de baby
sport en spel
Activiteit
|
RAMMELAAR
|
Doelgroep
|
6-9 maanden
|
Doel
|
Stimulering van de motoriek.
- Verbetering van de hand-oog coördinatie.
- Verbetering van grip en vasthouden
|
Benodigdheden
|
- Omgespoeld 0,2cl flesje
- Knikker
- papier
|
Plaats
|
Binnen; op de grond/ kussen of in de box
|
Voorbereiding
|
Stop een knikker in een klein drinkflesje. LIJM DE DOP VAST! Plak een papier over de helft van het flesje.
|
Uitvoering
|
- Laat de baby het flesje vasthouden.
- Help de baby in het begin met bewegingen heen en weer. De baby ziet de knikker wel; en niet meer als de knikker achter het opgeplakte papier ‘verdwijnt’.
- Vraag de baby; ‘waar is de knikker?’
|
Variatie
|
Laat het flesje rollen over de grond of door de box.(dichtbij genoeg) Stimuleer de baby om het flesje te pakken.
|
muziek
babyliedjes.
Hallo, hallo
Dag lieve (naam kind)
Dag lieve (naam kind)
Hallo, hallo, hallo!
Damda damda
Dam da di dee
Dada dada dahada
Damda damda
Dam da di dee
Da da da da da
Baby baby, ben je moe
Ga maar lekker slapen
Baby baby, ben je moe
Doe je oogjes toe
baby liedje 2.
Damda damda
Dam da di dee
Dada dada dahada
Damda damda
Dam da di dee
Da da da da da
Baby baby, ben je moe
Ga maar lekker slapen
Dan leg ik je nu heel zacht
in je bedje. Goedenacht
Baby baby, ben je moe
Ga maar lekker slapen
Baby baby, ben je moe
Doe je oogjes toe
baby liedje 3.
Boem! Op de tafel, wat een lawaai
Ik kriebel met mijn vingers
En met een grote zwaai
Tik ik op de tafel
Met mijn vingers één voor één
Nu maak ik twee vuisten
Waar zijn mijn vingers heen?
baby liedje 4
Breng eens een zonnetje onder de mensen
Een blij gezicht te zien doet je goed
Breng eens een zonnetje onder de mensen
Want wie goed doet goed ontmoet
baby liedje 5
Ik heb wel duizend kusjes in mijn hoofd
En als je ze wilt hebben - kom dan gauw
Ze zijn voor jou - beloofd is beloofd
Omdat ik zo ontzettend van je hou
Een kusje op je wangen
Een kusje op je haar
Een kusje om te zeggen
Wij horen bij elkaar
Ik heb wel duizend kusjes in mijn hoofd
En als je ze wilt hebben - kom dan gauw
Ze zijn voor jou - beloofd is beloofd
Omdat ik zo ontzettend van je hou
Ik heb wel duizend kusjes in mijn hoofd
En als je ze wilt hebben - kom dan gauw
Ze zijn voor jou - beloofd is beloofd
Omdat ik zo ontzettend van je hou
Een kusje op je wangen
Een kusje op je haar
Een kusje om te zeggen
Wij horen bij elkaar
Ik heb wel duizend kusjes in mijn hoofd
En als je ze wilt hebben - kom dan gauw
Ze zijn voor jou - beloofd is beloofd
Omdat ik zo ontzettend van je hou
Muziek
Ontwikkelingsfase: de baby
Activiteit
|
Babyliedjes zingen/opzegversjes opzeggen.
Voorbeeld:
Klap eens in je handjes, blij, blij, blij
op je boze bolletje, allebei.
Handjes in de hoogte, handjes in je zij
zo varen de scheepjes voorbij
zo varen de scheepjes voorbij.
Gekregen opdracht tijdens de les muziek:
Uiteindelijk zitten er vijf voorbeelden van een opzegversje en/of een babyliedje in je map
(ga op zoek naar liedjes die je nog niet kent).
|
Doelgroep
|
Baby’s
(ook geschikt voor peuters, kleuters).
|
Doel
|
Contact maken met de baby, de baby laten luisteren naar je stem. Het helpt om luister- en concentratievermogen te verhogen.
Je stem is een muziekinstrument waarmee je het meest directe contact maakt met een baby.
Je geeft de baby persoonlijke aandacht, het biedt troost/geruststelling, bezorgt vrolijkheid enz.
Het kan structuur helpen geven aan de dag (bijvoorbeeld liedjes zingen voor het slapen gaan).
Simpele melodieën leggen de basis voor muzikaliteit en een goed muzikaal gehoor.
Op latere leeftijd:
Liedjes zingen ondersteunt taalontwikkeling, taalvaardigheid en het vergroten van de woordenschat. Ritme, rijm, melodie en intonatie vormen de basis van taal.
Bij muziek hoort bewegen: klappen of dansen (motorische ontwikkeling), een kringdansje of een spelletje (sociale ontwikkeling).
|
Benodigdheden
|
Babyliedjes/opzegversjes.
De melodietjes van veel traditionele kinderliedjes zijn, in rustig tempo, er wordt gebruik gemaakt van veel herhaling, voor kinderen al snel mee te zingen; dat geeft zelfvertrouwen.
|
Plaats
|
-
|
Voorbereiding
|
Zoek de tekst op en leer het liedje/opzegversje uit je hoofd.
|
Uitvoering
|
Zing het liedje of zeg het opzegversje op. Maak (oog) contact met de baby. Gebruik mimiek, varieer in toonhoogte en dynamiek met je stem en gebruik eventueel ondersteunende gebaren/overige lichaamstaal.
|
Variatie
|
Tekstvariatie; “poesje mauw” wordt “hondje waf”.
Variatie in uitvoering: verander je stem/mimiek/overige lichaamshouding en gebaren.
|
beeldend
Activiteit

|
Vingerverven
Kuikens maken
|
Doelgroep
|
Baby vanaf 6 maand
|
Doel
|
Een kuiken geschilderd door kinderen va 6 maand levert geen herkenbare resultaten op. Door ze vingerverf te geven krijgen ze de gelegenheid om verf te voelen en beweging te sturen. De herkenbare details laten aanbrengen met een andere kleur benadrukt deze accenten. Kinderen nodig je zo uit doelbewust op een bepaalde plaats een stip of een lijntje te zetten, met een vinger. Hiervoor is beheersing van de beweging nodig en groeit herkenning.
|
Benodigdheden
|
Kuikens in alle soorten en maten, ze moeten wel geel zijn.
Afbeeldingen uit tijdschriften, pluche kuikens, paaskuikens, veertjes, indien mogelijk; echte kuikens!
Gele, rode en zwarte vingerverf.
Vellen papier. Minimaal A3 formaat
|
Plaats
|
Binnen
|
Voorbereiding
|
Praat over kuikens, hoe zacht ze zijn. Wijs op de snaveltjes, de zwarte oogjes, en de dunnen pootjes. Laat de kinderen met een vinger een zacht speelgoedkuiken voelen, of de veertjes.
|
Uitvoering
|
Geef alleen zwarte en gele vingerverf en inspireer tot het schilderen van een kuiken. Zet in alle soorten en maten en materialen verzamelde kuikens in de buurt. Als een kuiken geschilderd is, mogen ze 1x hun vinger in de zwarte verf dopen om een oogje te zetten 2 pootjes te maken. Laat ze zelf bepalen waar de poten en het oog komen, maar houdt het bij hooguit 2x dopen. Daarna nog 1x vinger in rode verf voor snaveltje. NIET voordoen, laat je verrassen!
|
Variatie
|
Ander onderwerp kiezen, vlinder, winter sneeuwman, etc.
|
Zand erover!

Leeftijd
|
Baby v.a. 8 maanden
|
Activiteit
|
Tekenzand
|
Nodig
|
Per kind 1 dienblad met opstaande rand
Aardappelmeel; maïzena
Lepel
Zout
Schoon zand, engels duinzand, vogelzand
|
Voorbereiding
|
Maak een papje van maïzena. Het papje moet slijmerig zijn en van een lepel afdruipen. Meng dit papje door het zand om er ‘pakzand’ van te maken. Als je een hand ‘pakzand’ samenknijpt, staan de afdrukken van je vinger in het zand en blijft de samengedrukte vorm op je hand liggen. Evt. beetje zout toevoegen. Leg op ieder dienblad een laagje zand, laat de kinderen daarin tekenen met hun vinger of stokje.
Evt. zet rustige muziek op.
( paar week bewaren in dichte emmer, ivm maïzena is bederfelijk)
|
Waar
|
Binnen / Buiten
|
Doel, visie
|
Stimuleert spelen met zand, door grijpen, prikken, voelen kinderen de structuur en kunnen opgaan in deze beleving
|
Spaghetti grijpen!

Leeftijd
|
Baby v.a. 6 maanden
Peuter
|
Activiteit
|
Spaghetti grijpen
|
Nodig
|
Afwasteil
Nog stevige, gekookte spaghetti ( evt. gekleurd met vingerverf)
Voor een dreumes: bakje
Voor een peuter: bakje en pollepel
|
Voorbereiding
|
Dit is lekker graaien voor alle leeftijden. De glibberige zachte gladde en veerkrachtige structuur van gekookte, lange, spaghettislierten is uniek! Spelen met voedsel kan bezwaren oproepen. Om daaraan tegemoet te komen kan je de spaghetti een onappetijtelijke kleur geven door er een eetlepel vingerverf doorheen te roeren. Vingerverf is gifvrij. Laat de kinderen graaien in de spaghetti. Daag dreumesen uit om de glibberige slierten in een bakje te doen, waarbij niets over de rand mag hangen. Laat ze sliert voor sliert pakken. Peuters kunnen met een pollepen roeren, om een vork draaien.
|
Waar
|
Binnen
|
Doel, visie
|
Voelen hoort bij ervaren. In spaghetti graaien stimuleert het bewust voelen met handen en vingers. Doordoor zijn de kinderen bewust bezig met fijne spierbewegingen, kracht en gerichtheid. Om een sliertje te kunnen pakken gebruikten ze de pengreep. Dit is een goed voorbereidende schrijfoefening. Extra spannend door de veerkracht in de spaghetti. Werken met een bakje stimuleert de oog-hand coördinatie. Dit past bij de interesse van kleine peuters. De pollepen daagt uit tot ingewikkelde bewegingen met gedoseerde kracht, vanuit de schouder, elle boog en de pols. De draaiende beweging is de alle moeilijkste, maar nodig voor schroeven vastdraaien, schrijven en netjes eten.
|
Kuikens maken

Leeftijd
|
Baby v.a. 6 maanden
peuter
|
Activiteit
|
Kuikens maken
|
Nodig
|
Kuikens in alle soorten en maten, ze moeten wel geel zijn.
Afbeeldingen uit tijdschriften, pluche kuikens, paaskuikens, veertjes, indien mogelijk; echte kuikens!
