Welkom bij dit arrangement die gaat over `leren te leren`.
Je gaat ontdekken welke manieren van leren er zijn en welke vaardigheden handig zijn tijdens het opslaan van kennis in je geheugen.
Dit is welicht de eerste keer dat je op deze manier bezig bent met `leren`.
Aan de start van dit arrangement wil ik je graag van harte feliciteren met het behalen van een voldoende voor dit vak. Je hebt je onwijs goed ingezet en je hebt laten zien dat jij de verantwoordelijkheid voor je eigen leren in eigen beheer kan houden.
Tenzij het tegendeel bewezen wordt, blijft deze voldoende gewoon staan. So, it`s up to you!
Mindmapping
Aantekeningen maken door mindmapping
Mindmapping is een creatieve techniek die mensen helpt om delen van de hersenen te gebruiken die doorgaans niet gebruikt worden. Het mindmappen is ontwikkeld door de Engelsman Tony Buzan.
Mindmapping kan bijvoorbeeld gebruikt worden bij het:
maken van aantekeningen (tijdens de les);
voorbereiden en geven van presentaties;
inplannen van werkzaamheden en structureren van moeilijke informatie bijvoorbeeld voor een toets;
ordenen van gedachten:
Door gebruik te maken van mindmapping leer je sneller (informatie wordt sneller opgenomen), stimuleer je je eigen creativiteit en kun je beter onthouden. De vorm kan verschillen:
een woordspin (in de vorm van een spin in een web);
een cirkel met daaromheen andere cirkels, verbonden door pijlen die de relatie aangeven (mindmap) om bijvoorbeeld een hoorcollege of literatuur visueel weer te geven;
Af en toe loop ik helemaal vast in m`n creativiteit of kom ik situaties tegen waarvan ik niet weet hoe ik daarmee om moet gaan.
Hieronder een aantal geinige filmpjes.
Bij het maken van verslagen tijdens je opleiding heb je te maken met reflecteren op je handelen. Ook binnen praktijksituaties zoals bijvoorbeeld op stage moet je dit goed kunnen om zo leerdoelen op te kunnen stellen en je te ontwikkelen als professional.
Om op je leerdoelen te kunnen evalueren en reflecteren, is het slim om deze vooraf SMART te formuleren.
SMART methode
Wanneer jij je leerdoelen SMART hebt geformuleerd, ga je aan de slag met projecten of in beroepssituaties om te werken aan dit leerdoel. Na een aantal weken zal je gaan reflecteren. Dit betekent dat je gaat kijken naar hoe jij hebt gewerkt aan je leerdoel en of je uiteindelijk deze handeling of dit gedrag onder de knie hebt gekregen.
Reflecteren kun je doen aan de hand van de STARR(T) methode. Deze laatste T staat voor Transfer.
STARR methode
Verslagen maken
Op je vooropleiding heb je er ongetwijfeld ook vaak genoeg mee te maken gehad, verslagen maken.
In dit arrangement worden een aantal tips gegeven voor het schrijven van een overzichtelijk verslag.
Een verslag kan de volgende structuur hebben:
Omslag; een voorkant met enkel de titel van het verslag
Titelpagina; op deze pagina’s vermeld je de auteur(s), datum, opdrachtgever, contactgegevens
Samenvatting; ongeveer 1 pagina
Inhoudsopgave
Voorwoord (meestal het enige stuk wat persoonlijk is, vaak ook een dankwoord)
Inleiding(onderwerp introduceren, doel van verslag aangeven en interesse wekken van de lezer)
In dit arrangement ga je thema 2 uit het boek `Cliënt en omgeving` ontdekken en maak je opdrachten die aansluiten op de lesstof uit dit thema. Aan de linkerkant van deze pagina zie je verschillende titels staan die je ook terug kan vinden in je boek. Het arrangement is zo opgebouwd dat je de verschillende titels van boven naar beneden maar ook afzonderlijk van elkaar kan maken. Je begint bij de bovenste titel en drukt onder aan de pagina op volgende om door te gaan. Zo werk je door het gehele thema.
Het is zeker raadzaam om het boek bij dit arrangement te gebruiken. Het arrangement dient ter ondersteuning van het boek en dus niet ter vervanging.
Veel leerplezier toegewenst!
