Les 1
Inleiding
In deze eerste les van de Module Spaans maak je kennis met de Spaanse taal (el español)
Het Spaans is een wereldtaal, het wordt door ruim 400 miljoen mensen als moedertaal gesproken. Het is, na Chinees, de tweede (moeder)taal ter wereld, nog voor het Engels....
De aanleiding voor deze module is je te laten zien hoe enorm veel voordeel je hebt bij het aanleren van deze wereldtaal als je Latijn redelijk beheerst. Bij veel beroepen die internationaal georiënteerd zijn, is het beheersen van de Spaanse taal zeer gewenst, zoal niet vereist. Overigens geldt deze voorsprong ook voor het leren van Italiaans, maar dat is nu eenmaal geen wereldtaal.

Toen ik zelf voor het eerst kennismaakte met de Spaanse taal kreeg ik het gevoel Latijn te leren spreken.....
In deze module wordt geprobeerd de verwantschap zo goed mogelijk duidelijk te maken met vrijwel uitsluitend gebruikmaking van het Latijn dat je in de tweede klas gehad hebt. Dat heeft natuurlijk zijn beperkingen.
Oorsprong van het Spaans
Het Spaans stamt af van het Latijn, de taal van de Romeinen, die het Iberische schiereiland (zie kaartje hieronder) gedurende ongeveer 700 jaar bestuurden. In de loop van de tijd, een kleine 2000 jaar, is de taal natuurlijk behoorlijk geëvolueerd.
Opvallende veranderingen zijn het wegvallen van de naamvallen, het verzachten van medeklinkers (voorbeeld: vita werd vida) en het diftongeren (tot dubbelklinker worden) van korte klinkers als de klemtoon erop valt (voorbeeld: terra werd tierra). Daarentegen zien we dat de werkwoordsvervoegingen nog vaak nauw aansluiten bij de conjugaties in het Latijn.
De politieke verbrokkeling op het Iberische schiereiland (het huidige Spanje en Portugal) leidde tot het ontstaan van verschillende verwante talen zoals het Portugees, het Catalaans en het Galicisch, die tot op de dag van vandaag naast het officiële Spaans (het Castilliaans) bestaan.
De eerste teksten in het Spaans dateren uit de 9e eeuw. Het Cantar de Mio Cid, uit de 12e eeuw, is een van de oudste lange teksten in het Spaans. Het eerste woordenboek werd geschreven in 1492. In datzelfde jaar ontdekte Columbus Amerika, wat het begin van de verspreiding van het Spaans als wereldtaal betekende. Sedertdien hebben de uitspraak en de woordenschat zich in de oude (Spanje) en de nieuwe (Amerika) wereld verschillend ontwikkeld. In datzelfde jaar 1492 werden ook nog eens de Joden uit Spanje verdreven, zodat het Joodse Spaans, beter bekend als Ladino, zich tot een derde variant ontwikkelde.
De huidige standaardtaal is grotendeels gebaseerd op het dialect uit de omgeving van Toledo, het Castilliaans. In Spanje werden de andere talen in 1714 met de opkomst van de dynastie van het Huis Bourbon verboden en hebben opeenvolgende despoten ze in verschillende periodes min of meer actief vervolgd, waardoor ze gaandeweg aan sprekers verloren. De laatste in die rij was de dictator Francisco Franco, die hele anderstalige bibliotheken liet verbranden en de Guardia Civil boetes liet uitschrijven voor iedereen die anders sprak. Sinds het herstel van de democratie in 1975 hebben de andere Spaanse talen opnieuw een officieel grondwettelijke status gekregen en is hen nieuw leven ingeblazen.
Uitspraak
Uitspraak
De uitspraak en spelling van het Spaans zijn, in vergelijking met die van veel andere talen, vrij eenvoudig. Weet je eenmaal de uitspraak van alle letters en de regels voor de klemtoon, dan kun je in principe elke tekst probleemloos uitspreken.
