In deze laatste periode hebben we speciale aandacht voor actualiteiten. Zo gaan we aan de slag met diverse tekstsoorten uit kranten en dagbladen.
Bij CSW Doet maak je je eigen column. Je leert kritisch kijken naar journaals en je leert het verschil tussen objectiviteit en subjectiviteit. Je gaat je verdiepen in officiële en sociale media. Je leert over 'nepnieuws' en de effecten daarvan.
We gebruiken allerlei actieve werkvormen bij de bekende vier vaardigheden, die steeds terugkeren in ons curriculum:
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid en Studievaardigheden
Kijk-, Luister-, Mondelinge en Sociale vaardigheden en
Literaire vaardigheden
Leesvaardigheid
• Theorie Leesvaardigheid
Leesvaardigheid
In deze laatste module zetten we de puntjes op de i. Wat betekent dat eigenlijk? Zoek het gerust even op in je (online) woordenboek.
Ojectief of feitelijk en subjectief of waarderend
Kijk naar de volgende twee uitspraken over het weer:
1) "Het regent..."
2) "Wat een rotweer!"
Je kunt regen meten, met een regenmeter. Je kunt dus controleren, of het regent. Als je vast kunt stellen via meetapparatuur, dat het regent, dan noem je dat een feit. Een feit is controleerbaar. Uitspraak 1 is daarom een objectieve/ feitelijke uitspraak. De kwalificatie 'rotweer' is een mening, een gevoel. Je kunt die niet precies meten. Uitspraak 2 is daarom een subjectieve/ waarderende uitspraak.
Letterlijk en figuurlijk
Je kunt taal letterlijk en figuurlijk gebruiken. Bij letterlijk taalgebruik bedoel je precies wat je zegt. Bij figuurlijk taalgebruik hebben de woorden een andere betekenis.
Voorbeeld A
1) Zijn vriendin is erg zwaar (letterlijk; betekenis: zwaarlijvig, iemand met overgewicht)
2) Zijn vriendin is erg zwaar op de hand (figuurlijk; betekenis: serieus en somber van karakter)
Voorbeeld B
1) Zij is gevallen op een jongere man (figuurlijk; betekenis: zij is verliefd geworden op een jongere man)
2) Hij viel op de oude dame, die daardoor haar heup heeft gebroken (letterlijk; betekenis: hij viel bovenop een oud vrouwtje, die ongelukkig terecht kwam)
Beelspraak
Bij beeldspraak gebruik je een beeld om duidelijk te maken wat je bedoelt. Beeldspraak komt voor in fictieteksten en in gedichten, maar ook het dagelijks taalgebruik zit vol beeldspraak. Alle uitdrukkingen en gezegden zijn beeldspraak.
Leesstrategieën
Bestudeer het onderdeel over Leesstrategieën en
bekijk de bijbehorende filmpjes
Hieronder zie je zes manieren van lezen.
Welke manier je kiest hangt af van je leesdoel.
Kies eerst je leesdoel en bepaal dan je aanpak.
1 Oriënterend lezen
Leesdoel
Je stelt vast of een tekst bruikbaar is voor jou, je stelt het onderwerp en het publiek vast.
Wat is je aanpak?
2 Globaal lezen
Leesdoel
Je wilt de hoofdzaken van je tekst vinden.
Wat is je aanpak?
3 Intensief lezen
Leesdoel
Je wilt de tekst helemaal goed begrijpen.
Wat is je aanpak?
4 Kritisch lezen
Leesdoel
Je wilt de betrouwbaarheid van de informatie in een tekst beoordelen.
Wat is je aanpak?
5 Studerend lezen
Leesdoel
Je wilt de inhoud van de tekst onthouden.
Wat is je aanpak?
6 Zoekend lezen
Leesdoel
Je wilt de bruikbare informatie in de tekst vinden.
Wat is je aanpak?
Leesstrategieën 1
Leesstrategieën 1
Leesstrategieën 2
Leesstrategieën 2
Leesstrategieën 3
Leesstrategieën 3
Zo pak je het aan:
Oriënterende aanpak
Je bekijkt titel, flapltekst, lead, inhoudsopgave, voorwoord, auteur en publicatieplaats.
Globale aanpak
Je leest de voorkeursplaatsen zoals eerste en laatste alinea's en eerste en laatste zinnen.
Intensieve aanpak
Je leest de tekst helemaal door, je stelt de betekenis vast van de moeilijke woorden, je bepaalt het onderwerp, je zoekt naar kernzinnen, signaalwoorden en alineaverbanden.
Kritische aanpak
Je stelt vast of de informatie juist, volledig en niet te eenzijdig is. Je stelt vast of de auteur deskundig en onpartijdig is. Je gaat na of de bronnen recent of verouderd zijn. Je gaat na of de informatie betrouwbaar is. Je stelt vast of de argumenten zwak of sterk zijn.
Studerende aanpak
Je leest de tekst oriënterend en intensief door. Je bepaalt deelonderwerpen en hoofdgedachte. Je maakt overhoorvragen. Je maakt een uittreksel. Je probeert je vragen te beantwoorden. Je leest je uittreksel een aantal malen door. Je memoriseert de tekst.
Zoekende aanpak
Je zoekt in catalogi en computerbestanden geschikte titels van boeken. Je zoekt via inhoudsopgave, register, gidswoorden en trefwoorden de juiste pagina. Je leest globaal tot je de gewenste informatie hebt gevonden.
Schrijfdoel en tekstsoort
Welke schrijfdoelen zijn er?
Schrijvers willen met hun teksten een bepaald doel bereiken. Vraag je altijd af: Wat wil de auteur van mij? Er zijn vijf schrijfdoelen:
1) informeren - lezers vertellen wat er gebeurd is, of wat er gebeuren gaat; lezers uitleggen hoe iets in elkaar zit
2) opiniëren - lezers de gelegenheid geven zich een mening te vormen over een onderwerp
3) overtuigen - lezers met argumenten overhalen tot een bepaalde mening, een standpunt
4) activeren - lezers aanzetten iets te gaan doen
5) amuseren - lezers vermaken door iets leuks of interessants te vertellen
Wat zegt de tekst?
Wil de tekst jou laten nadenken?
Wil de tekst jou in actie brengen?
Wat denk jij als je de tekst leest?
Tekstsoorten
Bij elk schrijfdoel horen verschillende soorten teksten.
Tekstsoorten die informeren/ informatieve teksten:
Tekstsoorten die activeren/ activerende/ aansporende teksten:
Reclamefolder, brochure, direct mail, advertentie, affiche/poster, flyer.
Tekstsoorten die amuseren/ amuserende teksten:
Fictieve, niet-zakelijke teksten zoals roman, strip, cartoon, kort verhaal, mop, cursiefje, column.
Tekstopbouw
- Hoe is een goede tekst opgebouwd?
- Welke vaste structuren zijn er voor zakelijke teksten?
De indeling van een tekst
Zakelijke teksten bestaan uit drie delen:
inleiding - kern/ middenstuk - slot
Elk deel heeft zijn eigen functie (taak) binnen de tekst.