Gedrag
Menselijk gedrag
Als we het hebben over gedrag, dan bedoelen we hiermee:
- Een optelsom van gevoelens, gedachten, waarnemingen, meningen en bewegingen
- Uitdrukking van denken, vinden en voelen
Wat hiermee gezegd wordt, is dat alles wat mensen doen of juist niet doen, gedrag is.
Als je kijkt naar de afbeelding van Loesje hierboven dan zie je dat de gedachte haar gedrag bepaald. Een uitdrukking van denken dus.
Gedragsaspecten
Gedrag is te onderscheiden in 3 belangrijke aspecten:
1. (KUNNEN) Motorische aspect
Kruipen, lopen, springen, uithoudingsvermogen en lenigheid
Ontwikkeling eigen identiteit! Sociale ontwikkeling = omgang met anderen/spelgedrag. Affectief = ontwikkeling emoties/gevoelens.
Bij de seksuele ontwikkeling spelen sociaal-affectieve aspecten een grote rol. Het is de ontwikkeling van seksueel gedrag en lichaams- en lustbeleving.
Versiertrucs
Dingen die we meemaken roepen verschillende gedachten bij ons op. Deze gedachten leiden tot gevoelens en die leiden weer tot handelingen.
Bekijk de volgende video over `een muis in de val. Beantwoord tijdens of na de video de 3 vragen.
Een muis in de val
Reclamemakers spelen in op de gedachten en gevoelens van mensen om zo gedrag te beïnvloeden.
In de video wordt gebruik gemaakt van de muis. Veel mensen vinden muizen `eng` (gedachte). Een emotie hierbij kan zijn `angst`. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat sommigen hun handen voor de ogen slaan (handeling)
Als mensen de muis in de val zien liggen, denken ze dat deze dood is (gedachte). Emoties hierbij kunnen zijn `verdriet` of `opluchting`. Een handeling die gestuurd wordt door die gedachte en emotie kan zijn dat men een verdrietige 'ooooh' laat horen.
Gedragsdeterminanten
Gedragsdeterminanten zijn factoren die ons gedrag verklaren tot op zekere hoogte. 100% verklaring of begrijpen van bepaald gedrag is nooit aan de orde.
Oefening: Gedragsdeterminanten
Oefening: Gedragsdeterminanten
0%
In de oefeningen komen de verschillende gedragsdeterminanten aan bod. Gebruik bij het beantwoorden van de vragen de informatie uit het boek `Cliënt en omgeving`.
De ontwikkelingspsychologie bestudeert het menselijk gedrag in alle levensfasen. Het gaat hierbij om de normale ontwikkeling. Door verschillende onderzoekers is de ontwikkeling van mens en zijn leergedrag onderzocht. Hierbij zijn verschillende stromingen te benoemen namelijk:
- Het behaviorisme
- Het cognitivisme
- Het constructivisme
Lees de informatie over de verschillende stromingen in je boek `Cliënt en omgeving`. Onderstaande video en afbeeldingen kunnen je helpen bij het onderscheiden van de 3 stromingen.
Het behaviorisme
3 stromingen in de ontwikkelingspsychologie
De puber
In dit arrangement ga je thema 6 uit het boek `Cliënt en omgeving` ontdekken en maak je opdrachten die aansluiten op de lesstof uit dit thema. Aan de linkerkant van deze pagina zie je verschillende titels staan die je ook terug kan vinden in je boek. Het arrangement is zo opgebouwd dat je de verschillende titels van boven naar beneden maar ook afzonderlijk van elkaar kan maken. Je begint bij de bovenste titel en drukt onder aan de pagina op volgende om door te gaan. Zo werk je door het gehele thema.
Het is zeker raadzaam om het boek bij dit arrangement te gebruiken. Het arrangement dient ter ondersteuning van het boek en dus niet ter vervanging.
Veel leerplezier toegewenst!
