Basic Training Fire Fighting & Fire Prevention

Basic Training Fire Fighting & Fire Prevention

Belang van de cursus (L1, 5m)

(Bron:RTV NH/Mizzlemedia)
(Deze cursus is op Google te vinden met de zoekterm:
WIKIWIJS BASIC FIRE FIGHTING )

Brand aan boord: je moet er niet aan denken.
Hier heeft de bemanning geluk: ze liggen in de haven en de professionele brandweer kan dan komen.

Elke brand heeft verregaande gevolgen.
Maar als aan de wal je huisje afbrandt kan je gewoon naar buiten lopen.
Als op zee je "huisje" in brand vliegt kan je ten eerste niet de brandweer bellen en ten tweede niet naar buiten lopen.
We zullen dus letterlijk onszelf moeten redden.

Wat gaan we doen?
- Begrijpen wat brand nu precies is.
- Brandklassen en branddriehoek.
- De essentie van blussen.
- Blussen met water, voor- en nadelen.
- Kleine brandblusmiddelen. Voor en nadelen.
- Vaste blusinstallaties.
- Brand voorkomen
- Veel voorkomende oorzaken van brand aan boord.
- Brandontdekkingssystemen.
- Blusmethoden.
- Vluchtroutes aan boord, symbolen, markering.
- Behandelen van de brandslang, uitrollen/oprollen.
- Adembescherming: Het gevaar van rook, BA set, onderdelen en werking.
- Giftige stoffen en MAC waarde.
- Brandweerpak.
- Wijze van lopen, deurprocedure
- Automatische brandontdekkingssystemen.
-Invloed op het milieu.

 

Korte theorie

Benodigdheden voor brand, de branddriehoek (L1, 11 min)

Wat is nu eigenlijk brand?

Als eerste dienen we brand te definieren:
"Brand is een ongecontroleerde chemische reactie tussen een brandbare stof en zuurstof waarbij warmte vrij komt".
(Onthoud het dikgedrukte even)
Als vuur wel nog gecontroleerd is, spreekt men niet van brand maar gewoon van vuur.

 


Een kaars is geen brand tenslotte, net zoals je gaspit dat niet is.
Slaat het vlammetje van de gaspit in de koekenpan en gaat het vet daarvan branden, dan spreekt men van brand.

Bemerk dat de woorden vlammen en rook niet in de definitie voorkomen.
Er bestaan brandstoffen waarbij je niets ziet als het brandt.
Als een brand heel efficient de brandstof verbrandt is er heel weinig rook.
(Bijvoorbeeld spiritus, van de gourmetset.)
En soms zelfs geen vlammen.

Schumacher on fire.

Het oranje vlammetje dat je even ziet is NIET de brandstof.
Dat is het bodywork van de auto dat begint te branden.

Bolide in brand zonder vlammen
Herinner je je de drie punten in de definitie nog?

een brandbare stof en zuurstof waarbij warmte vrij komt
 
Dat houdt dus in dat als van die drie elementen er eentje niet aanwezig is, er ook geen sprake is van brand.
Dit noemt men de branddriehoek.

 

Brand functioneert als er tenminste 3 dingen aanwezig zijn:

-Brandstof

-Zuurstof

-Voldoende hoge temperatuur.

De temperatuur is ook belangrijk.
De stof zelf brandt niet.
Houdt maar eens een seconde een aansteker onder een vel papier.
Het papier zal niet gaan branden.
Het zijn de gassen die t.g.v. de hoge temperatuur vrijkomen.
Het materiaal "verdampt" als het ware.
En het zijn deze gassen die branden.
Dat is het moment dat het papiertje gaat branden als je de aansteker er wat langer onder gehouden hebt.

 

Deze 3 voorwaarden móeten aanwezig zijn om een brand te doen ontstaan én om hem in stand te houden.
Dat betekent dat als we één van de 3 voorwaarden wegnemen de brand uitgaat.
Dan blussen we dus.

 

 

 

Naast de branddriehoek  bestaat er ook nog een brandVIJFhoek

De vijfhoek heeft als extra dat er ook nog rekening gehouden moet worden met de mengverhouding brandstof:zuurstof en de katalysator.
Deze processen kunnen de brand zowel positief als negatief beïnvloeden.
Het wegnemen van één van deze zijden hoeft echter niet persé te leiden tot het doven van de brand.

Een katalysator kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat een brandbare stof ontbrandt voordat de zelfontbrandingstemperatuur van de brandbare stof bereikt is.
Nemen we tijdens de brand die katalysator weg, dan is die temperatuur inmiddels wel bereikt en zal de brand niet doven.

Een mengverhouding (brandbare stof : zuurstof) kan zó groot zijn dat een brandbare stof niet ontbrandt.
Maar als het eenmaal brandt en men voegt nog meer brandbare stof toe zal de brand niet doven.
Door de hoge temperatuur zal de toegevoerde brandstof gewoon ontbranden.

Brandontwikkeling (L1, 14m)

Als tijdsspanne voor de ontwikkeling van een brand wordt 3-5 minuten aangenomen.
In die tijd kan men vaak met kleine blusmiddelen een brand relatief gemakkelijk bestrijden.

Hoewel het te betwijfelen valt of er hier nog iets te doen viel:


Brandontwikkeling in seconden. Bron Zeevaartschooldocent YouTube

Maar alles staat of valt met de drie facetten van de branddriehoek.
Is er veel, of fijn verdeeld, brandbaar materiaal en veel zuurstof om dat materiaal heen?
Dan zal het veel sneller gaan.
Kijk hoe snel een uitgedroogde kerstboom brandt nadat 1 lampje doorbrandt en een vonkje geeft.

Kerstboom in brand

Een ontwikkelende brand kan ook voldoende brandbaar materiaal hebben maar te weinig zuurstof.
Dan bouwt alle energie zich al smeulend op.
Komt er dan op een of andere manier zuurstof bij (bijvoorbeeld deur openen) dan ontwikkelt de brand zich zeer snel (seconde).
Bijna op explosieve wijze.
Dit noemt men een Backdraft.

Let op hoe vlak voor de explosie zich hele dikke bijna rollende rook wordt ontwikkeld.
Deze rook zit vol met onverbrande deeltjes die bijna op zelfontbrandingstemperatuur zijn.
Tevens kan men een fluitend geluid horen.
Dit is de smeulende brand die door de kieren probeert lucht aan te zuigen.
De rook kan pulseren: brand krijgt wel genoeg O2, dan weer niet, dan weer wel etc.
En dan komt daar zuurstof bij....


(Bron Brandweer Bolsward)
Ook bestaat er zoiets als Flashover.
De met brandbare deeltjes en gassen gevulde rook verzameld zich tegen het plafond.
Daar wordt het geheel door de brand eronder steeds heter gemaakt.
Tot de zelfontbrandingstemperatuur bereikt wordt.

Bron: Brandweetjes.nl

Bron: Brandweetjes.nl

Zien we hier een Back draft of een Flash Over?

Zelfontbrandingstemperatuur. (L1, 12m)

In het onderstaande filmpje wordt een brand in een woonkamer nagebootst.
D.w.z. : echte brand, nepwoning.

Bemerk:

-Hoe gassen zich verzamelen tegen het plafond en beginnen te branden.

-Hoe de temperatuur van de omgeving bij de grond in het begin zelfs daalt. (1:49)
Dit komt omdat de hitte tegen het plafond lucht naar buiten duwt, wat weer via de vloer aangevuld wordt.
Omdat dit van buiten aangezogen wordt is dit koel.

-Hoe de brand zich ontwikkelt en dat het bij 5:00 echt oncontroleerbaar begint te worden.
Die beroemde eerste vijf minuten zijn dus echt cruciaal.

-Dat bij 6:00 de temperatuur bovenin de kamer al bijna 280 graden is en op de vloer nog maar 20
Laag blijven is dus inderdaad van levensbelang.

-Hoe bij 6:11 de gassen tegen het plafond zo heet geworden zijn dat ze ontbranden.

-Hoe bij 6:40 het beertje begint te gassen.

En bij 6:46 ontbrandt, zónder dat er vuur bij aan te pas komt. => zelfontbranding.

Brandontwikkeling in een woonkamer. Bron: Brandweetjes.

Zelfontbranding wil zeggen dat een brandbare stof een dusdanig hoge temperatuur bereikt dat de gassen die het afgeeft gaan branden zonder dat er een ontstekingsbron aan te pas komt.

Die zelfontbrandingstemperatuur kan hoog zijn maar ook zeer laag.
Er zijn stoffen die bij kamertemperatuur al ontbranden.
Witte Fosfor, bijvoorbeeld:

Bron: https://www.youtube.com/watch?v=P68ePD7tBio

Er komt geen vuur bij, en toch ontbrandt het.

 

Bij bijna alle branden komt rook vrij.
Rook is niet alleen giftig, maar ook brandbaar.
Het is gevuld met hete gassen en deeltjes.
Als het niet zelfontbrandt (zie flashover) kan het ook ontbranden door een ontstekingsbron.

 

 

Good housekeeping (L1, 2m)

Zoals thuis is aan boord ook zeer belangrijk dat de boel netjes opgeruimd is.
Een rommelig schip is een potentieel brandgevaar.
Ga maar na: stel je laat een brandende peuk vallen.
In een hut waar nergens wat op de grond ligt zie je dat meteen.
Ligt er overal wasgoed en andere zooi op de grond, dan is de kans groot dat je A de peuk niet meer kunt vinden en B er brandbaar materiaal in de buurt ligt.

Neem er de tijd voor om aan het eind van de werkdag op te ruimen.
Liever om 16:30 stoppen en opruimen tot 17:00 dan doorwerken en morgen pas opruimen, of erger, helemaal niet.
 

 

In welke omgeving zou er het gemakkelijkst brand kunnen ontstaan, denk je?

Brandgevaarlijke plekken aan boord (L1, 4m)

Uiteraard is er overal aan boord kans op brand.
Ten eerste op de plekken waar je het verwacht:

Hoofdmotor (met name uitlaat)

Laswerkplaats.

Separatorkamer.

Het bunkermanifold.

 

Maar wat dacht je van niet zo voor de hand liggende plaatsen?
Ten eerste: je hut! (Koken en roken). Beide gebeurt in hutten.

En door beide zijn er branden ontstaan.
Berucht is de inferieure kwaliteit rijstkoker bij Indonesische en Fillipijnse bemanningen die nog wel eens voor zichzelf willen koken in de hut.
Tevens zijn er vele hutbranden ontstaan door roken in bed.
Zeker na alcoholgebruik valt men gemakkelijk met een brandende sigaret in slaap.

De wasplaats (verstopt filter droger)

Vette lappen kunnen last krijgen van broei.

Opruimen in stalen afsluitbaar vat.


Staalkrullen van de draaibank. (Zeker in combinatie met snijolie => broei.

-De bar of lounge/dagverblijf, waar de laatste gast de asbakjes nog even uitklopt.
-De kombuis, waar het tosti-ijzer of de frituurpan na gebruik niet uitgezet wordt.
Uiteraard wordt er in een kombuis sowieso niet gerookt. (i.v.m. hygiene)

Electrische installaties moeten schoongemaakt en onderhouden worden.
Schroef de cover van een radar eens open en haal er een stofzuiger door.


Maak een zekeringkast eens open om te kijken of hij, zoals vaak gebeurt, niet als mini-opslagplaats gebruikt wordt. (Kortsluitinggevaar bij slingerend schip)

Houd af en toe eens een hutinspectie om te kijken of er geen gekke dingen plaats vinden, zoals bijvoorbeeld een water- en rijstkoker en een kacheltje op 1 verdeeldoos => overbelasting.

Zorg voor een nette opgeruimde paintstore waarin alle blikken netjes vast staan.
Zeker een aangebroken blik thinner die met slingerend schip omvalt kan voor grote problemen zorgen.


Zo zijn er wel meer plekken te bedenken.
Kern is: denk na!
Wat kan er gebeuren als ik dit doe of zo achterlaat?

 

U.E.L en L.E.L. (L1, 3m)

Elke brandbare stof moet een bepaalde mengverhouding brandbaar gas met zuurstof hebben.
Als die verhouding niet klopt zal de stof niet gaan branden of juist uit gaan.


Dit geldt ook voor explosie.
Als er teveel gas in een ruimte is in verhouding tot de aanwezige zuurstof zal het gas niet exploderen. (Pas op: branden kan vaak nog wel!. Dan brandt het gas eerst even heel kort en volgt dan de explosie met de rest van het gas.)
Dit Heet: de Upper Explosion Level

Als er te weinig gas in de ruimte zit in verhouding met de zuurstof kan het gas ook niet exploderen: de Lower Explosion Level.

Deze wordt uitgedrukt in procenten.
Hoe verder de L.E.L en de U.E.L. uit elkaar liggen, hoe explosiever de stof.

Acetyleen (L1, 10m)

Aardgas kennen we allemaal en is zeer explosief.
Maar kijk eens naar onderstaand staatje:

(Bron: BHVinformatie.nl)
Hieruit blijkt dat aardgas relatief snel niet meer explosief is.
Het heeft een vrij "hoge" LEL en een relatief lage UEL.
De ruimte zit dus al vrij snel te vol met gas om nog te kunnen exploderen.

PAS OP: Als je dan gaat ventileren om het gas kwijt te raken kom je weer onder die UEL. Dan is het wel weer explosief!

Er is een gas dat nog veel explosiever is en blijft en die hebben vrijwel alle schepen aan boord: acetyleen.
Dit wordt gebruikt om staal door te snijden met een brander.

Acetyleen is een apart geval.
De fles is niet hol van binnen, maar gevuld met een substantie die het gas vast houdt.
Dat is gesteente met holtes:

(Bron:AGA)

Hoewel men daar relatief licht gesteente voor gebruikt is zo'n fles toch loodzwaar.

Acetyleenflessen zijn zeer moeilijk te blussen.
Door hard stoten of door opwarming door een brand kan het chemische (opwarmings)proces in de fles zichzelf in stand houden en verergeren.
Totdat de druk in de fles zo hoog wordt dat deze explodeert.

