Hoofdstuk 8: Geluid

Hoofdstuk 8: Geluid

werkblad 1

Geluid maken en horen:

Overal om je heen is geluid. Het is eigenlijk nooit helemaal stil, en zeker niet in de Randstad. Omdat geluid zo ‘normaal’ is sta je er eigenlijk nooit bij stil wat geluid nu precies is, hoe het gemaakt wordt en hoe het bij je oren komt.

 

Leerdoelen:

  • Hoe maakt een geluidsbron geluid?
  • Waardoor ontstaan verschillende toonhoogtes?
  • Hoe komt het geluid van de bron bij je oor?
  • Je kan de geluidssnelheid van verschillende materialen opzoeken via Wikipedia
  • Kunnen werken met de formule over de geluidsnelheid \(s = v*t \)

 

Toets: demonstratie G1 geluid

Start

Lees nu §1 geluid maken en horen

Toets: vragen bij paragraaf 1

Start

Toets: Opgaven over de geluidsnelheid

Start

tabel geluidssnelheden
Hier vindt je de geluidssnelheid in allerlei materialen, wel iets naar beneden scrollen!

Werkblad 2

Vervolg Geluid maken en horen:

Leerdoelen:

  • Je weet welke invloed de (snaar)lengte heeft op de toonhoogte
  • Je weet welke invloed de dikte van de snaar heeft op de toonhoogte
  • Je weet welke invloed de spanning van de snaar heeft op de toonhoogte
  • je weet wat de invloed van een klankkast is op de toon
  • je weet de verschillen tussen de geluidsnelheid in een vaste stof, een vloeistof en een gas
  • jekan twee experimenten beschrijven waarmee je de geluidssnelheid kan bepalen

Practicum:Practicum Carroussel geluid groep A

Toets: Practicum Carroussel geluid groep B

Start

Toets: Practicum Carroussel geluid groep C

Start

Toets: Practicum Carroussel geluid groep D

Start

Toets: Practicum Carroussel geluid groep E

Start

Toets: Practicum Carroussel geluid groep F

Start

Toets: Practicum Carroussel geluid groep G

Start

Toets: Practicum Carroussel geluid groep H

Start

Werkblad 3

Geluid bekijken:

De meeste geluidsbronnen trillen veel te snel om de trilling goed te kunnen zien. Om te onderzoeken hoe snel een bron trilt heb je dan ook goede meetapparatuur nodig.

Leerdoelen:

  • Weten hoe je een trilling in beeld kan brengen.
  • Weten hoe je kan meten hoe snel een bron trilt.
  • Weten wat frequentie is en de eenheid Hertz
  • Weten wat trillingstijd is
  • Weten wat de amplitude is
  • Kunnen rekenen met de formule:  \(T = {1 \over f}\)
  • Weten wat een oscilloscoop is en hoe je deze kan gebruiken om geluidsgolven zichtbaar te maken
  • De trillingstijd uit een (u,t)-grafiek/ oscillogram kunnen halen
  • een osciloscoopbeeld kunnen aflezen

 

Uitleg:

Met de frequentie \(f\) bedoelen we het aantal trillingen dat een bon per seconden maakt. De frequentie geven we aan in Hertz.

Met de trillingstijd \(T\) bedoelen we de tijd die nodig is om één volledige trilling uit te voeren. De trillingstijd geven we aan in seconden.

Met de amplitude bedoelen we de maximale uitwijking van een trilling. De amplitude geven we aan in m of cm.

 

Een voorbeeld:

In deze (u,t)-grafiek duurt de trilling 0,5 s. We zeggen dan dat de trillingstijd 0,5 seconde is.

En maakt de bron 2 trillingen per seconden. De frequentie is dus 2 Hz.

De amplitude is 2 cm.

 

Omrekenen \(f \) en \(T\)

We kunnen de frequentie en trillingstijd ook in elkaar omrekenen.