Jeugdjaren
De puberteit is de periode tussen het kind-zijn en volwassen worden in. Hierin is een indeling te zien:
-Prepuberteit (9-12jaar)
ook wel laatste fase van kindertijd genoemd
- Puberteit (12-16jaar)
fase waarin de seksuele of geslachtelijke rijping plaatsvindt
- Adolescentie (16-21jaar)
Vroeger (voor de 18e eeuw) was er niet zoiets als een puberteit. Kinderen hoefden zich niet los te maken van het gezin op die leeftijd en waren al zelfstandig. In de veranderlijke maatschappij die ook complexer is geworden, is het van belang dat men langer wordt voorbereid op de volwassenheid. In de fase van puberteit staat het volwassen worden, losmaken van gezin, zelfstandig worden en opbouwen van eigen identiteit centraal.
Puberteit
Lichamelijke ontwikkeling
In de puberteit gebeurt er vanalles met de puber. Lichamelijk verandert er een hoop. Oestrogeen bij meisjes en androgeen en testosteron zorgt er bij jongens voor de aanzet voor lichamelijke veranderingen.
Meisjes vertonen doorgaans eerder (9,5-14jaar) uiterlijke kenmerken die puberteit met zich meebrengt. Dit heet vroegrijp. Jongens zijn zo`n twee jaar later (10,5-16jaar) wat laatrijp genoemd wordt.
Vaak zijn er grote verschillen tussen jongens en meisjes in de puberteit. Groeispurt bij meisjes start zo rond het tiende levensjaar en eindigt rond 16, waar het bij jongens rond het elfde levensjaar begint en bij 17 eindigt. Jongens groeien wel langer door (tot 18 jaar) en kennen een hogere lengtegroeisnelheid dan meiden. Daarom zijn ze op latere leeftijd ook vaak langer dan meiden.
De puberteit
Bij meisjes
Bij jongens
Belangrijke verschijnselen in de puberteit
Botten worden dikker en zwaarder
Botten worden dikker en zwaarder (meer dan bij meisjes)
Heupen groeien
Schouders groeien
Vetmassa neemt toe
Vetmassa neemt toe
Spiermassa neemt toe
Spiermassa neemt toe (meer dan bij meisjes)
Groei van eierstokken en baarmoeder (11jaar)
Begin groei zaadballen en scrotum (11,5 jaar)
Eerste aanzet groei borsten (11jaar)
Begin uitgroei penis (12,5 jaar)
Eerste groei schaamhaar (11jaar)
Eerste groei schaamhaar (12,5 jaar)
Piek in groeiversnelling/groeispurt (12 jaar)
Begin van stembreking (baard in de keel) (13 jaar)
Verdere uitgroei borsten (12 jaar)
Eerst zaadlozingen (13 jaar)
Eerste menstruatie (13 jaar)
Piek in groeiversnelling/groeispurt (14 jaar)
Okselbeharing (13jaar)
Okselbeharing (14 jaar)
Geslachtsrijp (15 jaar)
Snor- en baardgroei (14 jaar)
Al deze veranderingen kunnen voor verwarring zorgen bij de puber en aanleiding geven tot twijfel of schaamte. Er is geen enkele andere levensfase waarin het eigen lichaam en het uiterlijk zo centraal staan als in de puberteit. Een belangrijk gevoel voor elke puber is dan ook: het erbij horen!
Cognitieve ontwikkeling
Het brein van de puber maakt ook een ontwikkeling door. Zo neemt het langetermijngeheugen toe, het abstracte denken (denken in mogelijkheden die werkelijkheid overstijgen) neemt toe en pubers kunnen meer dan voorheen alternatieven bedenken en in hypotheses denken (verbanden leggen). Ze gebruiken betere strategieën om dingen te onthouden en nemen de kennis beter op dan bijvoorbeeld basisschoolkinderen.
Bij een puber staat de eigen denkwereld centraal. Zij zijn minder dan een adolescent in staat om te luisteren naar de mening van anderen en visies te delen. Zelfreflectie (nadenken over zichzelf) hebben ze wel, met name over het eigen lichaam en het uiterlijk. In hun handelen zijn pubers nog wel eens tegenstrijdig.
Het puberbrein
Sociaal-affectieve ontwikkeling
Persoonlijkheid, eigenheid en sociale contacten zijn termen die bij de sociaal-affectieve ontwikkeling horen. De puberteit kenmerkt zich door het streven naar zelfstandigheid en het dragen van verantwoordelijkheid, het erbij willen horen en het zoeken naar een eigen identiteit. Hierbij hoort ook dat in deze fase de interesse voor het andere geslacht en seks groter wordt.
