Maken / doen

Een veel gebruikt werkwoord is het werkwoord hacer (< facere = maken, doen)
let op: weer de -g- in de eerste persoon, zoals bij tener!

facere

hacer

facio

hago

facis

haces

facit

hace

facimus

hacemos

facitis

hacéis

faciunt

hacen


Voorbeelden:
Ik doe het = lo hago
jij doet niets = no haces nada
wij maken een tafel = hacemos una mesa