Er zijn natuurlijk verschillende dialecten en streektalen. De uitspraak rond de hoofdstad Madrid klinkt anders dan die in Andalusië, en het Spaanse Spaans (Castilliaans) klinkt ook anders dan in Zuid- en Midden-Amerika. Ook binnen de Latijns-Amerikaanse landen zijn er verschillende regionale varianten. De verschillen zijn echter zodanig beperkt dat je met het officiële Spaans overal probleemloos terecht kunt.
Hieronder volgen de uitspraakregels voor alle klanken in het Spaans. Bestudeer de regels en luister in de les naar de voorbeelden. Luister vervolgens goed naar de voorbeelden in de Uitspraakvoorbeelden voor de nuances in de klanken. Probeer daarna de woorden in de kolommen 'voorbeeld' zelf correct uit te spreken.
Klemtoon
De ligging van de klemtoon is afhankelijk van de eindletter van een woord.
Eindigt een woord op een klinker, -n of -s, dan ligt de klemtoon op de voorlaatste lettergreep, tenzij er maar één lettergreep is. (voorbeeld: Barcelona)
Eindigt een woord op een medeklinker, behalve -n of -s, dan ligt de klemtoon op de laatste lettergreep. (voorbeeld: Madrid)
In alle andere gevallen staat er een accentteken op de beklemtoonde klinker (bijv. fármaco (geneesmiddel), Córdoba).
Een combinatie van twee klinkers waaronder een i, u of y is een tweeklank en geldt voor de bepaling van de klemtoon als een enkele lettergreep. (bijv, Murcia)
Klinkers
We beginnen met de klinkers. De belangrijke regel is dat klinkers altijd op dezelfde manier worden uitgesproken. Er bestaat dus niet zoals bij ons een verschil tussen de uitspraak van klinkers in open en gesloten lettergrepen (zoals bij kok en koken). Evenmin bestaan er stomme klinkers aan het einde van woorden.
klinker
|
klinkt als
|
voorbeeld
|
a
|
tussen a en aa.
|
cantar (zingen)
|
e
|
tussen e en ee.
|
mesa (tafel)
|
i
|
ie
|
vida (leven)
|
ie
|
NB: twee letters maar 1 lettergreep: i-e
|
siempre (altijd)
|
o
|
tussen o en oo
|
poner (plaatsen)
|
u
|
oe, niet uitgesproken in de combinaties gue, gui en qu
|
uno (één)
|
Medeklinkers
Vervolgens kijken we naar de medeklinkers. In het overzicht hieronder staan uitsluitend de medeklinkers die wat uitspraak betreft (duidelijk) afwijken van het Nederlands.
letter
|
klinkt als
|
voorbeeld
|
c
|
voor e of i: als de Engelse th
overige gevallen: k
|
cena (diner, avondmaaltijd)
casa (huis)
|
ch
|
als tsj
|
chocolate (chocolade)
|
d
|
als de Engelse th
|
dar (geven)
|
g
|
voor i of e als Nederlandse g
overige gevallen: als de Franse g in garçon
|
gente (mensen)
ganar (winnen; verdienen (geld))
|
gu
|
in de combinaties gue en gui als de Franse g in garçon
|
guerra (oorlog)
|
h
|
wordt niet uitgesproken
|
hotel (hotel)
|
j
|
als Nederlandse g
|
trabajo (werk)
|
ll
|
als lj
|
calle (straat)
|
ñ
|
nj
|
mañana (morgen)
|
qu
|
k
|
querer (vragen)
|
r
|
rollende r
|
caro (duur)
|
rr
|
langer uitgesproken r
|
perro (hond)
|
s
|
dikke s (tong niet te ver voorin de mond)
|
saludar (groeten)
|
v
|
aan het begin van een woord: als b
midden in een woord: als w
|
venir (komen)
nueve (negen)
|
y
|
als j
|
mayo (mei)
|
z
|
als de Engelse th
|
marzo (maart)
|
Les 2
Arabische invloeden
De langdurige Arabische overheersing (ook weer 700 jaar) heeft natuurlijk zijn sporen in het Spaans nagelaten. Het Spaans kent honderden woorden die uit het Arabisch afkomstig zijn. Een aantal daarvan heeft ook verder zijn weg gevonden naar de Germaanse talen zoals het Nederlands.