Remedie: als het lukt, een strop om de fles slaan terwijl je de fles koelt met een waterstraal, of de fles op een andere manier in de kraan zien te hangen en de fles overboord gooien.
Tijdens de handelingen de fles continu blijven koelen met een waterstraal.
Zeker een paar dagen in het water laten hangen (in havens) om hem door en door af te laten koelen, of (op zee) hem gewoon vaarwel zeggen.

Filmpje: fles explodeert door een schok.

(Bron:MagneGas Inc./US Navy)

Gelukkig zijn er ook nog leuke toepassingen voor acetyeleen.

Stofexplosie (L1, 10m)

Een op zich onbrandbare stof kan toch branden.
Als we het maar fijn genoeg verdelen.
Tot stofdeeltjes, bijvoorbeeld.

Graan wil van zichzelf niet goed branden.
Maar vermaal het maar eens tot stofdeeltjes:

Dust explosion

De proef met koffiemelkpoeder is ook alom bekend.
De vetdeeltjes in het poeder ontbanden door het vlammetje van de aansteker, vervolgens ontsteet het brandende vetdeeltje het vetdeeltje ernaast, etc.

Bron:https://www.youtube.com/watch?v=40Tv0da6AEQ

Dit filmpje illustreert hoe makkelijk een stofexplosie kan escaleren.

Ook staal staat bekend om zijn onbrandbaarheid.
Maar maak het maar eens zo fijn verdeeld dat er meer dan genoeg zuurstof bij kan:

Brandexpiriment 1: staalwol.
Wat hebben we hier aan boord mee te maken?
We zullen aan boord toch geen bolletje staalwol aansteken?
Nee.
Maar veel werkplaatsen op schepen hebben wél een draaibank.
De z.g. "Turnings"(het schraapsel dat van het werkstuk af gekomen is) ligt in de opvangbak.
En is nog vet ook.
De ideale omstandigheden voor broei, en dus brand.
 

 

Brandklassen en hun symbolen. (L2, 20m)

Niet elke brand is het zelfde.
De stof die brand bepaald hoe er geblust moet worden.
Daarom zijn de branden onderverdeeld in klassen: de brandklassen.

Hiermee heb je slechts een leidraad.
Want bij grotere branden heb je al gauw te maken met meerdere klassen.

in de volgende hoofdstukken gaan we hier nader op in.

Brandklasse A: Vaste stoffen

Houtblokjes
Houtblokjes

Brandklasse A:
Vaste stoffen.
Hout, rubber, plastic, papier textiel.

Ezelsbruggetje: Antraciet (Steenkool) of Aanmaakblokjes

Stoffen die vloeibaar worden tijdens het verbranden zijn een grijs gebied.
Is frituurvet een vaste stof of een vloeistof? (Vloeistof)

Te blussen met:

Water
CO2
Schuim
Zand
Blusdeken.

Te blussen met:

Poeder

Schuim

CO2

Water

 

Brandklasse B: Vloeistoffen

Brandklasse B

Vloeistoffen  (Ezelsbruggetje: Benzine)

Te blussen met:

Poeder

Co2

Schuim

 

 

Ezelsbruggetje: de B van Benzine, dus vloeistoffen.
Ezelsbruggetje: de B van Benzine, dus vloeistoffen.

NOOIT met water blussen!

-Ontploffing: Het water dat op het brandende vet komt gaat koken en wordt onmiddelijk stoom =>
  Het opstijgende stoom neemt brandende vetdeeltjes mee omhoog.

Brandend frituurvet met water blussen.


_Brandend materiaal gaat op het water drijven en stroomt weg.

https://www.facebook.com/689803467791410/videos/831813700257052/

Brandklasse C: Gassen

Brandklasse C

Gassen.

Ezelsbruggetje: aCetyleen. (Gas om staal te snijden)

Te blussen met:

Beste methode: NIET blussen: toevoer stoppen.

Poeder
(CO2)

Wat nu als afsluiter zelf brandt?

Bemerk hoe de vlammen gevangen worden in het waterscherm.
 

Gasvlam in waternevelscherm. Bron: Brandweer Roden (Dr.)

Gassen
Gassen

Brandklasse D: Metalen.

Metalen kunnen óók branden.

Magnesium, Aluminium, Titanium, legeringen.
Veelal dus stoffen eindigend op um.
Dus ook Uranium=> atoombom.

Zeer heftige verbranding=> enorm hoge temperatuur=> atomen splijten=> explosie=>schokgolf+straling.

Vuurwerk (strontium) is ook een (gecontroleerde) metaalbrand.

 

Is vaak/meestal NIET te blussen met water.
Zeer hete verbranding: Water ontbindt in Zuurstof en waterstof=> explosie.


Natrium & water: slechte combi. Bron:zeevaartschooldocent.

Ook gewoon poeder  (ABC Poeder) is een probleem.
De verbranding is zo heet dat de zouten in het poeder smelten, samenklonteren en hun werk niet meer kunnen doen.

Te blussen met:

Voorkeur: speciale klasse D blusser.

Bij niet te grote brand kan men proberen af te dekken met zand of een blusdeken.

CO2
Bij een niet te grote metaalbrand zal men met CO2 de vlammen wel weten te doven.
Echter, metalen branden zo heet dat, als het CO2 vervlogen is, het metaal meteen zal herontbranden.
Dus zal men na het doven van de vlammen het brandbare materiaal meteen moeten afdekken met zand of een blusdeken.

CO 2 kan dus wel een methode zijn om de brand tijdelijk te doven zodat je tijd hebt om de brandhaard af te dekken.

Klasse D
Klasse D

Brandklasse E: Elektriciteitsbranden

Deze klasse bestaat officieel niet meer.

Branden van klasse E waren branden die TE MAKEN HEBBEN met elektriciteit.
De brandklasse E is in Nederland vervallen.

De gedachte erachter is dat elektriciteit zelf niet brand.
Electriciteit kan wel een brand veroorzaken door kortsluiting of overbelasting.
Daarna brandt het apparaat of de bekabeling.
Dan is het een brand van een andere klasse geworden.
De reden dat we het hier behandelen is omdat in de praktijk nog wel eens over E-branden gesproken wordt (als het goed is dus niet) en om het feit dat E brand feitelijk niet bestaat eruit te lichten.

Een brand van dit type hoeft geen elektrisch apparaat te zijn.
Kan ook iets zijn waar pas stroom bij vrij komt als er iets wegbrandt, zoals kabels.

Te blussen met:
CO2
Sproeischuim.
Poeder.

This is why you don't put out an electrical fire with water.
Elektrische branden nóóit blussen met water. Hier is te zien waarom.

 

Brandklasse F; Grote vetbranden

Brandklasse F
Brandklasse F

Brandklasse F

Ezelsbruggetje: in Duits Fett, Engels: Fat.
-Vetbranden, en olieën, van grote omvang.
(Opslagtanks, vetstore)

De reden dat verbranden een eigen klasse hebben is omdat ze heel heet zijn.
De meeste vetten branden bij zo'n 450 graden.

Er wordt wel eens gezegd dat vetbranden eigenlijk vloeistofbranden zijn als ze eenmaal branden omdat het vet dan vloeibaar wordt.
Maar de meeste vloeistoffen branden al bij een veel lagere temperatuur.
Benzine, bijvoorbeeld, brandt al bij 60 graden.
(Een temperatuur die een dek in de brandende zon makkelijk bereikt....)

Te blussen met:

Voorkeur type F blusser.
Dit type blusser kan ook vast aangebracht zijn boven de frituurpan en is verplicht gesteld vanaf 2018 voor nieuwbouwschepen.

Tweede keuze: afdekken met iets (Blusdeken, pannendeksel, plaat staal/ zelfs een houten plaat kan.)

Branden van klasse F kan je aan boord moeilijk zelf blussen omdat ze vaak zo groot zijn.

Bij iets kleinere omvang (b.v frituuroven)
Blusdeken
Schuimblusser (pas op voor herontbranding!)
Poederblusser  (Pas op voor herontbranding!)

Recentelijk is er een nieuwe brandblusser ontwikkeld voor dit soort branden: de Fry-fighter.
Dit is een soort van schuimblusser, echter klontert het schuim hier samen en vormt zo een min of meer vaste laag op het vet.

 

Ontdekken van brand. (L2 17m)

Wat te doen als je brand ontdekt?

Het belangrijkste: Doe iets!

Dat klinkt logisch.
Maar het blijkt dat mensen een soort gene hebben om iets te ondernemen.
"Misschien overdrijf ik wel."
"Misschien is er wel helemaal niet zoveel aan de hand."
"Misschien heeft een ander het al gemeld of gaat dat doen."

Allemaal logische gedachten die ervoor zorgen dat er niets gebeurd.

Meld het altijd!
Bijvoorbeeld door de handmeldknop in te drukken.


Uiteraard kan dit ook mondeling per telefoon of radio.
Of stuur iemand heen om het te melden en begin met blussen.

Het vreemde is nu:
Hoe meer mensen de brand tegelijkertijd ontdekken hoe minder kans dat er iets ondernomen wordt.
Als je alleen bent moet je wel.
Als je met meerdere mensen bent treedt een verschijnsel op dat "groepsdruk" genoemd wordt."
"Niemand doet iets, dan zal het wel goed zijn".



Onderdruk dit gevoel dus.
Wees de eerste van de groep die iets durft te doen.
Groepsdruk werkt ook andersom: als de eerste wat gaat doen durft de rest ook.

Wat doe je als iemand op straat ligt?  Bron: YouTube, AVROTROS/Mindf*ck

Mobiliseer mensen op een krachtige toon.
"Jij. Naar de brug en meld de brand en de lokatie."
"Jij. Haal een brandblusser."
"Jij. Trek een brandweerpak aan."

Als je zegt "Iemand. Trek een brandweerpak aan", zal er niets gebeuren.
In films roept iemand: "Someone call 911!" en nog geen 10 seconden komen alle hulpdiensten eraan.
Kennelijk heeft er iemand gebeld.
In werkelijkheid gaat het dus niet zo.

 

Communicatie (L2, 25m)

Tijdens een noodsituatie is communicatie het allerbelangrijkste.
Rechtstreeks tegen een persoon praten zal zelden kunnen, op de persoon waar je naast staat na.
We zullen dus gebruik moeten maken van draadloze verbindingen: portofoons.
Een hele bekende aan boord is de Motorola CP 200.


Dit is een z.g. "one way" analoge portofoon.
De normale maritieme kanalen worden er op geprogrameerd, alsmede 1 of 2 z.g. "P" (Private) kanalen, met een eigen frequentie.
Het is dus een soort mini-VHF waarvoor ook een vergunning nodig is.

Bij dit type is etheretiquette heel belangrijk.

In de AFF cursus gaan wie hier heel uitgebreid op in.
Nu in het kort:
- Spreek in een taal die iedereen aan boord verstaat. (Engels).
- Wees duidelijk.
- Korte zinnen met compacte informatie.
- Roep degene die je wilt spreken op en zeg je eigen naam (of functie).
- Zeg aan het eind van wat je wilt zeggen "Over".
De ander weet dan dat hij kan gaan spreken.
-Praat voor je gevoel te langzaam.
De ander kan jou dan goed verstaan, maar zal het niet ervaren als te langzaam.
-Staat er wind, zorg dan dat die tegen de achterkant van het apparaat blaast.
Blaast de wind tegen de voorkant dan blaast hij in de microfoon en is hetgeen je zegt onverstaanbaar voor de ontvanger.

Proefje:
-1 persoon in andere ruimte.
  Deze beschrijft zijn slaapkamer en tekent deze ook op papier.
- De overigen tekenen deze na.
- De ontvanger mag alleen bevestigen voor ontvangst en aangeven dat de spreker verder kan gaan.
  Aan het einde wordt het resultaat vergeleken.

 

Voor dit type portofoon is ook een schedelmicrofoon met push-schakelaar verkrijgbaar.

Als je praat gaan de trillingen via je schedel naar de microfoon.
De contactmicrofoon vangt deze op en brengt het naar de portofoon.

De pushschakelaar zit op je borst.
Voordeel: Je hoeft niet meer naar je portofoon, zijn microfoon en spreeksleutel te zoeken.
Tevens kan de wind niet meer in je microfoon blazen en omdat je hem onder je helm kan dragen heb je een stuk minder last van omgevingsgeluid.

Een nog betere optie is een two-way portofoon, bijvoorbeeld de Motorola XT-180.
Of de Sailor 3965 UHF Firefighter

Motorola

Sailor

Voor schepen die na 1 juli 2014 gebouwd zijn, zijn er verplicht twee van deze sets aan boord. (Voor elk brandteam 1).
Voor schepen die voor 1 juli 2014 gebouwd zijn geldt dat deze sets de eerstvolgende survey na 1 juli 2018 aan boord moeten zijn.

Deze portofoon zendt en ontvangt tegelijkertijd.
Je hebt dus constant contact: geen risico meer dat de een nog praat en de ander al gaat praten en je dus een gedeelte van het bericht mist.
Ook kunnen alle 8 voorkeuzekanalen als 8 verschillende privekanalen ingesteld worden.
Het risico dat er een ander schip jouw kanaal zit wordt zo geminimaliseerd.

Water, schuim en brandslangen

Blussen met water (10 min)

Blussen met water heeft een paar hele grote voordelen:

-Het is voor vele brandklassen toepasbaar. (Geen brandende vloeistoffen, sommige chemicaliën, Metaalbranden)
-Het koelt. (Rookgassen, omgeving én brandweerman)

Rookgassen koelen. Bron: YouTube, M.Jacobs NP E&M via brandweertrainingscentrum Wijster.

Het effect van de koelende werking van water.
Merk op hoe de rookgassen beginnen te branden en hoe ze vrijwel gelijk doven na een shot water,
Het uiteindelijke blussen gaat zo snel dat het in slo-mo weergegeven wordt.


-Het is op een schip onbeperkt voorradig.
-Het is vanaf enige afstand toepasbaar. ("Worplengte")
-Kan op vele manieren gebruikt worden=> blustechnieken.

Het kan zelfs levensreddend zijn voor de brandbestrijder.

