Spaans voor gymnasiasten

Spaans voor gymnasiasten

Les 1

Inleiding

In deze eerste les van de Module Spaans maak je kennis met de Spaanse taal (el español)

Het Spaans is een wereldtaal, het wordt door ruim 400 miljoen mensen als moedertaal gesproken. Het is, na Chinees, de tweede (moeder)taal ter wereld, nog voor het Engels....

De aanleiding voor deze module is je te laten zien hoe enorm veel voordeel je hebt bij het aanleren van deze wereldtaal als je Latijn redelijk beheerst. Bij veel beroepen die internationaal georiënteerd zijn, is het beheersen van de Spaanse taal zeer gewenst, zoal niet vereist. Overigens geldt deze voorsprong ook voor het leren van Italiaans, maar dat is nu eenmaal geen wereldtaal.

https://www.itslearning.com/data/282/7/Spaans/Map-Hispano.jpg

Toen ik zelf voor het eerst kennismaakte met de Spaanse taal kreeg ik het gevoel Latijn te leren spreken.....

In deze module wordt geprobeerd de verwantschap zo goed mogelijk duidelijk te maken met vrijwel uitsluitend gebruikmaking van het Latijn dat je in de tweede klas gehad hebt. Dat heeft natuurlijk zijn beperkingen.

Oorsprong van het Spaans

Het Spaans stamt af van het Latijn, de taal van de Romeinen, die het Iberische schiereiland (zie kaartje hieronder) gedurende ongeveer 700 jaar bestuurden. In de loop van de tijd, een kleine 2000 jaar, is de taal natuurlijk behoorlijk geëvolueerd.

Opvallende veranderingen zijn het wegvallen van de naamvallen, het verzachten van medeklinkers (voorbeeld: vita werd vida) en het diftongeren (tot dubbelklinker worden) van korte klinkers als de klemtoon erop valt (voorbeeld: terra werd tierra). Daarentegen zien we dat de werkwoordsvervoegingen nog vaak nauw aansluiten bij de conjugaties in het Latijn.

De politieke verbrokkeling op het Iberische schiereiland (het huidige Spanje en Portugal) leidde tot het ontstaan van verschillende verwante talen zoals het Portugees, het Catalaans en het Galicisch, die tot op de dag van vandaag naast het officiële Spaans (het Castilliaans) bestaan.

https://www.itslearning.com/data/282/7/Spaans/talen-in-spanje.jpgDe eerste teksten in het Spaans dateren uit de 9e eeuw. Het Cantar de Mio Cid, uit de 12e eeuw, is een van de oudste lange teksten in het Spaans. Het eerste woordenboek werd geschreven in 1492. In datzelfde jaar ontdekte Columbus Amerika, wat het begin van de verspreiding van het Spaans als wereldtaal betekende. Sedertdien hebben de uitspraak en de woordenschat zich in de oude (Spanje) en de nieuwe (Amerika) wereld verschillend ontwikkeld. In datzelfde jaar 1492 werden ook nog eens de Joden uit Spanje verdreven, zodat het Joodse Spaans, beter bekend als Ladino, zich tot een derde variant ontwikkelde.

De huidige standaardtaal is grotendeels gebaseerd op het dialect uit de omgeving van Toledo, het Castilliaans. In Spanje werden de andere talen in 1714 met de opkomst van de dynastie van het Huis Bourbon verboden en hebben opeenvolgende despoten ze in verschillende periodes min of meer actief vervolgd, waardoor ze gaandeweg aan sprekers verloren. De laatste in die rij was de dictator Francisco Franco, die hele anderstalige bibliotheken liet verbranden en de Guardia Civil boetes liet uitschrijven voor iedereen die anders sprak. Sinds het herstel van de democratie in 1975 hebben de andere Spaanse talen opnieuw een officieel grondwettelijke status gekregen en is hen nieuw leven ingeblazen.

Uitspraak

Uitspraak

De uitspraak en spelling van het Spaans zijn, in vergelijking met die van veel andere talen, vrij eenvoudig. Weet je eenmaal de uitspraak van alle letters en de regels voor de klemtoon, dan kun je in principe elke tekst probleemloos uitspreken.
Er zijn natuurlijk verschillende dialecten en streektalen. De uitspraak rond de hoofdstad Madrid klinkt anders dan die in Andalusië, en het Spaanse Spaans (Castilliaans) klinkt ook anders dan in Zuid- en Midden-Amerika. Ook binnen de Latijns-Amerikaanse landen zijn er verschillende regionale varianten. De verschillen zijn echter zodanig beperkt dat je met het officiële Spaans overal probleemloos terecht kunt.