Enkele voorbeelden:
alcohol - alcohol
algodón - katoen
azúcar - suiker
azul - blauw (azuur)
café - koffie
cero - nul (Engels: zero)
guitarra - gitaar
hasta - tot
girafa - giraf
limón - citroen (limonade en Engels: lemon)
naranja - sinaasappel
sofá - sofa
tarea - taak
tarifa - tarief
Opdracht:
Probeer de Spaanse woorden met behulp van de uitspraakregels correct uit te spreken.
Uitspraakoefeningen
Probeer de Spaanse namen in onderstaande tabel correct uit te spreken.
Steden (Ciudades)
|
Landen (Paises)
|
Namen (Nombres)
|
Barcelona
Madrid
Valencia
Córdoba
San Sebastián
Bilbao
Granada
Guadalajara
Gerona
Gibraltar
Sevilla
Quito
Caracas
Zaragoza
Santiago
Valladolid
Buenos Aires
|
Cuba
Colombia
Chile
Guinea Ecuatorial
Honduras
Ecuador
España
El Salvador
Andorra
Venezuela
Argentina
Costa Rica
Nicaragua
Los Paises Bajos
Holanda
Bélgica
|
Plácido Domingo
Pablo Picasso
Isabel Allende
Miguel de Cervantes
Che Guevara
Iker Casillas
Sergio Ramos
Miguel Torres
Raúl González
Javi García
Fernando Hierro
David Villa
David Ferrer
Juan Carlos Ferrero
Rafael Nadal
Mariano Puerta
|
Taalevolutie
In het gebruik evolueert een taal. Daarbij geldt dat woorden en vormen die vaker gebruikt worden, sterker aan die evolutie onderworpen zijn dan woorden die minder vaak gebruikt worden.
Deze vuistregel kun je mooi herkennen bij de telwoorden. De hoofdtelwoorden worden veel vaker gebruikt dan de rangtelwoorden.
Kijk in het schema hieronder naar de twee reeksen en zie hoe de rangtelwoorden veel dichter bij het Latijnse origineel zijn gebleven behalve bij de eerste drie rangtelwoorden die in de praktijk ook vaak gebruikt worden.
Latijn
|
Spaans
|
Latijn
|
Spaans
|
unus
|
uno
|
primus
|
primero
|
duo
|
dos
|
secundus
|
segundo
|
tres
|
tres
|
tertius
|
tercero
|
quattuor
|
cuatro
|
quartus
|
cuarto
|
quinque
|
cinco
|
quintus
|
quinto
|
sex
|
seis
|
sextus
|
sexto
|
septem
|
siete
|
septimus
|
séptimo
|
octo
|
ocho
|
octavus
|
octavo
|
novem
|
nueve
|
nonus
|
noveno
|
decem
|
diez
|
decimus
|
décimo
|
De meest gebruikte woorden maken de sterkste evolutie door. Dat heeft een groot nadeel. Hierdoor zullen juist de woorden die je het vaakst hoort gebruiken door een Spanjaard net die woorden zijn die het sterkst van het Latijn afwijken. De eerste indruk die je hierdoor van het Spaans krijgt, doet je niet direct aan Latijn denken.
Taalevolutie - Slijtage
Een veelvoorkomende vorm van evolutie is het afslijten of verdwijnen van uitgangen. We kijken naar enkele structurele slijtage-verschijnselen.
1. De werkwoorden verliezen in de infinitief (het hele werkwoord) de slot-e
Dat geldt voor alle drie de conjugaties in het Spaans (NB: er is geen verschil meer tussen de e-stammen en consonantstammen).
