ms = 0,005 s.
Je kunt rekenen aan geluid. Je kunt de trillingstijd uitrekenen als je de frequentie weet , en andersom.
Frequentie is het aantal trillingen per seconde in Hz.(1 kHz = 1000 Hz.)
f = 1/T of T = 1/f
f = frequentie [Hz]
T = Trillingstijd [s]
Voorbeeld 2:
vraag:
Een toon heeft de frequentie van 50 Hz.
(Dit zijn 50 trillingen in 1 s)
Hoe groot is de trillingstijd in ms?
antwoord:
Gegevens:
f = 50 Hz
Gevraagd:
T
Berekening:
T= 1/f
T = 1/50
T =0,02 s
T = 0,02 s = 20 ms.
Voorbeeld 3:
vraag:
Een trilling duurt 200 ms. Wat is de frequentie?
antwoord:
Gegevens:
T = 200 ms = 0,2 s
Gevraagd:
f
Berekening:
f = 1/T
f = 1/0,2
f = 5 Hz
Voorbeeld 3:
vraag:
a. Hoeveel trillingen zijn hier afgebeeld?
b. Hoe groot is de trillingstijd?
c. Bereken de frequentie.
antwoord:
a. Er zijn 6 1/4 trillingen afgebeeld.
b. T = 0,34 s (dat wil zeggen 1 trilling duurt 0,34 s)
1. Leg in eigen woorden uit wat "trillingstijd" is.
2. Als iemand een A speelt op een keyboard, dat is 440 Hz. De grootheid bij 440 Hz is frequentie/trillingstijd?
3. Vul in:
grootheid
afkorting grootheid
eenheid
afkorting eenheid
Hertz
T
s
4. Bereken bij de onderstaande situaties de frequentie van de gemeten toon. Let op de instelling van de oscilloscoop.
a)
20 ms per hokje
b)
30 ms per hokje
5.In de onderstaande figuur zie je een beeld van een oscilloscoop. Beantwoord de onderstaande vragen.
a) Hoeveel trillingen zijn er te zien?
b) Schets wat je op het scherm zou zien als de toon 4 x zo laag was.
c) Wat is de trillingstijd als 1 hokje 2 ms is.
d) Wat is de frequentie?
6. Bereken de frequenties bij de onderstaande trillingstijden.
a. T= 250 ms
b. T = 10 ms
7. Bereken van de volgende frequenties de trillingstijden in ms.
a. f = 25 Hz
b. f = 80 Hz
Hoofdstuk 6, Geluidssterkte
Als je heel hard tegen een stemvork slaat gaan de benen van de stemvork niet sneller, maar wel heviger trillen. Het geluid klinkt dan harder.
De frequentie van de trilling verandert niet, maar wel de amplitude. De Amplitude = de hoogte van de trilling.
In het plaatje zie je 3 trillingen. De frequentie is hetzelfde. (De trillingen zijn even ver uit elkaar) De tonen zijn dus even hoog.
De amplitude (de uitwijking) is niet hetzelfde. De onderste toon is harder dan de bovenste toon.
Je meet de geluidssterkte in decibel (dB). Een klas aan het werk geeft een geluidssterkte van ongeveer 60 dB. Bij 140 dB doen je oren pijn en kunnen ze ook beschadigd raken.
Je meet de geluidssterkte met een decibelmeter. Omdat mensen niet alle tonen even goed horen, wordt de geluidssterkte vaak gemeten met een speciaal filter, waarbij rekening wordt gehouden met het menselijk gehoor. Dit filter heet het (A)filter en de eenheid waarin dan gemeten wordt is de dB(A).
Bij een geluidssterkte van 0 dB(A) is het geluid zo zacht dat je het niet kunt horen. Dit noem je de gehoordrempel.
Als het geluid zo hard is dat het pijn doet aan je oren ,noem je die geluidssterkte de pijngrens.
Je denkt misschien dat een geluid van 80 dB twee keer zo hard is als een geluid van 40 dB. Dat is niet zo. Voor de geluidssterkte geldt de volgende regel:
Als de geluidssterkte met 3 dB toeneemt, is het geluid twee keer zo hard.
Dus als 1 scooter een geluid maakt van 70 dB:
dan maken 2 dezelfde scooters een geluid van 73 dB
en 4 dezelfde scooters een geluid van 76 dB.
Proef 8
Doel van de proef:
Hoeveel dB produceert onze klas?