Vuur vangen in sproeischerm. Bron: MM Jacobs via Youtube.

De bluswerking berust op afkoelen, en ook wel zuurstof onttrekken (in mindere mate).
Daarnaast vormt water stoom en neemt daarmee volume in.
Volume waar dus geen hitte meer kan zitten.
Bovendien:
1 liter water wordt 1600 liter stoom.
Stoom bestaat uit miniscule waterdruppeltjes.
Al deze druppeltjes kunnen warmte opnemen.
Dus in plaats dat je 1 dm3 (1 ltr = 1 dm3) koelend vermogen hebt, krijg je 1600 dm3 koelend vermogen.

 


G4S Flashbox training. Bron: YouTube via G4S trainingen.
Nadelen van blussen met water:

Water kruipt overal heen.
Ook ruimtes die misschien helemaal geen brand- of rookschade hebben opgelopen kunnen schade krijgen door optrekkend of doorslaand vocht.

Maar het grootste probleem is dat het water zich verzamelt in het schip: we krijgen vroeg of laat problemen met de stabiliteit.
 
Blussen met water is het effectiefst met een nevelscherm.
De nevelscherm verspreid zich over het brandende oppervlak en neemt zo veel meer warmte op dan een gebonden straal.

Gevaar bij een gebonden straal is ook dat men het brandende materiaal verspreidt door de kracht van de straal.

Een gloeibrand moet men juist wel met een gebonden straal aanvallen om in de kern van het brandend materiaal te kunnen komen.

Brandend vertrek openen.

Zoals al eerder vermeld moet het openen van een vertrek met de nodige voorzichtigheid gebeuren.
In de eerste plaats voor de veiligheid van de brandploeg, maar zeker ook om uitbreiding van de brand te voorkomen.

- Voer om te beginnen de deurprocedure uit.(Zie betreffend hoofdstuk)
- 1 Man opent de deur een klein stukje, tweede man spuit 3 x kort tegen het plafond.

 

- Water vormt dan stoom en verstikt de brand.
- Wacht enige tijd (+/- 20 seconden)
- Open de deur nog eens en weer 3 korte stoten tegen het plafond waarna de deur weer gesloten wordt.
- Open de deur weer en check de brand.
- Eventueel de procedure herhalen.

 

De brandslang en Intern. Shore Conn. (5 min)

 

 

 

 

De brandslang is ons belangrijkste blusmiddel aan boord als het met de kleine blusmiddelen niet is gelukt.

Er zijn twee typen brandslangen:
-De vast opgestelde haspel

Eisen:

  • moeten zijn aangesloten op de drinkwatervoorziening van een gebouw
  • Mag niet in een vluchttrappenhuis liggen/hangen.
  • Mag een slang van maximaal 30 meter hebben.
  • Moet een waterdruk (statische druk) hebben van tenminste 100 kPa (10 bar)
  • Moet een minimale wateropbrengst (capaciteit) hebben van een bepaald aantal m3 per uur.
    Hierbij wordt uitgegaan van het gelijktijdig gebruik van twee brandslanghaspels die zijn aangesloten op dezelfde watervoorziening.


(Bron: brandweer.nl)
En de oprolbare slang:

 

 

Eisen:

 

- Van voldoende lengte ( standaardlengte: 20 meter)
  Er kunnen ruimtes zijn waarin het onhandig is om slangen van 20m te
  hebben. Bijvoorbeeld in de machinekamer van wat kleinere schepen.
  In dat soort gevallen mag een kortere slang met een standaardlengte van
  10m ook.
- Doorsnede minimaal 40 mm (standaardmaat meestal 52 mm)

- Voorzien van een internationaal erkende koppeling zoals Storz.


Deze bestaat in twee maten, "grote Storz" en "kleine" Storz.
Aan boord is de kleine standaard.
Er bestaan verloopstukken van klein naar groot.

Nadeel van dit type koppeling is dat hij onder druk niet los te krijgen is en dat hij met een relatief moeilijk handeling gekopeld moet worden. (Inhaken en rechtsom draaien tot hij klikt. je voelt dan een "schokje".)
Voordeel is dat hij niet uit zichzelf kan losschieten onder druk.




Er wordt op, met name Britse, schepen ook wel gebruikt gemaakt van een ander type koppeling:

Het "mannetje" zit aan de brandkraan, het "vrouwtje" (met de pallen) aan de slang.
Het voordeel is dat dit systeem heel gemakkelijk koppelt en ontkoppelt.
Druk de koppeling erop en hij klikt vast.
Druk de pennen aan de zijkant in en gaat los, ook onder druk (wat tegelijk ook een nadeel kan zijn).

 

- Verder moet de brandslang voorzien van 2 koppelsleutels op de opbergplaats.

- Er moet een spuitpistool bij liggen op de opbergplaats.
De bekendste typen:

 

 


De laatste
geniet de voorkeur omdat hij zeer goed regelbaar is, en ook geschikt is voor gebruik met een tussenmenger voor schuim.
(Zie aldaar.)

De slang moet verder aan de volgende eisen voldoen:

 

Koninklijk besluit van 12 november 1981

Artikel 86 Voorzorgsmaatregelen tegen brand.

 

De kapitein is verplicht zorg te dragen dat:

b)

alle brandontdekkingsmiddelen en -bestrijdingsmiddelen steeds in goede staat en voor onmiddellijk gebruik gereed zijn;

c)

de brandslangen alleen worden gebruikt voor brandblusdoeleinden, voor het beproeven van de brandblusinrichting of bij oefeningen en inspecties;

d)

de brandslangen telkenmale na verloop van ten hoogste zes maanden worden beproefd, tenzij uit een grondige inspectie blijkt dat ze nog in goede staat zijn;

Je moet ze dus elk half jaar stuk voor stuk onder druk zetten om te kijken of ze lekken.
Op een coaster nog wel te doen, op een wat groter schip een klus die maar zo een dag in beslag neemt.

De koppeling moet met een draadijzer aan de slang bevestigd zijn.
Slangklemmen zijn niet toegestaan ivm gevaar op verwonding en de schroefdraad van het boutje kan onderhevig zijn aan corrosie.

 

Tenslotte moet er een Internationale Walaansluiting aan boord zijn.
Zodoende kan men in ene haven toch blussen als op een of andere manier de brandbluspomp niet werkzaam is.

Deze bestaat uit een flens met sleufgaten, bouten, een pakking en een flens met de aan boord heersende connectie. (b.v. Storz)
De flens met sleufgaten wordt aan de wal op de brandkraan gemonteerd en met een slang wordt de storz gekoppeld aan het systeem van het schip.

Deze aansluiting moet aan bepaalde standaardmaten voldoen.

 

 

 

Uitrollen van een brandslang (5 - 15 min0

Een brandslang kan op meerder manieren opgerold zijn.

Slang 1

De linker methode van oprollen geniet niet onze voorkeur.
Bij het uitrollen ligt de koppeling waar het spuitstuk aan moet ver van je weg, en tevens kan de koppeling tijdens het uitrollen op een ongelukkige plaats terecht komen.

Bij de rechter slang liggen de koppelingen bij elkaar.
Na het uitrollen van de slang kan de ene koppeling aan de kraan gekoppeld worden waarna het spuitstuk gelijk aan de andere gekoppeld kan worden.
Daarna loop je hem uit en kan de waterdruk er (eventueel) op gezet worden.

Uitrollen:

  1. Slang "rechtop" met de koppelingen voor je voeten voor je leggen.
  2. Pak de slang, met de ene hand bij de koppelingen en de andere hand onder de rol, op.
  3. De rol een beste zwiep geven door hem gedoseerd weg te gooien.
  4. Moet er nog een 2e slang aan dan loop je 1 koppeling nu uit en leg je de slang recht.
  5. Herhaal eventueel punt 1 en 2 met een 2e slang.
  6. Koppel het spuitstuk aan.

 

Slang oprollen (5-15 min)

Het oprollen van een slang gaat als volgt.

  • Leg de slang helemaal recht uit.
  • Loop de slang leeg door de slang over de schouder te leggen en dan van de ene koppeling naar de andere te lopen.
  • Loop met de ene koppeling van de slang naar de andere en leg deze (bij een 20 meter slang,) een goeie voetlengte (2 voetlengtes bij een 40 meter) van de andere koppeling op de slang neer.
    De slang ligt dus nu op zichzelf.
    Het binnenste van de slang zal zich langzamer oprollen dan het buitenste.
    Uiteindelijk komen de twee koppelingen mooi bijelkaar uit.
  • Loop nu terug naar het uiteinde van de slang en rol deze netjes op.
    Dit gaat het makkelijkst met twee man.
    Het binnenste gedeelte zal de neiging hebben te gaan "krullen".
    De tweede man kan dan de slang rechttrekken zodat het oprollen makkelijker verloopt en tevens het laatste water eruit kan lopen.
     
  • Noot 1: Houdt rekening met de trim van het schip bij het oprollen.
    Als je de slang tegen de trim in ("omhoog") oprolt zal het laatste water er minder makkelijk uit lopen.
  • Noot 2: sommigen nemen meer dan 1 voetje lengte (zoals in dit filmpje) zodat 1 koppeling beschermd wordt door de slang.
    Dit is afhankelijk van wat gangbaar is op het schip.

 

Een andere methode is de z.g. double donut roll.
Deze methode ziet men niet veel op Nederlandse schepen, aangezien de opgerolde slang dubbel zo dik wordt en de standaard brandslangkasten daar niet op berekend zijn.
Groot voordeel is dat de koppelingen netjes naast elkaar uit komen.

Tussenmenger (5 min)

Met een tussenmenger zijn we in staat om vanuit een vat met schuimvormend middel foam te produceren.

Links wordt de slang vanaf de brandkraan aangesloten.
Rechts de slang naar het spuitmondstuk.
(De stroomrichting wordt op de tussenmenger met een pijl aangegeven)
Bovenop komt de slang naar de jerrycan met schuimvormendmiddel (svm).
De knop voorop is om in te stellen hoeveel svm toegevoegd moet worden aan het water.

Het mengen gebeurt op basis van het z.g. Venturi-effect.
(Wet van Bernoulli)

 

 

Noot: Spoel na gebruik met zeewater de tussenmenger zeer goed na met zoet water.
Anders zal het zout vastkoeken in het mechanisme van de instelling en wordt de tussenmenger slecht bruikbaar.

Met 1 liter water kunnen we 7 liter schuim maken.
De zogenaamde one-seven rule.

Kuipers schuimtest. Bron: YouTube
Een jerrycan svm aan boord is 20 liter.
Dat betekent dus 140 liter schuim op 1 jerrycan.
Dit is dus al gauw ruim voldoende om een brand te blussen.

 

Handbrandblussers (Extincteur) Algemeen (8 min)

Handbrandblusser, of ook wel extincteurs genoemd, zijn je eerste mogelijkheid bij het blussen van de meeste beginnende branden.

Mits goed toegepast is een brand binnen enkele seconden uit.

Daarvoor zijn er diverse types op de markt.

 

De ABC poederblusser

 

De CO2 blusser

Bemerk de zwarte koker aan de spuitopening.
Het CO2 zit samengeperst in de blusser.
Om een gas te worden moet het kunnen expanderen, uitzetten.
Door de uitlopende koker gebeurt dat en wordt een wolk van CO2 gas gevormd.

 

De sproeischuimblusser.

Net als alle andere blussers zijn ook deze in klein (2 kg /Ltr), middel (6 kg/Ltr) of groot (9kg/Ltr) verkrijgbaar.
De 2 kg versie voldoet zelden.
Er zit zelden genoeg blusmateriaal in om een beginnende brand effectief te blussen.

De vetblusser.

 

 

 


Helaas zijn deze codes niet standaard.
Hier in NL hebben schuimblussers bijvoorbeeld een groen etiket.

 

Hoe werken we met een brandblusser.

Er zijn twee types handbrandblussers:
- Continu onder druk.
  Dit zijn vaak de kleine blussertjes van 1 of 2 kg blusstof.
  Maar ook grotere blussers kunnen van dit type zijn.
  Ze zijn te herkennen aan een manometertje.

Het voordeel van dit type is dat ze eigenlijk geen onderhoud behoeven.
Meer dan eens per maand het poeder losschudden is niet nodig, of zelfs mogelijk.
De manometer kan je testen door de blusser in een pan met heet water te zetten.
De manometer moet dan tgv van de druktoename oplopen.
De werkdruk is ongeveer 8 bar.


Het tweede type is die met een apart CO2 patroon.
(Zie voorbeeld in lokaal)
Voor deze blussers geldt ook een werkdruk van ongeveer 8 bar.
Behalve CO2 blussers.
Om de CO2 goed naar buiten te kunnen drijven is een hogere druk van maar liefst 20 bar nodig.
(Zie  verderop en voorbeeld in lokaal)

Hoe werken we in zijn algemeenheid met handbrandblussers?

Onthoudt: P.A.S.S.

PULL (het borgpennetje)
AIM (Richt op de basis van het vuur)
SQUEEZE (Knijp in de hendel)
SWEEP (Zwaai tijdens het blussen lichtjes heen en weer van links naar rechts)

Fire extuinguisher PASS system. Bron YouTube.
Tip:
Pak de blusser bij de hals ipv het handvat als je de borgpen eruit wil trekken.
De kans is anders groot dat je in de hendel knijpt terwijl je aan de pen trekt en dan krijg je de pen er niet uit.

 

 

Op de blusser staat allerlei informatie.
Deze moet in een taal opgesteld zijn die voor elke opvarende begrijpelijk is. Alleen Nederlanders aan boord? => Nederlands.
In de praktijk zul je nooit met alleen Nederlanders aan boord varen en zijn de blussers dus voorzien van de Engelse taal.

 

-Ten eerste staat er natuurlijk op hoe je de blusser moet gebruiken.
-Ten tweede staat de brandklasse erop waarvoor de blusser geschikt is. (Zie verderop)

-Verder staat er op wanneer en door wie de blusser gekeurd is voor
  de typegoedkeuring, het zogenoemde Rijkstypekeur.
Dit keurmerk staat alleen op blussers van <20 kg die met 1 hand te dragen zijn.
Hij staat niet op slanghaspels, verrijdbare blussers etc.
Deze apparaten moeten wel voldoen aan allerlei andere keurmerken als het CE keur.