Hiervoor gebruiken we de formule: \(f = {1\over T}\) of  \(T = {1 \over f}\).

In dit geval dus \(f = {1\over 0,5}= 2 Hz\) of \(T= {1\over 2}= 0,5 s\)

Toets: Opgaven over frequentie

Start

Kernpunt geluid

Toets: demonstratie G3

Start

Toets: Opgaven trillingen deel 1

Start

Toets: Opgave trillingen deel 2

Start

Werkblad 4

Deze opdracht maak je in tweetallen op het leerplein.

Deze opdracht lever je in via Google Drive, je docent legt uit hoe dit werkt.

Werkblad 5

Geluidssterkte en geluidoverlast:

Leerdoelen:

  • Je kan rekenen met vuistregels van de dB-schaal
  • je kan rekenen met de afstandsregel voor punt- en lineaire geluidsbronnen
  • Je weet het verschil tussen dB en dB(A), de eenheden voor het geluidsniveau
  • Je weet wat de pijngrens en de gehoordrempel is
  • Weten wat er bedoeld wordt met gehoorgebied
  • Je kan gegevens aflezen uit een audiogram
  • Je weet hoe je beschermd kan worden tegen geluidsoverlast
  • Je kan beoordelen of geluid schadelijk is voor je gehoor
  • Je weet wanneer geluid schadelijk is

gehoorbeschadiging

Sterkte van geluid:

Geluidsterkte wordt gemeten in decibel (dB).

De geluidssterkte meten we met een decibelmeter.

 

Geluid en gehoor:

Aangezien ons gehoor niet even gevoelig is voor verschillende frequenties, is het interessanter om te weten hoe we een bepaalde frequentie ervaren, vandaar dat hiervoor een A-filter beschikbaar is op de decibelmeter.

Hierbij wordt de gemeten dB omgerekend in db(A). Er wordt gekeken hoeveel dB nodig is om een toon met een bepaalde frequentie even hard te laten klinken als een toon van 1000 Hz.

In de grafiek hieronder zie je het aantal decibel (dB) uitgezet tegen de frequentie. De rode lijnen zijn de db(A) lijnen. Je ziet dat bij 1000 Hz het aantal db(A) steeds precies gelijk is aan het aantal dB.

De onderste lijn geeft de gehoordrempel aan. De bovenste lijn de pijngrens.

Rekenen met de dB-schaal:

De dB-schaal loopt logaritmisch. Hierdoor geldt dat bij een verdubbeling van het geluid, de geluidssterkte met 3 dB toeneemt. Bij 10 keer zo groot geluid neemt de geluidssterkte met 10 dB toe.

Bij een lineaire geluidsbron (zaols bv. de snelweg) neemt de geluidssterkte met 3 dB af, bij een verdubbeling van de afstand.

Bij een puntvormige geluidsbron (zoals bv. een geluidbox) neemt de geluidsterkte met 6 dB af, bij een verdubbeling van de afstand. (Dit komt doordat het geluid over de hele oppervlakte van de denkbeeldige bol (4πr2)wordt verdeeld, dus als de afstand 2x zo groot wordt , dan wordt de oppervlakte 4x zo groot en dan geldt dus 2x3 = 6 dB afname van het geluid)

Door geluid kan je gehoorschade oplopen. De Arbowet geeft aan hoe lang een werknemer maximaal aan lawaai mag blootstaan. Bij geluid van 80 db (A) is dat 8 uur, bij geluid van 83 db (A) is dat 4 uur en bij geluid van 86 dB(A) is dat 2 uur enz.