Benodigdheden:
dB-meter met A-filterr
Uitvoering:
Docent meet bij het bureau de geluidssterkte wanneer:
1 persoon fluistert
de klas fluistert
1 persoon schreeuwt
de klas schreeuwt
evt. telefoon
Alle grootheden en eenheden tot nu toe. (leren!!)
Grootheid
Afkorting grootheid
Eenheid
Afkorting eenheid
Geluidssnelheid
v
Meter per seconde
kilometer per uur
m/s
km/h
Tijd
t
Seconde
uur
s
h
Afstand
s
Meters
kilometers
m
km
Frequentie
f
Hertz
Hz
Trillingstijd
T
Seconde
s
Geluidssterkte
Of Amplitude
A
Decibel
dB
Opgaven bij hoofdstuk 6
3. In dit plaatje zie je de verpakking van een aantal rotjes.
a. Wat zegt de fabrikant over de geluidsterkte?
b. Kan dit vuurwerk gevaarlijk zijn voor je gehoor?
4. In het Top Oss stadion wordt op de middenstip de geluidssterkte gemeten. Als er duizend mensen aan het juichen zijn, geeft de decibelmeter 80 dB aan. Schat hoe groot de geluidssterkte ongeveer zal zijn als er honderdduizend mensen aan het juichen zijn. Laat zien hoe je aan je berekening bent gekomen.
Harde geluiden kunnen je gehoor beschadigen. Geluiden met een geluidssterkte van meer dan 140 dB zijn zeker slecht voor je oren. Maar ook een geluid van 80 dB kan slecht zijn als je het langere tijd hoort.
Om te onderzoeken of je gehoor beschadigd is kan een arts of een audicien een audiogram maken.
In het plaatje zie je een audiogram van een mens met een normaal gehoor.
Geluiden, die je gehoor niet beschadigen kunnen wel hinderlijk zijn. Denk maar aan een druppende kraan of een buurjongen, die oefent op zijn nieuwe drumstel. We spreken dan van geluidsoverlast.
Je kunt natuurlijk maatregelen nemen om iets te doen aan geluidsoverlast. Je kunt die maatregelen verdelen in 3 groepen
Maatregelen bij de bron van het geluid
Maatregelen bij de ontvanger
Maatregelen tussen de bron en de ontvanger.
Bij een snelweg worden allerlei maatregelen genomen om er voor te zorgen, dat de mensen die in de buurt wonen geen last hebben van de herrie van de weg.
De wegen worden geasfalteerd met geluidsarm asfalt. De motoren van de auto’s en vrachtwagens worden ook steeds stiller. Bij de snelweg worden vaak ook geluidsschermen of geluidswallen geplaatst. Als deze maatregelen zijn maatregelen bij de bron.
Bij nieuwe wegen wordt er altijd voor gezorgd dat er langs de snelweg een strook land is waar niet op gebouwd mag worden. Dit is een maatregel tussen de bron (snelweg) en de ontvanger (huizen). Je kan natuurlijk ook de huizen goed isoleren. Het geluid kan dan de huizen niet in. Dit is een maatregel bij de ontvanger.
Als je in een ruimte werkt waar veel geluid is, is het belangrijk om gehoorbeschermers te dragen. Als de machine, die het geluid maakt op een harde vloer staat, klinkt het geluid vaak hard. Men kan de machine dan op rubberen doppen zetten.
In een ruimte met ‘harde’ muren en vloeren klinkt geluid veel harder. Als er in die ruimte zachte materialen zijn, zoals gordijnen en vloerbedekking, dan klinken de geluiden minder hard. De zachte materialen lijken het geluid te absorberen.
Stel je hebt een buurjongen die graag op zijn elektrische gitaar speelt. Jij wil lekker buiten in de tuin zitten. Noem een aantal maatregelen die je zou kunnen nemen om geen last van de herrie van de buurjongen te hebben.
In lege ruimtes heb je vaak vele nagalm. Dat komt omdat de muren en de vloeren het geluid weerkaatsen. Waar heb je meer nagalm
in een kamer met vloerbedekking of in een kamer met tegels op de vloer?
in een badkamer of in een slaapkamer?
in een lege concertzaal of in een zaal met publiek?
Hoofdstuk 8, Blaasinstrumenten
Instrument met lengte aanpassing
Een blaasinstrument geeft geluid omdat er een kolom lucht in trilling wordt gebracht.
Hoe langer de luchtkolom, hoe lager de toon. Om een melodie te kunnen spelen moet je meerdere tonen kunnen maken. Bij blaasinstrumenten kun je de lengte van de luchtkolom op verschillende manieren veranderen.