Gele, rode en zwarte vingerverf.
Vellen papier.
|
Voorbereiding
|
Praat over kuikens, hoe zacht ze zijn. Wijs op de snaveltjes, de zwarte oogjes, en de dunnen pootjes. Laat de kinderen met een vinger een zacht speelgoedkuiken voelen, of de veertjes. Geef alleen zwarte en gele vingerverf en inspireer tot het schilderen van een kuiken. Zet in alle soorten en maten en materialen verzamelde kuikens in de buurt. Als een kuiken geschilderd is, mogen ze 1x hun vinger in de zwarte verf dopen om een oogje te zetten 2 pootjes te maken. Laat ze zelf bepalen waar de poten en het oog komen, maar houdt het bij hooguit 2x dopen. Daarna nog 1x vinger in rode verf voor snaveltje. NIET voordoen, laat je verrassen!
|
Waar
|
Binnen
|
Doel, visie
|
Een kuiken geschilderd door kinderen va 6 maand levert geen herkenbare resultaten op. Door ze vingerverf te geven krijgen ze de gelegenheid om verf te voelen en beweging te sturen. De herkenbare details laten aanbrengen met een andere kleur benadrukt deze accenten. Kinderen nodig je zo uit doelbewust op een bep. Plaats een stip of een lijntje te zetten, met een vinger. Hiervoor is beheersing van de beweging nodig en groeit herkenning.
|
Watertekenen!

Leeftijd
|
Dreumes v.a. 1 jaar
Peuter
|
Activiteit
|
Watertekening maken
|
Nodig
|
Schoon drinkwater in een emmer
Spuitflessen met grote spuitmond, goed schoongemaakt
Kleinere spuitmond is meer geschikt voor peuter
|
Voorbereiding
|
Spuitflessen vullen met water.
Laat kinderen de fles met 2 handen vasthouden, met spuitmond naar beneden. Drukken en krach zetten is dan nauwelijks nodig. Kleine kinderen kunnen dit al. Op deze manier kunnen ze sporen maken door lopend te spuiten of door spuitend te tekenen. Gericht spuiten stimuleren door met krijt cirkels te trekken waarop ze kunnen mikken.
|
Waar
|
Buiten
|
Doel, visie
|
Spuiten is 1 van de verrassende mogelijkheden van water. Voor kinderen houdt spuiten met water de ontdekking in dat ze door iets te doen met hun handen, iets kunnen veroorzaken buiten hun bereik. Dar is veel oog- hand coördinatie voor nodig.
|
Enge spinnen maken

Leeftijd
|
Dreumes v.a. 1 jaar
Peuter
|
Activiteit
|
Enge spinnen maken
|
Nodig
|
Grote aardappelen
Cocktailprikkers of afgebrande lucifers
Handborsteltje
Water
|
Voorbereiding
|
Geef alle kinderen een aardappel. Goed schoon laten borstelen. Controleren. De kinderen prikken stokjes in de aardappel om een enge spin te maken.
|
Waar
|
Binnen
|
Doel, visie
|
Aardappelprikken past bij kinderen die graat gaatjes maken en gaatjes vullen. Een spin maken behoort tot de eerste constructies. Zodra kinderen kunnen zitten en beide handen beschikbaar hebben, kunnen ze prikken. Om een stokje in een aardappel te prikken moeten ze deze vastpakken met de pengreep; Duim en wijsvinger en gericht kracht zetten. Het stimuleert de fijne motoriek. Het resultaat kan bewaard blijven, maar minsten zo leuk is om later die dag alle stokjes eruit te halen en in een doosje te doen voor de volgende x. de aardappelen zijn te verwerken tot chips, salade of patat!
|
Activiteit
|
Vingerverf in zakjes
|
Doelgroep
|
Baby v.a. 12 maanden
|
Doel
|
met voelzakjes werk je aan de sensorische ontwikkeling, creativiteit en kleurenkennis
|
Benodigdheden 
|
• Wat heb je nodig?
• Een hersluitbare diepvrieszak, groot model
• vingerverf, aangelengd met water
• Schilders tape
• Je giet de aangelengde verf in
de diepvrieszak en sluit het af.
|
Plaats
|
Binnen / Buiten
|
Voorbereiding
|
in een paar zakjes 1 of twee verschillende kleuren verf doen. In geval van 2 kleuren; zodat de kinderen het zelf door de zak heen kunnen mengen, zo ontdekken ze dat je op die manier nieuwe kleuren kunt maken. Vooraf met de kinderen even bespreken dat ze er alleen met hun handen en vingertoppen op mogen (tenzij je zelf aanvullende materialen gebruikt zoals wattenstaafjes) omdat het zakje anders kan scheuren.
|
Uitvoering
|
je kunt met dit simpele concept eindeloos variëren en het kan, met kleine aanpassingen, in vrijwel elk thema ingezet worden. Voelzakjes!
|
Variatie
|
§ witte verf met glitters voor kerst
§ scheerschuim of shampoo er in…
je kunt zelfs nog een foto of tekening achter het zakje op het raam plakken zodat je door in de verf te wrijven de afbeelding zichtbaar maakt.
|
peuter
drama
afspraakspel zelf.
Drama Werkvorm
|
Afspraakspel
De spelers maken van te voren afspraken over het te spelen spel en oefenen dit.
|
Dit is de meest bekende manier van
toneelspelen. De spelers maken afspraken
over de 5 W’s: wie, wat waar, waarom,
wanneer. Dit geeft veel houvast en maakt
deze werkvorm ook geschikt voor
beginnende of jonge spelers. Nog meer
houvast geeft eerst oefenen van het
toneelstukje.
Niet alle doelgroepen zijn in staat om
zelfstandig spelafspraken te maken. Die
begeleid je daarin.
|
Activiteit
|
de boerderij
|
Doelgroep
|
Vanaf 7 jaar
|
Doel
|
- Zich aan (spel)afspraken houden
- Samenspel
- Hanteren van de 5 W’s en het maken van een speelbaar verhaaltje
- Presenteren (o.a. niet met de rug naar het publiek)
- Durf
|
Benodigdheden
|
(zo mogelijk) decor, attributen, verkleedkleren
|
Plaats
|
binnen
|
Voorbereiding
|
Maak groepjes. Geef de volgende gegevens: het speelt zich af op een boederij. Er zijn een boer en andere medewerkers. de boer begint met spelen daarna komen de andere rollen in.
|
Uitvoering
|
Elk groepje speelt hun toneelstukje. Het publiek benoemt de 5 W’s.
|
Variatie
|
- Geef andere onderwerpen of spelgegevens. De variaties zijn eindeloos.
-
|
improvisatiespel. zelf
Drama Werkvorm
|
Improvisatiespel
De spelers maken géén of enkele afspraken over een aantal gegevens. Het spel ontstaat op de speelvloer door op elkaar te reageren.
|
Deze werkvorm is voor spelers die meer
durven of al ervaring hebben met drama.
Een belangrijke spelregel om een
toneelspel in improvisatie te laten slagen
is dat de spelers elkaars ideeën accepteren.
Het is belangrijk om elkaars ideeën niet te
blokkeren en steeds ook zelf spelideeën te
leveren om het verhaal in het toneelstukje afbeelding
verder te helpen. Daarbij is het belangrijk
dat de spelers snel de 5 W’s concreet
maken, waarbij geldt ‘wie het eerst
concretiseert bepaalt’. Bijvoorbeeld:
“Hallo pappa” kun je logischerwijs niet
beantwoorden met “Ik ben je pappa niet”.
|
Activiteit
|
|
Doelgroep
|
Vanaf 12 jaar
|
Doel
|
- In samenspel leren spelideeën geven en accepteren
- Fouten durven maken
|
Benodigdheden
|
Een paar vellen papier met zinnen erop
|
Plaats
|
Een lokaal of gymzaal
|
Voorbereiding
|
Van tevoren worden er 2 spelers uitgekozen en wordt de locatie gekozen. Er zit 1 iemand in de spelleiding die de zin later doorgeeft.
|
Uitvoering
|
Eerst worden er 2 mensen uit de groep gekozen, dan word er door iemand uit de groep een locatie gekozen. Bijvoorbeeld in het park, in de auto of in de winkel. Daarna moeten de 2 personen een gesprek houden. Tijdens dat gesprek geeft iemand van de spelleiding ze een papiertje met een gekke zin erop. De 2 personen moeten dat dan in het gesprek verwerken zonder dat het publiek het door heeft.
|
Variatie
|
- Het kan met 1 speler die een verhaal vertelt.
- Het kan met meer dan 2 spelers.
-
|
Drama Werkvorm
|
Afspraakspel
De spelers maken van te voren afspraken over het te spelen spel en oefenen dit.
|
Dit is de meest bekende manier van
toneelspelen. De spelers maken afspraken
over de 5 W’s: wie, wat waar, waarom,
wanneer. Dit geeft veel houvast en maakt
deze werkvorm ook geschikt voor
beginnende of jonge spelers. Nog meer
houvast geeft eerst oefenen van het
toneelstukje.
Niet alle doelgroepen zijn in staat om
zelfstandig spelafspraken te maken. Die
begeleid je daarin.
|
Activiteit
|
Verweggiestan
|
Doelgroep
|
Vanaf 7 jaar
|
Doel
|
- Zich aan (spel)afspraken houden
- Samenspel
- Hanteren van de 5 W’s en het maken van een speelbaar verhaaltje
- Presenteren (o.a. niet met de rug naar het publiek)
- Durf
|
Benodigdheden
|
(zo mogelijk) decor, attributen, verkleedkleren
|
Plaats
|
Op veel plekken mogelijk
|
Voorbereiding
|
Maak groepjes. Geef de volgende gegevens: het speelt zich af in een ver vreemd land. Er zijn inwoners van dit Verweggiestan en een paar Nederlandse toeristen die de taal niet spreken. De toeristen hebben geen geld meer en komen in de problemen. Laat elk groepje de 5W’s invullen en hun toneelstukje oefenen.