De inleiding
De eerste, of de eerste twee of drie alinea's van een tekst vormen de inleiding. De inleiding herken je aan:
1) inhoudelijke kenmerken en
2) typografische kenmerken.
1) Inhoudelijke kenmerken van de inleiding
- De inleiding introduceert het onderwerp op een aantrekkelijke manier. De inleiding trekt de aandacht van de lezer met behulp van: de geschiedenis, de actualiteit, de aanleiding, het belang voor de lezer, een voorbeeld, een anekdote.
- De inleiding geeft aan wat het onderwerp van een tekst is. In een beschouwing geeft de inleiding ook een vraagstelling of probleemstelling. in een betoog staat in de inleiding vaak de stelling, het standpunt, de mening die de schrijver verdedigt; dat is dan meteen de hoofdgedachte van de tekst.
- De inleiding geeft soms de opbouw van de tekst aan: Welke deelonderwerpen komen er aan de orde.
2) Typografische kenmerken van de inleiding
- Witregels scheiden de inleiding van het middenstuk.
- Soms is de inleiding cursief of vet gedrukt.
Het middenstuk
Het middenstuk of de kern geeft de diverse aspecten van het onderwerp, de deelonderwerpen. Denk aan 'oorzaken', 'voor- en of nadelen', of 'oplossingen'. Soms beslaat een deelonderwerp één alinea, soms enkele alinea's. Stel altijd vast welke deelonderwerpen aan de orde komen. Ga na bij welke alinea elk van de deelonderwerpen begint. Gebruik de aanwijzingen in de tekst:
1) Structurerende zinnen
Vaak kondigen de eerste zinnen van een tekstgedeelte een deelonderwerp aan en ronden de slotzinnen het af. Aankondigende en afrondende zinnen heten structurerende zinnen.
2) Verbanden tussen alinea's
Let bij het zoeken naar de deelonderwerpen op alineaverbanden. Sommige alinea's horen bij elkaar. Dat zie je vaak aan signaalwoorden.
3) Typografische aanwijzingen
Vaak geven witregels de scheidingen tussen de deelonderwerpen aan. Soms staan er tussenkopjes boven de deelonderwerpen.
Het slot
De laatste alinea's van een tekst vormen het slot. Soms bestaat het slot uit één alinea. Je herkent het slot aan:
1) inhoudelijke kenmerken
2) typografische aanwijzingen
1) Inhoudelijke kenmerken
- Vaak bevat het slot de hoofdgedachte of conclusie van de tekst.
- Soms bevat het slot een samenvatting, let dus op signaalwoorden (kortom, ten slotte, al met al, dus).
- Andere mogelijkheden voor het slot zijn een aansporing, een afweging van voor- en nadelen, of een toekomstverwachting.
2) Typografische aanwijzingen
- Het slot is vaak herkenbaar aan een extra witregel na het middenstuk.
extra uitleg tekststructuren
extra uitleg tekststructuren
• Praktijk Leesvaardigheid
Column
Verschillende soorten
1 Inmiddels heb je al heel wat soorten teksten voorbij zien komen in de kranten. Een speciale vorm is de column. Dat is een tekst waarin, meestal op een ludieke wijze, kritiek wordt geuit over de actualiteiten en op bekende figuren. Vaak worden enkele misstanden die op dat moment aan de hand zijn, gecombineerd tot een grappig, maar kritisch geheel.
2 Niet altijd is de inhoud echter grappig bedoeld, er zijn ook serieuze, maatschappijkritische columns. De overeenkomst met het andere type is, dat er ook hierin actuele zaken de revue passeren en dat er kritische kanttekeningen bij gemaakt worden.
3 Daarnaast zijn er ook nog auteurs die columns schrijven naar aanleiding van gebeurtenissen in hun eigen dagelijkse leven. Ze geven daar dan soms een grappige draai aan, maar soms is de ondertoon ook serieus en of geenagageerd.
Vooral 'spelen met taal' is belangrijk in een column. Er zit altijd een zekere mate van cynisme, sarcasme, zelfspot of gewoon humor in, bijvoorbeeld door het gebruik van beeldspraak of een andere vorm van creatief taalgebruik.
Ook jij moet een column schrijven waarvoor je een cijfer krijgt. (De opdracht vind je bij Schrijfvaardigheid.) Als je voor de eerste soort column kiest, betekent dat dat je moet weten wat er leeft in het land, of daarbuiten en dat je zaken op een logische of juist creatieve, speelse manier met elkaar kunt combineren. Het is dus belangrijk dat je goed weet wat er speelt in het nieuws, welke bekende figuur heeft bijvoorbeeld een misstap begaan? Wie hebben er onenigheid gehad? Welke schandalen zijn er aan het licht gekomen of wie heeft er nu weer geld achterovergedrukt of een bonus ontvangen terwijl hij onslagen is, enz, enz.
Ook als je kiest voor de tweede vorm, moet je goed weten wat er speelt in het land of misschien wel in de wereld. Kies een onderwerp waar je echt in geïnteresseerd bent, omdat het je aan het hart gaat, of omdat je je er boos om maakt, bijvoorbeeld.
Voor de laatste soort moet je eens goed denken over wat je zelf hebt meegemaakt, of kijken naar typische gewoontes of gekke karaktertrekjes van jezelf of mensen in je omgeving.
Ter voorbereiding lezen we een aantal columns om eens te zien hoe professionele schrijvers die in elkaar steken. Je zult zien dat iedereen zijn eigen manier van schrijven heeft, er zijn verschillende schrijfstijlen mogelijk. Je hebt de nodige vrijheid. Leef je uit!
Opdracht:
Schrijf van alle columns de onderstreepte woorden in je schrift en zet de betekenis er achter.
Noteer ook woorden die je niet kent, maar die niet onderstreept zijn, met de betekenis erachter.
Noteer uit alle columns de woorden en woordgroepen die volgens jou figuurlijk bedoeld zijn en zet de betekenis erachter.
Geef kort aan bij iedere column, waar hij over gaat.
Geef aan of de column past bij type 1, 2 of 3.
Geef aan, op wie of wat de schrijver van de column kritiek heeft, of wie hij in de maling neemt.
Geef aan of je het met hem of haar eens bent, of niet? Waarom wel of niet?
Geef aan, wat de toonzetting van de column is: cynisch, ironisch, sarcastisch, serieus, kritisch, grappig, ...
Geef aan, welke van de columns die je tot nu toe gelezen hebt, je het meest aanspreken en waardoor komt dat? Het mag ook een column zijn die je in de krant of op internet of elders gevonden hebt. Print de desbetreffende column dan uit en plak hem in je schrift.
Column 1 POEPHOOFD
1) De dochter (1) had weer eens een virus meegenomen van de kinderopvang. Het verspreidde zich razendsnel, korte tijd later waren we alle drie ziek. „Uitgerekend nu ze is uitgerekend”, zei ik tegen onze kraamhulp toen ze telefonisch het laatste puntje op de i kwam zetten. Ze deed mijn diarree en koorts af als ‘psychisch’, en adviseerde de vriendin die met haar buik omhoog op de bank lag dat de dochter en ik maar even moesten verdwijnen. We werden naar het Kruidvat gestuurd voor babyvoeding en tandpasta.