Voorbeelden:
a-stammen: dare (geven) > dar, invitare (uitnodigen) > invitar
e-stammen: habere (hebben) > haber, ponere (plaatsen, zetten) > poner
i-stammen: dormire (slapen) > dormir, venire (komen) > venir
2. De substantiva hebben de naamvallen verloren en bij vrijwel alle substantiva is de Latijnse ablativus bewaard gebleven in het woord
Bij de substantiva van de eerste declinatie (op -a) levert dat geen zichtbaar verschil op, de ablativus is immers gelijk aan de nominativus:
causa (oorzaak) > causa
forma (vorm) > forma
via (weg) > vía
Bij de substantiva van de tweede declinatie (op -us en -um) eindigt de ablativus, en dus het Spaanse woord, op -o.
murus (muur) > muro,
numerus (aantal) > número (let op het accentteken vanwege de klemtoon!)
matrimonium (huwelijk) > matrimonio
verbum (werkwoord) > verbo
Bij de substantiva van de derde declinatie eindigt de ablativus, en dus het Spaanse woord, meestal op -e
gens (volk) > gente
pars (deel) > parte
Vaak is deze -e ook nog eens weggesleten en blijft alleen de stam over:
flos, flores (bloem) > flor
amor, amores (liefde) > amor
dolor, dolores (pijn) > dolor
Vervoeging a-stammen
De a-stammen in de tegenwoordige tijd (praesens)
De regels om de vervoeging van Latijn naar Spaans om te zetten zijn heel eenvoudig:
- De e aan het einde van de infinitief verdwijnt (slijtage)
- laat alle t's in de uitgangen weg (verzachting)
- De u wordt een o
Voorbeeld: cantare - zingen
Latijn
|
Spaans
|
cantare
|
cantar
|
canto
|
canto
|
cantas
|
cantas
|
cantat
|
canta
|
cantamus
|
cantamos
|
cantatis
|
cantáis
|
cantant
|
cantan
|
Les 3
Taalevolutie - Slijtage
1. Bij de adiectiva zien we meestal hetzelfde patroon als bij de substantiva
Voorbeelden:
Eerste en tweede declinatie:
contentus (tevreden) > contento of contenta
altus (hoog) > alto of alta
maar:
tardus (laat) > tarde (mannelijk en vrouwelijk)
Bij de derde declinatie:
celeber (beroemd) > célebre
Hierbij worden de c-stammen vaak z:
ferox (woest) > feroz
2. Bij adjectiva op -is verdwijnt veelal de hele uitgang
facilis (gemakkelijk) > fácil
utilis (nuttig) > útil
maar niet als er maar één lettergreep overblijft:
brevis (kort) > breve
3. Verdwijning van letters (elisie)
Voorbeelden:
- zachte medeklinkers tussen twee klinkers verdwijnen vaak:
cadere (vallen) > caer
legere (lezen) > leer
trahere (trekken) > traer (brengen)
mensa (tafel) > mesa
cognoscere (leren kennen) > conocer NB: twee letters kwijt, maar: conozco (ik leer kennen)
- onbeklemtoonde klinkers midden in woorden verdwijnen:
veritas (waarheid) > verdad
4. Samentrekking van klinkers
Min of meer vast: ae > e
aedificium (gebouw) > edificio
quaerere (zoeken, vragen) > querer (wensen, willen, houden van)
Let op: soms slijt een woord in de ene betekenis wel en in de andere niet:
causa in de betekenis zaak wordt: cosa
causa in de betekenis reden, oorzaak blijft: causa
Taalevolutie - Verzachting
In de inleiding werd al opgemerkt dat een van de veranderingen die het Latijn heeft ondergaan een verzachting van medeklinkers is.