Hieronder volgen de uitspraakregels voor alle klanken in het Spaans. Bestudeer de regels en luister in de les naar de voorbeelden. Luister vervolgens goed naar de voorbeelden in de Uitspraakvoorbeelden voor de nuances in de klanken. Probeer daarna de woorden in de kolommen 'voorbeeld' zelf correct uit te spreken.

Klemtoon

De ligging van de klemtoon is afhankelijk van de eindletter van een woord.
Eindigt een woord op een klinker, -n of -s, dan ligt de klemtoon op de voorlaatste lettergreep, tenzij er maar één lettergreep is. (voorbeeld: Barcelona)
Eindigt een woord op een medeklinker, behalve -n of -s, dan ligt de klemtoon op de laatste lettergreep. (voorbeeld: Madrid)
In alle andere gevallen staat er een accentteken op de beklemtoonde klinker (bijv. fármaco (geneesmiddel), Córdoba).
Een combinatie van twee klinkers waaronder een i, u of y is een tweeklank en geldt voor de bepaling van de klemtoon als een enkele lettergreep. (bijv, Murcia)

Klinkers

We beginnen met de klinkers. De belangrijke regel is dat klinkers altijd op dezelfde manier worden uitgesproken. Er bestaat dus niet zoals bij ons een verschil tussen de uitspraak van klinkers in open en gesloten lettergrepen (zoals bij kok en koken). Evenmin bestaan er stomme klinkers aan het einde van woorden.

klinker

klinkt als

voorbeeld

a

tussen a en aa.

cantar (zingen)

e

tussen e en ee.

mesa (tafel)

i

ie

vida (leven)

ie

NB: twee letters maar 1 lettergreep: i-e

siempre (altijd)

o

tussen o en oo

poner (plaatsen)

u

oe, niet uitgesproken in de combinaties gue, gui en qu

uno (één)

 

Medeklinkers

Vervolgens kijken we naar de medeklinkers. In het overzicht hieronder staan uitsluitend de medeklinkers die wat uitspraak betreft (duidelijk) afwijken van het Nederlands.

letter

klinkt als

voorbeeld

c

voor e of i: als de Engelse th
overige gevallen: k

cena (diner, avondmaaltijd)
casa (huis)

ch

als tsj

chocolate (chocolade)

d

als de Engelse th

dar (geven)

g

voor i of e als Nederlandse g
overige gevallen: als de Franse g in garçon

gente (mensen)
ganar (winnen; verdienen (geld))

gu

in de combinaties gue en gui als de Franse g in garçon

guerra (oorlog)

h

wordt niet uitgesproken

hotel (hotel)

j

als Nederlandse g

trabajo (werk)

ll

als lj

calle (straat)

ñ

nj

mañana (morgen)

qu

k

querer (vragen)

r

rollende r

caro (duur)

rr

langer uitgesproken r

perro (hond)

s

dikke s (tong niet te ver voorin de mond)

saludar (groeten)

v

aan het begin van een woord: als b
midden in een woord: als w

venir (komen)
nueve (negen)

y

als j

mayo (mei)

z

als de Engelse th

marzo (maart)

 

 

Les 2

Arabische invloeden

De langdurige Arabische overheersing (ook weer 700 jaar) heeft natuurlijk zijn sporen in het Spaans nagelaten. Het Spaans kent honderden woorden die uit het Arabisch afkomstig zijn. Een aantal daarvan heeft ook verder zijn weg gevonden naar de Germaanse talen zoals het Nederlands.

Enkele voorbeelden:
alcohol - alcohol
algodón - katoen
azúcar - suiker
azul - blauw (azuur)
café - koffie
cero - nul (Engels: zero)
guitarra - gitaar
hasta - tot
girafa - giraf
limón - citroen (limonade en Engels: lemon)
naranja - sinaasappel
sofá - sofa
tarea - taak
tarifa - tarief

Opdracht:
Probeer de Spaanse woorden met behulp van de uitspraakregels correct uit te spreken.

Uitspraakoefeningen

Probeer de Spaanse namen in onderstaande tabel correct uit te spreken.