Nou daar gingen we, zuchtend en met de grootst mogelijke tegenzin.
Het voorjaarszonnetje hing irritant laag terwijl ik de dochter in haar roze jasje naar de tramhalte sleepte.
Tram in, tram uit, ter hoogte van de kaasboer zette ik haar op de schouders. Een paar passen verder voelde ik iets warms, ze was me aan het onder poepen. Een warm bruin-groen straaltje liep vanuit mijn nek zo mijn blauwe blouse in. Alsof er een kraantje was opengezet, even later zat het ook in mijn haar.
Juist toen kwamen we een bekende tegen, bijna twee meter enthousiasme in een windjack. Op vakantie geweest – veel vliegvertraging gehad – heel erg opgeknapt door het mooie weer – wanneer werd onze baby geboren?
Bij het afscheid zei hij: „Je hebt trouwens iets op je hoofd. Poep of zo.”
Als ze terloops tegen je gaan zeggen dat je poep aan je hoofd hebt moet je je zorgen gaan maken.
Na een korte stop op het toilet van een broodjeszaak waar we alles van ons afsmeerden, belandden we dan toch in het Kruidvat. Ik moest aan ‘Jeroentje poep aan je schoentje’ uit de strip Jan, Jans en de kinderen van Jan Kruis denken, toen de kassajuffrouw zei: „Sorry meneer, maar ik weet niet wat ik ruik.”
Ja, dacht ik, de poep op mijn buik.
In de tram terug hingen we als vieze vaatdoeken tegen elkaar.
De vriendin belde om te zeggen dat ze zich in bed had gehesen, dat ze daar voorlopig niet meer uitkwam en dat ze niet dacht dat ze al ging bevallen. Dat kwam dan mooi uit, want er was haar inmiddels verteld dat dit virus maar een dag of twee duurde.
„Dus morgen is alles weer gewoon.”
Ik keek naar mijn handen en kon het niet nalaten om ‘poep aan mijn telefoon’ te rijmen. Ze reageerde niet enthousiast op mijn humor, dat was alleen in de Libelle leuk. Daarna hoorde ik mezelf meermaals ‘het was geen grapje’ zeggen.
Marcel van Roosmalen
Dit artikel is verschenen in de nrc.next van woensdag 22 maart op pagina 2
Column 2 DEZE WOORDEN HOOR JE NOOIT MEER OP KANTOOR
Er zijn heel veel kantoorclichés. Worden we daar nou beter van, vraagt Japke-d. Bouma zich wekelijks af.
Mensen praten raar op kantoor, iedereen weet dat. Zo „sturen we op kwaliteit” in plaats van het beter te doen, „houden we dingen tegen elkaar aan” in plaats van te vragen wat we ervan vinden en informeren we of onze collega’s nog „in hun kracht staan” als we… – enfin, u heeft alle boeken die ik erover heb volgeschreven natuurlijk allemaal van kaft tot kaft gelezen.
Wat me laatst nou weer opviel, een nieuwe trend in het gebruik van jeukwoorden zeg maar, is dat sommige woorden op kantoor helemaal verdwenen zijn. En dan bedoel ik kloeke kantoorwoorden waar niks mis mee was.
Neem een woord als vergadering. Of overleg. Prachtige, heldere, Hollandse woorden. Maar die hoor je echt nooit meer op kantoor. In plaats daarvan hebben mensen „meetings”, willen ze „even sparren”, „je in de loop houden” (spreek uit ‘loep’), „je brain picken” of met je „levellen”.
Als ze alleen jou willen spreken heet dat trouwens een bila; als er nóg iemand bij komt heet het geen trio maar een trila – je zou bijna vergeten dat het allemaal hetzelfde is als vroeger, namelijk: zittend vergaderen in een zaaltje of staand natuurlijk, staand vergaderen. Dat heet nu „stand-up”. In de politiek heet een (linkse) staande vergadering overigens ‘meet-up’. En daar komen ineens een stuk meer mensen op af dan op een ledendag.
Maar ook gouwe ouwe kantoorwoorden als „klant”, „cursus”, „heidag” en „tijdsplanning” hoor je nooit meer op kantoor. In plaats daarvan is er „customer”, „training”, „offsite” en „window” of erger: „roadmap”. Want dat gebeurt er meestal met duidelijke Nederlandse kantoorwoorden: ze worden vervangen door een Engels woord. Neem good old personeelszaken. Daar werkt echt niemand meer. Die zitten nu allemaal bij „human resources”. En ze zijn niet meer bezig met bijscholing en nascholing, nee, dat heet nu „talent development”.
Zelfs koffie heet nu anders – koffie drinkt echt niemand meer. Dat is een „cafeïnebreak” geworden die je overigens niet meer bij de koffieautomaat nuttigt, maar in de „pantry”. Ik heb zelfs al een saaie kantine horen langskomen die tegenwoordig „in-company foodcourt” heet. Om het te vieren hebben ze nieuwe papieren placemats gekregen.
Is het erg dat al die Nederlandse woorden verdwenen zijn? Daar geef ik volgende week antwoord op. Wat ik wel al weet, is dat het door al die Engelse woorden wel een stuk minder ellendig klinkt op kantoor. Zo is niemand meer overspannen, maar hebben ze een „burn-out”, hoef je je bureau niet meer op te ruimen, maar is er de „clean desk policy” en heet dat saaie bureau sowieso geen bureau meer, maar een „workstation”.
Maar er zijn ook geen functioneringsgesprekken meer, heerlijk! Die heten „performancedialogen”. Je hoeft je ook niet meer in te spannen, dat heet „commitment” en je hebt geen doelen meer nodig – die noem je gewoon „targets” en klaar ben je. O ja, en kritiek. Boeien. Dat heet „feedback” en is dus prima om te krijgen.
Jammer is wél, dat ook het woord ‘idee’ is verdwenen van kantoor. Dat heet tegenwoordig „input” – ideeën heeft echt niemand meer op kantoor.
Misschien moeten we daar binnenkort weer eens een nieuwe tribe op laten kickstarten.
Japke-d. Bouma
Volgende week: Nederlandse vaagtaal op kantoor.
Dit artikel is verschenen in de nrc.next van woensdag 22 maart op pagina 9
Ik weet dat ik naïef ben en dat ik de realiteit niet weg kan dromen, maar als ik aan Nederland denk, denk ik niet aan de monarchie, kaas of vluchtelingproblemen, nee, als ik aan Nederland denk, denk ik aan de multiculturele samenleving. De multiculturele samenleving die volgens velen mislukt is, maar een samenleving kan niet mislukken, alleen de mens kan mislukken.
Multiculturalisme draait in de essentie om gelijkwaardigheid, maar wat is gelijkwaardigheid wezenlijk waard als de ander zich constant aan moet passen en jij niets in wilt leveren? Wat is gelijkwaardigheid als je je landgenoot geen landgenoot, maar gastarbeider of allochtoon blijft noemen? De multiculturele samenleving is dus niet mislukt, nee, de mens is mislukt. Van alle mogelijke kanten en op alle mogelijke manieren. Het is net als met relaties. Relaties mislukken niet, mensen mislukken.