Normovertredend gedrag
Experimenteren hoort bij de puberteit. Het overtreden van normen en waarden kan leiden tot vandalisme of andere normovertredende zaken. Bijna 20% van de jeugd tussen de 12 en 18 jaar komt in aanraking met de politie. Voor het grootste deel van deze 20% is dit een eenmalig contact.
Wanneer een puber een crimineel feit heeft gepleegd dan komt deze terecht bij bureau HALT wat staat voor Het ALTernatief. Hier voert hij/zij een taakstraf uit die kan bestaan uit werken, leren of een combinatie van beide. Wanneer hij dit niet wil, wordt er een proces-verbaal opgemaakt en gaat er een melding naar de kinderrechter. In dat geval wordt er een strafdossier opgebouwd die ervoor zorgt dat je in het strafrechterlijk circuit terecht komt. Taakstraffen zijn uitgevonden om pubers hier zo lang mogelijk uit te houden.
Bureau Halt
Alcohol- en drugsmisbruik komt ook voor in de puberteit. Vaak experimenteren pubers met alcohol of drugs en stoppen ze naar verloop van tijd hier weer mee. Soms loopt het uit de hand en kan een puber verslaafd raken. Tegenwoordig is het binge drinken en comazuipen een veelgehoord fenomeen onder de jeugd. Thuis indrinken gebeurt vaak om kosten van stappen te beperken.
Digitaal pesten
De adolescent
In dit arrangement ga je thema 7 uit het boek `Cliënt en omgeving` ontdekken en maak je opdrachten die aansluiten op de lesstof uit dit thema. Aan de linkerkant van deze pagina zie je verschillende titels staan die je ook terug kan vinden in je boek. Het arrangement is zo opgebouwd dat je de verschillende titels van boven naar beneden maar ook afzonderlijk van elkaar kan maken. Je begint bij de bovenste titel en drukt onder aan de pagina op volgende om door te gaan. Zo werk je door het gehele thema.
Het is zeker raadzaam om het boek bij dit arrangement te gebruiken. Het arrangement dient ter ondersteuning van het boek en dus niet ter vervanging.
Veel leerplezier toegewenst!
Lichamelijke ontwikkeling
Veranderingen in adolescentie fase
De adolescentie is de fase van 16 tot 21 jaar. Deze grens van 16 jaar is enigszins willekeurig gekozen en velen discussiëren over deze grens. Adolescentie is een logisch vervolg op de puberteit en is de weg naar volwassenheid. De lichamelijke ontwikkeling bereikt zijn hoogtepunten. De laatrijpers halen hier de vroegrijpers geheel of gedeeltelijk in op lichamelijk gebied. De groep adolescenten in daarmee homogener (meer hetzelfde) dan een groep pubers. Er zijn nog een aantal zaken die tijdens de adolescentie spelen:
- Maximale lichaamslengte, spierkracht en uithoudingsvermogen wordt bereikt
- Realistische inschatting van eigen lichaam (acceptatie en relativeren)
- Een jonge adolescent heeft evenveel slaap nodig als een kind (gemakkelijk een slaapschuld)
Cognitieve ontwikkeling
Ruimte voor leggen van verbindingen doordat hersencellen afsterven. Daardoor neemt langetermijngeheugen toe. Een adolescent kan genuanceerder denken en beter zijn mening verkondigen. Adolescent kan meer dan een puber luisteren naar en nadenken over mening van een ander. Belangstelling in politiek en religie komt in deze periode ook meer aan de orde. Ze kunnen zich meer verplaatsen in standpunten van politieke partijen. Een kleine groep van de adolescenten en jonge tieners zijn geneigd om te radicaliseren.
Vroeger lag de toekomst van jongeren vaak al vast. Tegenwoordig worden adolescenten al vroeg gedwongen tot het maken van keuzes voor bijvoorbeeld studierichting of beroep. Ze hebben hier een enorme vrijheid in.