Midden in de ellips staat het rangnummer.
Links staat de B van Besluit Draagbare Blustoestellen.
Rechts staat het jaartal van het besluit (Hier 1997)
Bovenaan staat de datum waarop het bewijs van typegoedkeuring is afgegeven. (jj/mm) Hier dus okt 2013.
BZ onderaan staat voor de instantie waaronder deypegoedkeuring is uitgevaardigd, in dit geval ministerie van Binnenlandse Zaken.

Let wel: dit is dus geen jaarlijkse keuring.

Dat is weer een sticker die door de keuringsinstantie aangebracht wordt:

Het is slechts ter indicatie dat de blusser ooit in deze vorm en met deze werking is gefabriceerd en ter beoordeling is aangeboden en men gezegd heeft: "OK, zo voldoet hij aan alle eisen die wij aan een brandblusser stellen."
Zie het  als een nieuw model auto.
De RDW keurt dat merk en model en zegt dat dit model de weg op mag.
De jaarlijkse ondehoudsbeurt en APK zorgen ervoor dat de auto ook goed is.

Er zijn vele (inter)nationale keurmerken die je allemaal op blussers aan kan treffen.
Elk land heeft zo zijn eigen keuringsinstanties.
Het "hartje" komt bijvoorbeeld uit het VK.
De TUV uit Duitsland.


Voor ons is het stuurwieltje van belang.
Dit betekent dat de blusser goedgekeurd is voor gebruik aan boord van zeeschepen die onder een vlag varen van een land dat lid is van de Europese Unie.
Het stuurwieltje is het keurmerk van de M.E.D.: Marine Equipment Directive.

(Bron:brandbeveiligingsshop.nl)
Exincteurs hebben een bepaalde tijd dat je er mee kan blussen.
Dit zo'n 20 - 30 seconden.
Hier is een aantal redenen voor:

- Als je met 20 - 30 seconden een BEGINNENDE brand (want daar hebben we het aldoor over) niet onder controle hebt moet je weg wezen.
Je hebt tenslotte geen beschermingsmiddelen als ademlucht en brandweerpak aan.
Zou een blusser langer dan 20 seconden mee gaan, dan BLIJF je ook langer dan 20 seconden.
En dat is domweg te gevaarlijk.
Niet gelukt te blussen? => blusprocede met grote blusmiddelen in gang zetten.

-Een andere reden is dat als je de handbrandblussers geschikt zou maken voor langere blustijd, ze dan ook groter zullen moeten worden.
Het blusmiddel zal daarmee onhandelbaar worden en ook een sta in de weg worden op de opbergplaats.

In handbrandblussers zit meer drijfgas dan eigenlijk nodig is om al het blusmiddel uit de blusser te drijven.

Dit is uiteraard gedaan om optimaal gebruik te kunnen maken van het blusmiddel.
Het zou zonde zijn als er nog blusmiddel in de blusser zit terwijl het drijfgas al op is.
Nadeel is dat men geneigd is te denken dat het blusmiddel nog werkzaam is.
Hij sist immers nog?
Je gooit dan echter alleen maar drijfgas op het brandend materiaal, hetgeen geen blussende werking heeft.

Blussen met poeder (3 min)

Poeder is voor vele doeleinden geschikt met een zeer goede bluswerking:
-Vaste stoffen
-De meeste vloeistoffen
-Vetten

-Minder geschikt voor elektriciteitsbranden ivm nevenschade al blust het de brand wel goed.

Sticker:

 
Voor vertrekken waar grotere branden te verwachten zijn, ook als ze net beginnen, zoals de machinekamer zijn grotere poederblussers van 50 kg beschikbaar.
 
Indicatiesticker:

 

Er zijn diverse soorten poeders, elk geschikt voor hun eigen brandklasse waar het ook naar vernoemd is.
Daarin onderscheiden we BC- Poeder, ABC poeder, D-Poeder.

 

Brandklasse BC Poeder ABC Poeder D Poeder
A Vaste stoffen matig goed slecht
B Vloeistoffen goed goed slecht
C Gassen goed goed slecht
D Metalen slecht slecht goed
E "Elektrisch" goed goed

slecht

 

De werkperiode is ook hier zo'n 20 - 30 seconden.
Men kan merken dat hij leeg raakt doordat de straal veel minder dik wordt.
Tevens maakt een goed gevulde poederblusser een soort bulderend geluid.
Dat geluid neemt heel snel af en wordt een soort sissend geluid.

 

 

Blussen met CO2`(6 min)

CO2 is de eerste keus bij electriciteitsbranden, of liever gezegd, branden waarbij electriciteit betrokken is.
Elektra zit meestal in een een schakelkast, een meterkast o.i.d. waardoor het min of meer in een gesloten ruimte zit zodat het CO2 goed om de brandhaard zal blijven zitten.

CO2 koelt ook enigszins, zij het dat men van het koelend effect niet al te veel moet verwachten.
Een vetbrand zal t.g.v. de nog hoge temperatuur herontbranden zodra de CO2 "verdampt" is.
Daarvoor koelt CO2 niet genoeg.

CO2 is minder geschikt voor branden waar de brandkern diep weg zit, bv een stapel pallets: het gas kan dan niet goed doordringen.
Helemaal als het er ook nog eens stevig bij waait.


CO2 ongeschikt voor kernbranden. Bron: Zeevaartschooldocent, YouTube

How to use a C)2 extinguisher.
Wees erop verdacht dat het gebruik van een CO2 blusser in kleine ruimtes kan leiden tot een tekort aan zuurstof.
Overweeg of een CO2 blusser vervangen zou kunnen worden door een ander blusmiddel als bijvoorbeeld (sproei)schuim.

Een CO2 blusser is onze eerste keus bij branden die te maken hebben met electriciteit vanwege de geringe nevenschade.
De brandklasse die op CO2 vermeldt wordt is brandklasse B (vloeistoffen).
CO2 is echter voor vele brandklassen geschikt.
Je krijgt er vele branden mee uit.
De reden dat die klassen niet vermeldt worden is omdat CO2 niet of nauwelijks koelt.
Je haalt dus alleen de zuurstof weg.
Op het moment dat de CO2 vervlogen is, kan de zuurstof dus weer toetreden.
Is de temperatuur op dat moment nog hoog genoeg, dan zal de brand (zoals hierboven reeds gezegd) herontbranden.
Hier moet je bij alle branden die je met CO2 blust op verdacht zijn!

CO2 is eigenlijk alleen te gebruiken in beschermde ruimten.
Waar weinig ventilatie en / of luchtstroom is.
Aan dek, met een beetje wind, zal de CO2 te gemakkelijk wegwaaien en zodoende nauwelijks blussende werking hebben.

Een ander nadeel van CO2 is dat de zogenaamde worplengte (de afstand die je kan overbruggen als je ermee spuit) vrij gering is, zo'n 1,5 meter.
Je moet de brand dus dicht benaderen.
Laag blijven als je met CO2 blust is dus echt een must!

Omdat de blussende werking onttrekking van zuurstof is, is het van belang dat je op de basis van de brand mikt.
Je pakt het brandende materiaal dan in feite in met CO2.

Wanneer de blusser (bijna) leeg is kan men dat vooral merken aan het geluid.
De toon wordt hoger en scherper.
Tevens merk je dat de wolk een stuk minder dicht wordt.

 

Zoals eerder gezegd is de werkdruk van een CO2 blusser maar liefst 20 bar.
(Zie voorbeeld lokaal)
De wand van de blusser is dan ook een stuk dikker dan die van een poeder- of schuimblusser.
Ook is een CO2 blusser voorzien van een overdrukventiel.

Het is niet veel meer dan een klein koperen plaatje dat bij een te hoge druk kapot barst waarna de druk weg kan lopen door een gaatje.

 

Blussen met sproeischuim. (6 min)

   

Schuim is de eerste keus bij vloeistofbranden.
Het vloeit over de vloestof heen en bedekt het zodat de zuurstof afgesloten wordt.

De primaire bluswerking is dus zuurstof afsluiten.



Het blusmiddel bestaat uit water en schuimvormend middel. (AFF, "A tripple F", Aqueous Film Forming Foam.)
Door het water koelt het dus ook, hetgeen de secundaire bluswerking is.


Het schuim kan door wind wegwaaien.
Op die plekken kan de vloeistof door zelfontbranding weer gaan branden.
Wanneer de wind wegvalt zal (bij voldoende toegevoegd schuim) die plek weer dichttrekken en weer doven.

Blussen met schuim. Bron YouTube. M. Jacobs NP E&M via Veligheidsinstituut van de Provincie Antwerpen.

De meeste schuimblussers kunnen ook voor elektrabranden gebruikt worden.
Check hiervoor de nozzle.

 

 

 
 

Zien we een gesloten nozzle met kleine gaatjes of spleetjes dan kan de blusser voor elektra gebruikt worden.

In de nozzle zit dan een sneldraaiend schoepje of een ander systeem dat de straal in miniscuul kleine stukjes hakt.
Je sproeit dus heel veel kleine pakketjes schuim.
Tussen de pakketjes zit lucht.
Er is dan geen vaste straal, dus stroom kan niet geleid worden.

 

Zien we gewoon een pijpje, dan is hij ongeschikt.
Er komt een vaste straal uit, dus kan de stroom geleid worden.
Als het goed is komen deze blussers aan boord niet meer voor!


Nozzles komen in heel veel vormen voor.
Allemaal hebben ze een mechanisme, een diffusor, om lucht aan het mengsel toe te voegen.

 

Stel je vult een maatkan met water en doet er een scheut afwasmiddel bij.
De maatkan giet je vervolgens leeg in de gootsteen.
Er zal nauwelijks schuim vormen.
Maar klop je met een garde eerst lucht in de maatkan dan vormt zich wel schuim.
Met een diffusor, die lucht aanzuigt in de water/schuimvormendmiddel-stroom, maak je dus schuim.

Tevens is een geschikte blusser te herkennen aan het woordje SPROEIschuimblusser.
Ook staat er dan op tot hoeveel volt het veilig gebruikt kan worden.
Meestal 1000 Volt.
Ze bestaan er ook met 35 kV.
Deze zal je aan boord niet gauw aantreffen.




 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  De   Worplengte van een schuimblusser is zo'n 5 - 7 meter.
Je kan dus van veilige afstand met schuim blussen.

 



Mocht het vuur zo heet zijn dat je nog meer afstand nodig hebt, ga dan met behulp van een brandslang combiblussen.
Je spuit dan schuim op de straal van de brandslang.
De straal van de brandslang neemt het schuim dan mee.
Het schuim wordt dan weliswaar verdund, maar je hebt in elk geval nog iets.
BESEF: Je kan dan geen "E" brand meer blussen!!


Met een schuimblusser wil je het schuim over de brandende vloeistof laten vloeien.
Richt, als het mogelijk is, op een plat vlak achter de brand, zodat het schuim daar vandaan over het brandende materiaal kan vloeien en kan afdekken.
Zou je in het brandende (vloeibare) materiaal spuiten dan heb je kans dat het opspat en zo verspreidt.

Als de blusser bijna leeg is merk je dit doordat de straal minder dicht wordt, en het schuim vloeit minder goed uit.

Sommige schuimblussers hebben groene hendels.
Dit is niet de kleurcode.
Het betekent dat het schuim van bioafbreekbaar materiaal is.
Zelfs bij brand is het milieu van belang.

De mate van het lucht - water - schuimvormend middel mengsel bepaald met wat voor soort schuim we te maken hebben.

Er bestaan 3 soorten schuim, afhankelijk van de verhouding lucht, water en schuimvormend middel: het "schuimgetal".

Zwaar schuim: weinig lucht toegevoegd, veel schuim. Schuimgetal +/- 1 :20
                       + Zeer goed afdekkend.
                       + Meer worplengte, dus grotere afstand tot brand mogelijk.
                       + Plakt goed aan het brandend materiaal.
                       
- Bedekt een kleiner gebied , dus meer schuim nodig voor
                          hetzelfde oppervlak.
                       - Jerrycan met schuimvormend middel is in tijd van een zucht
                         leeg. (+/- 10 seconden)
Zwaar schuim gebruiken we dus het liefst bij branden waar vertikale vlakken betrokken zijn.
                       

                                           Een brand, geblust met zwaar schuim.




Middelzwaar schuim:
                       Dit schuim haalt van de voor en nadelen allebei een beetje af.
                       Dus de voordelen én de nadelen worden minder.
                       Schuimgetal: is ongeveer 20 : 200

Extincteurs zijn doorgaans gevuld met AFFF van het middelzwaar type.

Licht schuim: Verhouding 200:1200
                       + Met relatief weinig schuimmiddel groot oppervlak te
                          bedekken.
                       + Vloeit makkelijk uit over brandende vloeistoffen

                       - Beperkte worplengte
                       - (Iets) minder goede blussende werkin omdat het minder
                         "kleeft"aan het brandende materiaal.

Licht schuim is dus het best toepasbare middel op vloeistofbranden.
(Dit schuim ken je misschien ook wel van schuimparties in clubs.)

  Schuimkanon voor middelzwaar en licht schuim  

 

Je bent misschien geneigd te denken: groot kanon, dus zwaar, dus zwaar schuim.
Maar doordat het kanon groot is, heeft hij een grote diffusor, komt er veel lucht bij het mengsel en wordt het dus middelzwaar of licht schuim.

Of het middelzwaar of licht schuim wordt bepaal je met de hoeveelheid toegevoegde schuimvormend middel, hetgeen je met de tussenmenger bepaalt.          
         

 

Blussen met een blusdeken (10 min)

Een blusdeken is een zeer effectief blusmiddel voor elke brand die door de deken ruim omsloten kan worden.
De blussende werking is afsluiten van zuurstof.