Al sinds de zestiende eeuw wonen er moslims in Nederland en toch denken veel mensen nog steeds dat een hoofddoekje iets met onderdrukking te maken heeft. Vraag aan een moslima waarom zij een hoofddoek draagt en ze zal antwoorden dat haar hoofddoek geen kooi maar een kroon is. Het is een lofzang van stof. Racisme is vaak gewoon een uit de hand gelopen desinteresse.
Deze vlieger gaat aan de andere kant ook op voor homofobie. Homofobie is pure desinteresse. We vragen niets, dus we vinden maar wat. En daar is het misgegaan. We hebben te weinig vragen gesteld en zodoende heeft het uitroepteken het van het vraagteken kunnen winnen.
En ondanks alles. Ondanks de massaverkrachtingen, ondanks de Amerikaanse politieagenten die zonder reden donkere tieners afslachten, ondanks het feit dat de originele bewoners van Amerika en Australië volledig kapot zijn gemaakt, ondanks al het onrecht en alle onderlinge haat, ondanks die verdomde etnische isolatie, geloof ik nog steeds heilig in de woorden van Martin Luther King. Want als de multiculturele samenleving mislukt, ben ik mislukt. Dus ik blijf dromen.
Ik heb een droom dat op een dag, op de groenste heuvel van Limburg, de kinderen van de moskeebekladder tikkertje met de kinderen van de moskeebezoeker spelen. Tikkertje ja, want we kunnen nog veel van dat onschuldige kinderspelletje leren. Bijvoorbeeld dat je pas echt vrij kunt zijn als je de ander durft aan te raken. Een hand op een schouder, tikkie, jij bent hem. Wat ben ik? Dat weet ik nog niet helemaal, maar je bent in elk geval het aanraken waard.'
James Worthy. Uit: 'Mottenballen voor de ziel'
Maak behalve de algemene vragen die je bij alle columns moet maken, ook nog de volgende vragen bij de tekst Een struisvogel op een betonnen vloer.
A Leg uit wat er met alinea 2 bedoeld wordt.
B Welke twee tekstverbanden zie je in alinea 2?
Aan welke signaalwoorden zie je dat?
C Wat is het impliciete antwoord op de twee vragen in alinea 2?
D Welke stijlfiguur zie je in alinea 5?
E Waarom zou de schrijver deze hebben toegepast?
F Waaraan refereert de auteur in alinea 5 en 6?
G Vind je dat toepasselijk? Waarom wel of niet?
H Verklaar de titel van deze column.
Column 4 DE ESTAFETTE
Vannacht bleek dat mijn zus niets te eten in huis had (op de manier waarop je ook weleens niets hebt om aan te trekken), waardoor we uitgehongerd de straat op gingen. Het voordeel van je bovenaan de voedselpiramide te bevinden is dat je alles kan eten wat je wilt, van amoebe tot orka, en zo belandden we hongeriger dan Fajah Lourens in de lokale snackbar.
„Een patat oorlog en een chocolademilkshake”, zei mijn zus met haar laatste krachten. Ongemerkt hadden we echter snackfout #1 gemaakt: bestellen bij de chagrijnige bediende. De jongen, een jaar of achttien en nog maagd, was een kop kleiner dan wij, mager en al kalend. Ik vreesde dat zijn enige sociale contact de colonne mee-eters op zijn neus was. Hij griste het geld uit mijn zus haar handen, flikkerde de patat in het bakje alsof hij een grafkuil dichtte, ramde het rietje door het dekseltje van de milkshake en douwde de bestelling zonder iets te zeggen in onze armen.
Ik dook meteen weg. Mijn zus bezit een opvliegendheid waarnaast Louis van Gaal het geduld van een Gandhi heeft. Maar in plaats van zijn tanden eruit te beuken met haar voorhoofd zei ze slechts „Hey.”
De jongen staarde haar aan. „Het is oké”, zei ze. Zijn gezicht ontspande. Er brak een kleine glimlach door. Hij zei ons zelfs vriendelijk gedag.
Toen we naar huis liepen en mijn zus’ bloedsuikerspiegel eindelijk weer humane waarden aannam, durfde ik te vragen waarom ze niet ontplofte.
‘Ik moest aan Shakespeare denken”, zei ze, terwijl ze nog een vuistvol friet in haar mond propte. Ja natuurlijk, dacht ik, we hadden vorige week Romeo and Juliet gezien, waarin woede aan generaties wordt doorgegeven alsof het genen zijn. Terwijl mijn zus zichzelf een voedselcoma at, dacht ik daarover na. We bevinden ons in een dagelijkse keten van boosheid: een te korte nachtrust reageren we af op de conducteur, die de daardoor veroorzaakte mood swingweer doorgeeft aan een jongen die zijn voeten op de bank heeft, die vervolgens tegen zijn moeder zegt dat ze dik is, die ten slotte bij de friettent onze arme achttienjarige bediende verrot scheldt. Een estafette van ergernis.
„Nee joh”, zei mijn zus, toen ik haar deze gedachtengang meedeelde, „ik moest denken aan Shakespeares The Taming of the Shrew . ‘ To kill with kindness! ’ Aardigheid komt veel harder aan bij dit soort lullo’s. Voelt hij zich lekker schuldig.”
Het was een redenatie van het soort dat mijn zus wel vaker heeft. Ik vrees soms dat haar wereldbeeld een Eschertekening is, waarbij mensen heel langzaam in beesten overgaan.
Ellen
NRC.next, 30 maart 2017
Column 5 DRANK EN VROUWEN
Vorige week mocht ik even zeuren over ons zeikerige landje dat meer dan veertien jaar over een lullig metrolijntje van nog geen tien kilometer doet en dat te benauwd is om een groot gebaar te maken door het stadion van Ajax om te dopen in de Johan Cruijff Arena. De voetbalclub Barcelona reageerde onmiddellijk door een nieuw te bouwen stadion voor de jeugd naar Johan te vernoemen en het zonnige eilandje Madeira gaf een voorbeeld door hun vliegveld de naam van hun held Cristiano Ronaldo te geven. Madeira is trots op de daar geboren jongen, die zichzelf tot wereldster geschopt heeft.
De directeur van het vliegveld belde me om te zeggen dat hij wel iets te gehaast gereageerd had, waardoor het borstbeeld van de voetballer faliekant mislukt was. Het leek echt nergens op. Maar de vedette zelf was er blij mee en dat was het belangrijkste. En daarbij was de kans nu klein dat een of andere Nederlandse Okkie het kwam jatten om het voor een appel en een ei aan de Napolitaanse maffia te verpatsen.
Daarna legde hij mij uit dat het omdopen van zijn luchthaventje een pesterijtje was geweest. Hij wilde ons land treiteren. Net als de directeur van FC Barcelona. Met hem had hij contact gehad. En toen hadden ze besloten snel te handelen.
Waarom ze ons wilden pesten? Door die zeikerige Dijsselbloem natuurlijk. Die zuinige pennenlikker met zijn gereformeerde praatjes over de losbandigheid van de zuidelijke landen. Die krenterige boekhouder met zijn Nederlandse moraal. Misschien had Jeroen politiek gezien best een beetje gelijk, maar dat burgerlijke toontje door meteen over drank en vrouwen te beginnen. Dat stak de Spanjaarden en Portugezen het meest.