Steden (Ciudades)

Landen (Paises)

Namen (Nombres)

Barcelona
Madrid
Valencia
Córdoba
San Sebastián
Bilbao
Granada
Guadalajara
Gerona
Gibraltar
Sevilla
Quito
Caracas
Zaragoza
Santiago
Valladolid
Buenos Aires

Cuba
Colombia
Chile
Guinea Ecuatorial
Honduras
Ecuador
España
El Salvador
Andorra
Venezuela
Argentina
Costa Rica
Nicaragua
Los Paises Bajos
Holanda
Bélgica

Plácido Domingo
Pablo Picasso
Isabel Allende
Miguel de Cervantes
Che Guevara
Iker Casillas
Sergio Ramos
Miguel Torres
Raúl González
Javi García
Fernando Hierro
David Villa
David Ferrer
Juan Carlos Ferrero
Rafael Nadal
Mariano Puerta

 

Taalevolutie

In het gebruik evolueert een taal. Daarbij geldt dat woorden en vormen die vaker gebruikt worden, sterker aan die evolutie onderworpen zijn dan woorden die minder vaak gebruikt worden.
Deze vuistregel kun je mooi herkennen bij de telwoorden. De hoofdtelwoorden worden veel vaker gebruikt dan de rangtelwoorden.
Kijk in het schema hieronder naar de twee reeksen en zie hoe de rangtelwoorden veel dichter bij het Latijnse origineel zijn gebleven behalve bij de eerste drie rangtelwoorden die in de praktijk ook vaak gebruikt worden.

Latijn

Spaans

Latijn

Spaans

unus

uno

primus

primero

duo

dos

secundus

segundo

tres

tres

tertius

tercero

quattuor

cuatro

quartus

cuarto

quinque

cinco

quintus

quinto

sex

seis

sextus

sexto

septem

siete

septimus

séptimo

octo

ocho

octavus

octavo

novem

nueve

nonus

noveno

decem

diez

decimus

décimo


De meest gebruikte woorden maken de sterkste evolutie door. Dat heeft een groot nadeel. Hierdoor zullen juist de woorden die je het vaakst hoort gebruiken door een Spanjaard net die woorden zijn die het sterkst van het Latijn afwijken. De eerste indruk die je hierdoor van het Spaans krijgt, doet je niet direct aan Latijn denken.


 

Taalevolutie - Slijtage

Een veelvoorkomende vorm van evolutie is het afslijten of verdwijnen van uitgangen. We kijken naar enkele structurele slijtage-verschijnselen.

1. De werkwoorden verliezen in de infinitief (het hele werkwoord) de slot-e

Dat geldt voor alle drie de conjugaties in het Spaans (NB: er is geen verschil meer tussen de e-stammen en consonantstammen).
Voorbeelden:
a-stammen: dare (geven) > dar,  invitare (uitnodigen) > invitar
e-stammen: habere (hebben) > haber, ponere (plaatsen, zetten) > poner
i-stammen: dormire (slapen) > dormir, venire (komen) > venir

2. De substantiva hebben de naamvallen verloren en bij vrijwel alle substantiva is de Latijnse ablativus bewaard gebleven in het woord

Bij de substantiva van de eerste declinatie (op -a) levert dat geen zichtbaar verschil op, de ablativus is immers gelijk aan de nominativus:

causa (oorzaak) > causa
forma (vorm) > forma
via (weg) > vía

Bij de substantiva van de tweede declinatie (op -us en -um) eindigt de ablativus, en dus het Spaanse woord, op -o.

murus (muur) > muro,
numerus (aantal) > número (let op het accentteken vanwege de klemtoon!)
matrimonium (huwelijk) > matrimonio
verbum (werkwoord) > verbo

Bij de substantiva van de derde declinatie eindigt de ablativus, en dus het Spaanse woord,  meestal op -e

gens (volk) > gente
pars (deel) > parte

Vaak is deze -e ook nog eens weggesleten en blijft alleen de stam over:

flos, flores (bloem) > flor
amor, amores (liefde) > amor
dolor, dolores (pijn) > dolor
 

 

 

Vervoeging a-stammen

De a-stammen in de tegenwoordige tijd (praesens)
De regels om de vervoeging van Latijn naar Spaans om te zetten zijn heel eenvoudig:

- De e aan het einde van de infinitief verdwijnt (slijtage)
- laat alle t's in de uitgangen weg (verzachting)
- De u wordt een o

Voorbeeld: cantare - zingen

Latijn

Spaans

cantare

cantar

canto

canto

cantas

cantas

cantat

canta

cantamus

cantamos

cantatis

cantáis

cantant

cantan



 

Les 3

Taalevolutie - Slijtage

1. Bij de adiectiva zien we meestal hetzelfde patroon als bij de substantiva

Voorbeelden:

Eerste en tweede declinatie:
contentus (tevreden) > contento of contenta
altus (hoog) > alto of alta
maar:
tardus (laat) > tarde (mannelijk en vrouwelijk)
Bij de derde declinatie:
celeber (beroemd) > célebre
Hierbij worden de c-stammen vaak z:
ferox (woest) > feroz

2. Bij adjectiva op -is verdwijnt veelal de hele uitgang

facilis (gemakkelijk)  > fácil
utilis (nuttig) > útil
maar niet als er maar één lettergreep overblijft:
brevis (kort) > breve

3. Verdwijning van letters (elisie)

Voorbeelden:

- zachte medeklinkers tussen twee klinkers verdwijnen vaak:

cadere (vallen) > caer
legere (lezen) > leer
trahere (trekken) > traer (brengen)
mensa (tafel) > mesa
cognoscere (leren kennen) > conocer NB: twee letters kwijt, maar: conozco (ik leer kennen)

- onbeklemtoonde klinkers midden in woorden verdwijnen:

veritas (waarheid) > verdad

4. Samentrekking van klinkers

Min of meer vast: ae > e
aedificium (gebouw) > edificio
quaerere (zoeken, vragen) > querer (wensen, willen, houden van)

Let op: soms slijt een woord in de ene betekenis wel en in de andere niet:
causa in de betekenis zaak wordt: cosa
causa in de betekenis reden, oorzaak blijft: causa

 

Taalevolutie - Verzachting

In de inleiding werd al opgemerkt dat een van de veranderingen die het Latijn heeft ondergaan een verzachting van medeklinkers is. 
Enkele voorbeelden:

 

 Verzachting

 Latijn

Spaans 

Nederlands

 qu > gu

aqua

agua 

water

 t > d

pater
mater
totus

padre 
madre
todo

vader
moeder
geheel

 c > g

amicus

amigo

vriend

 p > b

supra

sobre 

boven 

 cl > ll

clamare
clavis

llamar
llave

roepen
sleutel

 pl > ll

plenus

lleno

vol

 f > h

fabulari
facere

hablar
hacer

spreken
doen

 x > j

exemplum

ejemplo

voorbeeld

 

Diftongering

Als de klemtoon op o of e valt, verandert deze bijna altijd in een tweeklank (diftong)

Zo wordt een beklemtoonde o ue
Voorbeeld:
bonus (goed) > bueno
novus (nieuw) > nuevo
novem (negen) > nueve
pons (brug) > puente
NB: Als de klemtoon niet meer op die lettergreep valt verdwijnt de diftong weer:
zo is negentig noventa 

De beklemtoonde e wordt ie
Voorbeeld:
terra > tierra
ferrum > hierro (NB: f > h!)

We zien deze diftongering ook bij veel werkwoorden als de klemtoon op de stam valt
dormire (slapen) > dormir, maar: dormio (ik slaap) > duermo
movere (bewegen) > mover, maar: moveo (ik beweeg) > muevo
 

Werkwoorden: a-stammen verleden tijd

In de onvoltooid verleden tijd (imperfectum) is de gelijkenis met het Latijn zeer treffend
- Ook hier verdwijnt de t in de uitgang weer
- In de eerste persoon enkelvoud verdwijnt de m in de uitgang

Latijn

Spaans

cantabam

cantaba

cantabas

cantabas

cantabat

cantaba

cantabamus

cantábamos

cantabatis

cantabais

cantabant

cantaban


Net als in het Latijn wordt het imperfectum gebruikt voor acties die langere tijd duurden of herhaaldelijk gebeurden.