Het heeft echter een paar nadelen:
-Je moet dicht bij de brandhaard kunnen komen.
-De deken moet groot genoeg zijn om de gehele brand in te kunnen pakken, dus de grootte van de brand is beperkt.
-Omdat er niets gekoeld wordt kan de brand zeer gemakkelijk herontbranden. Je moet de brandhaard dus langdurig af laten koelen voor je de deken weghaalt.

Blussen van een vetbrand met deken.

Nadeel van een vetbrand, met name een frituurbrand, is dat het vet zo heet kan worden dat zelfs de blusdeken gaat smelten.

Blusdeken niet altijd goed idee. Bron: M.M. Jacobs NP E&M via YouTube RTL nieuws.
De eerste keus bij een frituurbrand is dus een blusser van het type F.
Heb je die niet bij de hand pak dan de blusdeken.
De kans dat het wel lukt is groter dan dat het niet lukt, omdat het vet eerst een aanzienlijke tijd moet branden voor het zo heet wordt.
Een deksel op de pan werkt overigens altijd.


Toch is een branddeken dermate effectief dat er brandweerkorpsen zijn die een extra grote branddeken bij zich hebben om autobranden te doven.

Autobrand geblust met branddeken. Bron: Youtube, M. Jacobs NP E&M , via Bilbrann Innovation.

Blussen van een persoon met een blusdeken. Bron:  YouTube M. Jacobs NP E&M, via NIBHV

 

Blussen van een persoon zonder deken (Stop drop and roll techniek)

 

 

Tot slot is het blussen van een persoon met een schuimblusser ook een  goede optie.
Ontzie hierbij zoveel mogelijk het hoofd van het slachtoffer.
Ook kan het schuimvormend middel prikken in de brandwonden.
Maar dan: het slachtoffer verrekt zeer waarschijnlijk toch al van de pijn.

Vaste brandblusinstallaties (8 min)

In grotere ruimtes is het al gauw moeilijk om met handbrandblussers of water een brand te blussen.
In bijvoorbeeld machinekamers is de brand al heel gauw te groot of is de ruimte al heel snel teveel gevuld met rook.
Voor die ruimtes is een vaste brandblusinstallatie verplicht die genoemd worden in regulation 10 van het SOLAS verdrag.

De bekendste zijn:
-Hi-Fog
-CO2
-Sprinkler.
-Schuim.

Aan boord wordt veel gebruik gemaakt van CO2 installaties.
Door de installatie te activeren vult de ruimte zich met CO2 waardoor de brand zal doven.

De installatie moet aan een aantal strenge eisen voldoen.
-Op de toegangsdeur van de ruimte moet een waarschuwingssticker aangebracht zijn.


De CO2 cilinders staan in een aparte ruimte.
Bij ruimtegebrek staan ze in de ruimte waar de CO2 ook in stroomt, maar de bediening van de flessen zit dan bij de uitgang.

-Deze ruimte moet afgesloten zijn met een sleutel.
-De sleutel moet op een plek hangen die een ieder aan boord bekend is.
-Dit om te voorkomen dat onbevoegde personen de ruimte betreden.
-De ruimte moet een ventilatievoorziening hebben.
-De ruimte moet voor betreden eerst deugdelijk geventileerd worden.
-De ruimte moet voor betreden eerst gemeten worden met een gasmeter.
-De ruimte moet aan de buitenkant voorzien zijn van een sticker die duidelijk  maakt dat het een CO2cilinderkamer is.


-Wanneer de installatie in werking gesteld wordt moet er in de ruimte een audiovisueelalarm gaan.


Dit alarm wordt geactiveerd door het openen van de bedieningskast.
(Schakelaartje aan de binnenkant van de deur)
-Alle afsluiters zijn d.m.v. een stang met elkaar verbonden zodat alle cilinders open gaan als je 1 hendel over haalt.
-De installatie kan manueel in werking gesteld worden door de afsluiters in de CO2kamer te bedienen, maar kan ook in werking gesteld worden door een z.g. pilotcilinder elders in het schip te activeren.
Deze pilotcilinder duwt dan hydraulisch alle afsluiters open.

De machinekamer wordt daarna gevuld met CO2.

Dit filmpje is in een gebouw, maar in een MK gaat het net zo.

 

Bij onbemande machinekamers moet dit systeem geheel automatisch geactiveerd worden door het brandmeldsysteem.

 

SOLAS Chapter II
-
2 Regulation 10.5.6
Vrachtschepen gebouwd op of na 1 juli 2002 met een gross tonnage van
2000 ton of meer moeten in machinekamers van 500m3 of meer als aan-
vulling op de vaste brandblusinstallatie zoals b.v. een CO2 systeem be-
schermd zijn met een watermist of Hi-Fog® systeem.
De ruimtes waar hoofd- of hulpmotoren, ketels, incinerators of brandstofseparatoren die met verhitte brandstof werken staan moeten met zo'n systeem beschermd worden.

 

Lopen en (koude) deurprocedure. (18 min)

Men kan niet zomaar een met rookgevulde ruimte binnenlopen.
Eerst zal men op de juiste wijze naar binnen moeten gaan.

Bepaal eerst of de deur naar je toe open gaat of van je af.
-Voel of je scharnieren waarneemt. Ja? => deur komt naar je toe.
- Tast de deur eerst af met de rug van je handen.
  De rug van de handen is gevoeliger, en bij verwonding heeft het minder
  gevolgen.

  Begin bovenaan de deur, waar de warmte zich het eerst verzamelt.
  Door de warmte zal er overdruk in het vertrek heersen die door de kieren van
  de deur naar buiten geperst wordt.
- Voel tot hoe ver de warmte naar beneden toe gevoeld kan worden.
  Dit geeft een idee over hoe vol de ruimte met hitte gevuld is.
- Zie je rook onder de deur door komen, dan heeft betreden in deze fase geen
  enkele zin.
  Het betekent dat de ruimte van onder tot boven vol zit met rook.
  En in deze fase gebruik je nog geen adembescherming.
  Niet opendoen, en de gewone blusmethoden starten.


  Van beneden naar boven linkerhand linkerdeurpost, rechterhand rechter deurpost. Voel je warmte? Beschadigingen? Iets anders geks?


-Ga met de zijkant van je lichaam op een been (gehurkt) tegen de deur zitten. Eventuele druk van vuur zal je zo op kunnen vangen.


-Doe de deur een klein stukje open en draai je hoofd weg van de deur
-Het zou kunnen dat er vuur naar buiten komt. Doordat je laag zit gaan de vlammen over je heen. en van je gezicht af.
-Geen vuur? (kans op z.g back draft, zie aldaar.) Langzaam de deur verder openen.
Draai nu je hoofd en kijk voorzichtig naar binnen.
- Gebruik de deur als schild tegen evt vuur.

-Als de deur van je af open gaat ga dan aan de kant van de deurknop achter de muur zitten en doe de deur open terwijl je de deurknop vast blijft houden.


Als je de deur helemaal open zou gooien en er komt vuur naar buiten heb je een probleem.

Draai bij deze deur vooral je hoofd weg!
Gebruik de hand die het verst van de muur af is, deze kan de deur het verst openen.
(Dus: zit je met je linkerzij tegen de muur, gebruik dan je rechterhand en andersom).

De film hieronder is de zogenaamde hete deur procedure.
Deze doe je in bij een ruimte waarvan je aan kan nemen dat de brand zich er op korte afstand op bevindt.

Dit is de hete deurprocedure, hetgeen bij Advanced Fire Fighting uitgebreid behandeld zal worden.

Een simpeler methode is overigens de "Open - Close" methode:


Simpele deurprocedure. Bron YouTube. Zeevaartschooldocent.

Noot: verwacht niet teveel van het voelen aan de deurklink.
Het stangetje dat de hitte zou moeten transporteren naar de buitendeurklink is relatief maar dun.
Als dat stangetje zo heet wordt dat het de hitte waarneembaar transporteert naar de buitenklink voel je de warmte ook wel aan de deur.
Je kunt dan gevoeglijk aannemen dat het vuur zich vlak achter de deur bevindt of dat de ruimte zich geheel gevuld heeft met hitte.
Voorzichtig, dus!

Noot 2!

Bovenstaande procedure is leuk voor "normale" deuren.
Deze deuren komen we op een schip niet veel tegen, behalve dan voor hutten, opbergkasten en soms ook buitendeuren op de hoger gelegen dekken.
(Waar geen "groen water"kan komen.

Voor de rest zullen we te maken hebben met waterdichte deuren.


Type met draaiwiel en knevels aan de binnenkant.


Type met knevels

 
Type met hendel en knevels aan de binnenkant.


Of een hydraulisch bediende schuifdeur, waarvan de bediening (altijd) aan de kant zit waar de opening ontstaat.


Deuren waarnaast geen ruimte is om dekking te zoeken.
(Hier in een MK, maar dit zal ook vaak het geval zijn aan het eind van een gang.)

Bij deze deuren, dus bijna altijd, zullen we moeten bedenken wat dan de beste manier is om hem te openen.
Meestal zal dat zijn:
Zo laag mogelijk gaan zitten en de deur een heel klein stukje openen terwijl je het openingsmeganisme goed vasthoudt.
Rook of vuur?
Of iets anders waardoor je het niet vertrouwt?
Dicht doen en opschalen door er een brandploeg bij te halen.

Kortom: DENK NA!

Misschien is de algemeen aangenomen methode in die situatie niet mogelijk of op zijn minst niet de veiligste.


Eenmaal binnen zijn we ons belangrijkste zintuig, de ogen, kwijt.
Toch kunnen we ons veilig door de ruimte bewegen.
Hiervoor kunnen we een aantal regels als handvat hanteren:

Houdt met de hand (tastarm) bij de muur te allen tijde contact met die muur.
Houdt de rug van de hand tegen de muur, niet de handpalm.
Contact verliezen = de weg verliezen = dodelijk.

- Buig het hoofd iets naar voren. Je weet niet hoe hoog de ruimte is. Dit moet je eerst verkennen.

- Breng je gewicht op je standbeen. Dit is het been bij de muur. (Bij de muur is de vloer het sterkst, minder kans erdoorheen te zakken.

- Maak met het andere been, het tastbeen, een zwaaiende beweging voor je uit om te voelen of er iets op de vloer ligt waar je over kunt struikelen.
Ook kan er een (trap)gat in de vloer zitten die je niet verwachtte.
Doe dit met enige voorzichtigheid om een eventueel slachtoffer niet te verwonden.
Als geconstateerd is dat er niets voor je ligt klap dan met de voet voor je uit op de vloer om te contoleren of de vloer stevig genoeg is.

-Sluit het tastbeen naast het standbeen en zet met het standbeen de volgende stap.

- Herhaal vanaf de eerste stap.


-Omdat je niet weet hoe hoog de ruimte is of dat er iets vanaf het plafond naar beneden hangt is het van belang de vrije arm (de beschermarm) gebogen voor je te houden.
De rug van de hand naar voren.

-Zwaai met de arm langzaam tussen buik- en helmhoogte heen en weer.

-Zwaai met de tastarm van boven naar beneden langs de muur om objecten, beschadigingen, hittebronnen etc te detecteren.

Alleen als je stilstaat kun je beide armen gebruiken.

Betreedt een ruimte NOOIT alleen.
De tweede man hoeft niet met de vrije hand te zwaaien.
Dat doet de eerste man al.
De 2e man houdt met zijn beschermarm de handgreep van het rugschild van de eerste man vast.


Geef alles wat je tegenkomt een naam.
Stopcontact

Kastje.
Plank.
Hoekje.
Als je niet weet wat het is noem je het bijvoorbeeld dingetje.

Zeg dit hardop.
De tweede man herhaalt dit.
Op de terugweg, langs dezelfde route, worden alle dingen weer opgenoemd.
Wijkt dit af van de heenweg dan weet je dat je verkeerd zit en ga je terug naar het laatst herkende punt.

(Bron: lesboek Manschap A Brandweeracademie NIFV)

 

Overzicht blusstoffen (1 min)

Hieronder een schematische voorstelling van de blussende werking van verschillende blusstoffen.

                                                                                                                                                                                      Blusstof      
Bluswerking Water Schuim Halon Poeder               Poeder CO2   Zand
        ABC D    
Koelen H B B B      
Afdekken   H         BB
Verstikken B       H H H
Brandvertragend       H      
               
  Hoofdeffect            
  Bijeffect            

Het brandweerpak. (2 min)

Om een brand zo veilig mogelijk te kunnen bestrijden zullen we onszelf moeten beschermen middels een brandweerpak.
De lokatie van het pak moet aangegeven worden met deze sticker:
"Fire Locker"

Ooit was dit het gangbare pak:

Dit pak kan je nog steeds aan boord aantreffen,maar genieten niet de voorkeur.
Je kan te dicht bij het vuur komen zonder te merken dat het echt te heet wordt.

Deze pakken worden nu nog gebruikt voor werk waarbij je slechts kort in contact komt met hitte (Bijvoorbeeld Hoogovens).

Tegenwoordig is de standaarduitrusting van de z.g. "Fireman's Outfit" veelal hetzelfde als die van de profesionele brandweer aan de wal.
Dit pak geniet veruit onze voorkeur:

Het basispak bestaat uit:
-Broek met bretels.
-Isolerende jas van brandwerend en waterdicht maar ademend materiaal (vaak wol).
-Veiligheidslaarzen met stalen neuzen en zolen.

De brandweeruitrusting (2 min)

Het pak moet voorzien zijn van een uitrusting waarmee de brandweerman kan werken.

-Een ademhalingsluchtset (zie verderop)
-Een gordel om materiaal aan op te kunnen hangen.
-Een explosievrije zaklantaarn van een goedgekeurd type.
-Een reddingslijn met stalen kern.
-Een brandbijl.
-Handschoenen.

-Een brandweerhelm.



De helm is vaak van "glow in the dark" materiaal gemaakt zodat je nog zichtbaar bent als het licht plotseling uitvalt.
Het uitschuifbare vizier is niet zozeer om je tegen de hitte te beschermen (dat doet het gelaatsmasker) als wel om je te beschermen tegen rondvliegende splinters of glas als je je brandbijl gebruikt.
Tevens zit er een nekflap aan om je tegen vonken en stralingshitte te beschermen.