„Jeroen zal zelf wel zo’n monogaam windjack zijn die nooit een druppel te veel drinkt, Moestuintjes spaart en een brave spaarrekening bij zijn regiobank heeft, maar hou ons daar lekker buiten”, lachte de vliegvelddirecteur, die meteen even vroeg of het echt waar was van dat metrolijntje. Of was dat een fantasietje van deze komiek? En of dat Groningenverhaal echt waar was. Duizenden woningen in puin door het leegslurpen van de bodem waar miljarden aan verdiend is en daarna jaren zeiken, zeuren en traineren om de schade te vergoeden. Dat bedoelde die Dijsselbloem dus met zuinigheid.
Daarna begon hij over Patrick Kluivert en vroeg of er binnenkort naar hem nog iets vernoemd werd in ons land. Een casino of het circuit van Zandvoort leek hem een goed idee.
Ook kreeg ik een uiteenzetting over Nederlandse nukken. Hij had van een Portugese vriend die in Amsterdam woont gehoord dat ons land dagen achtereen verlamd was geweest. Eerst stond het een weekend lang stil door de afgesloten A1 en daarna was het drie dagen compleet verlamd door een kapot tunneltje. Zelfs de koning en de koningin hadden vastgezeten in Amsterdam en hadden het volgens die vriend uit balorigheid op een zuipen gezet met de president van Argentinië. Tegen hem hadden ze uiteindelijk gezegd dat die Videla en zijn vriendjes het grootste tuig van de pampa waren. Door deze dronkemanspraatjes kreeg onze koning wel gezeik met zijn schoonvader, maar dat kon hem even niks schelen.
Toen vroeg hij wanneer ons vliegveld naar Rinus Michels wordt vernoemd? En waarom is dat niet gebeurd toen die grote held nog leefde? Zo deden zij dat met Ronaldo! Gewoon iemand waarderen als hij er nog is. Niet dat benauwde. Die jongen zet Madeira op de kaart zoals Nadal dat met Mallorca heeft gedaan! Hij had trouwens wel genoten van onze voetbalwedstrijd tegen Bulgarije.
Over drank en vrouwen gesproken: de meeste jongens liepen er volgens hem bij of ze net een compleet bordeel genaaid hadden. En ze waren ook nog te zat om te denken. Elke pass ging verkeerd. Ze dachten waarschijnlijk dat de dug-out het doel was. De bal ging louter richting de zijlijn. Was het een idee om Jeroen Dijsselbloem bondscoach te maken? Die was in Brussel toch al zijn koffers aan het pakken en zou die jongens wel weer op de rit krijgen. In elk geval geen drank en zeker geen vrouwen. Of ik trouwens wist dat dezelfde Kluivert als assistent-bondscoach in Rio met een potje klaverjassen 20.000 euro had verloren van de spelers? En jullie lezen ons de les? Toen hing hij proestend op.
Youp, NRC.next, 1 april 2017
Column 6 RIJLES
Twintig jaar te laat begon ik dan toch met rijlessen. Ik was daar al wel vaker aan begonnen, maar nog nooit zo serieus als nu. De voorlaatste keer had ik les gehad van een stevig ruikende Amsterdammer op leeftijd die consequent in de we-vorm sprak.
„Waar kijken we in voor we richting aangeven?”
„Wat zien we dan?”
„We gaan rechtsaf.”
Ik was dan wel volwassen, maar werd behandeld als een puber. Naast me zat een vieze oom die zijn fantasieën de vrije loop liet. „Kijk, een lekker wijf!”, zei hij dan. „Dat zien We graag. Daar mogen We de spiegel ook best voor gebruiken.”
Als we lang stil stonden zei hij: „Dat heet file, daar leren We lekker van schakelen.”
Er kwam een dag dat ik zei dat ‘We’ er geen zin meer in hadden, waarop hij zeker wist dat Wij daar nog wel eens spijt van zouden krijgen want hoe ouder We werden, hoe moeilijker We iets konden aanleren.
Ik moest daar toen om lachen. Mijn vader leerde rijden na zijn vijftigste en slaagde in een keer voor zijn rijbewijs. Hoe dat kon wist niemand, want hij kon niet autorijden. Hij had een voorkeur voor ‘rustige weggetjes’, pas aan het eind van zijn leven ontdekte ik dat hij daar fietspaden mee bedoelde. Ik zat naast hem toen we naar ziekenhuis Rijnstate reden waar mijn moeder na een hartaanval was opgenomen en hij zich toeterend een weg baande door plukjes scholieren op de Schelmseweg tussen Velp en Arnhem.
Met ‘rustige weggetjes’ bedoelde hij fietspaden
Nooit een verkeersboete, nooit een ongeluk.
Ik moest aan hem denken toen ik dit jaar dan weer begon, dit keer onder de bezielende leiding van een Surinaamse. Ik kwam stotterend op gang, zo deed hij het ook.
Twintig weken later heb ik al veel geleerd.
Dat je in het casino van Paramaribo gratis kunt eten en drinken, waar je de beste rotikip kunt kopen, dat familie het belangrijkste is van allemaal en vooral de zin ‘Bij geen gehoor: rechtdoor’.
De vrijdagochtenden verlopen volgens een vast patroon: na de afslag Zaandam komen we in ‘examengebied’ waar ik de hele tijd in spiegels moet kijken, maar waar nooit wat aankomt.
En daarna halen We ‘de volgende’ op.
‘De volgende’ was vaak dezelfde.
Vorige week zei hij voor we weg reden dat het voorlopig zijn laatste les zou zijn, waarna we de straat uit stuiterden. Ik had het gevoel alsof ik iemand had ingehaald.
Marcel van Roosmalen, NRC Next 13 mei 2016
Column 7 WIE WORDT DE NIEUWE BONDSCOACH?
Voetbalmetaforen
1 Het is een enorme puinhoop bij Oranje, maar voor taalliefhebbers is het smullen geblazen. Want de metaforen die analisten, commentatoren en voetbalkenners gebruiken in hun zoektocht naar een nieuwe bondscoach, klotsen al de hele week tegen de plinten.
2 Het meest komt de bouwput voorbij. Als ik de experts mag geloven moet het Nederlands elftal weer helemaal „vanaf het fundament” worden opgebouwd. Niet alleen op het veld, maar ook bij de KNVB in Zeist. Alsof er een fragmentatiebom is ontploft, er geen stadion meer overeind staat en alleen cementmolens en een ingenieur de vlakte weer kunnen vullen.
3 Maar hij moet niet alleen kunnen bouwen, hij moet ook kunnen varen, die nieuwe bondscoach, op „het zinkende schip” en hij moet „een people’s manager” zijn, zo hoor ik overal. Ik weet nooit precies wat dat is, een people’s manager. Volgens mij doen alle managers iets met mensen. Maar misschien noemen ze het zo om een onderscheid te maken met managers die met honden werken, met paarden of konijnen.