Extra uitdaging voor de Verweggiestaanders om een andere (fantasie)taal te spreken. Je kunt vooraf een Jabbertaal oefening spelen om dat te oefenen.
|
Uitvoering
|
Elk groepje speelt hun toneelstukje. Het publiek benoemt de 5 W’s.
|
Variatie
|
- Geef andere onderwerpen of spelgegevens. De variaties zijn eindeloos.
|
Bedenk nu zelf een afspraakspel voor een zelfgekozen doelgroep
Drama Werkvorm
|
Improvisatiespel
De spelers maken géén of enkele afspraken over een aantal gegevens. Het spel ontstaat op de speelvloer door op elkaar te reageren.
|
Deze werkvorm is voor spelers die meer durven of al ervaring hebben met drama. Een belangrijke spelregel om een toneelspel in improvisatie te laten slagen is dat de spelers elkaars ideeën accepteren. Het is belangrijk om elkaars ideeën niet te blokkeren en steeds ook zelf spelideeën te leveren om het verhaal in het toneelstukje verder te helpen. Daarbij is het belangrijk dat de spelers snel de 5 W’s concreet maken, waarbij geldt ‘wie het eerst concretiseert bepaalt’. Bijvoorbeeld: “Hallo pappa” kun je logischerwijs niet beantwoorden met “Ik ben je pappa niet”.
|
Activiteit
|
Aanbelspel
|
Doelgroep
|
Vanaf 7 jaar
|
Doel
|
- In samenspel leren spelideeën geven en accepteren
- Fouten durven maken
|
Benodigdheden
|
(zo nodig) decor, attributen, verkleedkleren
|
Plaats
|
Speelvlak
|
Voorbereiding
|
Van tevoren krijgen de spelers een opdrachtkaartje met daarop een typetje, bijvoorbeeld stoer, verlegen, dromerig. De spelers oefenen hun typetje. Dit kan door de groep in tweeën te delen en eerst de ene rij bij de andere rij te laten aanbellen en daarna omgekeerd.
|
Uitvoering
|
Het publiek zit in een halve cirkel. Steeds twee spelers, die niet met elkaar geoefend hebben, staan tegenover elkaar voor het publiek. De ene speelt zijn of haar typetje en loop over een denkbeeldig tuinpad naar het midden van het speelvlak en doet of ie aanbelt. De ander loopt dan, op dezelfde manier, naar ‘de deur’. Dan start het spel. De aanbeller komt iets brengen, zeggen of verkopen. De ander probeert op dezelfde manier te reageren, dus hetzelfde typetje te worden.
|
Variatie
|
- De ‘opendoener’ moet het tegenover gestelde typetje worden.
- Op de opdrachtkaartjes staat iets anders, bijvoorbeeld emoties, een dier, celebrity.
|
Bedenk nu zelf een improvisatiespel met typetjes en vul het onderstaand format in.
Drama Werkvorm
|
Improvisatiespel
De spelers maken géén of enkele afspraken over een aantal gegevens. Het spel ontstaat op de speelvloer door op elkaar te reageren.
|
Deze werkvorm is voor spelers die meer
durven of al ervaring hebben met drama.
Een belangrijke spelregel om een
toneelspel in improvisatie te laten slagen
is dat de spelers elkaars ideeën accepteren.
Het is belangrijk om elkaars ideeën niet te
blokkeren en steeds ook zelf spelideeën te
leveren om het verhaal in het toneelstukje afbeelding
verder te helpen. Daarbij is het belangrijk
dat de spelers snel de 5 W’s concreet
maken, waarbij geldt ‘wie het eerst
concretiseert bepaalt’. Bijvoorbeeld:
“Hallo pappa” kun je logischerwijs niet
beantwoorden met “Ik ben je pappa niet”.
|
Activiteit
|
Geef je opdracht een titel.
|
Doelgroep
|
Vanaf 7 jaar
|
Doel
|
- In samenspel leren spelideeën geven en accepteren
- Fouten durven maken
|
Benodigdheden
|
(zo nodig) decor, attributen, verkleedkleren
|
Plaats
|
Speelvlak
|
Voorbereiding
|
Hoe luidt de opdracht voor de spelers en krijgen ze nog gegevens of spelregels voor de improvisatie?
|
Uitvoering
|
Hoe spelen de spelers hun improvisatie en hoe bespreek je het na?
|
Variatie
|
|
Drama Werkvorm
|
Uitbeeldspel
De spelers laten hun spel zien zonder tekst te gebruiken, eventueel wel met geluid. Een professionele vorm is mime of pantomime
|
Deze werkvorm is met name geschikt
voor beginnende spelers.
Uitbeelden geeft ook de vrijheid om
zonder decor en attributen toch te
verbeelden dat dat er allemaal is.
De allerjongsten kun je in het uitbeelden
begeleiden door mee te spelen of ze als
verteller mee te nemen in het uit te
beelden spel.
|
Activiteit
|
Twee stoelen
|
Doelgroep
|
Vanaf 6 jaar
|
Doel
|
- (lichamelijke) Uitdrukkingsvaardigheid vergroten
- Goed kijken en bewust uitbeelden stimuleren
- Inzicht in non verbale communicatie vergroten
|
Benodigdheden
|
Twee stoelen naast elkaar, los in de ruimte
|
Plaats
|
Op veel plekken mogelijk
|
Voorbereiding
|
Uitleg: Deel de groep in tweetallen. Elk tweetal bedenkt wat de twee stoelen kunnen voorstellen. Speel eventueel een auto als voorbeeld. Daarbij bedenken ze een begin, midden en een eind van een verhaaltje dat ze op/bij/rondom de stoelen kunnen laten zien zodat het publiek begrijpt waar ze zijn en wat er gebeurt. Controleer eventueel of elk tweetal een andere plek heeft gekozen.
|
Uitvoering
|
De tweetallen spelen om de beurt hun scene met de stoelen. Bespreek na wat het publiek zag en welke plek het dus is. Laat ze ook zeggen wat ze leuk vonden aan het uitbeelden.
|
Variatie
|
- Stoelen staan tegenover elkaar
- Tweetal maakt de plek duidelijk voor andere spelers die na kort overleggen er een gebeurtenis uitbeelden.
- Eén speler begint te spelen tot de plek duidelijk is, freeze en vraagt “Wat nu?’. Het publiek doet suggesties voor het vervolg van het verhaal. Net zo lang herhalen tot een verhaaltje is ontstaan.
|
Drama Werkvorm
|
Tableau Vivant / fotospel
De spelers verbeelden situatie, handeling en gevoel met stilstaande houding en mimiek in een bepaalde opstelling
|
|
Deze werkvorm is met name geschikt voor beginnende spelers. Het maakt hen bewust van het gebruik van houding en mimiek en het uitvergroten daarvan. Voor bepaalde groepen is het stilstaan een extra uitdaging.Activiteit
|
Groepsfoto
|
Doelgroep
|
Vanaf 4 jaar
|
Doel
|
- ¬ (lichamelijke) uitdrukkingsvaardigheid vergroten
- ¬ Goed kijken en bewust uitbeelden stimuleren
- ¬ Inzicht in non verbale communicatie vergroten
|
Benodigdheden
|
niets
|
Plaats
|
Op veel plekken mogelijk
|
Voorbereiding
|
Uitleg: Deel de groep in tweeën. Elke groep bereid twee tableaus voor. In de eerste zien we een bepaalde groep mensen, b.v. een groep voetbalsupporters. Op de tweede foto zien we wat er intussen is gebeurd, b.v. er is gescoord. Geef korte overlegtijd. Ze mogen zelf bedenken welke groep mensen ze worden.
|
Uitvoering
|
De eerste groep komt op het speelvlak. De andere is publiek maar kijkt niet. In de eerste tien tellen stellen de spelers zich op in foto 1 (tel hardop van 10 naar 1, de nul is de klik voor de foto). Publiek kijkt, maar reageert nog niet. Dan tien tellen voor opstellen foto 2 terwijl het publiek niet kijkt. Nu mogen de kijkers hun vinger opsteken als ze foto 1 en 2 begrijpen. Bespreek na op wat er te zien was en wat je daardoor weet.
|
Variatie
|
- − Geef een thema of welke groep mensen het moet zijn.
- − Geef langer voorbereidingstijd.
- − Geef de mogelijkheid attributen ed. te gebruiken.
- − Laat een andere groep een foto bedenken tussen 1 en 2.
|
Drama Werkvorm
|
(Levend) Schimmenspel
De spelers spelen tussen een doek en een lichtbron. Met hun schaduw verbeelden ze het spel.
|
Dit is voor veel doelgroepen een
fascinerende werkvorm. Hoe ouder de leeftijdsgroep hoe preciezer en
gedetailleerder ze hiermee willen werken.
Voor sommigen is het fijn om zich achter
het doek te kunnen verbergen, anderen
vinden het confronterend om in de
schaduw hun eigen lichaamsvormen
terug te zien. Verkleden/vervormen is
dan een oplossing.
Technische aspecten:
Dichtbij het doek geeft kleine en scherpe schaduwen, verderaf groter; langzaam bewegen maakt de details goed zichtbaar; altijd voorwerpen gebruiken die de schaduw verbeelden; in profiel maakt mimiek zichtbaar; gebruik de trucjes met verbergen-verschijnen en de magie van schaduwspel waarbij je kunt doen alsof je
elkaar raakt, kust, verwondt zolang het in
de schaduwen maar klopt.
|
Activiteit
|
De handeling
|
Doelgroep
|
Vanaf 8 jaar
|
Doel
|
- (lichamelijke) uitdrukkingsvaardigheid vergroten
- Goed kijken en bewust uitbeelden stimuleren
- Nadenken over (lichamelijke) verhoudingen
|
Benodigdheden
|
Doek, lichtbron, attributen, 2 schotten naast het doek
|
Plaats
|
Binnen of buiten m.b.v. de zon
|
Voorbereiding
|
Uitleg: Licht de technische mogelijkheden van schimmenspel toe. Deel de groep in twee- of drietallen. Elk groepje kiest één handeling en verzint daaromheen een verhaaltje met begin midden eind. Ze zoeken attributen bij elkaar en proberen alles uit achter het doek. Handelingen die uitdagen zijn: vechten, toveren, opereren, zoenen.
|
Uitvoering
|
De groepjes presenteren om de beurt hun verhaal. Naderhand laten ze zien welke materialen ze hebben gebruikt en het publiek raadt de gekozen handeling.
|
Variatie
|
- Laat groepjes een schaduwspel maken bij een lied
- Speel handschimmenspel.
- Speel met uit karton geknipte figuren. Dit kan ook achter een klein doek op een tafel.
|
Bedenk een inspringspel met de titel ‘In de wachtkamer’ en vul het onderstaand format in.
Drama Werkvorm
|
Inspringspel
Een improvisatiespelvorm waarbij de spelers volgens een bepaalde spelregel na elkaar in het spel komen, oftewel inspringen.
|
Deze werkvorm is een variatie op improviseren en is bestemd voor spelers die meer durven of al ervaring hebben met drama.