De reddingslijn is een metalen lijn, bekleed met touwwerk.
Het gebruik ervan is afhankelijk van de omstandigheden.
In een machinekamer, waar het achter afsluiters, peilkokers etc. kan blijven haken is het een onding.
In een dichtgerookte accomodatie is het een goed hulpmiddel om je weg terug te vinden.
Al heb je naar alle waarschijnlijkheid ook een brandslang bij je die als leidraad kan dienen.

Een ander nadeel is dat afgesproken signalen misschien niet goed doorkomen bij de ontvanger.
-Twee rukjes is: trek mij terug.
En als het touw nu klem zit tussen bijvoorbeeld een deur?
-De lengte is beperkt.
Wat als je nog een paar meter verder moet? Maak je jezelf dan los of niet?

De Breathing Apparatus & EEBD

EEBD (10 min)

De Emergency Escape Breathing Device (EEBD) is een manier om tijd te krijgen in een rokerige omgeving te ontsnappen.
Het is niet veel meer dan een plastic zak over je hoogd met een persluchtflesje er aan.
Een veel voorkomende is de Ocenco EEBD.

 

Zie voorbeeld in lokaal.
-Open de koffer
-Trek de EEBD uit de houder.
-Vouw de hood open.
-Klem het mondstuk tussen de tanden.
-Zet neusklemmetje op de neus.
-Trekeventueel het gelaatsstuk over hoofd
-Adem normaal
-Zorg inverband met de gelimiteerde hoeveelheid lucht dat je binnen enkele
minuten buiten bent.


(Bron Ocenco instructievideo)

Een ander veel voorkomend type is die van Dräger:
Ze zijn er van meerdere merken, maar de werking komt op hetzelfde neer.

Zie voorbeeld in lokaal.

-Trek flap open. Hierdoor wordt de luchtstroom geactiveerd.
Deze stopt niet meer => kan je geen gebruikte terughangen.

-Trek kap over je hoofd.
-Hang tas over je schouder.
-Verlaat de ruimte zo snel als mogelijk.

Aantrekken Drager EEBD. Bron: Youtube. M. Jacobs NP E&M via Maersk H2S.
De EEBD van het merk MSA komt ook veel voor.
Deze heeft nog bandjes die je moet aantrekken en een nekkraag die je moet afsluiten.
Hij wordt geactiveerd door te gaan ademen.

Aantrekken van de MSA EEBD. Bron: YouTube, M. Jacobs E&M via MSA


Ook is er nog een luxer type met een masker als dat van een ademluichtset.

De EEBD is alleen om te ontsnappen. GEBRUIK HEM NOOIT OM EEN RUIMTE IN TE GAAN.
Daarvoor heb je niet genoeg lucht!

Daarvoor heb je de ademluchtset. (Zie volgende hoofdstuk)

De BA set (7 min)

 

Symptomen van koolmonoxidevergiftiging. Bron: Honeywell Home, YouTube

De BA set (Breathing Apparatus) biedt ons de mogelijkheid om in een giftige omgeving (rookgassen) ons werk te kunnen doen.
Het grootste gevaar bij brand is namelijk niet de hitte maar de giftige gassen.

De bekendste daarvan is CO, koolmonoxide, of ook wel kolendamp genoemd.
Je proeft, ruikt of ziet CO niet.
Je bloedplaatjes nemen liever CO op dan zuurstof => verstikking.

Verschijnselen:

  • Slaperigheid en duizeligheid

  • Misselijkheid, braken en verwardheid

  • Hartkloppingen, hyperventilatie en hoofdpijn

    Het probleem is dat dit ook door andere zaken kan komen en je de symptomen dus negeert.

  •  


Afhankelijk van wat er verbrandt zijn er vele andere gassen die ons lichaam kunnen vergiftigen:
-Benzenen
-Alkayden.
-Roetdeeltjes.
-Stikstof
-Kooldioxide
-Zwaveldioxide

Is CO dan per definitie dodelijk/giftig?
Giftig: ja.
Het is altijd giftig.
Dodelijk?
Nee, niet altijd.
Alles hangt samen met de hoeveelheid die je in een bepaalde tijd binnenkrijgt.
Als ik in 24 uur, 1 keer CO inadem zal ik er niks van merken.
Blijf ik er de volle 24 uur in dan heb ik op zijn minst te maken met bovenstaande klachten, of zelfs de dood.

Dit heeft te maken met de zogenaamde MAC waarde.
De Maximum Allowable Concentration.
In het NL: de Maximaal Aanvaarde Concentratie.
Dit begint een nog veelgebruikt, maar wat verouderd, begrip te worden.
Tegenwoordig heeft men het over de
Threshold Limit Value - TLV.

Elke stof heeft die.
Hij is echter niet voor elke stof en elk mens hetzelfde.
Het is daarom een handvat.

  • Bij het vaststellen van de MAC-waarde gaat de Gezondheidsraad uit van de gemiddelde, gezonde volwassene.
  • De waarde kan dus te hoog zijn voor iemand die daarop een uitzondering is. Bijvoorbeeld iemand met hartklachten.
  • De MAC-waarde geeft de veilige grens aan van maar één stof. Er kunnen meerdere stoffen in de lucht hangen.
  • In veel bedrijven wordt vaak met meerdere stoffen tegelijk gewerkt. De combinatie van stoffen kan gevaarlijk voor de gezondheid zijn. Terwijl tegelijkertijd elke stof apart netjes onder de MAC-waarde blijft. Een aantal mengstoffen heeft daarom een eigen MAC-waarde. Zoals de oplosmiddelen rubber solvent en terpentijnolie.
  • MAC-waarden gelden niet bij extreme werkomstandigheden.
  • Bijvoorbeeld als je lichaam zich hard moet inspannen. Dan kan de ‘veilige’ hoeveelheid chemische stoffen alsnog te hoog zijn. Je ademt immers meer vervuilde lucht in bij hoge lichamelijke inspanning. Je krijgt dan meer schadelijke stoffen binnen dan de gemiddelde werknemer. Dit is het geval als je zwaar werk doet, of als het heel koud of warm is.
  • Een MAC-waarde kan vastgesteld zijn op maar 1 gezondheidseffect.
  • Bijvoorbeeld irritatie. Er wordt dan geen rekening gehouden met andere gezondheidseffecten.

(Bron: FNV-Werkwacht)

Bij brand en de bijbehorende rook is een overschrijding van de MAC waarde realistisch.
Die zal er gewoon zijn.
Daarom maken we gebruik van adembescherming.

 

 

Adembescherming bestaat in twee varianten:
- Afhankelijke bescherming; je gebruikt nog steeds de buitenlucht om te ademen. (De bekende gasmaskers met filters)
- Onafhankelijke bescherming: je gebruikt lucht die niet uit de omgeving komt, maar uit bijvoorbeeld persluchtflessen: de ademluchtset of Breathing Apparatus (BA) set, zoals ze aan boord genoemd worden.

Een ademluchtset is dus al gauw onontbeerlijk.
Zet deze dus standaard op!

Aan boord zal die meestal van het merk Dräger zijn, omdat dit een merk is dat wereldwijd verkrijgbaar is en daarmee de onderdelen dus ook, mocht er wat mis mee zijn.

Veel mensen noemen dit een zuurstoffles.
Dit is niet juist.
De fles bevat geen zuurstof, maar samengeperste buitenlucht.
Behalve zuurstof bevat het dus nog veel meer gassen.

 

De BA fles (5 min)

De persluchtfles verdiend een apart hoofdstukje.
Hij kan gemaakt zijn van staal:

 

Of Kevlar

Ieder met zijn eigen voor- en nadelen.
Het lichter gewicht van Kevlar is een groot voordeel.
De stalen is weer een stuk goedkoper.

In de hals van de fles zijn allerlei letters en cijfers ingelsagen:

-De eerste datum van keuring gevolgd door het serienummer.
Dit serienummer moet uiteraard overeenkomen met het bijbehorend
certificaat.
Deze keuring, bij het stoomwezen, moet eens in de 5 jaar herhaald
worden.
- De inhoud in liters
- De normale werkdruk gevolgd door de testdruk.
- De inslagstempel van de keuringsinstantie.
  Een leeuwtje in een cirkel zijn (Stoomwezen.)
-Tevens moet het jaar van de herkeuring erin geslagen zijn: de letter R (Retest) gevolgd door een jaartal.

De uiteindelijke ingeslagen stempel zou dan kunnen zijn:
Leeuw/jaar/maand R jaar.


Oudere stempels:
maand/jaar leeuw jaar

Tevens moet de fles voorzien zijn van een sticker die aangeeft wat er voor gas in de fles zit.

Op de sticker moet de kleurcode voor dat gas staan (groen voor zuurstof) en de UN code uit het IMDG-code boek.

Aan boord moeten we natuurlijk voldoende perslucht voorradig hebben.
Daarom is het verplicht voor elke BA set een extra fles aan boord te hebben.
Veel schepen hebben een eigen compressor aan boord om de flessen tijdens de werkzaamheden op te vullen.
In de alarmrol staat dan aangegeven wiens taak het is om de flessen te vullen.

De afsluiter (2 min)

Hoewel de afsluiter gemaakt is om met zeer hoge drukken om te gaan is het een gevoelig instrument.
Men dient het voorzichtig te behandelen.

De afluitende pen is een vrij dun bronzen pennetje.
Bij te hard aandraaien bij het afsluiten druk je de punt kapot in de zitting en is de afsluiter kapot.
Draai de afsluiter tussen vingers en duim dicht.
Nooit met de vuist.

(Bron: Lesboek Brandweeracademie NIFV Manschap a Persoonlijke bescherming)

 

 

De Reduceer (2 min)

De connectie-ring heeft zeer fijne draad om de hoge druk op te kunnen vangen.
Hij is voorzien van een rubber rand om er goed grip op te krijgen.
Gelijk erna komt een blokje: de reduceer.


Deze heeft een aftakking naar de manometer waar je de actuele druk op de fles op af kunt lezen en een gedeelte dat naar de ademautomaat gaat.
De druk wordt gereduceerd van 300 naar 20 bar.
Hij kan met een snelkoppeling aan de ademautomaat gekoppeld worden.

 

De ademautomaat. (4 min)

Vervolgens komt de lucht in de ademautomaat.

Deze reduceert de lucht naar 7 - 8 bar.
Tevens "voelt" de ademautomaat wanneer je inademt en laat hij lucht door.
Daarom wordt hij ook wel de doseer genoemd.
Doordat je inademt wordt de druk aan de "binnenkant" van het membraan lager.
De hogere druk aan de 'buitenkant' drukt dan de veerbelaste klep open en de lucht stroom door.

(Bron: Lesboek Brandweeracademie NIFV Manschap a Persoonlijke bescherming)

De rode knop is om de veerbelaste klep vast te kunnen zetten zodat de lucht niet gaat stromen als de ademautomaat niet aan het masker gekoppeld is.
De knop in het midden is juist om de klep open te zetten terwijl de automaat wel gekoppeld is.
Zo kan je even frisse lucht in je masker blazen om bijvoorbeeld condens weg te blazen.

DOE DIT NIET TE VAAK ivm verspilling van lucht.

het volgelaatsmasker (2 min)

Het masker is de eindgebruiker van de ademlucht.
Het is uiteraard luchtdicht zodat je in een giftige omgeving kan lopen.
Het is voorzien van:
-Een disconnectie-knop om de ademautomaat te kunnen ontkoppelen.
- Een spreekmembraan om via een radio verstaanbaar te kunnen zijn.
-Een verwijderbaar neuskapje, hier wordt de luchtdruk verlaagd naar de normale 1 bar.
-Een panoramisch venster om goed zicht te hebben.
-Een rekbaar en verstelbaar hoofdstel.

(Bron: Lesboek Brandweeracademie NIFV Manschap a Persoonlijke bescherming)

Omhangen van de ademset. (5 - 20 min)

Het omhangen van de ademluchtset is niet moeilijk maar vereist een procede.

- Set voor je leggen met de afsluiter van je af.
- Check of alle banden lang zijn.
- Druk de rode knop van de ademautomaat in.
- Open de afsluiter.
- Check de druk.; 300 bar + of - 10%.
  300 bar fles? Minder dan 270 bar? => vervangen.
  200 bar fles? Minder dan 180 bar? => vervangen.
- Sluit de afsluiter.
- Dek met de vlakke hand de uitstroomopening van de ademautomaat
af en laat met de by-pass knop in het midden de lucht langzaam
  aflopen.
- Check of de waarschuwingsfluit om en nabij de 55 Bar (rode gedeelte op de manometer) begint te fluiten. (5 bar speling)

- Nieuwe fles nodig?
  => Grote band rond fles losklikken.
  => connector losdraaien.
  => nieuwe fles monteren.
  => Band weer vastzetten.
- Automaat aankoppelen en rode knop indrukken.
- Check of alle bandjes van het masker lang zijn.
- Pak het rugmasker bij de handvatten en terwijl je hem over het hoofd op je rug laat zakken komen de banden om je armen en op je schouders.
Je kan hem ook omhangen alsof je een jas aantrekt.
- Terwijl je "hupt" de schouderbanden aantrekken.
- De buikband vastmaken en aantrekken.
  De set mag nu niet te vast maar zeker niet te los zitten.
  Te los zitten gaat enorm irriteren tijdens de werkzaamheden.
- Alle losse einden van de banden wegstoppen zodat je niet ergens
  tussen kan komen te zitten.
- Afsluiter openen
.

Masker opzetten (6 min)

 

- Steek eerst de kin in het masker.
- Trek de spin van voor naar acht over het hoofd.
- Trek de bandjes t.h.v. de kin aan.
- Trek de bandjes in het midden van het gezicht aan.
-
Trek de band in het midden bovenop het hoofd aan.
- DE BANDJES ACHTERWAARTS TREKKEN, niet zijwaarts.
- Adem in => lucht gaat stromen.
- Steek een vinger tussen je wang en de rand van het masker => de
  lucht moet nu gaan stromen.
- Sluit de afsluiter en houd de adem 10 seconden in: de druk op de
  manometer mag niet zakken, anders heb je ergens lekkage.
- Druk op de knop van de by-pass klep. => lucht moet gaan
  stromen.