4 Hoewel een konijn best handig zou zijn bij het Nederlands elftal. Zo hoorde ik de chef sport van de Telegraaf zeggen dat we nu een bondscoach nodig hebben die „Oranje dichter bij zijn wortels brengt”. Maar hij moet ook weten hoe het gras ruikt, weten hoe de hazen lopen en hij moet de weg weten in de Zeister bossen. Dan zul je zeggen dat je gewoon de borden moet volgen maar daar bedoelen ze iets anders, iets geheimzinnigs mee dat alleen een echte bondscoach weet.
5 O ja en een vrouw is dus niet de bedoeling. Ik opperde laatst dat ze mijn moeder moesten vragen. Die dreigde er vroeger wel eens mee om mij en mijn zus met de koppen tegen elkaar aan te kletsen als we ons niet gedroegen. Het lijkt mij dat zo’n aanpak heel goed zou werken bij sommige spelers. Maar nee, „ze moeten idolaat van je zijn als trainer”, zei Johan Cruijff al. En dat gaat natuurlijk never nooit lukken met een vrouw, zo hoor ik altijd in de voetbalpraatprogramma’s. Daar zitten sowieso nooit vrouwen en dat zal wel niet voor niets zijn.
6 In dat opzicht vond ik het dan ook vreemd dat een aantal voetbalkenners ervoor pleit dat de nieuwe bondscoach „een boegbeeld” moet zijn. Dat schreef bijvoorbeeld de hoofdredacteur van Voetbal International . Want ik ken boegbeelden vooral als van die grote, wulpse zeemeerminnen op de voorsteven van een schip. Het lijkt me dat het daar toch niet echt rustig van wordt, in de selectie.
7 Het lijkt me bovendien dat een boegbeeld wel het laatste is dat je wilt, op zo’n zinkend schip. Zeker als zo’n boegbeeld ook nog eens „een lang cv” en „de nodige bagage” moet meenemen zoals Co Adriaanse deze week uitlegde. Het lijkt mij dat het sloepje al gezonken is voor ze vertrekken met al die ballast. Om over de people’s skills van zo’n boegbeeld nog maar te zwijgen.
8 Ik vind de suggestie van Henk Krol tot nu toe de beste. Hij zei deze week tegen GeenStijl tv dat Rinus Michels het moet worden. Ik sluit me daar volledig bij aan. Michels heeft ballen, de mannen kijken tegen hem op en hij is een rechtvaardige people’s manager. Het enige nadeel is dat hij al in 2005 overleden is. Maar dan weet je in ieder geval zeker dat hij tegen zijn verlies kan.
Japke-d. BoumaNRC.next, 31 maart 2017
Schrijfvaardigheid
Schrijfvaardigheid theorie en opdrachten
Taalgebruik
Om een goed stuk te kunnen schrijven, of het nu gaat om een brief, een betoog of, zoals in dit geval, een column, moet je in de eerste plaats foutloos kunnen schrijven. Dat betekent geen spelfouten, geen taal- en stijlfouten en ook je interpunctie moet perfect zijn. Sterker nog, creatieve schrijvers spelen met de taal; Ze stoppen er dingen in die dubbelzinnig zijn, figuurlijk taalgebruik, dus, of ze spelen met de interpunctie en de lay-out van hun tekst. Ook jij kunt dat leren, als je het maar traint!
Misschien herinner je je nog dat je uit Laagland, literatuur & lezer cursus 4 hebt bestudeerd, die helemaal gaat over figuurlijk taalgebruik. Deze theorie moet je nog eens bestuderen en toepassen in de schrijfopdracht waarbij je een column gaat schrijven.
Om de meest vookomende fouten te voorkomen, ga je eerst nog eens de belangrijkste regels herhalen en enkele oefeningen maken.
Spelling en interpunctie
Werkwoordspelling
Alle zinnen bevatten werkwoorden, is je dat wel eens opgevallen? De spellingscorrector geeft foute werkwoordsvomen in de tekst niet aan, daarom moet een schrijver de regels voor de werkwoordspelling beheersen.
Persoonsvorm
De persoonsvormen vind je door de zin van tijd te veranderen: de werkwoorden die mee veranderen zijn persoonsvormen.
De prinses kon niet geloven dat de kikker in een prins veranderd was.
De prinses kan niet geloven dat de kikker in een prins veranderd is.
De werkwoorden kon en was veranderen, dus kon en was zijn persoonsvormen.
Tegenwoordige tijd
Spel de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd enkelvoud
als STAM (als er ik bij staat; als er je/jij achter staat) ik raad, raad jij
als STAM+T (in alle andere gevallen) jij raadt, zij raadt, de prins raadt
Spel de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd meervoud
als INFINITIEF (hele werkwoord) de mensen raden
Zwakke (regelmatige) werkwoorden verleden tijd (inclusief voltooid deelwoord)
Gebruik bij zwakke werkwoorden 't ex-fokschaap
als de letter voor de uitgang -en van het hele werkwoord een t/x/f/k/s/ch/p is
schrijf de verleden tijd dan als STAM+te(n)
juichde of juichte?
juichen:
de ch staat in 't ex-fokschaap, dus: juichte (ev) juichten (mv) gejuicht (vdw)
beloofde of beloofte?
beloven:
de v staat niet in 't ex-fokschaap, dus: beloofde (ev) beloofden (mv) beloofd (vdw)
't ex-fokschaap - je gebruikt alleen de medeklinkers,
de klinkers doen niet mee (e/o/aa)!
Sterke (onregelmatige) werkwoorden verleden tijd
De vervoeging van de sterke werkwoorden in de verleden tijd levert geen spellingsproblemen op. Bij sterke werkwoorden is er klinkerverandering.
Engelse werkwoorden die in het Nederlands gebruikt worden, vervoeg je alsof het Nederlandse werkwoorden zijn. Je let daarbij op de klank van de laatste letter als je -en- van het hele werkwoord weg laat. Gebruik indien nodig je woordenboek.
hij showde, hij rugbyde, ik plande, jij hockeyde
Laat de Engelse uitgangs-e staan als je uitspraakproblemen krijgt.
racen: hij racete, wij raceten, hij heeft geracet (laatste letter klinkt als s)
timen: hij timede, wij timeden, hij heeft getimed
deleten: hij deletete, wij deleteten, hij heeft gedeletet
e-mailen: hij e-mailde, wij e-mailden, hij heeft ge-e-maild
Je gebruikt in de verleden tijd dus ook hier 't ex-fokschaap.
Andere werkwoordsvormen
Andere werkwoordsvormen dan de persoonsvorm zijn:
infinitief = het hele werkwoord (lopen, gaan, werken, denken, slapen)
gebiedende wijs = de stam (loop, ga, werk, denk, slaap)
onvoltooid deelwoord = hele ww+d (lopend, gaand, werkend, denkend, slapend)
De infinitief wordt ook wel de woordenboekvorm genoemd, dat is het hele werkwoord, oppassen, spelen, leren.
Spel de gebiedende wijs als STAM. Pas op! Speel die bal eens! Leer je werk nu!
Spel het onvoltooid deelwoord als infinitief + d(e), oppassende, spelende, lerende.
Bijvoeglijk naamwoord gemaakt van (on)voltooid deelwoord
Van een onvoltooid deelwoorden een voltooid deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. Spel het bijvoeglijk naamwoord altijd zo kort mogelijk. Let hierbij wel op, dat de uitspraak in orde moet blijven!