Meestal spreek je ook af hoe spelers weer uit het spel kunnen. Zo blijft het overzichtelijk.
|
Activiteit
|
In de wachtkamer
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
- In spel durven stappen
- In samenspel leren spelideeën geven en accepteren
- Elkaar verrassen
- Fouten durven maken
- Flexibel reageren op de (spel)situatie zonder eigen rol of speldoel te verliezen (in je rol blijven)
|
Benodigdheden
|
|
Plaats
|
Speelvlak
|
Voorbereiding
|
Wat is de beginsituatie van het inspringspel, wat zijn de spelregels en hoe verdeel je de opdrachtkaartjes? PS de opdrachtkaartjes noteer je in de bijlage!
|
Uitvoering
|
Hoe spelen de spelers hun inspringspel en hoe bespreek je het na?
|
Bijlage
Opdrachtkaartjes
|
Maak zo veel kaartjes als nodig zijn voor jouw inspringspel. Ga uit van jouw klas voor het aantal spelers. Noteer de kaartjes op één of meer pagina’s, zodat ze geprint en geknipt kunnen worden.
|
Opdrachtkaartjes
|
|
Opdrachtkaartjes
|
|
Opdrachtkaartjes
|
|
Opdrachtkaartjes
|
|
Opdrachtkaartjes
|
|
Opdrachtkaartjes
|
|
Opdrachtkaartjes
|
|
Opdrachtkaartjes
|
|
eigen inspring spel. in de dierenarts praktijk
2 in de wachtkamer van de dierenarts de een is heel erg alergisch voor honden.
de andere laat dit merken en er ontstaat een heftige dialoog. de rest van de klas neemt een andere rol in de een is de hond de ander is de dierenarts. je kan ook varieren met de rollen het wisselt. de een word nu de hond en de ander word nu de dokter.
dit is leuk voor de leeftijdscatogorie 10-15
dokter
|
|
assistent
|
|
hond
|
|
baasje
|
|
baasje
|
|
man met allergie
|
|
secetarresse
|
|
|
|
sport en spel
Activiteit
|
Pittenzakken
|
Doelgroep
|
2-4 jaar
|
Doel
|
Stimulering van de motoriek.
- Verbetering van de motoriek van het gehele lichaam. Handen i.c.m. voeten(werk).
- Verbetering van de hand-oog coördinatie.
|
Benodigdheden
|
- Pittenzakken
- Blikken
- Bakken of emmers
|
Plaats
|
Binnen / buiten
|
Voorbereiding
|
Draag zorg voor aanwezigheid van het benodigde materiaal.
|
Uitvoering
|
- Laat de kinderen de pittenzak voelen.
- Laat de kinderen in een kring lopen met een pittenzak in de hand
- Laat de kinderen met de pittenzak met gestrekte armen lopen.
- Laat de kinderen met een pittenzak op het hoofd lopen
- Laat de kinderen met een pittenzak op een schouder lopen en wissel de schouder af.
- Laat een kind de pittenzak op de rug dragen en als een ‘paard’ dragen.
- Laat de kinderen in groepjes een stapel blikken (blokjes) omgooien.
- Laat een kind met gespreide benen staan en een ander de pittenzak erdoor gooien.
- Laat een kind de pittenzak bij zichzelf verstoppen en een ander zoeken.
|
Variatie
|
Zijn reeds bovenstaand beschreven..
|
Activiteit
|
Dierendans
|
Doelgroep
|
1,5 - 3 jaar
|
Doel
|
Stimulering van de motoriek.
- Lichaamsdelen leren kennen.
- Verbetering van de motoriek van het gehele lichaam. Handen i.c.m. voeten(werk).
- Verbetering van de hand-oog coördinatie.
|
Benodigdheden
|
|
Plaats
|
Binnen / buiten
|
Voorbereiding
|
- Weet wat de peuters (deels) kunnen
|
Uitvoering
|
- Laat de peuters in een kring staan
- ‘roep’; handen op je hoofd. En doe zelf voor.
- Handen op je buik en doe voor
- Zo kun je vele lichaamsdelen bij langs.
|
Variatie
|
- Doe het geluid en de beweging van dieren na. bijv;
- Kikker; ga op de hurken zitten en handen op de grond; spring omhoog.
- Olifant; pak met de linkerhand de neus en steek erdoor heen
-
|
Activiteit
|
Hokus Pocus
|
Doelgroep
|
2-4 jaar
|
Doel
|
Stimulering van het geheugen.
|
Benodigdheden
|
- Theedoek
- Meerdere kleine voorwerpen
|
Plaats
|
Binnen
|
Voorbereiding
|
Draag zorg voor aanwezigheid van het benodigde materiaal; theedoek; lepel; balletje; blokje; enz…
|
Uitvoering
|
- Leg drie onderwerpen onder de theedoek
- Leg de kinderen uit dat je gaat toveren;
- Haal 1 voorwerp weg en vraag welke is weggetoverd.
|
Variatie
|
- Voer het geheel uit met meer dan 3 voorwerpen.
- Voeg er een ding extra bij.
|
Activiteit
|
Ballenregen
|
Doelgroep
|
2-4 jaar
|
Doel
|
Stimulering van de motoriek.
- Verbetering van met name het ‘hard lopen’.
- Vergroting van het vermogen om te gooien.
|
Benodigdheden
|
- Veel ballen. (tennis of kleine schuimballen)
|
Plaats
|
Binnen / buiten
|
Voorbereiding
|
Draag zorg voor aanwezigheid van het benodigde materiaal.
|
Uitvoering
|
- Laat de kinderen achter een lijn (denkbeeldig) staan.
- Jij gooit de ballen in de ruimte.
- De kinderen halen zoveel mogelijk ballen tegelijk op.
|
Variatie
|
- Laat de kinderen 1 bal tegelijk ophalen.
- Laat de kinderen de bal in een emmer of mand gooien.
|
Activiteit
|
Concentratiespelen
|
Doelgroep
|
PEUTERS
|
Doel
|
Ontwikkelen van de zintuigen
Voelen Proeven Zien Ruiken Horen
|
Benodigdheden
|
Voorwerpen
Grote memory platen
Extra: 2 gasten JAN en Fatima
|
Plaats
|
Speellokaal
|
Voorbereiding
|
Materiaal sorteren
|
Uitvoering
|
Intro door poppen Jan en Fatima
*kring alle kinderen met……….mogen gaan staan
*kring Memory met voorwerpen
*platen verstoppen en weer bij elkaar zoeken
*wat is weg onder kleed
*tik tik tik wie ben ik
( fruit laten proeven)
|
Variatie
|
Gemakkelijker of moeilijker maken door aantal of moeilijkheidsgraad
|
muziek
Muziek
Ontwikkelingsfase: de peuter
Activiteit
stopdans
Doelgroep
Peuters
(ook geschikt voor andere doelgroepen).
Doel
Het helpt om luister- en concentratievermogen te verhogen.
grove motoriek verbeteren.
onderstuift de grove motoriek en het concentratievermogen
Bij muziek hoort bewegen: als de muziek stopt dan moet je stilstaan.
Benodigdheden
een radio met muziek nummers die je kan stoppen waneer nodig is.
Je kunt ook werken met zelf geknutselde instrumenten en/of geluiden/liedjes die je maakt met je stem.
Plaats
in een gymzaal
Voorbereiding
radio aansluiten en de usb/cd in de radio doen.
Uitvoering
leg de kleuters het spel uit als de muziek stopt met je stilstaan mocht je niet stilstaan ben je af en moet je op de bank zitten.
Variatie
Zie uitvoering; je kunt het stoppen vervangen door een bepaalde poze degene met de originele poses gaan door naar de volgende ronde mocht je gewoon stilstaan of geen origineel pose hebt dan ben je af en moet je op de bank zitten.
Bij oudere kinderen:
je kan moeilijker houdingen aan laten nemen of de tussen poses verkorten of juist verlangen laat het afhangen van de onbekende factor.
Muziek
Ontwikkelingsfase: de peuter
Activiteit
|
Een hoorspel maken voor/met peuters
|
Doelgroep
|
Peuters
(ook geschikt voor andere doelgroepen).
|
Doel
|
Het helpt om luister- en concentratievermogen te verhogen.
Simpele melodieën leggen de basis voor muzikaliteit en een goed muzikaal gehoor.
Ondersteunt taalontwikkeling, taalvaardigheid en het vergroten van de woordenschat. Ritme, rijm, melodie en intonatie vormen de basis van taal.
Bij muziek hoort bewegen: klappen of dansen (motorische ontwikkeling), een kringdansje of een spelletje (sociale ontwikkeling).
|
Benodigdheden
|
Instrumenten die geschikt zijn voor kleuters (geen kleine, losse of scherpe onderdelen). Bij voorkeur ritme (percussie) instrumenten.
Je kunt ook werken met zelf geknutselde instrumenten en/of geluiden/liedjes die je maakt met je stem.
|
Plaats
|
-
|
Voorbereiding
|
Instrumenten klaarleggen die geschikt zijn. Nadenken over welk kind je laat werken met welk instrument.
|
Uitvoering
|
Laat de peuters kennis maken met de instrumenten op een speelse manier. Laat ze tegelijk geluid maken; zacht geluid maken, hard geluid maken, om de beurt geluid maken, alle jongens geluid maken, alle meisjes geluid maken, alle trommels eerst enz. Maak eventueel een op- en afbouw (spreek een volgorde af) en maak zo een muziekstuk/hoorspel met de leerlingen. Geef voorbeelden en doe zelf mee. Spreek een stilte-teken af en laat de peuters ook een keer van instrument wisselen.
|
Variatie
|
Zie benodigdheden; je kunt in deze les ook werken met zelf geknutselde instrumenten (shakers gemaakt van wc rolletjes met rijst erin enz.) en/of met stemmen (klakken met je tong maakt geluid, zoemen als een bij, klanken maken (ha, ho, he) enz.)
Bij oudere kinderen:
Je kunt een leerling de “dirigent-rol” geven; hij/zij kan dan (groepjes) leerlingen aanwijzen die het instrument mogen bespelen, stil moeten houden enz.
|
kleuter
sport en spel
drama
Activiteit
|
Schipper,
mag ik overvaren
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
- Kinderen in beweging te laten zijn.
- Kinderen op verschillende manieren de mogelijkheden van bewegen te laten ontdekken.
- Versterking / verbetering van de motoriek.
|
Benodigdheden
|
|
Plaats
|
|
Voorbereiding
|
|
Uitvoering
|
- Leer kinderen het spel a.d.h.v. de ‘zongregel’; schipper mag ik overvaren, ja of nee? Moet ik dan ook geld betalen ja of nee?
- Bij nee kunnen de kinderen gewoon oversteken.
- Bij ja; geeft de ‘schipper’ (tikker) aan hoe. Bijv; hinkelend, als een olifant, kruipend enz..
|
Variatie
|
- Je zou eventueel obstakels in de ruimte kunnen plaatsen; spannender en uitdagender (moet de groep wel aan toe zijn!)
|
Activiteit
|
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
- Plezier
- Hand-oog coördinatie verbeteren.
|
Benodigdheden
|
- Meerdere ballonnen
- Touwtje om op te hangen
|
Plaats
|
- Open ruimte /gymzaal
- Buiten
|
Voorbereiding
|
- Hang een touw of draad (of meerdere) in de ruimte op.
- Blaas meerdere ballonen op en bewaar ze achteraf. (kunnen kinderen er niet bij).
|
Uitvoering
|
- Laat kinderen een ballon hoog houden.
