Er zijn diverse typen branddetectoren.
-Optische melder.
-Rookmelder.
-Hitte melder.
Elke melder heeft zijn voor en nadelen en is toepasbaar voor een specifiek vertrek.
Een hittemelder in de laswerkplaats waar een brandertje nog wel eens in de lucht gehouden wordt of een werkstuk hitte uitstraalt is geen goed idee.
Een rookmelder in een kombuis, waar een biefstukje nog wel eens wil aanbranden en dus rook veroorzaakt, evenmin.
Optische rookmelder.
In de optische rookmelder wordt een (infrarood) lichtbundeltje uitgezonden.
Deze wordt aan de overkant in een nisje opgevangen.
Als zich rook in het lichtbundeltje bevindt, zal het licht deels verstrooid worden, waardoor er opeens licht op een lichtgevoelige cel valt die buiten de lichtstraal is geplaatst.
De rookmelder detecteert dit en geeft een alarm af.
Ionisatierookmelders
Ionisatierookmelders zijn het goedkoopste en worden het meest verkocht. Deze rookmelder bevat een radioactieve bron die geladen deeltjes uitzendt. Die deeltjes worden opgevangen op een elektrode, zodat tussen de twee elektroden een stroompje loopt. Bij rook neemt de stroom tussen de elektroden af, omdat een deel van de geladen deeltjes door de rook geabsorbeerd of verstrooid wordt. Bij normaal gebruik is er vrijwel geen gevaar voor de volksgezondheid. De radioactieve stof in de ionisatierookmelder wordt beschermd tegen aanraking en tegen verspreiding.
Hittemelder.
Onderin de melder zit een metalen membraan met cirkelvormige ribbels.
Als het membraan warm wordt zal het metaal uitzetten en t.g.v. de ribbels omhoogbuigen.
Op een gegeven moment raakt hij het contactpuntje en wordt de stroomkring gesloten waardoor het alarm afgaat.
Ze bestaan ook in de vorm van een pijpje waabij de metaaltjes uitzetten en aan de zijkant contact te maken.
Melders van het type hittemelder zijn te herkennen doordat het metaaltje (meestal, niet altijd) zichtbaar is.
De detectoren moeten na een jaar tijd allemaal, stuk voor stuk getest zijn.
Daar is speciale testrook voor:
Deze "rook" kan men rechtstreeks in een detector spuiten maar er zijn ook speciale houders voor die de detector omsluiten.
1 Drukkertje geeft precies genoeg rook om de detector te triggeren.
Dit scheelt dus testrook en de detector blijft ook niet onnodig lang in alarm staan.
Het verdient aanbeveling om dit met twee personen te doen.
Een persoon zet het alarmpaneel (zie aldaar) in de testmodus.
De ander loopt de detectoren af.
Per portofoon geeft hij door welke detector hij gaat testen en het moment dat hij rook erin spuit.
Bij de detector moet een ledje gaan branden, op het alarmpaneel moet de betreffende zone in alarm springen.
Omdat het paneel in testmodus staat gaan de bellen dan niet af en geef je dus geen vals alarm.
Het verdient tevens aanbeveling om 1 detector niet in testmodus te testen zodat men gelijk weet of het alarmpaneel ook de rest van het schip alarmeert.
Dit dient uiteraard wel doorgegeven te worden aan de rest van de bemanning.
Doe dit ook niet op momenten dat mensen die van wacht zijn liggen te slapen.
De test dient aangetekend te worden in het scheepsjournaal.