De set is nu klaar voor gebruik.

MSA SCBA Donning. Bron: MSA, YouTube

Na gebruik:

-Alle banden na het afhangen weer LANG MAKEN!!
Het kost enorm veel extra tijd als je dit moet doen wanneer je de
set in gebruik wil nemen. Tijd die je niet wil missen!
-Vervang de fles voor een volle.
-Reinig het masker met desinfectiespray of door het een poosje in
emmer met water en een mild reinigingsmiddel te leggen.
-Hang de set weer altijd op zijn plek terug! Denk nooit: dat doet die
ander wel!

Gebruik van de luchtfles ( 3 min)

Hoe lang doen we met lucht?

Hoe lang kunnen we met een fles doen?

Dit hangt van veel factoren af:
- De mate van arbeid: zwaar of licht werk?
- De conditie van de gebruiker: sporter of roker?
- Het stressniveau: iemand die nerveus is ademt sneller en
  oppervlakkiger dan iemand die kalm is.

We kunnen stellen:
Bij matige arbeid waar je weinig bij beweegt: ong. 40 l/min.
Bij zware arbeid (slachtoffer verslepen) 80-100 l/min.

De luchtvoorraad in de fles:  liters x vuldruk.
Stel fles: 5 liter.
            300 bar.

Voorraad is dus 5 x 300 = 1500 liter voorraad.

Dat lijkt veel, maar:

Normale arbeid: 1500/40 = 37 minuten.
Zware arbeid   : 1500/90 = 16.6 minuten

Ga er vanuit dat je fles na een kwartier leeg is!

Dat houdt in dat je 7,5 minuut hebt om binnen te gaan en je werk te doen en 7,5 minuut om er weer uit te komen!

Controleren restdruk moet dus een automatisme worden.
Net als kijken in spiegels bij autorijden.

De restdruk (1 min)

Er wordt vaak gedacht dat als de noodfluit gaat en je nog minstens 55 bar hebt, dat het moment is om terug te keren.

 

FOUT!

Die laatste 55 bar is voor nood.
Voor als jij zelf tijdens je terugtocht in de problemen raakt en geholpen moet worden.


De fles is in feite leeg bij 55 bar restdruk.
Als de fluit gaat dien jij buiten te staan!


(Bij brandweerexamens van de professionele brandweer aan de wal zak je voor het examen als een meter voor de uitgang je fluit gaat.)

 

Bij welke druk terug? (5 min)

Wanneer moeten we terug gaan?

Men is geneigd om de tijd in de gaten te houden: 7,5 minuut heen en 7,5 minuut terug.
Maar dit is niet de juiste manier.
Je kan je meer of minder ingespannen hebben dan je dacht en dus meer of minder restdruk in je fles hebben.

De enige juiste manier is de druk in de gaten houden.
Bij welke druk moeten we dan terug?

Terugweg = begindruk + 55 bar / 2

 

Stel je begint met 275 bar.

275 bar + 55 bar = 330 bar
330 bar / 2 = 165 bar.

Dus reeds bij 165 bar moet je terug!

De restdruk is in combinatie met je afgelegde weg.

Een andere manier is de volgende.
-Geef de begindruk aan de On Scene Commander, OSC, bijvoorbeeld: 300 bar.
-Trek daar 50 bar (restantdruk) van af => 250

-Deel dit door 2 => 125 bar.
-De brandploeg heeft dus 125 bar te verbruiken op de heenweg en 125 op de terugweg.
-Tel weer 50 bar bij die 125 op (restantdruk + verbruik) => 175.
-De ploeg moet dus bij 175 bar terugkeren.

Dus samengevat:
Begindruk + 55 (50 mag ook) bar, gedeeld door 2 = terugkeerdruk.

Hierbij wordt geen rekening gehouden met de werkzaamheden.
Dit is alleen het verbruik van er in gaan en er weer uit kunnen komen.
Maar tijdens de werkzaamheden kan het verbruik hard omhoog gaan.

De ploegleider zal dus moeten weten hoeveel lucht de ploeg nodig heeft om
terug te keren.

Daarbij is het heel belangrijk dat de ploeg doorgeeft hoeveel druk hij heeft bij aankomst van de brand.

Bij welke druk moet de ploeg in dit voorbeeld terug?

Ook dit kan de ploegleider opschrijven op zijn bord.
Dan kan de lijst er  als volgt uit zien.

Besef wel dat het bij de verbruiksformule vrijwel onbekend is hoeveel de gebruiker aan lucht gebruikt.
Concentreer je dus op de druk.
Die is leidend.
De tijd is slechts als extra houvast.

 

Hierbij wordt geen rekening gehouden met de werkzaamheden.
Dit is alleen het verbruik van er in gaan en er weer uit kunnen komen.
Maar tijdens de werkzaamheden kan het verbruik hard omhoog gaan.

De ploegleider zal dus moeten weten hoeveel lucht de ploeg nodig heeft om
terug te keren.

Daarbij is het heel belangrijk dat de ploeg doorgeeft hoeveel druk hij heeft bij aankomst van de brand.

 

 

Besef wel dat het bij de verbruiksformule vrijwel onbekend is hoeveel de gebruiker aan lucht gebruikt.
Concentreer je dus op de druk.
Die is leidend.
De tijd is slechts als extra houvast.

Brandontdekkingssystemen. (3 min)

Het beste brandontdekkingssysteem is de mens.
Onze neus, ogen en oren (vaak in die volgorde) ontdekken een brand eerder dan een elektronisch systeem.
Helaas zullen we op de schepen van tegenwoordig zelden genoeg bemanning hebben om ieder uur een brandrondje te lopen.

(Op schepen met meer dan 36 passagiers blijft dit verplicht. De reden is dat passagiers eerder geneigd zullen zijn te roken of op andere manieren vuur zullen gebruiken op plaatsen waar dat niet is toegestaan en het brandgevaar dus groter is.)

Een elektronisch brandsysteem zal bestaan uit:
- Een detector
- Een alarmpaneel
-Een alarmgever (sirene, bel)
-Een back-up systeem voor de stroomvoorzieining zodat het systeem ook werkt bij stroomuitval. (meestal een 12V  accu.)

 

 

Detectors. ( 7 min)

Er zijn diverse typen branddetectoren.
-Optische melder.
-Rookmelder.
-Hitte melder.

Elke melder heeft zijn voor en nadelen en is toepasbaar voor een specifiek vertrek.

Een hittemelder in de laswerkplaats waar een brandertje nog wel eens in de lucht gehouden wordt of een werkstuk hitte uitstraalt is geen goed idee.

Een rookmelder in een kombuis, waar een biefstukje nog wel eens wil aanbranden en dus rook veroorzaakt, evenmin.

 

Optische rookmelder.



In de optische rookmelder wordt een (infrarood) lichtbundeltje uitgezonden.
Deze wordt aan de overkant in een nisje opgevangen.
Als zich rook in het lichtbundeltje bevindt, zal het licht deels verstrooid worden, waardoor er opeens licht op een lichtgevoelige cel valt die buiten de lichtstraal is geplaatst.

De rookmelder detecteert dit en geeft een alarm af.

 

 

Ionisatierookmelders



Ionisatierookmelders zijn het goedkoopste en worden het meest verkocht. Deze rookmelder bevat een radioactieve bron die geladen deeltjes uitzendt. Die deeltjes worden opgevangen op een elektrode, zodat tussen de twee elektroden een stroompje loopt. Bij rook neemt de stroom tussen de elektroden af, omdat een deel van de geladen deeltjes door de rook geabsorbeerd of verstrooid wordt. Bij normaal gebruik is er vrijwel geen gevaar voor de volksgezondheid. De radioactieve stof in de ionisatierookmelder wordt beschermd tegen aanraking en tegen verspreiding.

 

Hittemelder.

Onderin de melder zit een metalen membraan met cirkelvormige ribbels.
Als het membraan warm wordt zal het metaal uitzetten en t.g.v. de ribbels omhoogbuigen.
Op een gegeven moment raakt hij het contactpuntje en wordt de stroomkring gesloten waardoor het alarm afgaat.

Ze bestaan ook in de vorm van een pijpje waabij de metaaltjes uitzetten en aan de zijkant contact te maken.

Melders van het type hittemelder zijn te herkennen doordat het metaaltje  (meestal, niet altijd) zichtbaar is.

 

De detectoren moeten na een jaar tijd allemaal, stuk voor stuk getest zijn.
Daar is speciale testrook voor:

Deze "rook" kan men rechtstreeks in een detector spuiten maar er zijn ook speciale houders voor die de detector omsluiten.
1 Drukkertje geeft precies genoeg rook om de detector te triggeren.
Dit scheelt dus testrook en de detector blijft ook niet onnodig lang in alarm staan.

Het verdient aanbeveling om dit met twee personen te doen.
Een persoon zet het alarmpaneel (zie aldaar) in de testmodus.
De ander loopt de detectoren af.
Per portofoon geeft hij door welke detector hij gaat testen en het moment dat hij rook erin spuit.
Bij de detector moet een ledje gaan branden, op het alarmpaneel moet de betreffende zone in alarm springen.
Omdat het paneel in testmodus staat gaan de bellen dan niet af en geef je dus geen vals alarm.

 

Het verdient tevens aanbeveling om 1 detector niet in testmodus te testen zodat men gelijk weet of het alarmpaneel ook de rest van het schip alarmeert.
Dit dient uiteraard wel doorgegeven te worden aan de rest van de bemanning.
Doe dit ook niet op momenten dat mensen die van wacht zijn liggen te slapen.

De test dient aangetekend te worden in het scheepsjournaal.

Brandmeldcentrale. ( 4 min)

Het signaal van de branddetector komt binnen in het alarmpaneel.
Dit alarmpaneel hangt op de brug.
Het schip is op het paneel ingedeeld in zones.
Soms met een getekende plattegrond (dit zie je vaak op passagiersschepen.
Soms met cijfers  die op een lijstje ernaast verklaard worden. De cijfers geven dan de desbetreffende zone aan.
Er zijn vele soorten.
Kern is: je moet op het paneel kunnen zien waar de brand is.

 

In lawaaige ruimtes:

Dit soort units hangt in lawaaige ruimtes als machine- /generator- / stuur- / pompkamers.
Het is een gecombineerd alarm met machinealarmen telefoon naar de controlekamer maar dus ook brandalarm.
Er gaat een hardere toeter en tevens is aan de lampenindicatoren en zwaailichten te zien wat er aan de hand is.

 

Als het signaal binnenkomt gaat er eerst op de brug een bel.
Dan volgt er een wettelijke vertraging van minimaal 30 seconden waarna het alarm in het hele schip afgaat.
Deze vertraging is ervoor om te zorgen dat er niet te vaak een vals alarm door het hele schip gegeven wordt.
Bij te vaak vals alarm wordt er niet meer gereageerd door de bemanning op een echt alarm.

 

De brandmeldcentrale moet maandelijks getest worden op de goede werking.
Hiervan moet aantekening gemaakt worden in het journaal.

Vluchtroutes ( 5 min)

 

Een schip is enigszins "Fire resistant" gebouwd met z.g. A schotten (zeg maar de wanden van vertrekken)en deuren.
Deze schotten zijn ingedeeld in klassen.
A klasse: Rook en vuur mogen minstens 1 uur niet doorbreken.
B klasse: Rook en vuur mogen minstens 30 minuten niet doorbreken.

C klasse: Geen tijdslimiet, (Komt aan boord niet veel voor).



De klasse van de schotten en deuren staat aangegeven op het safetyplan.

Binnen 24 uur nadat je aan boord gekomen bent moet je een safety introductie rondje gekregen hebben van iemand die het schip al goed kent.
Hiervoor dien je een formulier met check-list te ondertekenen.
Hierbij wordt je aangewezen waar de nooduitgangen zijn, waar brandblusmiddelen opgeslagen zijn, waar de bediening van de noodafsluiters zitten etc. en waar je het beste langs kunt lopen om snel de accomodatie uit te komen.

Het valt niet mee om die route gelijk uit je hoofd te kennen.
Daarom wordt de route en de dichtstbijzijnde nooduitgang aangegeven met stickers.
Deze sticker moeten van het "glow in the dark" type zijn, zodat ze ook nog te zien zijn als het licht uitvalt.

 

Net als aan de wal is het op een schip van uitermate groot belang dat je snel en veilig buiten komt in geval van brand.

Naast de bovengenoemde stickers en "safety induction tour" bestaat er ook glow in the dark tape die de vluchtweg en nooduitgangen aangeven.


Hiermee ontstaat een zeer overzichtelijke vluchtroute.
Ook in het pikkedonker.

 

Deze markeringen zijn (helaas) niet verplicht, zodat het in vertrekken waar geen verplichte noodverlichting aanwezig is het nog een hele toer kan zijn om de weg naar buiten te vinden.

Heb je wel deze tape aan boord pas dan op voor "over kill", te veel markeringen.
Want dan wordt het weer verwarrend.

Men moet hier even twee keer kijken om te beseffen waar je nou langs moet.

De vluchtroute kan ook aangegeven worden met IMO goedgekeurde routepijlen:

 

Houd nooduitgangen altijd vrij van (opgestapelde) troep.
Vooral de kombuis is berucht na het innemen van stores.
Dozen worden uitgepakt en "even opzij" gezet....


Hoe denk je hier ooit doorheen te komen in geval van nood?

Ook komt het voor dat een nooduitgang geblokkeerd wordt om inbraak te voorkomen.

Goed bezig.....

Er zijn bij inspecties zelfs knevels van waterdichte deuren aangetroffen met een hangslot erop!

Het milieu (6 min)

Voorheen was het milieu een ondergeschoven kindje aan boord.
Effectief narigheid als brand bestrijden was het allerbelangrijkste.
Dat dat negatieve invloeden op het milieu kon hebben was men zich vaak niet eens bewust of men wist het wel maar vond het van ondergeschikt belang.

Gelukkig wordt het milieu steeds belangrijker geacht, ook aan boord.
We zullen hier in de Pro Sea cursus veel dieper op in gaan.