De in het Spaans meer gebruikte verleden tijd is de zogenaamde indefenido, die is afgeleid van het latijnse perfectum. Je hebt dit jaar al geleerd dat die ook in het Latijn meer gebruikt werd dan het imperctum. Het betreft handelingen die in een keer afgerond werden. Meer gebruikt betekent meteen ook meer geëvolueerd. De belangrijkste ontwikkeling is het verdwijnen van -v(i)-

Latijn

Spaans

cantavi

canté

cantavisti

cantaste*

cantavi

cantó

cantavimus

cantamos

cantavistis

cantasteis

cantaverunt

cantaron


NB: Ook in het Latijn komen we de vorm cantasti al tegen!

In het Spaans kennen we overigens ook een (nieuw) perfectum.
Deze tijd wordt gevormd met het hulpwerkwoord haber (< habere) plus het voltooid deelwoord (cantatus > cantado), dus precies zoals in het Nederlands.
Zo is 'ik heb gezongen' in het Spaans 'he cantado'.

 

Les 4

Taalevolutie

De e voor dubbele medeklinker

Voor de dubbele medeklinkers sc, sp en st plaatst het Spaans steeds een e om de uitspraak te vereenvoudigen.

Voorbeelden:
spectaculum (schouwspel) > espectáculo
schola (school) > escuela
scribere (schrijven) > escribir

Let ook op de naam van het land: España, en van de taal: Español.
Hierbij valt echter nog te denken aan een verbastering van Hispania.

NB: Dubbele gelijke medeklinkers worden vrijwel altijd enkel:
Voorbeeld:
flamma (vlam) > flama
occupatus (bezet) > ocupado

i-e wisseling en het lidwoord

Soms zie je een wisseling van i naar e.

Voorbeelden:
imperator (keizer) > emperador
intrare > entrar
lingua (taal) > lengua
minor (kleiner) > menor

We zien deze wisseling ook bij het lidwoord.
Het Latijn kent geen lidwoorden, het Spaans kent onbepaalde en bepaalde lidwoorden.
Het onbepaalde lidwoord is afgeleid van het telwoord één:
unus > un
una > una

Het bepaald lidwoord komt van het Latijnse aanwijzend voornaamwoord die/dat.
ille > el (i-e wissel!)  (In het Frans en Italiaans: il)
illa > la
illud > lo

NB: het neutrum zien we in het Spaans alleen nog in het zelfstandige gebruik van 'het'. ik doe het = lo hago. Er zijn geen onzijdige zelfstandige naamwoorden.

Werkwoorden: vervoeging van de e-stammen

De e-stammen in de tegenwoordige tijd (praesens)
De regels zijn vrijwel gelijk aan die van de a-stammen:
- laat alle t's in de uitgangen weg (verzachting)
- De u wordt een o
- De e in de eerste persoon vervalt

Voorbeeld: respondere - antwoorden 

Latijn

Spaans

respondere

responder

respondeo

respondo

respondes

respondes

respondet

responde

respondemus

respondémos

respondetis

respondéis

respondent

responden


In het imperfectum is de gelijkenis niet meer zo mooi.
-  we zien de -b-vervoeging die bij de a-stammen wel behouden bleef, niet terug
- de uitgangen blijven wel het vertrouwde patroon volgen

Latijn

Spaans

respondebam

respondía

respondebas

respondías

respondebat

respondía

respondebamus

respondíamos

respondebatis

respondíais

respondebant

respondían


De perfectum-vormen zijn weer afgesleten tot de zogenaamde indefenido in het Spaans.
Let op de toch wel duidelijke verschillen.

Latijn

Spaans

respondui

respondí

responduisti

respondiste

responduit

respondió

responduimus

respondimos

responduistis

respondisteis

responduerunt

respondieron


NB: het verdwijnen van de -v- bij de a-stammen komt natuurlijk overeen met de verdwijning van de -u- hier. In feite zijn in het Latijn -u- en -v- dezelfde letter!

 

Werkwoorden: vervoeging van de i-stammen

De i-stammen die in het latijn toch al niet talrijk waren, zijn feitelijk langzaam aan het verdwijnen. Ze beginnen steeds meer samen te smelten met de e-stammen, een proces dat bij de consonantstammen al voltooid is. NB: Een aantal consonant-stammen uit het latijn zijn in het Spaans i-stammen geworden! (scribere > escribir, evadere > evadir, repetere > repetir)

In de tegenwoordige tijd (praesens) is de -i- van de werkwoordstam alleen behouden in de 1e en 2e persoon meervoud

Voorbeeld: dormire - slapen
Let op: bij klemtoon op de o treedt diftongering op!