Sociaal-affectieve ontwikkeling
Sociaal-affectieve
aspecten
De puber
De adolescent
Zelfstandigheid/
verantwoordelijkheid of losmaken thuissituatie
- Op eigen benen staan
- Eigen beslissingen nemen
- Verantwoordelijk als het
hem uitkomt, met horten en stoten
- Kan gepaard gaan met conflicten
- Contact leeftijdsgenoten belangrijk
- Peergroup geeft veiligheid, zekerheid
en een identiteit
- Groepsdruk is groot uit peergroup
- Aanpassen aan groepsnormen is sterk
- Min of meer vaste relatie
- Meer verantwoordelijkheidsgevoel
Experimenteren en
identiteit
- Spiegelen aan omgeving,
popsterren, sporters
- Belangrijke leden peergroup
(merkkleding dragen etc.)
- Experimenteren op bepaalde terreinen
(te laat komen,roken, spijbelen)
- Op zekere hoogte ook ruimte krijgen
om te experimenteren
- Mensen die dichtbij staan een
voorbeeldrol (identificatiefiguur)
- Experimenteren op gedrag en
uiterlijk
- Onderscheiden in een groep
- Orginaliteit: kiest zelf
Seksuele ontwikkeling
- Eerste serieuze en nerveuze contacten andere sekse
- Hevig verliefd
- Dezelfde seksuele gevoelens
als volwassenen
- Experimenteren
- Geaardheid
- Volledig tot ontwikkeling
gekomen
- Geaardheid en voorkeuren
ontwikkeld
- Mannen nadruk op seksuele
beleving
- Vrouwen nadruk op
gehechtheid en intimiteit
De volwassene
Wat is volwassenheid?
Er zijn 3 invalshoeken om volwassenheid te bekijken:
Lichamelijk volwassen: lichaam volgroeid
Maatschappelijk volwassen: stemrecht, trouwen of eigen zaak beginnen
Psychisch of geestelijk volwassen: zelfstandigheid en verantwoordelijkheid
Volwassenheid volgens het boek:
- Zelfstandig zijn
- Verantwoordelijkheid kunnen dragen
- Handelen overeenkomstig (eigen) normen en waarden
- Cultureel en maatschappelijk betrokken zijn
- Duurzame relaties kunnen aangaan en onderhouden
- Inhoud aan eigen leven kunnen geven
De ondergrens van volwassenheid ligt bij 21 jaar. Dit hangt wel af van wat de persoon meemaakt, of hij een eigen weg kiest en niet blijft experimenteren. De ontwikkeling stopt niet bij volwassenwording. Dit gaat alsmaar door, ingrijpende gebeurtenissen bepalen het tempo van de ontwikkeling.
De groep volwassenen kunnen we verdelen in vier leeftijdsgroepen.
Jongvolwassene (21-40 jaar)Middelbare leeftijd (40-55 jaar)Vroege ouderdom (55-65 jaar)Ouderdom (65 jaar en ouder)
De jongvolwassene (21-40 jaar)
Lichamelijke ontwikkeling
Cognitieve ontwikkeling
Sociaal-affectieve ontwikkeling
De middelbare leeftijd (40-55 jaar)
Lichamelijke ontwikkeling
Sociaal-affectieve ontwikkeling
De vroege ouderdom (55-65 jaar)
Lichamelijke ontwikkeling
Sociaal-affectieve ontwikkeling
De ouderdom
Lichamelijke ontwikkeling
Cognitieve ontwikkeling
Sociaal-affectieve ontwikkeling
Thema 3 Een draaiboek maken
in
Het voorbereidingsdraaiboek
Voorbereiden is ontzettend belangrijk als je een activiteit organiseert. Hierbij neem je verschillende stappen en maak je een voorbereidingsdraaiboek zodat je geen stappen overslaat of vergeet.
1. De coördinator is iemand die de totale leiding heeft. Hij/zij moet besluiten durven nemen, problemen moeten kunnen oplossen, enthousiasmeren en overzicht behouden.
2. In stap twee worden er groepen gemaakt en ideeën, wensen en verwachtingen geuit.
3. Criteria voor succes zijn mensen, geld en accomodatie. Met deze drie zaken dien je rekening te houden als je een evenement organiseert.
4. Bij sterke en zwakke punten kijk je wat eventuele problemen kunnen zijn en hoe je dit op kan vangen.
5. Wanneer je de grote lijnen bepaalt, stel jij jezelf de vraag: wat gaan we doen? Is het evenement haalbaar? Gaat het door?