- Laat kinderen daarna de ballon over een langere afstand de ballon over een touwtje heen tikken.
|
Variatie
|
- Breng meer ballonen in het spel dan er kinderen zijn.
|
Activiteit
|
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
|
Benodigdheden
|
|
Plaats
|
|
Voorbereiding
|
|
Uitvoering
|
|
Variatie
|
|
Activiteit
|
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
|
Benodigdheden
|
|
Plaats
|
|
Voorbereiding
|
|
Uitvoering
|
|
Variatie
|
|
muziek
Muziek
Ontwikkelingsfase: de peuter
Activiteit
|
Een hoorspel maken voor/met peuters
|
Doelgroep
|
Peuters
(ook geschikt voor andere doelgroepen).
|
Doel
|
Het helpt om luister- en concentratievermogen te verhogen.
Simpele melodieën leggen de basis voor muzikaliteit en een goed muzikaal gehoor.
Ondersteunt taalontwikkeling, taalvaardigheid en het vergroten van de woordenschat. Ritme, rijm, melodie en intonatie vormen de basis van taal.
Bij muziek hoort bewegen: klappen of dansen (motorische ontwikkeling), een kringdansje of een spelletje (sociale ontwikkeling).
|
Benodigdheden
|
Instrumenten die geschikt zijn voor kleuters (geen kleine, losse of scherpe onderdelen). Bij voorkeur ritme (percussie) instrumenten.
Je kunt ook werken met zelf geknutselde instrumenten en/of geluiden/liedjes die je maakt met je stem.
|
Plaats
|
-
|
Voorbereiding
|
Instrumenten klaarleggen die geschikt zijn. Nadenken over welk kind je laat werken met welk instrument.
|
Uitvoering
|
Laat de peuters kennis maken met de instrumenten op een speelse manier. Laat ze tegelijk geluid maken; zacht geluid maken, hard geluid maken, om de beurt geluid maken, alle jongens geluid maken, alle meisjes geluid maken, alle trommels eerst enz. Maak eventueel een op- en afbouw (spreek een volgorde af) en maak zo een muziekstuk/hoorspel met de leerlingen. Geef voorbeelden en doe zelf mee. Spreek een stilte-teken af en laat de peuters ook een keer van instrument wisselen.
|
Variatie
|
Zie benodigdheden; je kunt in deze les ook werken met zelf geknutselde instrumenten (shakers gemaakt van wc rolletjes met rijst erin enz.) en/of met stemmen (klakken met je tong maakt geluid, zoemen als een bij, klanken maken (ha, ho, he) enz.)
Bij oudere kinderen:
Je kunt een leerling de “dirigent-rol” geven; hij/zij kan dan (groepjes) leerlingen aanwijzen die het instrument mogen bespelen, stil moeten houden enz.
|
De koning had geen honing meer. daarom moest de koning weer snel honing vinden. de koning pakt zijn paard (galopeerdend paard) de konig komt aan bij een heel groot kasteel met een hele zware deur. de koning probeert de deur open te doen (krakend geluid van de deur) de koning heeft voor zich een hele hoop honing. (juichen van de koning)
daarna gaat de koning weer terug naar zijn kasteel. (galopeerend paard).
Einde
schoolkind
drama
sport en spel
Activiteit
|
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
- Vergroten van reactievermogen
- Omgaan met ‘scheidsrechter’ en regels wel/ niet af.
- Verbetering loopvermogen
|
Benodigdheden
|
- Groot veld
- Pion(nen)
- Mogelijkheid tot afbakenen achterlijnen
|
Plaats
|
|
Voorbereiding
|
-
- Zet een veld af ter grootte van 30 bij 10.
- Gebruik hiervoor lint of bestaande lijnen.
|
Uitvoering
|
- Groep 1 beschermd de Pion en moet de tegenstander aftikken
- Stapt deze groep tikkers over de lijn dan moet een ander getikt worden; zo niet dan is de tikker zelf af. Hij/zij gaat zitten op de bank; zijn alle rovers getikt dan winnen de tikkers.
- De rovers moeten de Pion trachten te stelen
- Zijn zij eerder over de veilige zone achter de lijn, hebben zij gewonnen.
|
Variatie
|
- Afstand verschillend maken
- Attribuut veranderen.
- Niet alleen rennen; iedereen moet hinkelen.
|
Activiteit
|
- “als de kat van huis is..”
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
- Energizer
- Samenspel
- Reactievermogen vergroten
|
Benodigdheden
|
- Vier hoeken, palen, matten of anderzijds ‘hoek’ materiaal
-
|
Plaats
|
|
Voorbereiding
|
- Creëer met vier matten of tape/ linten een veilig ‘holletje’ voor de muizen.
|
Uitvoering
|
- Vier muizen trachten van hoek /holletje te wisselen.
- Als er een lege hoek is, probeert de kat deze plek op te vullen.
- Lukt dit dan is de muis zonder hoek de kat geworden.
|
Variatie
|
- Je kunt dit altijd vergroten met meerdere muizen en katten.
|
Activiteit
|
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
- Energizer
- Samenspel/ samen werken
|
Benodigdheden
|
- Een of meer gymzaal banke(n)/ afgetapte vorm van max 20 cm breed.
|
Plaats
|
|
Voorbereiding
|
- Zet / maak 1 of meer banken of vormen klaar in de ruimte.
|
Uitvoering
|
- Er staan een x aantal kinderen op de reddingsboot (bank)
- Er zijn ook een aantal haaien.
- De kinderen moeten in een nader aangegeven volgorde gaan staan (bijv; op leeftijd, 1e letter van de voornaam enz.) als er iemand in het water komt is deze af. En wordt door de haaien opgegeten.
|
Variatie
|
- De kinderen moeten zich m.b.v. klein materiaal veilig naar het land begeven.
|
Activiteit
|
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
- Energizer
- Samenspel
- Afhankelijkheid ervaren.
|
Benodigdheden
|
|
Plaats
|
|
Voorbereiding
|
|
Uitvoering
|
- Laat de kinderen tegen over elkaar staan.
- Tenen tegen elkaar (hier kan bijv eerst een omgekeerde gymzaalbank tussen; voor de persoonlijke ruimte) en de handen vast.
- Langzaam gaan de kinderen naar achteren leunen en proberen de armen te strekken.
|
Variatie
|
- Met de rug tegen elkaar en dan omlaag; met de billen op de grond komen, vervolgens weer omhoog.
- Schouders tegen elkaar en leunen tegen elkaar; daarna de voeten langzaam opzij schuiven.
|
Activiteit
|
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
- Samenspel
- D.m.v. uitvoeren en beweging de kinderen comfortabeler laten voelen met en in hun eigen lijf.
|
Benodigdheden
|
- Kaartjes met woorden die uitgebeeld kunnen worden.
|
Plaats
|
|
Voorbereiding
|
- maak genoeg kaartjes met verschillende categorieën woorden / begrippen / personen
|
Uitvoering
|
- maak 2 groepen
- laat de groepen tegen over elkaar zitten
- laat de 1e ‘uitbeelders’ voor de eigen groep staan. De uitbeelders zien tegelijk het kaartje en proberen nu om de eigen groep zo snel mogelijk te laten raden wat uitgebeeld wordt.
|
Variatie
|
- van makkelijk naar moeilijk;
- makkelijk; sporten, gevoelens
- moeilijker; handelingen; koken, naaien, stofzuigen, ook dingen zoals; televisie, mobiel, brievenbus
- nog moeilijker; karaktereigenschappen; eerlijkheid, respect, betrouwbaar…
|
Activiteit
|
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
|
Benodigdheden
|
- grote ruimte en veel deelnemers
|
Plaats
|
|
Voorbereiding
|
- maak met 2 lijnen duidelijk een begin en eind.
|
Uitvoering
|
- de groep verdeeld zich in 2 groepen; een kleine en een grote.
- De grote worden de brug onderdelen als start
- De kleine groep zijn de ‘overstekers’.
- De groep overlegt welke vorm wordt gekozen om de “rivier” over te steken. Bijv; op handen en knieen een brug maken of armen gekrijst vasthoudend.
- Wanneer alle ‘oversterkers’ aan de overkant zijn, worden de 1e brugdelen ook overstekers en zijn de overstekers worden brugdelen.
- Doel is van begin tot eindstreep niet de rivier in te gaan en dus geen ‘natte’ voeten te halen.
|
Variatie
|
- Eerst 1 persoon naar de overkant
- Groep weer terug en de volgende halen
|
Activiteit
|
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
- Samenwerken
- Tactisch leren denken
|
Benodigdheden
|
- Een vlag (bijv een theedoek)
- Een ruimte buiten zoals een groot perceel bos
|
Plaats
|
|
Voorbereiding
|
- Kijk of het bos geschikt is; bramenbosjes / brandnetels end..
|
Uitvoering
|
De spelers worden verdeeld in twee (of meer) gelijke groepen. Elke speler krijgt een wollen draadje, een leven, om de arm. De groepen hebben een verschillende kleur draad. De opdracht voor deze groepen luidt: verover de vlag van een andere groep. Iedere groep heeft op zijn speelveld een vrijplaats waar de vlag wordt verdedigd. De afmetingen van deze vrijplaats zijn van te voren door de leiding vastgesteld. Ook wordt door de leiding de plaats van de vlag gecontroleerd. Je kunt er levens proberen te veroveren. Zo'n leven is een wollen draad die door alle spelers dwars over de borst gedragen wordt. Als een speler zijn leven kwijt is -de draad kapot getrokken-, moet hij eerst naar de spelleider om een nieuw leven te halen. Vervolgens mag deze speler weer meespelen.
|
Variatie
|
- Meerdere teams
- Als het een beetje tegenzit is de vlag binnen een paar minuten gepakt. Een oplossing daarvoor: De vlag bestaat bijvoorbeeld uit 10 linten vastgemaakt aan een stok. Per keer mag er maar 1 lint meegenomen worden. De groep die als eerste een kale stok overhoudt heeft verloren. Als een speler in de vrijplaats van de tegenstander is doorgedrongen, is deze speler vrij, er mag dan geen leven van hem/haar worden afgepakt. Het spel is afgelopen als de vlag van de tegenstander is geroofd en naar het eigen gebied is meegenomen.
- In het donker met Light-sticks
|
Activiteit
|
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
|
Benodigdheden
|
- tafel of grote plaat
- rietjes
- kleine doeltjes
|
Plaats
|
|
Voorbereiding
|
- maak een veld op een tafel of een plaat door er een rand op te maken.