Enkele voorbeelden:
Verzachting
|
Latijn
|
Spaans
|
Nederlands
|
qu > gu
|
aqua
|
agua
|
water
|
t > d
|
pater
mater
totus
|
padre
madre
todo
|
vader
moeder
geheel
|
c > g
|
amicus
|
amigo
|
vriend
|
p > b
|
supra
|
sobre
|
boven
|
cl > ll
|
clamare
clavis
|
llamar
llave
|
roepen
sleutel
|
pl > ll
|
plenus
|
lleno
|
vol
|
f > h
|
fabulari
facere
|
hablar
hacer
|
spreken
doen
|
x > j
|
exemplum
|
ejemplo
|
voorbeeld
|
Diftongering
Als de klemtoon op o of e valt, verandert deze bijna altijd in een tweeklank (diftong)
Zo wordt een beklemtoonde o ue
Voorbeeld:
bonus (goed) > bueno
novus (nieuw) > nuevo
novem (negen) > nueve
pons (brug) > puente
NB: Als de klemtoon niet meer op die lettergreep valt verdwijnt de diftong weer:
zo is negentig noventa
De beklemtoonde e wordt ie
Voorbeeld:
terra > tierra
ferrum > hierro (NB: f > h!)
We zien deze diftongering ook bij veel werkwoorden als de klemtoon op de stam valt
dormire (slapen) > dormir, maar: dormio (ik slaap) > duermo
movere (bewegen) > mover, maar: moveo (ik beweeg) > muevo
Werkwoorden: a-stammen verleden tijd
In de onvoltooid verleden tijd (imperfectum) is de gelijkenis met het Latijn zeer treffend
- Ook hier verdwijnt de t in de uitgang weer
- In de eerste persoon enkelvoud verdwijnt de m in de uitgang
Latijn
|
Spaans
|
cantabam
|
cantaba
|
cantabas
|
cantabas
|
cantabat
|
cantaba
|
cantabamus
|
cantábamos
|
cantabatis
|
cantabais
|
cantabant
|
cantaban
|
Net als in het Latijn wordt het imperfectum gebruikt voor acties die langere tijd duurden of herhaaldelijk gebeurden.
De in het Spaans meer gebruikte verleden tijd is de zogenaamde indefenido, die is afgeleid van het latijnse perfectum. Je hebt dit jaar al geleerd dat die ook in het Latijn meer gebruikt werd dan het imperctum. Het betreft handelingen die in een keer afgerond werden. Meer gebruikt betekent meteen ook meer geëvolueerd. De belangrijkste ontwikkeling is het verdwijnen van -v(i)-
Latijn
|
Spaans
|
cantavi
|
canté
|
cantavisti
|
cantaste*
|
cantavi
|
cantó
|
cantavimus
|
cantamos
|
cantavistis
|
cantasteis
|
cantaverunt
|
cantaron
|
NB: Ook in het Latijn komen we de vorm cantasti al tegen!
In het Spaans kennen we overigens ook een (nieuw) perfectum.
Deze tijd wordt gevormd met het hulpwerkwoord haber (< habere) plus het voltooid deelwoord (cantatus > cantado), dus precies zoals in het Nederlands.
Zo is 'ik heb gezongen' in het Spaans 'he cantado'.
Les 4
Taalevolutie
De e voor dubbele medeklinker
Voor de dubbele medeklinkers sc, sp en st plaatst het Spaans steeds een e om de uitspraak te vereenvoudigen.
Voorbeelden:
spectaculum (schouwspel) > espectáculo
schola (school) > escuela
scribere (schrijven) > escribir
Let ook op de naam van het land: España, en van de taal: Español.
Hierbij valt echter nog te denken aan een verbastering van Hispania.
NB: Dubbele gelijke medeklinkers worden vrijwel altijd enkel:
Voorbeeld:
flamma (vlam) > flama
occupatus (bezet) > ocupado
i-e wisseling en het lidwoord
Soms zie je een wisseling van i naar e.
Voorbeelden:
imperator (keizer) > emperador
intrare > entrar
lingua (taal) > lengua
minor (kleiner) > menor
We zien deze wisseling ook bij het lidwoord.