Latijn

Spaans

dormire

dormir

dormio

duermo

dormis

duermes

dormit

duerme

dormimus

dormimos

dormitis

dormís

dormiunt

duermen


In de verleden tijd (imperfectum) is de congruentie met de e-stammen 100% geworden

De indefinido, afgeleid van het latijnse perfectum, van dormir is in het Spaans ook nog eens onregelmatig en laten we hier buiten beschouwing

Les 5

Esse - ser

Een van de twee werkwoorden in het Spaans voor 'zijn' is het werkwoord ser.

De infinitief is afkomstig van het Latijnse sedere, de overige vormen zijn afkomstig van het Latijnse esse, maar nogal aan verandering onderhevig geweest, althans in de tegenwoordige tijd.
We zien:
- de wisseling van u naar o
- het wegslijten van de t
- echte onregelmatigheid in de tweede persoon enkel- en meervoud

esse

ser

sum

soy

es

eres

est

es

sumus

somos

estis

sois

sunt

son


De verleden tijden zijn weer veel regelmatiger.
Het imperfectum verloopt volgens de bekende omzettingsregels:
- m uit de erste peroon enkelvoud weg
- alle t's weg

eram

era

eras

eras

erat

era

eramus

éramos

eratis

erais

erant

eran

 

Het perfectum is weer de indefinido geworden:

fui

fui

fuisti

fuiste

fuit

fue

fuimus

fuimos

fuistis

fuisteis

fuerunt

fueron

 

Stare - estar

In het Spaans kennen we een tweede werkwoord voor zijn, afkomstig van het werkwoord staan in het Latijn.
Stare > estar (altijd een e voor de combinatie st!)

De vervoeging is zelfs in de tegenwoordige tijd zeer regelmatig:
- weglating van de t
- y in de eerste persoon enkelvoud vanwege de klemtoon

stare

estar

sto

estoy

stas

estás

stat

está

stamus

estamos

statis

estáis

stant

están

 

De verleden tijd verloopt in het imperfectum strikt volgens de regels van de a-stammen.

De indefinido lijkt in het Spaans zeer onregelmatig. Onze wetenschap dat we aan het perfectum moeten denken in het Latijn, maakt de vormen eerder regelmatiger dan bij de andere werkwoorden. We zien namelijk dat de kenmerkende -v- in de stam behouden gebleven is.

stavi

estuve

stavisti

estuviste

stavit

estuvo

stavimus

estuvimos

stavistis

estuvisteis

staverunt

estuvieron

 

Ser of estar

Voor veel mensen die Spaans studeren is het gebruik van ser en estar een probleem. Als je beseft dat ser van sedere/esse en estar van stare komt, heb je een deel van de oplossing van dit probleem in handen.

Als je 'zijn' door 'staan' kunt vervangen, gebruik je estar en niet ser. Estar gaat over tijdelijke toestanden, hoe iets erbij 'staat'. Ser gaat over meer permanente, of minstens langdurige, toestanden (iets dat zit) zodat je echt over 'zijn' kunt spreken.

1. Plaatsaanduidingen
Ik ben in Barcelona = Estoy en Barcelona. Je kunt immers zeggen: ik sta in Barcelona. Het is een tijdelijke toestand.
Ik ben van Madrid = Soy de Madrid. Je kunt immers niet zeggen: ik sta uit Madrid. Het is een permanente toestand.
Waar ben je? = Dónde estás? (tijdelijk)
Waar kom je vandaan? = De dónde eres? (permanent)

2. Beroepen
Ik ben leraar = Soy profesor (langdurige toestand)
Ik ben student = Soy estudiante (langdurige toestand)

3. Toestanden
Ik ben ziek = Estoy enfermo (tijdelijk)
Ik ben lang = Soy alto (langdurig/permanent)
Let op:
Het huis ligt hoog = La casa está alta (staat op een hoge plaats)
Het huis is hoog = La casa es alta

NB: Er is, er zijn wordt vertaald met: hay (< habere)
Vergelijk het Franse 'il y a' dat eveneens van avoir komt.
Voorbeelden:
Er ligt een boek op de tafel = Hay un libro en la mesa
Er is niemand thuis = No hay nadie en casa (let op de dubbele ontkenning)
 

Les 6

Hebben

Het werkwoord haber (van habere) wordt uitsluitend als hulpwerkwoord bij de voltooide tijd gebruikt en in de onpersoonlijke uitdrukking hay (er is, er zijn).