- Maak een doeltje op de beide einden van de plaat
|
Uitvoering
|
- Verdeel de spelers in twee partijen rondom een tafel met opstaande randen en daarop twee goals. Alle spelers krijgen een rietje en moeten het pingpong balletje in het goal van de tegenstander blazen. Voor spelers die in hun buigrietje nog wel een hockeystick herkennen en deze ook als zodanig gebruiken, is een schaar aanbevelenswaardig. In elk geval het dreigen ermee. Als het maken van de doelen moeilijk is, of het is voor de spelers lastig om een doelpunt te maken, haal dan de opstaande uiteindes van de tafel af en werk met dit tafelbrede goal.
|
Variatie
|
- i.pv. een harde rand kan er ook meel worden gebruikt (het effect dat het een grote puinhoop wordt moet dan ook maar geaccepteerd worden)
|
muziek
Muziek
Ontwikkelingsfase: het schoolkind
Activiteit
stoelendans
Doelgroep
het schoolkind
(ook geschikt voor andere doelgroepen).
Doel
Het helpt om luister- en concentratievermogen te verhogen.
grove motoriek verbeteren.
ondersteund de grove motoriek en het concentratievermogen
Bij muziek hoort bewegen: als de muziek stopt dan moet je een stoel vinden om op te zitten.
Benodigdheden
een radio met muziek nummers die je kan stoppen waneer nodig is. en een kring met stoelen
Plaats
in een gymzaal
Voorbereiding
zet de stoelen in een kring leg de kinderen uit dat als je geen stoel kan vinden als de muziek stopt je af bent er word elke ronde een stoel weg gehaald je begint met het aantal kinderen -1 stoel.
Uitvoering
leg de schoolkinderen het spel uit als de muziek stopt moet je een stoel vinden om op te zitten heb je geen stoel gevonden dan ben je af en meot je op de bank zitten
Variatie
Zie uitvoering; haal meer stoelen weg om het extra moeilijk te maken verkort de tussen poses van de muziek of verleng ze.
Bij oudere kinderen:
zie variatie
Muziek
Ontwikkelingsfase: het schoolkind
Activiteit
|
Liedjes zingen aangevuld met een muziekactiviteit.
Gekregen opdracht tijdens de les muziek:
Uiteindelijk zitten er in je map per “bouw”(onderbouw, middenbouw, bovenbouw) drie liedjes in je map (dus totaal 9 liedjes), op een A4’tje met de titel van het liedje en de artiest.
Ook voeg je per bouw een extra muziekactiviteit (geen zingen) die je kort omschrijft (dus drie activiteiten). Om de activiteit te omschrijven kun je dit schema gebruiken (activiteit, doelgroep, doel enz.).
|
Doelgroep
|
Schoolkinderen
|
Doel
|
Het helpt om luister- en concentratievermogen te verhogen.
Simpele melodieën leggen de basis voor muzikaliteit en een goed muzikaal gehoor.
Ondersteunt taalontwikkeling, taalvaardigheid en het vergroten van de woordenschat. Ritme, rijm, melodie en intonatie vormen de basis van taal.
Het kan structuur helpen geven aan de dag (bijvoorbeeld liedjes zingen voor het slapen gaan).
Feiten in rijmpjes en liedjes worden vaak makkelijk onthouden (abc, tellen, seizoenen, enz.).
De teksten stimuleren de fantasie.
Bij muziek hoort bewegen: klappen of dansen (motorische ontwikkeling), een kringdansje of een spelletje (sociale ontwikkeling).
|
Benodigdheden
|
Liedjes; de teksten, eventueel de akkoorden/noten voor als je de kinderen wilt begeleiden op een instrument.
Eventuele andere instrumenten/benodigdheden die je nodig hebt bij een bedachte muziekactiviteit.
|
Plaats
|
-
|
Voorbereiding
|
Zoek een lied uit die passend is bij je doelgroep. Niet te moeilijk/makkelijk qua (hoeveelheid en inhoud) tekst en passend qua toonhoogte (jongere kinderen: hogere noten). Zorg dat het inhoudelijk (thema) aansluit bij de belevingswereld van je doelgroep.
Zorg dat je het lied zelf kent, hebt gehoord, hebt gezongen en dus kunt voorzingen, eventueel kunt begeleiden op een instrument.
Bereid je bedachte muziekactiviteit ook voor; leg materialen klaar, bedenk hoe je het wilt uitvoeren en waarom (maak je groepjes? Waarom? Wie bij wie? Enz.)
|
Uitvoering
|
Leer de kinderen een lied. Vertel waar het over gaat. Laat het horen. Bespreek de tekst. Oefen het lied in korte stukjes. Zing voor, laat nazingen. Herhaal veel. Geef hoog- en laag (qua toonhoogte) aan d.m.v. handgebaren. Heb aandacht voor kinderen die het spannend vinden; motiveer ze, complimenteer ze, laat ze met z’n allen tegelijk zingen.
Voer de muziekactiviteit uit die je hebt bedacht voor de onder-, midden-, bovenbouw.
|
Variatie
|
Variatie op het lied:
Laat de kinderen de melodie neuriën (zonder tekst). Laat de kinderen het ritme klappen of spelen met instrumenten. Laat de leerlingen een nieuw couplet schrijven bij het lied/ een andere tekst bedenken op de melodie (geschikt voor bovenbouw).
|
Muziek
Ontwikkelingsfase: het schoolkind
Activiteit
|
Liedjes zingen aangevuld met een muziekactiviteit.
Gekregen opdracht tijdens de les muziek:
Uiteindelijk zitten er in je map per “bouw”(onderbouw, middenbouw, bovenbouw) drie liedjes in je map (dus totaal 9 liedjes), op een A4’tje met de titel van het liedje en de artiest.
Ook voeg je per bouw een extra muziekactiviteit (geen zingen) die je kort omschrijft (dus drie activiteiten). Om de activiteit te omschrijven kun je dit schema gebruiken (activiteit, doelgroep, doel enz.).
|
Doelgroep
|
Schoolkinderen
|
Doel
|
Het helpt om luister- en concentratievermogen te verhogen.
Simpele melodieën leggen de basis voor muzikaliteit en een goed muzikaal gehoor.
Ondersteunt taalontwikkeling, taalvaardigheid en het vergroten van de woordenschat. Ritme, rijm, melodie en intonatie vormen de basis van taal.
Het kan structuur helpen geven aan de dag (bijvoorbeeld liedjes zingen voor het slapen gaan).
Feiten in rijmpjes en liedjes worden vaak makkelijk onthouden (abc, tellen, seizoenen, enz.).
De teksten stimuleren de fantasie.
Bij muziek hoort bewegen: klappen of dansen (motorische ontwikkeling), een kringdansje of een spelletje (sociale ontwikkeling).
|
Benodigdheden
|
Liedjes; de teksten, eventueel de akkoorden/noten voor als je de kinderen wilt begeleiden op een instrument.
Eventuele andere instrumenten/benodigdheden die je nodig hebt bij een bedachte muziekactiviteit.
|
Plaats
|
-
|
Voorbereiding
|
Zoek een lied uit die passend is bij je doelgroep. Niet te moeilijk/makkelijk qua (hoeveelheid en inhoud) tekst en passend qua toonhoogte (jongere kinderen: hogere noten). Zorg dat het inhoudelijk (thema) aansluit bij de belevingswereld van je doelgroep.
Zorg dat je het lied zelf kent, hebt gehoord, hebt gezongen en dus kunt voorzingen, eventueel kunt begeleiden op een instrument.
Bereid je bedachte muziekactiviteit ook voor; leg materialen klaar, bedenk hoe je het wilt uitvoeren en waarom (maak je groepjes? Waarom? Wie bij wie? Enz.)
|
Uitvoering
|
Leer de kinderen een lied. Vertel waar het over gaat. Laat het horen. Bespreek de tekst. Oefen het lied in korte stukjes. Zing voor, laat nazingen. Herhaal veel. Geef hoog- en laag (qua toonhoogte) aan d.m.v. handgebaren. Heb aandacht voor kinderen die het spannend vinden; motiveer ze, complimenteer ze, laat ze met z’n allen tegelijk zingen.
Voer de muziekactiviteit uit die je hebt bedacht voor de onder-, midden-, bovenbouw.
|
Variatie
|
Variatie op het lied:
Laat de kinderen de melodie neuriën (zonder tekst). Laat de kinderen het ritme klappen of spelen met instrumenten. Laat de leerlingen een nieuw couplet schrijven bij het lied/ een andere tekst bedenken op de melodie (geschikt voor bovenbouw).
|
9 muziek nummers
A,B,C,D,E,F,G op de melodie van ''hoedje van papier''
Zie ginds komt de stoomboot
Sint Maarten, Sint Maarten de koeien hebben staarten
Activiteit onderbouw
Activiteit
|
Stoelendans
|
Doelgroep
|
Schoolkinderen, onderbouw
|
Doel
|
Ritmegevoel ontwikkelen, luistervaardigheid en reactievermogen
|
Benodigdheden
|
Eén stoel minder dan het aantal kinderen, liedje, iets om de muziek mee af te spelen
|
Plaats
|
-
|
Voorbereiding
|
Stoelen in een kring zetten, liedje klaar hebben staan
|
Uitvoering
|
Laat de kinderen in een kring om de stoelen heen staan. Wanneer de muziek speelt lopen de kinderen in een cirkel om de stoelen heen en wanneer de muziek stopt moeten ze zo snel mogelijk op een stoel gaan zitten. Na elke ronde haal je een stoel weg tot er uiteindelijk één kind de winnaar is.
|
Variatie
|
In plaats van een muzieknummer een trommel gebruiken en de kinderen zo goed mogelijk op de maat laten lopen.
|
Activiteit middenbouw
Activiteit
|
Denkbeeldige muziekinstrumenten
|
Doelgroep
|
Schoolkinderen, middenbouw
|
Doel
|
Muziekinstrumenten herkennen, fantasie gebruiken
|
Benodigdheden
|
Plasticzak
|
Plaats
|
-
|
Voorbereiding
|
Neem een plasticzak mee
|
Uitvoering
|
Ga met de kinderen in een kring zitten en laat één of twee kinderen een denkbeeldig instrument uit de zak halen. Vervolgens moeten de kinderen met geluiden uitbeelden welk instrument zij uit de zak hebben gehaald en de rest van de kinderen moet dit raden.
|
Variatie
|
In plaats van muziekinstrumenten, vissen de kinderen denkbeeldige songteksten uit de zak en moeten deze neuriën.
|
Activiteit bovenbouw
Activiteit
|
Stop!
|
Doelgroep
|
Schoolkinderen, bovenbouw
|
Doel
|
Ritmegevoel ontwikkelen, luistervaardigheid en reactievermogen
|
Benodigdheden
|
Lokaal, liedjes
|
Plaats
|
-
|
Voorbereiding
|
N.v.t.
|
Uitvoering
|
De kinderen lopen op de maat van de muziek door het lokaal en zodra de muziek stopt “bevriezen” ze in de houding die net aangenomen was.
|
Variatie
|
In plaats van een muzieknummer een trommel gebruiken.