Het Latijn kent geen lidwoorden, het Spaans kent onbepaalde en bepaalde lidwoorden.
Het onbepaalde lidwoord is afgeleid van het telwoord één:
unus > un
una > una
Het bepaald lidwoord komt van het Latijnse aanwijzend voornaamwoord die/dat.
ille > el (i-e wissel!) (In het Frans en Italiaans: il)
illa > la
illud > lo
NB: het neutrum zien we in het Spaans alleen nog in het zelfstandige gebruik van 'het'. ik doe het = lo hago. Er zijn geen onzijdige zelfstandige naamwoorden.
Werkwoorden: vervoeging van de e-stammen
De e-stammen in de tegenwoordige tijd (praesens)
De regels zijn vrijwel gelijk aan die van de a-stammen:
- laat alle t's in de uitgangen weg (verzachting)
- De u wordt een o
- De e in de eerste persoon vervalt
Voorbeeld: respondere - antwoorden
Latijn
|
Spaans
|
respondere
|
responder
|
respondeo
|
respondo
|
respondes
|
respondes
|
respondet
|
responde
|
respondemus
|
respondémos
|
respondetis
|
respondéis
|
respondent
|
responden
|
In het imperfectum is de gelijkenis niet meer zo mooi.
- we zien de -b-vervoeging die bij de a-stammen wel behouden bleef, niet terug
- de uitgangen blijven wel het vertrouwde patroon volgen
Latijn
|
Spaans
|
respondebam
|
respondía
|
respondebas
|
respondías
|
respondebat
|
respondía
|
respondebamus
|
respondíamos
|
respondebatis
|
respondíais
|
respondebant
|
respondían
|
De perfectum-vormen zijn weer afgesleten tot de zogenaamde indefenido in het Spaans.
Let op de toch wel duidelijke verschillen.
Latijn
|
Spaans
|
respondui
|
respondí
|
responduisti
|
respondiste
|
responduit
|
respondió
|
responduimus
|
respondimos
|
responduistis
|
respondisteis
|
responduerunt
|
respondieron
|
NB: het verdwijnen van de -v- bij de a-stammen komt natuurlijk overeen met de verdwijning van de -u- hier. In feite zijn in het Latijn -u- en -v- dezelfde letter!
Werkwoorden: vervoeging van de i-stammen
De i-stammen die in het latijn toch al niet talrijk waren, zijn feitelijk langzaam aan het verdwijnen. Ze beginnen steeds meer samen te smelten met de e-stammen, een proces dat bij de consonantstammen al voltooid is. NB: Een aantal consonant-stammen uit het latijn zijn in het Spaans i-stammen geworden! (scribere > escribir, evadere > evadir, repetere > repetir)
In de tegenwoordige tijd (praesens) is de -i- van de werkwoordstam alleen behouden in de 1e en 2e persoon meervoud
Voorbeeld: dormire - slapen
Let op: bij klemtoon op de o treedt diftongering op!
Latijn
|
Spaans
|
dormire
|
dormir
|
dormio
|
duermo
|
dormis
|
duermes
|
dormit
|
duerme
|
dormimus
|
dormimos
|
dormitis
|
dormís
|
dormiunt
|
duermen
|
In de verleden tijd (imperfectum) is de congruentie met de e-stammen 100% geworden
De indefinido, afgeleid van het latijnse perfectum, van dormir is in het Spaans ook nog eens onregelmatig en laten we hier buiten beschouwing
Les 5
Esse - ser
Een van de twee werkwoorden in het Spaans voor 'zijn' is het werkwoord ser.
De infinitief is afkomstig van het Latijnse sedere, de overige vormen zijn afkomstig van het Latijnse esse, maar nogal aan verandering onderhevig geweest, althans in de tegenwoordige tijd.