Voor 'hebben'in de betekenis van bezitten gebruiken we in het Spaans tener (< tenere = vasthouden)
De vervoeging luidt als volgt, let op de diftongering en de onregelmatige ik-vorm:

tenere

tener

teneo

tengo

tenes

tienes

tenet

tiene

tenemus

tenemos

tenetis

tenéis

tenent

tienen


Voorbeelden:
Ik heb een boek = tengo un libro
Wij hebben geen wijn = no tenemos vino
Hij heeft drie zoons = tiene tres hijos
 

Maken / doen

Een veel gebruikt werkwoord is het werkwoord hacer (< facere = maken, doen)
let op: weer de -g- in de eerste persoon, zoals bij tener!

facere

hacer

facio

hago

facis

haces

facit

hace

facimus

hacemos

facitis

hacéis

faciunt

hacen


Voorbeelden:
Ik doe het = lo hago
jij doet niets = no haces nada
wij maken een tafel = hacemos una mesa

Nuttige zinnetjes en uitdrukkingen

 

 Nederlands

 Spaans

Latijn

 ja

 sí

 sic = zo, aldus

 nee

 no

 non = niet

 dankjewel!

 gracias!

 gratia = dank

 veel dank!

 muchas gracias!

 multus = veel

 geen dank!

 de nada!

 (res) nata 

 ik weet het niet

 no sé

 van saber < sapere = weten

 ik begrijp het niet

 no entiendo

 entendere = horen 

 alstublieft (bij vragen)

 por favor

 favor = gunst

 alstublieft (bij geven)

 tenga
 aquí tiene

 tenere = vasthouden 

 langzamer alstublieft!

 más despacio por favor!

 spatium = ruimte

 Hoe zeg je in het Spaans?

 ¿cómo se dice en español?

 dicere = zeggen

 er is, er zijn

 hay

 habere = hebben

 

Tijdrekening

Palabras del tiempo (woorden van de tijd)

el año = het jaar
la estación = het jaargetijde
el mes = de maand
la semana = de week
el día = de dag
la mañana = de ochtend
la tarde = de middag
la noche = de avond, de nacht
la hora = het uur
el minuto = de minuut
el segundo = de seconde

annus = jaar
statio = station
mensis = maand
septimana
dies = dag
(hora) maneana = vroege uur
tardus = laat
nox = nacht
hora = uur
minutus = klein
secundus = tweede


Las estaciones del año

el invierno = de winter
la primavera = de lente
el verano = de zomer
el otoño = de herfst

tempus hibernum = winter
primo vere = in het begin van de lente
tempus veranum = lente
autumnus = herfst


Los meses del año

enero = januari
febrero = februari
marzo = maart
abril = april
mayo = mei
junio = juni
julio = juli
agosto = augustus
septiembre = september
octubre = Oktober
noviembre = november
diciembre = december

 januarius
 februarius
 martius
 aprilis
 maius
 junius
 julius
 augustus
 september
 oktober
 november
 december


Los días de la semana

el lunes = maandag
el martes = dinsdag
el miércoles = woensdag
el jueves = donderdag
el viernes = vrijdag
el sábado = zaterdag
el domingo = zondag

dies lunae
dies martis
dies mercurii
dies iovis
dies veneris
sabbatum
dies dominicus 


¿Qué hora es?

es la una = het is één uur
son las dos = het is twee uur
son las tres y media = het is half vier
son las cinco y cuarto de la mañana = het is kwart over vijf in de ochtend
son las seis y diez de la tarde = het is tien over zes in de middag
son las ocho menos cuarto = het is kwart voor acht

Belangrijke links

Grammatica

Spaanse grammatica
Een compact overzicht van de voornaamste grammaticale onderwerpen.

  • Het arrangement Spaans voor gymnasiasten is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Jos Stollman Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2016-01-18 14:44:34
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Cursus voor leerlingen die één jaar Latijn hebben gehad.
    Leerniveau
    VWO 2; VWO 3;
    Leerinhoud en doelen
    Latijn; Oriënterend lezen; Spaans; Lezen; Opleiding;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    gymnasium, latijn, spaans

    Bronnen

    Bron Type
    Spaanse grammatica
    http://bisserver.be/online/spaans/sp01/sp01_001_0v01/html/grammatica.html
    Link
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.