|
Activiteit
|
Liedjes onderbouw |
Doelgroep |
Groep 1 t/m groep 2 |
Doel |
Aanleren van muzikaliteit en vermaken. |
Benodigdheden |
Liedjes:
- A,B,C,D,E,F,G op de melodie van ''hoedje van papier''
- Zie ginds komt de stoomboot
- Sint Maarten, Sint Maarten de koeien hebben staarten |
Plaats |
Op school oftewel in de klas. |
Voorbereiding |
De teksten uitprinten voor elke leerling en uitdelen aan de leerlingen. Het nummer eventueel opzoek om tijdens het zingen op de achtergrond te draaien. |
Uitvoering |
De teksten uitdelen aan de leerlingen. Muziek afdraaien en gaan zingen. |
Variatie |
Andere nummers, zelf met instrumenten er muziek bijmaken, etc. |
puber
drama
sport en spel
Activiteit
|
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
- Samenspel
- D.m.v. uitvoeren en beweging de kinderen comfortabeler laten voelen met en in hun eigen lijf.
|
Benodigdheden
|
- Kaartjes met woorden die uitgebeeld kunnen worden.
|
Plaats
|
|
Voorbereiding
|
- maak genoeg kaartjes met verschillende categorieën woorden / begrippen / personen
|
Uitvoering
|
- maak 2 groepen
- laat de groepen tegen over elkaar zitten
- laat de 1e ‘uitbeelders’ voor de eigen groep staan. De uitbeelders zien tegelijk het kaartje en proberen nu om de eigen groep zo snel mogelijk te laten raden wat uitgebeeld wordt.
|
Variatie
|
- van makkelijk naar moeilijk;
- makkelijk; sporten, gevoelens
- moeilijker; handelingen; koken, naaien, stofzuigen, ook dingen zoals; televisie, mobiel, brievenbus
- nog moeilijker; karaktereigenschappen; eerlijkheid, respect, betrouwbaar…
|
Activiteit
|
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
|
Benodigdheden
|
- grote ruimte en veel deelnemers
|
Plaats
|
|
Voorbereiding
|
- maak met 2 lijnen duidelijk een begin en eind.
|
Uitvoering
|
- de groep verdeeld zich in 2 groepen; een kleine en een grote.
- De grote worden de brug onderdelen als start
- De kleine groep zijn de ‘overstekers’.
- De groep overlegt welke vorm wordt gekozen om de “rivier” over te steken. Bijv; op handen en knieen een brug maken of armen gekrijst vasthoudend.
- Wanneer alle ‘oversterkers’ aan de overkant zijn, worden de 1e brugdelen ook overstekers en zijn de overstekers worden brugdelen.
- Doel is van begin tot eindstreep niet de rivier in te gaan en dus geen ‘natte’ voeten te halen.
|
Variatie
|
- Eerst 1 persoon naar de overkant
- Groep weer terug en de volgende halen
|
Activiteit
|
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
- Samenwerken
- Tactisch leren denken
|
Benodigdheden
|
- Een vlag (bijv een theedoek)
- Een ruimte buiten zoals een groot perceel bos
|
Plaats
|
|
Voorbereiding
|
- Kijk of het bos geschikt is; bramenbosjes / brandnetels end..
|
Uitvoering
|
De spelers worden verdeeld in twee (of meer) gelijke groepen. Elke speler krijgt een wollen draadje, een leven, om de arm. De groepen hebben een verschillende kleur draad. De opdracht voor deze groepen luidt: verover de vlag van een andere groep. Iedere groep heeft op zijn speelveld een vrijplaats waar de vlag wordt verdedigd. De afmetingen van deze vrijplaats zijn van te voren door de leiding vastgesteld. Ook wordt door de leiding de plaats van de vlag gecontroleerd. Je kunt er levens proberen te veroveren. Zo'n leven is een wollen draad die door alle spelers dwars over de borst gedragen wordt. Als een speler zijn leven kwijt is -de draad kapot getrokken-, moet hij eerst naar de spelleider om een nieuw leven te halen. Vervolgens mag deze speler weer meespelen.
|
Variatie
|
- Meerdere teams
- Als het een beetje tegenzit is de vlag binnen een paar minuten gepakt. Een oplossing daarvoor: De vlag bestaat bijvoorbeeld uit 10 linten vastgemaakt aan een stok. Per keer mag er maar 1 lint meegenomen worden. De groep die als eerste een kale stok overhoudt heeft verloren. Als een speler in de vrijplaats van de tegenstander is doorgedrongen, is deze speler vrij, er mag dan geen leven van hem/haar worden afgepakt. Het spel is afgelopen als de vlag van de tegenstander is geroofd en naar het eigen gebied is meegenomen.
- In het donker met Light-sticks
|
Activiteit
|
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
|
Benodigdheden
|
- tafel of grote plaat
- rietjes
- kleine doeltjes
|
Plaats
|
|
Voorbereiding
|
- maak een veld op een tafel of een plaat door er een rand op te maken.
- Maak een doeltje op de beide einden van de plaat
|
Uitvoering
|
- Verdeel de spelers in twee partijen rondom een tafel met opstaande randen en daarop twee goals. Alle spelers krijgen een rietje en moeten het pingpong balletje in het goal van de tegenstander blazen. Voor spelers die in hun buigrietje nog wel een hockeystick herkennen en deze ook als zodanig gebruiken, is een schaar aanbevelenswaardig. In elk geval het dreigen ermee. Als het maken van de doelen moeilijk is, of het is voor de spelers lastig om een doelpunt te maken, haal dan de opstaande uiteindes van de tafel af en werk met dit tafelbrede goal.
|
Variatie
|
- i.pv. een harde rand kan er ook meel worden gebruikt (het effect dat het een grote puinhoop wordt moet dan ook maar geaccepteerd worden)
|
Activiteit
|
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
- Plezier hebben
- Eigen grenzen leren kennen
|
Benodigdheden
|
- Opgeblazen ballonnen
- Ballonnen opblaaspomp
|
Plaats
|
|
Voorbereiding
|
- Maak een ruimte vrij
- Blaas meer dan genoeg ballonnen op!!
|
Uitvoering
|
- Maak of laat 2 tallen maken.
- Laat de deelnemers de ballon vanuit de buik naar boven duwen. Zonder handen!
- Een startsignaal is het teken om te starten.
|
Variatie
|
- Laat de deelnemers een parcous afleggen.
- Laat de deelnemers elkaar ballonnen stuk trappen.
|
Activiteit
|
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
- Leren ontdekken
- In contact gaan met vreemden
- Grenzen ontdekken
|
Benodigdheden
|
- Een klein en goedkoop voorwerp
(kan een gum, een potlood, een oude cd, een afwasborstel zijn..
|
Plaats
|
- In buurt, dorp of deel van een stad.
|
Voorbereiding
|
- Zorg voor een brief met regels en contactgegevens, zowel voor nood als bewijs dat deelnemers op pad zijn.
|
Uitvoering
|
- Stuur de deelnemers op pad met een voorwerp
- Geef ze de opdracht om in een bepaald tijdstip het voorwerp om te ruilen voor een groter of duurder voorwerp.
- Diegene die het beste voorwerp weet te swoppen wint.
|
Variatie
|
- Laat deelnemers onderweg opdrachten uitvoeren en hier een foto van maken; deze moeten ze dan doorsturen via een app.
|
Activiteit
|
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
|
Benodigdheden
|
|
Plaats
|
|
Voorbereiding
|
- speluitleg zo goed mogelijk in het hoofd hebben.
|
Uitvoering
|
- 1 deelnemer verlaat de ruimte
- De andere deelnemers spreken af wat het ‘ziektebeeld’ is. Voorbeelden zijn; iedereen denkt degene links naast hem/ haar te zijn. Of iedereen denkt een kikker te zijn.
- Door vragen te stellen moet de ‘psychiater’ er achter komen wat de aandoening is.
- Helpen na verloop van tijd is raadzaam, afhankelijk van de vragen die in de juiste richting worden gesteld.
|
Variatie
|
|
Activiteit
|
|
Doelgroep
|
|
Doel
|
- Samenwerken en strategisch denken
|
Benodigdheden
|
- Speelkaarten; weerwolven van wakkerdam
|
Plaats
|
|
Voorbereiding
|
- verzorg een set speelkaarten en kaarsjes (met aansteker)
|
Uitvoering
|
- zie onder de bijlage (bron; scouting.nl)
|
Variatie
|
|
Het spel: De basis
Maak van tevoren kaartjes met daarop de rollen van de spelers. Op elk kaartje komt één rol. Er zijn een stuk of vier weerwolven, de rest is een gewone burger. Als het spel begint, krijgen alle spelers een kaartje van de spelleider, met daarop de naam van het karakter dat ze in het spel zijn. Iedereen houdt zijn eigen kaartje geheim voor alle andere spelers, en alleen de spelleider weet wie wie is. Het doel van de weerwolven is om alle burgers uit te moorden, terwijl de burgers moeten opsporen wie de weerwolven zijn voordat er geen burger meer in leven is.
De spelleider begint het spel met een verhaal, waarin hij vertelt over een rustig dorpje waar overdag nooit iets aan de hand is. Maar niets is wat het lijkt, want iedere nacht verandert een deel van de bewoners in het dorpje in een bloeddorstige weerwolf, en iedere nacht valt één van de dorpelingen aan de weerwolven ten prooi.
Het spel wordt gespeeld in rondes, en iedere ronde begint met de nacht. Alle spelers doen hun ogen dicht, waarna de spelleider de weerwolven oproept hun ogen te openen en in stilte te overleggen wie hun volgende slachtoffer is. Alle weerwolven moeten het met elkaar eens zijn: is dat niet het geval, dan sterft er niemand. Daarna sluiten de weerwolven ook hun ogen weer, en wordt het dag. Alle dorpelingen worden wakker, behalve het slachtoffer. De spelers moeten nu met de hele groep iemand aanwijzen die volgens hen een weerwolf is. Iedereen (dus ook de dorpelingen die 's nachts weerwolven zijn) kan nu iemand verdacht maken, en proberen de anderen te overtuigen. De speler die de meeste stemmen tegen zich krijgt eindigt op de brandstapel. De rondes worden net zolang herhaald tot er geen weerwolven of gewone burgers meer zijn. De overblijvende partij heeft gewonnen.
Het spel: Bijzondere burgers
Om het spel ingewikkelder, maar ook een stuk spannender te maken, kun je één of meerdere met bijzondere burgers aan het stapeltje met weerwolven en gewone burgers toevoegen. Het meest eenvoudig is om alleen de ziener toe te voegen. Andere bekende personen zijn de heks, de jager, cupido, het onschuldige meisje en de dief. Elk hebben zij hun eigen eigenschappen. Iedere nacht doen nu niet alleen de weerwolven hun ogen even open, maar ook een aantal van deze bijzondere burgers. Dit gebeurt één voor één, en in deze volgorde: de dief (alleen de eerste nacht), cupido (alleen de eerste nacht), de ziener, de weerwolven & onschuldig meisje, heks.