Piet lijkt op die vergrote foto best een flinke kerel. (De foto is vergroot.)
De gisteren gespeelde wedstrijd eindigde teleurstellend. (De wedstrijd is gespeeld.)
De pas gewitte wanden werden vies gemaakt door de geredde dieren. (De wanden zijn gewit. De dieren zijn gered.)
In de laatste zin schrijf je dubbel -t en dubbel -d vanwege de uitspraak.
Stel jezelf de volgende vragen...
Hoe vind je de persoonsvorm van een zin?
Hoe spel je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?
Hoe spel je de persoonsvorm in de verleden tijd?
Hoe bepaal je de laatste letter van het voltooid deelwoord?
Hoe spel je het onvoltooid deelwoord?
Hoe spel je bijvoeglijk gebruikte deelwoorden?
Bekijk de opfriscursus en de ultieme uitleg van de werkwoordspellingsregels
indien je de vragen niet allemaal (correct) kon beantwoorden.
Opdracht
Vul de volgende oefening in. Schrijf steeds alle vormen in je schrift.
Let op! Er staan zowel zwakke als sterke werkwoorden in de opdracht.
Doe het als volgt:
Voorbeeld: voorspellen:
(tegenwoordige tijd) Ik voorspel – jij/hij/zij/u voorspelt – wij/jullie/zij voorspellen
Goede zinnen formuleren is voor veel mensen een hele klus. Toch ben je hiermee al bezig sinds je op de basisschool hebt leren schrijven. De ervaring leert echter, dat herhalen van de regels en oefenen hiermee altijd helpt.
In deze paragraaf ga je de regels dus nog eens bestuderen en toepassen bij het maken van de opdrachten. Want... oefening baart kunst!
DUBBELOPFOUTEN
Dubbelop is een verzamelnaam voor onderstaande fouten:
1 onjuiste herhaling/ herhalingsfout
2 dubbele ontkenning
3 tautologie
4 pleonasme
5 contaminatie
Uitleg en voorbeelden per soort dubbelopfout:
1 Van een onjuiste herhaling is sprake als ten onrechte hetzelfde woord (vaak een voorzetsel) herhaald wordt.
Voorbeelden:
a. Aan die vervelende opmerkingen van mijn klasgenoten erger ik me steeds meer aan.
b. Mirjam heeft weinig geld, maar ze heeft ook geen geld om op vakantie te gaan ook.
2 Van een dubbele ontkenning is sprake als er een combinatie is van een werkwoord dat al een ontkenning inhoudt met een ontkennend woord.
Voorbeelden:
a. De regering raadt de bevolking af Turkije voorlopig niet te bezoeken.
b. Men wil voorkomen dat mensen niet in de problemen komen.
3 Van tautologie is sprake als hetzelfde gezegd wordt met verschillende woorden van dezelfde woordsoort (synoniemen).
Voorbeelden:
a. Ik vind je opmerking terecht, maar je moet me echter niet onderbreken als ik nog midden in mijn verhaal ben.
b. Mijn broer is heel goed in allerlei sporten, zoals bijvoorbeeld in tennis, voetbal en korfbal.
4 Van pleonasme is sprake als een deel van de betekenis van een woord in de zin door een (overbodig) woord van een andere woordsoort wordt toegevoegd. Vaak gaat het om een bijvoeglijk naamwoord gecombineerd met een zelfstandig naamwoord of een bijwoord met een werkwoord.
Voorbeelden:
a. In het scheikundelokaal hing vaak een vieze stank.
b. Ramon liep rende keihard de trap op naar boven.
5 Van contaminatie is sprake als twee woorden of uitdrukkingen met elkaar worden vermengd. Sommige contaminaties komen zo vaak voor, dat veel mensen ze niet meer als fout herkennen.
Voorbeelden:
a. Axel baalde ervan dat hij het rijexamen nu weer overnieuw moest doen.
b. De rijinstructeur verexcuseerde zich ervoor, dat het hem niet was gelukt, Axel goed genoeg voor te bereiden op het examen.
Opdracht:
1. Schrijf van iedere zin op:
a. het deel dat een dubbelop-fout bevat
b. van welke soort dubbelop sprake is
2. Verbeter de zinnen.
1) Vannacht zal er zeker zo nu en dan af e toe een buitje vallen, maar morgen schijnt de zon.
2) Hoe kan de trainer jou ooit verbieden om geen baantje te nemen: daar gaat hij toch niet over!
3) Ik wil mij verexcuseren voor mijn afwezigheid tijdens de vergadering.
4) Aan zo'n kletskous als die Maria zou ik mijn liefdesgeheimen zeker niet aan toevertrouwen.
5) Als docenten blijven we proberen de studieresultaten zo optimaal mogelijk te maken.
6) Tot mijn spijt moet ik u meedelen dat ik morgen helaas verhinderd ben.
7) De bonus wordt uiteraard alleen toegekeerd aan werknemers die het afgelopen jaar goed hebben gepresteerd.
8) Het maakt voor mij geen enkel verschil uit of ik veel studeer of weinig; ik haal toch wel voldoendes.
9) Het is misschien een klein detail, maar ik wil dat je er rekening mee houdt.
10) Misschien moet je er toch maar van afzien om op die kleine flat geen hond te nemen.
Voor meer oefeningen klik op 'Oefening' 1 of 2, dan ga je naar de website van CambiumNed, lees de uitleg en maak de oefening (die kun je ook zelf controleren, via die website).
Oefening 1(klik op de oefening/het begrip) Oefening 2 (klik op de oefening/het begrip)
FOUTEN MET VERWIJSWOORDEN
Verwijswoorden
zijn woorden die terug- of vooruitwijzen naar een woord of woordgroep of dat woord of die woordgroep vervangen.
Je kunt niet voor ieder woord een willekeurig verwijswoord gebruiken en
Je kunt alleen een verwijswoord gebruiken als er absoluut geen verwarring door kan ontstaan.
Antecedent
is het woord of de woordgroep waarnaar verwezen wordt. Een verwijswoord dat terugwijst noem je een betrekkelijk voornaamwoord. Een verwijswoord dat vooruitwijst noem je een aanwijzend voornaamwoord.
a. Welk verwijswoord kies je als aanwijzend of betrekkelijk voornaamwoord?
Dit heeft te maken met het antecedent. Wil je erachter komen welk verwijswoord je kunt gebruiken, dan moet je eerst weten wat het antecedent is en of dat een ‘de-woord’ of een ‘het-woord’ is. Vervolgens kies je het verwijswoord dat daarbij past.
Bij zelfstandige naamwoorden die ‘de’ als lidwoord hebben, kies je voor deze (dichtbij) of die (verder weg). Heeft een zelfstandig naamwoord ‘het’ als lidwoord, dan kies je voor dit (dichtbij) of dat (verder weg).
Ezelsbruggetje!De – deze – die eindigen allemaal op een e
Het – dit – dat eindigen allemaal op een t
b. Welk verwijswoord kies je als persoonlijk voornaamwoord of bezittelijk voornaamwoord?