6. Het team wordt daarna definitief vastgesteld.
7. Bij het plan van aanpak gaat het om een taakverdeling, planning, benodigdheden, tijdspad. Kijk naar wensen van klant. Waar moet je rekening mee houden?
8. Een begroting maken, is inventarisatie van kosten en inkomsten.
9. Bij contracten kun je denken aan huur-, sponsor- en muziekcontracten.
10. Een wervingsplan voor vrijwilligers is handig als je een evenement opzet.
Het dagdraaiboek
Voor de uitvoering van de activiteit maak je een dagdraaiboek. Hierin staan:
- het programma van de dag
- de planning (vermelden van voördinator, opzet, locatie, taakverdeling, tijden en aandachtspunten)
- de materialenlijst
- eventueel: het wedstrijdschema
- EHBO
- omschrijving van onderdelen in het programma en plattegrond van de ruimte
Uitvoering dagdraaiboek
Tijdens de uitvoering van de activiteit komen de 3 C`s aan bod.
Coördinatie
Er moet duidelijk zijn wie waar verantwoordelijk voor is en elke medewerker moet weten waar hij terecht kan met vragen.
Communicatie
Houd elkaar op de hoogte tijdens de activiteit. Moment van overleg in draaiboek opnemen.
Controle
Controleer of iedereen zich aan de afspraken houdt.
Afsluiting activiteit
Wat er in een afsluiting van een activiteit kan zitten zijn de volgende zaken:
Prijsuitreiking
Bedanken van betrokkenen
Afbouwen
Evaluatie
Hoe verloopt je evaluatie?
1. Geef eerst het woord aan degene die de activiteit heeft georganiseerd en vraag naar bevindingen
2. Eerst goede punten aan de orde laten komen
3. Vervolgens de minder goede dingen aan bod late komen
4. Geef organisator de kans om hierop te reageren
5. Formuleer conclusies en actiepunten
Productevaluatie is de beoordeling van het resultaat zelf.
Procesevaluatie is de beoordeling van de manier waarop het resultaat tot stand komt.
Thema 9 Begeleidingsstijlen
In dit arrangement ga je thema 9 uit het boek `Methodisch begeleiden` ontdekken en maak je opdrachten die aansluiten op de lesstof uit dit thema. Aan de linkerkant van deze pagina zie je verschillende titels staan die je ook terug kan vinden in je boek. Het arrangement is zo opgebouwd dat je de verschillende titels van boven naar beneden maar ook afzonderlijk van elkaar kan maken. Je begint bij de bovenste titel en drukt onder aan de pagina op volgende om door te gaan. Zo werk je door het gehele thema.
Het is zeker raadzaam om het boek bij dit arrangement te gebruiken. Het arrangement dient ter ondersteuning van het boek en dus niet ter vervanging.
Veel leerplezier toegewenst!
Verschillende begeleidingsstijlen
In de jaren zijn er verschillende begeleidingsstijlen ontwikkeld. Het woord `coaching` is tegenwoordig helemaal hip en is daarmee ook de jongste stijl.
Van oud naar nieuw:
- Traditionele indeling (begeleider staat centraal)
- Indeling Ohio State University (begeleider staat centraal)
- Het model van Hersey en Blanchard (situatie staat centraal)
- Coaching (cliënt staat centraal)
Begeleidingsstijlen
Traditionele indeling
In de eerste onderzoeken naar begeleidingsstijlen kwamen 3 stijlen naar voren. Deze 3 stijlen worden ook wel traditionele indeling genoemd.
Bij autocratisch begeleiden bepaalt de begeleider het plan en er is weinig aandacht voor initiatief vanuit de cliënt.
Bij democratisch begeleiden staat de mens centraal en er is meer aandacht voor motivatie en welbevinden.
Laissez-faire is een vrije vertaling van `zoek het zelf maar uit`.
Indeling Ohio State University
De indeling Ohio State University kwam na de traditionele indeling.
Instrumenteel begeleiden, ondersteunend begeleiden en participerend begeleiden zijn termen die voorkomen in deze begeleidingsstijl. Het is vergelijkbaar met de traditionele indeling.