Ook de veiligheid aan boord werd onder de loep genomen.
Zo waren er vroeger Halon blussers.


Halon is een zeer effectief blusmiddel, dat door zijn schadelijke inloed op de ozonlaag sinds 2004 niet meer toegestaan is aan boord van schepen. (Nog wel vliegtuigen.)

In vliegtuigen mogen ze nog wel gebruikt worden, vanwege de besloten ruimte waarin veel mensen aanwezig zijn.
Daar is het gevolg van brand dermate groot dat de schade aan het mileu hier van minder belang geacht wordt.
Gelukkig zijn er goede alternatieven ontwikkeld voor schepen, zoals bijvoorbeeld High Fog.



Niet alleen om van de vuile olie af te komen, maar ook ter voorkoming van brand werd regelmatig de bilge met olieresten en al in zee gepompt.
Hoewel men er wel van doordrongen was dat het "not done" was, was het niet illegaal.
Het mocht gewoon.
Hield men het wel aan boord dan kon men het in havens vaak niet eens kwijt.

Gelukkig is iedereen er wel van doordrongen dat dat echt niet meer kan.
En mag.
De boetes zijn niet mals!

Toch is onlangs een grote cruise maatschappij (Princess) nog bekeurd (een boete van $40 miljoen) omdat 2/3 van de schepen een z.g. "magic pipe" had. (Bron: theguardian.com)
Deze leiding zorgt ervoor dat buiten alle computerregistratie van draaiende pompen en geopende afsluiters om olie geloosd kan worden in zee.
Dit om kosten te besparen.
Verschrikkelijk verboden uiteraard.

Het MARPOL verdrag vereist tegenwoordig dat je procedures aan boord hebt om oil spills te voorkomen.
Niet alleen met overboord pompen, maar ook tijdens bunkeren.
-De spuigaten moeten afgeplugd worden.
-Er moet SOPEP (Ship Oil Spill Emergency Plan) materiaal klaar liggen.

(Materialen klassikaal uitleggen)

De materialen nemen wel olie op maar geen water.
Alle troep moet verzameld worden en in oliebestendige zakken afgegeven worden aan de wal.

-Er moet een wachtsman gedurende de gehele bunkerduur bij het manifold staan.
-Deze moet in contact staan met de MK per portofoon.
-Deze moet in contact staan, mondeling of per portofoon, met de bunkerboer.
-Dit om in geval van oil spill het bunkeren onmiddelijk stop te kunnen leggen.


Ook 's nachts is het onmogelijk aan de spiedende ogen van contolerende vliegtuigen te ontsnappen.
De olie komt uit een tank die warmer is dan het water van de zee.
Het gevolg is een lichtgevende streep op het scherm van de infraroodcamera.

Het Marpol 73/78 (Maritime Polution) verdrag verbiedt dit tegenwoordig allemaal.

In vroeger dagen werd, ook onder het mom van veiligheid (geen troep aan boord) vrijwel alle afval overboord gegooid.
Ook plastics.
Het was niet verboden, en men kon het in de havens ook niet kwijt.

Stranden als dit waren geen uitzondering.
De verteringstijd in zee van afval wordt ruwweg op het volgende geschat:

Tegenwoordig wordt er door schepen bijna geen vuilnis meer overboord gegooid.
Om de doodeenvoudige reden dat je problemen krijgt als in de haven van aankomst geen redelijke hoeveelheid vuilnis voor de duur van de reis aan boord hebt.
Veel landen eisen dat je ook aan boord gescheiden afval inzamelt.
Vooral plastics wil men apart ingezameld zien.
Je hebt dus tegenwoordig aan boord ook vaak allemaal gekleurde Kliko's staan.

De kleuren zijn algemeen geaccepteerd:
-Groen GFT
-Blauw Papier
-Rood Plastics
-Geel Glas
-Zwart Oliehoudend afval.

Deze kleuren zijn echter geen "wet".
Het MARPOL verdrag (Maritime Polution voluit:
International Convention for the Prevention of Pollution from Ships ) eist slechts dat elke kleur 1 bepaald soort afval vertegenwoordigd.
Daarom moet er op de afvalverzamelplaats een legenda hangen of het moet op de kliko aangegeven staan.
.

Dit schip heeft andere kleurcodes, maar geeft het duidelijk aan.
Bij afgifte van afval moet in het Garbage record book aangegeven hoeveel m3 van elk soort afgegeven is aan de wal

De meeste rotzooi komt tegenwoordig van mensen die aan de wal wonen en hun troep in de rivieren gooien.
De foto hieronder is de Copa Cobana in een hoekje waar de toeristen niet komen.



De afgifte van vuile olie en afval dient opgetekend te worden in het Oil Record Book

 

het Garbage Record Book,

 

alsmede in het scheepsjournaal.

Een probleem dat nog steeds speelt is er een die je wellicht niet verwacht:
Sigarettenpeuken.

Tijdens een onlangs gehouden opruimactie op het strand van San Diego bleek 35% van het afval uit sigarettenpeuken te bestaan.
Uiteraard niet allemaal van zeelui.
Maar de peuken die in zee gegooid worden zijn nog gevaarlijker.

Filters zijn van plastic:
Vissen/schilppadden/vogels denken dat het een visje is en eten het op.
Het verteert niet.
Het blijft in de maag van het dier.
Het gedeelte wat wel verteert komt in het bloed van het dier en uiteindelijk in het vlees.
En wie eet het dier op??....

Een (doorzichtige) plastic zak wordt door de waterbewegingen door veel zeedieren gezien als een kwal en eten het op.
Het gevolg is een langzame pijnlijke dood.


Afgeknipte eindjes van touwwerk en Ty-wraps worden vaak gedachtenloos overboord gegooid.
Terwijl dit naar beneden zakt zien zeedieren deze als wormpjes of kleine visjes en eten het op.
Ook dit overleven ze niet.
Kunsstof touwwerk wordt onder invloed van maagsappen hard en ty-wrap plastic is van zichzelf al scherp.
De maag, of de darmen van het dier zullen open scheuren, een pijnlijke dood veroorzakend.

De kleine deeltjes microplastic zij niet alleen de zichtbare stukjes plastic, maar ook de nog kleinere deeltjes die we met het blote oog niet meer kunnen zien.
Deze kunnen door kreeftjes als krill en andere kleine dieren gegeten worden waarmee ze in de voedselketen komen.

 

 

Rioolwater mag niet meer onbehandeld overboord gepompt worden.
Via de "sewage plant" moet het eerst schoongemaakt worden.
Wat uiteindelijk overboord gaat is zo goed als schoon zoet water.
De "koek" die overblijft moet aan de wal afgegeven worden.

Ook hier wordt wel de hand mee gelicht.
De bacterieculuren die toegevoegd (kunnen) worden kosten geld en het afgeven van de koek uiteraard ook.
Dan kan je de machine uitzetten.
Bij inspectie ben je dan de klos, want men laat je de tank gewoon open maken.
En dan treffen ze dit aan:


Tot slot nog een filmpje om je aan het denken te zetten:


Kern van de zaak is dat je als gebruiker van de zee, want dat ben je, je er bewust van moet zijn dat een hele kleine handeling verstrekkende gevolgen kan hebben.
Het probleem is dat men er niet meer bij is als een dier sterft doordat het een stuk plastic opeet dat je overboord gegooid hebt.
Oorzaak-gevolg speelt hier niet.

Wie is bijvoorbeeld de persoon die het stuk plastic op de foto met de schildpad overboord gegooid heeft?
Dat weet niemand.
Maar zorg dat je voor jezelf zeker weet dat JIJ die persoon niet bent.

Afsluitend toetsje (30-40 min)

Toest basisbrandbestrijding

Cursusinfo Oudehaske

BELANGRIJK: voor deze dag is een GELDIG medisch keuringsbewijs nodig.
G4S laat cursisten zonder, of met een verlopen, keuringscertificaat niet toe!

Dit certificaat kan digitaal naar de administratie van de school gestuurd worden, zodat wij hem aanleveren, of op de dag van de cursus getoond worden.

De school deelt je in in groepen.
Elke groep heeft een dagdeel cursus.
Maximaal de week voorafgaand aan de cursus ontvang je de indeling.
Ruilen naar de middag of ochtend is dan nog mogelijk.
Tijdens de cursusweek is dat een stuk moeilijker ivm de aanmaak van de certificaten.

 

BASIC TRAINING

 

 

 

Delfzijl

 

 

 

 

Leerdoelen:

 

De leerdoelen worden gehanteerd van uit de syllabus van het Noorderpoort, te Delfzijl

 

Voorafgaande aan de instructie wordt er na de ontvangst een veiligheidsinstructie gegeven met betrekking tot het centrum.

 

 

Tijd

Programma

00.00 – 00.10

Hittegewenning

  • Korte instructie op de blusbaan

 

00.10 – 00.60

Kleine blusmiddelen

  • Korte instructie aansluitend blussen met CO2
  • Korte instructie aansluitend blussen met schuim
  • Korte instructie aansluitend blussen met poeder

 

00.60 – 01.15

Ademluchtdragen

  • Instructie
  • Procedure omhangen ademluchtset

 

01.15 – 01.30

Slangen rollen tbv brandbestrijding a/b RiBas

01.30 – 01.40

Pauze

01.40 – 02.10

Vloeistofbrand

  • Blussen van een grote vloeistofbrand middels Waterscherm en CO2
  • Zonder gebruik ademlucht

 

02.10 – 02.25

Brandbestrijding aan boord

  • Blussen brand in gesloten ruimte
  • Deurprocedure
  • Met gebruik ademlucht

02.25 – 02.50

Brandbestrijding aan boord

  • Verschillende branden bestrijden
  • Hittegewenning door stoomvorming

02.50 – 03.00

Demo blussen CO2

  • Demonstratie van blussing middels CO2 in een kleine ruimte.
  • Demo vetbrand ( indien mogelijk)

 

 

Bijzonderheden:

  • De instructie aan het Noorderpoort college dient te geschieden door een maritiem instructeur van G4S.

 

Benodigdheden:

  • Ademluchtsets

  • Maritieme instructiekarren

  • Containers (scheepsobject)

     

Veranderingen aan deze Wiki

In dit hoofdstuk staan aanpassingen in deze Wiki.

*18-11-2016: Brandklasse E aangepast aan het feit dat deze officieel niet meer bestaat.
                   Overzicht handblussers toegevoegd.
*11-12-2016: Hoofdstukken brandweerpak en BA set toegevoegd.

*17-12-2016: Hoofdstukken Brandblussers algemeen en vluchtwegen toegevoegd.
*18-12-2016: Hoofdstuk lopen en deurprocedure toegevoegd.

*19-12-2016: Excelbestand met groepsindeling externe praktijklessen toegevoegd.
*16-01-2016: Items toegevoegd in hoofdstuk Belang van de cursus, Wat gaan we doen.
*03-02-2017: Naar aanleiding van mail van IL&T diverse punten aangepast.
*24-02-2017: Hoofdstuk EEBD toegevoegd.
*05-03-2013: Hoofdstuk vaste brandblusinstallaties toegevoegd.
*13-03-2017: Verouderde info weggehaald uit hoofdstuk Cursusinfo   Oudehaske.

*14-03-2017: Cursusinfo (Groepsindeling) G4S aangepast.
* 07-05-2017: Naar aanleiding van opgedane kennis bij G4S het hoofdstuk met de koude deurprocedure aangevuld.
            : Hoofdstuk milieu aangevuld met schade t.g.v. (micro)plastic-filmpjes.

*24-07-2017: Filmpje toegevoegd bij blusmiddel water. (Koelende werking)

*22-08-2017: Werkdrukken van handbrandblussers toegevoegd in hoofdstuk Extincteurs algemeen
08-02-2018: Hoofdstuk communicatie, 2 way portofoons,: invoeringsdatum
                    toegevoegd.

16-12-2018: Filmpje aan hoofdstuk stofexplosie toegevoegd.
05-08-2019: Filmpje aan hoofdstuk blussen met water toegevoegd.
27-10-2019: Filmpje toegevoegd aan Hoofdstuk Ontdekken van brand.
29-01-2020: Links naar niet werkende filmpjes verwijderd/vervangen door werkende.
30-06-2020: CO2 kernbrandfilmpje toegevoegd aan CO2 blusser.
28-02-2022: Hoofdstuk aangemaakt en link naar toets toegevoegd.
04-06-2022: Filmpje brandontwikkeling toegevoegd in hoofdstuk Ontwikkeling van een brand.
02-06-2022: Filmpje open - close toegevoegd aan deurprocedure
03-04-2022: Foto's nozzles toegevoegd aan foam blusser.
12-09-2022: Diverse verouderde foto's vervangen
11-11-2022: Indeling illustratie <=> tekst in diverse hoofdstukken aangepast.
12-12-2022: Tijdsduur per onderdeel bepaald en toegevoegd.

 

 

 

  • Het arrangement Basic Training Fire Fighting & Fire Prevention is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Menno Jacobs Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2022-12-18 14:38:54
    Licentie
    CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Bij het opstellen van deze Wiki is gebruik gemaakt van het AFF lesboek van G4S (editie 2016 artnr: G4S70210002), lesboek van de Brandweeracademie NIFV (editie 2013 ISBN 978-90-5643-504-2), internet (alwaar vermeld) en de kennis die ik zelf opgedaan heb tijdens mijn eigen trainingen bij RISK, DHTC, FALCK en G4S)

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    We beginnen met het tekenen van de presentielijsten. We bespreken de diverse (kleine) blusmiddelen, wat hun hoofdfunctie is en hoe ze werken. We maken kennis met IMO safety signs betreffende brand.
    Leerniveau
    MBO, Niveau 2: Basisberoepsopleiding; MBO, Niveau 3: Vakopleiding; MBO, Niveau 4: Middenkaderopleiding;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    basic training, blusmiddelen, brandbestrijding, brandbestrijding aan boord, veilgheid. overleven op zee., werking

    Bronnen

    Bron Type
    Toest basisbrandbestrijding
    https://maken.wikiwijs.nl/p/questionnaire/standalone/3167445
    Link