We zien:
- de wisseling van u naar o
- het wegslijten van de t
- echte onregelmatigheid in de tweede persoon enkel- en meervoud
esse
|
ser
|
sum
|
soy
|
es
|
eres
|
est
|
es
|
sumus
|
somos
|
estis
|
sois
|
sunt
|
son
|
De verleden tijden zijn weer veel regelmatiger.
Het imperfectum verloopt volgens de bekende omzettingsregels:
- m uit de erste peroon enkelvoud weg
- alle t's weg
eram
|
era
|
eras
|
eras
|
erat
|
era
|
eramus
|
éramos
|
eratis
|
erais
|
erant
|
eran
|
Het perfectum is weer de indefinido geworden:
fui
|
fui
|
fuisti
|
fuiste
|
fuit
|
fue
|
fuimus
|
fuimos
|
fuistis
|
fuisteis
|
fuerunt
|
fueron
|
Stare - estar
In het Spaans kennen we een tweede werkwoord voor zijn, afkomstig van het werkwoord staan in het Latijn.
Stare > estar (altijd een e voor de combinatie st!)
De vervoeging is zelfs in de tegenwoordige tijd zeer regelmatig:
- weglating van de t
- y in de eerste persoon enkelvoud vanwege de klemtoon
stare
|
estar
|
sto
|
estoy
|
stas
|
estás
|
stat
|
está
|
stamus
|
estamos
|
statis
|
estáis
|
stant
|
están
|
De verleden tijd verloopt in het imperfectum strikt volgens de regels van de a-stammen.
De indefinido lijkt in het Spaans zeer onregelmatig. Onze wetenschap dat we aan het perfectum moeten denken in het Latijn, maakt de vormen eerder regelmatiger dan bij de andere werkwoorden. We zien namelijk dat de kenmerkende -v- in de stam behouden gebleven is.
stavi
|
estuve
|
stavisti
|
estuviste
|
stavit
|
estuvo
|
stavimus
|
estuvimos
|
stavistis
|
estuvisteis
|
staverunt
|
estuvieron
|
Ser of estar
Voor veel mensen die Spaans studeren is het gebruik van ser en estar een probleem. Als je beseft dat ser van sedere/esse en estar van stare komt, heb je een deel van de oplossing van dit probleem in handen.
Als je 'zijn' door 'staan' kunt vervangen, gebruik je estar en niet ser. Estar gaat over tijdelijke toestanden, hoe iets erbij 'staat'. Ser gaat over meer permanente, of minstens langdurige, toestanden (iets dat zit) zodat je echt over 'zijn' kunt spreken.
1. Plaatsaanduidingen
Ik ben in Barcelona = Estoy en Barcelona. Je kunt immers zeggen: ik sta in Barcelona. Het is een tijdelijke toestand.
Ik ben van Madrid = Soy de Madrid. Je kunt immers niet zeggen: ik sta uit Madrid. Het is een permanente toestand.
Waar ben je? = Dónde estás? (tijdelijk)
Waar kom je vandaan? = De dónde eres? (permanent)
2. Beroepen
Ik ben leraar = Soy profesor (langdurige toestand)
Ik ben student = Soy estudiante (langdurige toestand)
3. Toestanden
Ik ben ziek = Estoy enfermo (tijdelijk)
Ik ben lang = Soy alto (langdurig/permanent)
Let op:
Het huis ligt hoog = La casa está alta (staat op een hoge plaats)
Het huis is hoog = La casa es alta
NB: Er is, er zijn wordt vertaald met: hay (< habere)
Vergelijk het Franse 'il y a' dat eveneens van avoir komt.
Voorbeelden:
Er ligt een boek op de tafel = Hay un libro en la mesa
Er is niemand thuis = No hay nadie en casa (let op de dubbele ontkenning)
Les 6
Hebben
Het werkwoord haber (van habere) wordt uitsluitend als hulpwerkwoord bij de voltooide tijd gebruikt en in de onpersoonlijke uitdrukking hay (er is, er zijn).