 

Hieronder een tabel met geluidssterktes:

sterkte(dB soort geluid
0

de meeste tonen onhoorbaar voor de mens

10

vallend blaadje

20

ruisende blaadjes, omroepstudio

30

tikkend horloge, fluisterend gesprek,

40

stille straat, woonkamer, koelkast

50

rustig gesprek, rustige woonwijk overdag,

60

rustig pratende klas, rustige muziek

70

TV die hard staat, autosnelweg op 25 m

80

bromfiets vlakbij, drukke klas

90 personenauto vlakbij, trein
100 vrachtauto, helikopter op 30 m hoogte
110 popgroep, discotheek, schoolfeest
120 auto die vlakbij toetert, drilboor op 1 m
130 startend straalvliegtuig op 50 m
140 straalmotor op 25 m. cirkelzaag vlakbij
150 zwaar vuurwerk vlakbij het oor.

 

Maatregelen tegen geluidsoverlast

Er zijn drie mogelijkheden om je tegen geluidsoverlast te beschermen:

  1. Je zorgt dat de bron minder geluid gaat produceren(bv. geluidsarm asfalt of autobanden die minder lawaai maken)
  2. Je neemt maatregelen waarbij het geluid wordt geabsorbeerd (bv. geluidswal) of weerkaatst (bv. geluidsscherm)
  3. Je zorgt dat de ontvanger beter is beschermd tegen het geluid (bv. extra geluidsisolatie van huizen)

http://www.oorcheck.nl/test-jezelf/hoortest/
Doe nu (met koptelefoon!) de gehoortest

Toets: Opgaven geluidsterkte

Start

Toets: Rekenen met de dB-schaal

Start

Voorbereiding op de toets

Samenvatting maken:

Hieronder staan nog een keertje alle leerdoelen op een rijtje. Gebruik deze leerdoelen om een samenvatting te maken van het hoofdstuk Geluid. Lever deze samenvatting in via Google Drive.

Leerdoelen:

Werkblad 1:

  • Hoe maakt een geluidsbron geluid?
  • Waardoor ontstaan verschillende toonhoogtes?
  • Hoe komt het geluid van de bron bij je oor?
  • Je kan de geluidssnelheid van verschillende materialen opzoeken via Wikipedia
  • Kunnen werken met de formule over de geluidsnelheid \(s = v*t \)

Werkblad 2:

  • Je weet welke invloed de (snaar)lengte heeft op de toonhoogte
  • Je weet welke invloed de dikte van de snaar heeft op de toonhoogte
  • Je weet welke invloed de spanning van de snaar heeft op de toonhoogte
  • je weet wat de invloed van een klankkast is op de toon
  • je weet de verschillen tussen de geluidsnelheid in een vaste stof, een vloeistof en een gas
  • jekan twee experimenten beschrijven waarmee je de geluidssnelheid kan bepalen

Werkblad 3:

  • Weten hoe je een trilling in beeld kan brengen.
  • Weten hoe je kan meten hoe snel een bron trilt.
  • Weten wat frequentie is en de eenheid Hertz
  • Weten wat trillingstijd is
  • Weten wat de amplitude is
  • Kunnen rekenen met de formule:  \(T = {1 \over f}\)
  • Weten wat een oscilloscoop is en hoe je deze kan gebruiken om geluidsgolven zichtbaar te maken
  • De trillingstijd uit een (u,t)-grafiek/ oscillogram kunnen halen
  • een osciloscoopbeeld kunnen aflezen

Werkblad 5:

  • Je kan rekenen met vuistregels van de dB-schaal
  • je kan rekenen met de afstandsregel voor punt- en lineaire geluidsbronnen
  • Je weet het verschil tussen dB en dB(A), de eenheden voor het geluidsniveau
  • Je weet wat de pijngrens en de gehoordrempel is
  • Weten wat er bedoeld wordt met gehoorgebied
  • Je kan gegevens aflezen uit een audiogram
  • Je weet hoe je beschermd kan worden tegen geluidsoverlast
  • Je kan beoordelen of geluid schadelijk is voor je gehoor
  • Je weet wanneer geluid schadelijk is

Begrippen oefenen
Via Quizlett kan je de begrippen oefenen.

Oefening: Extra oefenen rekenvragen

Start