De brandslang is ons belangrijkste blusmiddel aan boord als het met de kleine blusmiddelen niet is gelukt.
Er zijn twee typen brandslangen:
-De vast opgestelde haspel
Eisen:
(Bron: brandweer.nl)
En de oprolbare slang:
Eisen:
- Van voldoende lengte ( standaardlengte: 20 meter)
Er kunnen ruimtes zijn waarin het onhandig is om slangen van 20m te
hebben. Bijvoorbeeld in de machinekamer van wat kleinere schepen.
In dat soort gevallen mag een kortere slang met een standaardlengte van
10m ook.
- Doorsnede minimaal 40 mm (standaardmaat meestal 52 mm)
- Voorzien van een internationaal erkende koppeling zoals Storz.
Deze bestaat in twee maten, "grote Storz" en "kleine" Storz.
Aan boord is de kleine standaard.
Er bestaan verloopstukken van klein naar groot.
Nadeel van dit type koppeling is dat hij onder druk niet los te krijgen is en dat hij met een relatief moeilijk handeling gekopeld moet worden. (Inhaken en rechtsom draaien tot hij klikt. je voelt dan een "schokje".)
Voordeel is dat hij niet uit zichzelf kan losschieten onder druk.
Er wordt op, met name Britse, schepen ook wel gebruikt gemaakt van een ander type koppeling:
Het "mannetje" zit aan de brandkraan, het "vrouwtje" (met de pallen) aan de slang.
Het voordeel is dat dit systeem heel gemakkelijk koppelt en ontkoppelt.
Druk de koppeling erop en hij klikt vast.
Druk de pennen aan de zijkant in en gaat los, ook onder druk (wat tegelijk ook een nadeel kan zijn).
- Verder moet de brandslang voorzien van 2 koppelsleutels op de opbergplaats.
- Er moet een spuitpistool bij liggen op de opbergplaats.
De bekendste typen:
De laatste geniet de voorkeur omdat hij zeer goed regelbaar is, en ook geschikt is voor gebruik met een tussenmenger voor schuim.
(Zie aldaar.)
De slang moet verder aan de volgende eisen voldoen:
De kapitein is verplicht zorg te dragen dat:
b)
alle brandontdekkingsmiddelen en -bestrijdingsmiddelen steeds in goede staat en voor onmiddellijk gebruik gereed zijn;
c)
de brandslangen alleen worden gebruikt voor brandblusdoeleinden, voor het beproeven van de brandblusinrichting of bij oefeningen en inspecties;
d)
de brandslangen telkenmale na verloop van ten hoogste zes maanden worden beproefd, tenzij uit een grondige inspectie blijkt dat ze nog in goede staat zijn;
Je moet ze dus elk half jaar stuk voor stuk onder druk zetten om te kijken of ze lekken.
Op een coaster nog wel te doen, op een wat groter schip een klus die maar zo een dag in beslag neemt.
De koppeling moet met een draadijzer aan de slang bevestigd zijn.
Slangklemmen zijn niet toegestaan ivm gevaar op verwonding en de schroefdraad van het boutje kan onderhevig zijn aan corrosie.
Tenslotte moet er een Internationale Walaansluiting aan boord zijn.
Zodoende kan men in ene haven toch blussen als op een of andere manier de brandbluspomp niet werkzaam is.
Deze bestaat uit een flens met sleufgaten, bouten, een pakking en een flens met de aan boord heersende connectie. (b.v. Storz)
De flens met sleufgaten wordt aan de wal op de brandkraan gemonteerd en met een slang wordt de storz gekoppeld aan het systeem van het schip.
Deze aansluiting moet aan bepaalde standaardmaten voldoen.