Bij een orgel kun je meerdere tonen maken met orgelpijpen met verschillende lengtes. Je hebt dus meerdere orgelpijpen nodig.
Ook bij een panfluit heb je verschillende lengtes .
Er zijn ook blaasinstrumenten waarbij je de lengte van de luchtkolom kunt verstellen. Een schuiftrompet (of trombone) is daar een goed voorbeeld van.
Instrument met gaatjes
Veel blaasinstrumenten hebben of kleppen. Als alle gaatjes dicht zitten krijg je de laagste toon. Voorbeelden van deze instrumenten zijn de blokfluit, een dwarsfluit of een klarinet.
Instrument met ventielen
Tenslotte heb je ook nog blaasinstrumenten die met ventielen werken. Voorbeelden zijn de trompet en de hoorn. Door middel van de ventielen kun je de lucht door extra stukken buis laten gaan, waardoor je een andere toon krijgt.
We kunnen zelf een blaasinstrument maken met behulp van een maatcilinder en een stukje PVCbuis. Wanneer hoor je de laagste toon?
Hoofdstuk 9, Snaarinstrumenten
Als je een snaar laat trillen hoor je een geluid.
Hoe dikker de snaar, des te lager de toon.
Hoe langer de snaar, des te lager de toon.
Hoe strakker de snaar gespannen is, hoe hoger de toon.
Een basgitaar geeft lagere tonen dan een gewone gitaar. De snaren zijn langer en dikker.
Een harp is een snaarinstrument met snaren met verschillende lengtes. De kortste snaren geven de hoogste tonen.
Hoofdstuk 10 Vastleggen van geluid
Geluid wordt dus veroorzaakt door dingen die trillen, bijvoorbeeld de snaren van een gitaar, de stembanden in je keel en de benen van de stemvork.
De trilling van de benen van de stemvork kun je zichtbaar maken met een stuk carbonpapier. Je maakt een naald of een punaise vast aan de uiteinde van het been, laat de stemvork trillen en haalt de stemvork over het papier.
Kijk maar naar het plaatje hieronder.
De figuur die ontstaat noem je een golfspoor. Elk soort geluid heeft zijn eigen golfspoor.
De natuurkundige Berliner bedacht in 1887 een manier om de golfsporen van geluid vast te leggen in een metalen schijf. Eerder waren golfsporen ook al vastgelegd in kokers waar een laagje kaarsvet of was op zat.
In de metalen plaat of het laagje was werden golfsporen vastgelegd. Als je dan met een naald over deze golfsporen ging, ging de naald trillen. Heel zachtjes hoorde je dan het geluid weer terug.
Voor het versterken van het geluid werd vroeger een grote toeter gebruikt. Later werd dit geluid elektronisch versterkt.
Doordat de naald over de platen ging, beschadigden de platen snel en kreeg je slechter geluid. Je kon de platen 'grijs draaien'.
Daarom werd de CD ( Compact Disc) speler bedacht. De plaat wordt niet afgelezen door een naald, maar door een laser, een lampje. Op de CD zitten geen groeven, maar kleine putjes. Het lampje gaat langs de putjes en dat zorgt voor eletronische signaaltjes. De CD wordt dus niet beschadigd.
Tegenwoordig wordt geluid helemaal elektronisch vastgelegd, vaak als MP3 bestanden op je computer.
1. Muziek kan vastgelegd worden op een grammofoonplaat, op een CD of als bestand op je computer.
a. Noteer een voordeel van de CD vergeleken met de grammofoonplaat.
b. Noteer een voordeel van computerbestanden vergeleken met de CD.
2. Er zijn allerlei apparaten die we niet meer gebruiken omdat er later iets beters uitgevonden is:
a. De ................................is in plaats gekomen van de grammofoonplaat.
b. De .................................is in plaats gekomen van de typemachine
c. Het .............................is in plaats gekomen van de zonnewijzer.
d. De ......................................is in plaats gekomen van de kroontjespen
e. De ................................is in de plaats gekomen van het telraam
f. De ....................................... is in plaats gekomen van de kolenkachel
Hoofdstuk 11, Werkstukken Geluid
Hieronder volgen de opdrachten die je gaat doen in de techniekles. Het is aan de de docent of alle opdrachten aan bod komen. Er kan natuurlijk altijd een andere keus gemaakt worden.
Het arrangement Cursus 3, geluid is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Janny de Kleijnen
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2018-04-03 14:48:00
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.