Instrumenteel lijkt op autocratisch begeleiden
Ondersteunend lijkt op democratisch begeleiden
Participerend lijkt op laissez-faire begeleiden
Het model van Hersey en Blanchard
Dit model wordt ook wel situatiegericht begeleiden genoemd.
M1 Ongemotiveerde en onbekwame cliënten hebben een begeleider nodig die veel aandacht heeft voor de taak door sturen en controle en weinig voor sociaal- emotioneel gedrag omdat dit als `soft` bestempeld kan worden.
M2 Onbekwaam en wel gemotiveerde cliënten hebben van beide veel nodig maar de nadruk ligt op tweezijdige communicatie, oftewel veel overleggen.
M3 Bekwame en ongemotiveerde cliënten hebben minder sturing nodig op de taak en meer op het sociaal-emotionele gedrag om motivatie te doen vergroten.
M4 Bekwame en gemotiveerde cliënten kunnen zelfstandig aan het werk en hierbij laat je dan ook de begeleiding op een laag pitje. Er zijn echter wel grenzen.
Coaching
Tegenwoordig hoor je veel dingen over coaching. Het is een mix van de beste dingen uit de genoemde stijlen. het is een situationele benadering in combinatie met aandacht voor taken en de mens. Je ondersteunt en stimuleert cliënten in hun persoonlijke leven.
Je helpt de cliënt nieuwe vaardigheden aan te leren, uitdagende doelen te vinden en in kaart brengen van de weg naar doel toe.
Thema 10 Werken met groepen
In dit arrangement ga je thema 10 uit het boek `Methodisch begeleiden` ontdekken en maak je opdrachten die aansluiten op de lesstof uit dit thema. Aan de linkerkant van deze pagina zie je verschillende titels staan die je ook terug kan vinden in je boek. Het arrangement is zo opgebouwd dat je de verschillende titels van boven naar beneden maar ook afzonderlijk van elkaar kan maken. Je begint bij de bovenste titel en drukt onder aan de pagina op volgende om door te gaan. Zo werk je door het gehele thema.
Het is zeker raadzaam om het boek bij dit arrangement te gebruiken. Het arrangement dient ter ondersteuning van het boek en dus niet ter vervanging.
Veel leerplezier toegewenst!
Soorten groepen
Een formele groep is een groep die bij elkaar is gezet. Zij hebben niet vrijwillig voor de groep gekozen en kunnen weinig tot geen invloed op de groepssamenstelling uitoefenen.
Een informele groep ontstaat vrijwillig. Deelname aan een informele groep is niet bindend of verplicht. Een vriendengroep is hier een goed voorbeeld van.
Een primaire groep is een groep waarbij vertrouwen, emotie en intimiteit voorop staan. Er is een duidelijke gevoelsband tussen de groepsleden en een goed voorbeeld hiervan is het gezin.
Een secundaire groep is vaak ook een formele groep. De contacten blijven oppervlakkig en beïnvloeding van personen onderling is kleiner. Wanneer je auditie doet voor een dansteam en bij elkaar gezet wordt, is dit een formele groep (je hebt immers geen invloed op de samenstelling). Binnen een secundaire groep, kunnen wel informele en/of primaire groepen ontstaan.
Het zegt niets over de sfeer in een groep. De sfeer in een secundaire groep kan heel goed zijn.
Homogeen betekent: gelijke kenmerken en voor alle groepsleden van toepassing.
Heterogeen betekent: verschillende kenmerken en niet voor alle groepsleden van toepassing.
Uitsluitend homogene groepen zijn vaak voorspelbaar en saai.
Uitsluitend heterogene groepen zijn vaak onvoorspelbaar, chaotisch en soms negatief gespannen.
Een gemengde heterogene/homogene groep is vaak het meest effectief en levert vaak de meeste positieve resultaten op.
Interne functies
Een groep heeft een functie, zowel externe als interne. In het boek worden 4 interne functies van groepen besproken.
Het arrangement Over onderwijs! is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Aline de de Vries
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2016-03-03 12:45:51
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Leerniveau
MBO, Niveau 4: Middenkaderopleiding;
Leerinhoud en doelen
Nederlands;
Sociaal-maatschappelijk burgerschap;
Burgerschap;
Lezen van fictionele teksten en literaire teksten;
Culturen en subculturen;
Leesvaardigheid;