Voor 'hebben'in de betekenis van bezitten gebruiken we in het Spaans tener (< tenere = vasthouden)
De vervoeging luidt als volgt, let op de diftongering en de onregelmatige ik-vorm:
tenere
|
tener
|
teneo
|
tengo
|
tenes
|
tienes
|
tenet
|
tiene
|
tenemus
|
tenemos
|
tenetis
|
tenéis
|
tenent
|
tienen
|
Voorbeelden:
Ik heb een boek = tengo un libro
Wij hebben geen wijn = no tenemos vino
Hij heeft drie zoons = tiene tres hijos
Maken / doen
Een veel gebruikt werkwoord is het werkwoord hacer (< facere = maken, doen)
let op: weer de -g- in de eerste persoon, zoals bij tener!
facere
|
hacer
|
facio
|
hago
|
facis
|
haces
|
facit
|
hace
|
facimus
|
hacemos
|
facitis
|
hacéis
|
faciunt
|
hacen
|
Voorbeelden:
Ik doe het = lo hago
jij doet niets = no haces nada
wij maken een tafel = hacemos una mesa
Nuttige zinnetjes en uitdrukkingen
Nederlands
|
Spaans
|
Latijn
|
ja
|
sí
|
sic = zo, aldus
|
nee
|
no
|
non = niet
|
dankjewel!
|
gracias!
|
gratia = dank
|
veel dank!
|
muchas gracias!
|
multus = veel
|
geen dank!
|
de nada!
|
(res) nata
|
ik weet het niet
|
no sé
|
van saber < sapere = weten
|
ik begrijp het niet
|
no entiendo
|
entendere = horen
|
alstublieft (bij vragen)
|
por favor
|
favor = gunst
|
alstublieft (bij geven)
|
tenga
aquí tiene
|
tenere = vasthouden
|
langzamer alstublieft!
|
más despacio por favor!
|
spatium = ruimte
|
Hoe zeg je in het Spaans?
|
¿cómo se dice en español?
|
dicere = zeggen
|
er is, er zijn
|
hay
|
habere = hebben
|
Tijdrekening
Palabras del tiempo (woorden van de tijd)
el año = het jaar
la estación = het jaargetijde
el mes = de maand
la semana = de week
el día = de dag
la mañana = de ochtend
la tarde = de middag
la noche = de avond, de nacht
la hora = het uur
el minuto = de minuut
el segundo = de seconde
|
annus = jaar
statio = station
mensis = maand
septimana
dies = dag
(hora) maneana = vroege uur
tardus = laat
nox = nacht
hora = uur
minutus = klein
secundus = tweede
|
Las estaciones del año
el invierno = de winter
la primavera = de lente
el verano = de zomer
el otoño = de herfst
|
tempus hibernum = winter
primo vere = in het begin van de lente
tempus veranum = lente
autumnus = herfst
|
Los meses del año
enero = januari
febrero = februari
marzo = maart
abril = april
mayo = mei
junio = juni
julio = juli
agosto = augustus
septiembre = september
octubre = Oktober
noviembre = november
diciembre = december
|
januarius
februarius
martius
aprilis
maius
junius
julius
augustus
september
oktober
november
december
|
Los días de la semana
el lunes = maandag
el martes = dinsdag
el miércoles = woensdag
el jueves = donderdag
el viernes = vrijdag
el sábado = zaterdag
el domingo = zondag
|
dies lunae
dies martis
dies mercurii
dies iovis
dies veneris
sabbatum
dies dominicus
|
¿Qué hora es?
es la una = het is één uur
son las dos = het is twee uur
son las tres y media = het is half vier
son las cinco y cuarto de la mañana = het is kwart over vijf in de ochtend
son las seis y diez de la tarde = het is tien over zes in de middag
son las ocho menos cuarto = het is kwart voor acht
Belangrijke links
Grammatica
Spaanse grammatica
Een compact overzicht van de voornaamste grammaticale onderwerpen.