De bijzondere burgers hebben de volgende eigenschappen:
De ziener
De ziener heeft telepathische gaven. Hij wijst 's nachts een speler aan. De spelleider laat daarna aan de ziener de karakterkaart van die speler zien.
De heks
De heks heeft 2 drankjes: een levensdrankje en een doodsdrankje. Zij kan elke nacht kiezen om één drankje te gebruiken of niets doen. Met het levensdrankje kan ze iemand die gedood is door de weerwolven terug tot leven brengen. Met het doodsdrankje kan ze bovenop de dode van de weerwolven nog een slachtoffer maken.
De jager
Als de jager sterft, reikt hij uit naar zijn jachtgeweer en kan in een laatste wanhoopsdaad nog een schot lossen en iemand naar keuze vermoorden. Dit kan 's morgens zijn als hij ontdekt dat hij sterft, maar ook wanneer de burgers besluiten hem op te hangen.
Cupido
Cupido schiet een liefdespijl in twee mensen tijdens de eerste nacht (na de eerste nacht wordt hij burger). Deze twee mensen hebben vanaf dat moment een alternatief doel in het spel, namelijk samen het spel overleven (ook als een van de twee geliefden weerwolf is). Zij moeten elkaar dus zoveel mogelijk verdedigen. Indien de ene geliefde sterft dan sterft de ander van liefdesverdriet. De spelleider geeft aan wanneer deze twee mensen even hun ogen mogen opendoen, zodat ze van elkaar weten wie ze zijn.
Het onschuldige meisje
Het onschuldige meisje mag door haar vingers kijken terwijl de weerwolven iemand vermoorden. Dit moet natuurlijk zo voorzichtig mogelijk, want als de weerwolven het merken, kunnen ze het onschuldige meisje vermoorden, zodat zij niemand meer verdacht kan maken.
Dief
Afhankelijk van het aantal deelnemers zijn er een aantal kaarten over. Twee van die kaarten worden in het midden gelegd. In de allereerste ronde is de dief de eerste die wakker wordt. Hij kan zijn kaart ruilen voor één van de twee kaarten die in het midden liggen.
Iedere ochtend kan er door "verkiezingen" een burgemeester gekozen worden. Hij zal het gesprek en de veroordeling leiden. De burgemeester krijgt een extra stem, en als de stemmen op wie er op de brandstapel moet, in een gelijke stand eindigt, dan is de extra stem van de burgemeester doorslaggevend. Dit kan ervoor zorgen dat er niet eindeloos geargumenteerd wordt.
Andere mogelijkheden zijn bijvoorbeeld een magiër (die 's nachts twee personen van identiteit kan laten wisselen), een zelfmoordenaar (die het spel wint als íe het voor elkaar krijgt dat hij gedood wordt), of een hond (een burger die door de ziener voor een weerwolf wordt aangezien, of andersom).
muziek
Muziek
Ontwikkelingsfase: de puber/adolescent/volwassene
Activiteit
|
Rappen
Gekregen opdracht tijdens de les muziek:
Voeg je zelfgemaakte rap of de bestaande tekst die je hebt gebruikt in de muziekles (en eventueel een opname van je rap op beat of een link van waar de beat (of je hele rap) te vinden is online) toe aan je online activiteitenmap.
|
Doelgroep
|
Pubers/adolescenten (jong-volwassenen).
Kijk voor volwassene ook bij doelgroep “de oudere”
|
Doel
|
Het helpt om luister- en concentratievermogen te verhogen.
Simpele melodieën leggen de basis voor muzikaliteit en een goed muzikaal gehoor.
Ondersteunt taalontwikkeling, taalvaardigheid en het vergroten van de woordenschat. Ritme, rijm, melodie en intonatie vormen de basis van taal.
Feiten in rijmpjes en liedjes worden vaak makkelijk onthouden (abc, tellen, seizoenen, enz.).
De teksten stimuleren de fantasie.
|
Benodigdheden
|
Een beat (zelfgemaakt; van te voren of ter plekke gespeeld of een bestaande beat).
Tekst (bestaand of zelfgemaakt).
Apparatuur: materiaal om de beat af te spelen, (eventueel: ) microfoons.
|
Plaats
|
-
|
Voorbereiding
|
Zorg dat je een beat hebt (zoek deze online, maak hem zelf of zorg dat er materialen zijn om deze ter plekke te maken (gebruik bijvoorbeeld drums, overige percussie of een loopstation en je stem).
Zorg dat je teksten hebt (zelfgemaakt of een bestaande tekst of gedicht) of inspireer de pubers om teksten te maken (geen voorbeelden, thema’s).
|
Uitvoering
|
Gebruik een beat om de tekst op te zetten. Besteed aandacht aan hoe je en tekst maakt (of gebruik bestaande teksten). Besteed aandacht aan: ritme, rijm, uitspraak, hoe gebruik je verder je stem. Dit kan in allerlei vormen/oefeningen.
Laat pubers/adolescenten een rap maken, oefenen, performen.
|
Variatie
|
Gebruik informatieve teksten; om (studie)stof te onthouden.
Voeg aan de raps zangkoortjes en/of instrumenten toe. Werk de nummers uit. Voeg teksten samen. Neem de nummers op. Zet de nummers online. Maak een videoclip erbij, organiseer een optreden(tje) enz.
|
rap puber.
https://www.youtube.com/watch?v=R4nAvDXpvHk
Ikki, flikki, ikki, kikki
Uhu-um, jeu, uh
Nou kijk je gappie leeft zoet als een sappie
Ballin' ook al was mamma altijd wappie
Een goed begin is het halve werk
Maar een goed begin is maar de helft
De tweede helft, maar ikke hoef geen help
Efelien was elf, ik deed alles zelf
Ik ging zelf naar school, nu kom ik zelf op tv
En ik lach in mezelf want de sletten ik breng
Nou kijk ze kijken, dus blijf kijken
Alle dikzakken willen op me lijken
Maar broeder, vergeet dat ding
Stap opzij, ze wil een handtekening
Adolescent
muziek
sport en spel
Drama
beeldend
Volwassenen
Ouderen
muziek
In de jaren 50 was Rock ’n Roll heel populair
Hierdoor kwamen de blanken en de donkere mensen dichterbij elkaar.
Het zat vol energie en had nieuwe ritmes en openheid in de teksten door de grote openheid begon men de taboes als seks te doorbreken. Het woord Rock ’n Roll betekend amerikaanse slang voor geslachtdaad. Dit kan je heel goed terug vinden in de teksten als je het beter bestudeert.
Blue berry hill – bill hayley
Rock around the clock – cliff richard
Peggy sue – doris day
Living doll – buddy holly
True love – belafonte
Ik heb het geluisterd maar het is niet mijn soort muziek wat ik uit mezelf ga luisteren.
In de jaren 60 was rock/punk en funk heel populair.
Rock-muziek is vaak ruige gitaar-muziek. Het klinkt rauw. De gitaren klinken snoeihard en de zanger schreeuwt soms heel hard.
Instrumenten - Bij rock gaat het vooral om gitaren. Voor een rockband heb je een drummer, een gitarist en een bas-gitarist nodig. En een zanger natuurlijk!
De punkcultuur heeft een grote impact gehad op verschillende aspecten van andere culturen. De punk is binnen het sociale milieu aan constante verandering onderhevig geweest, zoals de meeste culturen binnen de westerse samenleving.
Funk is gesyncopeerde, strak gespeelde dansmuziek, eind jaren zestig voortgekomen uit een samengaan van eerdere zwarte muziekvormen als jazz, rhythm & blues en soul.
Het ritme is allesoverheersend en de basgitaar heeft een hoofdrol. De structuur van Funk wordt gekenmerkt door herhaling, het refrein bijvoorbeeld uit een unisono gezongen zin die een paar keer herhaald wordt. Een ander kenmerk van deze stijl is dat elk akkoord eg lang aan wordt gehouden, zodat het armonische verloop erg traag is.
Dance To The Music - Sly And The Family Stone
Sex Machine - James Brown
Theme From Shaft - Isaac Hayes
Born to be wild – steppenwolf
Paint it black – rolling stones
Ik zelf zou niet naar dit muziek uit mezelf luisteren maar toch hoor je dit soort muziek nog vaak op de radio of ergens in een kroeg.
Muziek
Ontwikkelingsfase: de oudere
Activiteit
|
Lied zingen uit de tijd van de oudere
Gekregen opdracht tijdens de les muziek:
Voeg je gemaakte verslag toe aan je online activiteitenmap.
Welke muziek luisterden de ouderen van nu toen ze zo oud waren als jullie?
Zoek muziek op uit de jaren 50 en 60.
Maak een kort verslagje (1A4, mag handgeschreven) in deze les en beantwoord de volgende vragen:
Werk alleen, in een twee-of drietal.
1. Welke muziekstijl was er populair in de jaren 50?
2. Wat was kenmerkend aan deze muziek? (noem 3 dingen denk aan; muziekinstrumenten, tempo/ritme, waar ging de muziek over enz.)
3. Noem vijf artiesten/bands uit deze tijd en bij iedere 1 nummer. Luister deze nummers.
4. Welke muziekstijl was er populair in de jaren 60?
5. Wat was kenmerkend aan deze muziek? (noem 3 dingen denk aan; muziekinstrumenten, tempo/ritme, waar ging de muziek over en wat er veranderde ten op zichtte van de jaren ‘50).
6. Noem vijf artiesten/bands uit deze tijd en bij iedere 1 nummer. Luister deze nummers.
Voeg het verslagje toe aan je online activiteitenmap (getypt of duidelijk geschreven en een duidelijke foto ervan).
|
Doelgroep
|
Ouderen (kan evt. ook voor volwassenen).
|
Doel
|
Vermaak, herinneringen ophalen
|
Benodigdheden
|
Een lied uit de jaren van de ouderen (in dit geval jaren ’50 en ’60). Denk ook aan Nederlandstalig.
|
Plaats
|
-
|
Voorbereiding
|
Zorg dat je het lied zelf kent; de melodie en de tekst. Eventueel kun je de akkoorden instuderen op een begeleidend harmonie instrument (bijvoorbeeld een gitaar of piano) en het lied begeleiden.
Wil je het lied zingen/aanleren met ouderen: zorg voor tekst op groot formaat.
|
Uitvoering
|
Zing het lied voor of laat het horen. Geef aan welk stuk je eerst gaat oefenen (bijvoorbeeld de eerste twee zinnen van het eerste couplet).
Herhaal het een aantal keer. Besteed eventueel aandacht aan: ritme, melodie (op toon zingen), hoe gebruik je verder je stem.
|
Variatie
|
Maak de melodie tweestemmig (maak een heel koor).
|
sport en spel