In die gevallen moet je weten of het antecedent mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. Als je niet weet of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is, moet je dat opzoeken in een woordenboek.
Mannelijke woorden zijn ‘de-woorden’ (m). Je verwijst daarnaar met ‘hij’, ‘hem’ of ‘zijn’.
Vrouwelijke woorden zijn ook ‘de-woorden’ (v). Je verwijst ernaar met ‘zij/ze’ of ‘haar’. Veel vrouwelijke woorden mogen soms ook ‘mannelijk’ gebruikt worden. In het woordenboek staat dan v(m).
Onzijdige woorden zijn ‘het-woorden’ (o). Je verwijst ernaar met ‘het’ of ‘zijn’. Namen van landen, steden en clubs en alle verkleinwoorden zijn ‘het-woorden’.
c. De functie van het zinsdeel speelt ook nog een rol.
Bij het persoonlijk voornaamwoord is het ook van belang te kijken welke grammaticale functie het verwijswoord in de zin heeft. Zie het onderstaande schema.
Antecedent
Pers. Vnw.
Bez. Vnw.
Aanw. Vnw.
Betr. vnw
Mannelijk
‘de-woord’
Hij/ hem
Zijn/ z’n
Deze/ die
Die
Vrouwelijk
‘de-woord’
Zij (alleen personen)/ ze
Haar/ d’r
Deze/ die
Die
Onzijdig
‘het-woord’
Het
Zijn/ z’n
Dit/ dat
Dat
Meervoud znw
Onderwerp: zij/ze
Lijdend voorwerp: hen
Meewerkend voorwerp zonder voorzetsel: hun
Met voorzetsel: hen
Hun
Deze/ die
Die
d. Wanneer gebruik je 'dat', wanneer 'wat'?
Het verwijswoord 'wat' gebruik je niet zo vaak. In de volgende gevallen kies je er wel voor:
verwijzing naar een overtreffende trap.
Voorbeeld: ... het mooiste wat ik ooit gezien heb. Maar let op! ... het mooiste meisje dat ik ooit gezien heb. (In het tweede geval verwijst 'dat' naar meisje en niet naar mooiste!)
verwijzing naar een onbepaald voornaamwoord.
Voorbeeld: ... alles wat er was. ... het enige wat ik nog bezit.
verwijzing naar een hele zin.
Voorbeeld: Gisteren ging de les niet door, wat ik heel vervelend vond.
In alle andere gevallen gebruik je 'dat' als verwijswoord voor het-woorden.
e. Met/na/achter/op/voor/... wie of waarmee/ waarna/ waarachter/ waarop/ waarvoor... en alle andere voorzetsels
Wanneer kies je voor het een, wanneer voor het ander?
Als het over personen gaat, kies je voor voorzetsel+wie.
Voorbeeld: de jongen op wie zij verliefd is.../ de klanten aan wie de folder is gestuurd...
In alle andere gevallen kies je waar+voorzetsel. Je schrijft het aan elkaar. Voorbeeld: de folder waarin de aanbieding staat .../ het huis waarvan het dak is ingestort ...
2 Onduidelijk verwijzen
Behalve dat verwijswoorden fout gebruikt kunnen zijn, komt het ook voor dat er onduidelijkheid ontstaat door het gebruik van een verwijswoord. Dit kan gebeuren doordat:
er wordt verwezen naar een antecedent dat niet in de tekst voorkomt. Voorbeeld: Julia doet alsof ze verstand heeft van koranteksten, maar ze heeft hem zelf niet bestudeerd. (Bedoeld wordt dat Julia de Koran nooit heeft bestudeerd, niet de koranteksten.)
het verwijswoord naar twee of meer antecedenten kan verwijzen. Voorbeeld: De kok vertelde de ober dat hij ontslagen was, omdat hij steeds te laat kwam opdagen. (Hij kan zowel de kok zijn, als de ober.)
Bekijk ook nog het volgende filmpje voor extra uitleg over verwijswoorden.
Verwijsfouten - uitleg
Pas de regels nu toe in de volgende opdrachten.
Opdracht 1
Vul het juiste persoonlijke voornaamwoord in. Kies uit hij/ zij (ze)/ het/ hem/ haar.
Dat apparaat is stuk. Ik zou … laten repareren.
Als de bevolking niet naar de stembus gaat, moet … ook niet klagen als … wensen niet in vervulling gaan.
Die oude televisie blijft bij de reparateur, tot … weer aan de praat is.
Het gala was een groot succes, doordat … prima georganiseerd was.
We hebben uw idee gehoord en zullen … tijdens de vergadering bespreken.
Opdracht 2
Vul het juiste bezittelijke voornaamwoord in. Kies uit zijn of haar.
De familie heeft al … grond in Italië verkocht.
Friesland heeft … prachtige meren, Rotterdam … moderne architectuur.
Ajax heeft enkele jaren … beste spelers moeten verkopen.
De overheid heeft de taak goed voor … burgers te zorgen.
De liefde eist … slachtoffers van jong tot oud.
Opdracht 3
Vul in: hen/ hun of zij.
Toen … hem om salarisverhoging vroegen, moest de chef … meedelen dat dat geen optie was.
Het beste is dat je … toegeeft dat je fout zat.
Omdat haar grootouders slecht ter been zijn, haalt Inez drie keer per week boodschappen voor … .
Hoewel … de sterren van de hemel zongen, beloonde de jury … slechts met een zeven.
Ik had nooit gedacht dat … met ons op vakantie zouden willen.
Opdracht 4
Vul in: deze/ die/ wie/ dit/ dat of wat.
Met … aardige meisje … daar op het terras zit, heeft Richard zaterdag gezoend.
Volgens de politie is gewoon je dagelijkse bezigheden blijven doen het beste … je kunt doen.
Gisteren zijn er in de file enkele kop-staartbotsingen geweest, … veel vertraging opleverde.
Een onderneming … handel drijft in het buitenland, loopt de nodige risico’s.
… bank vind ik prachtig, … zou ik niet eens willen krijgen!
Opdracht 5
Vul in: aan wie/ waaraan/ op wie/ waarop/ enz. ...
De rechercheur loste de zaak … hij jaren gewerkt had, met behulp van DNA-onderzoek eindelijk op.
Iedereen heeft iemand nodig … hij kan leunen als het leven even niet meezit.
De presentjes … haar vriendje kwam aanzetten, vielen absoluut niet in de smaak.
De kraan … de auto uit de sloot getakeld moest worden, was ongeschikt voor dat karwei.
De persoon … we op het station stonden te wachten, kwam niet opdagen.
Opdracht 6
Leg uit waarom de verwijzingen onduidelijk of fout zijn.
Verbeter de zinnen.
De secretaresse deelde de directie mee dat ze de klanten tevreden moest houden.
Het kind wat daar op dat bankje zit, is zijn ouders kwijt.
We zullen meer rekening moeten houden met de consument, omdat zij uiteindelijk beslissen over het voortbestaan van ons bedrijf.
Zouden we een vakkenvuller waarover de klanten hun beklag doen, daarvoor mogen ontslaan?
Het verbond van trambestuurders heeft haar leden gevraagd begrip op te brengen voor de ontstane situatie.
CONGRUENTIEFOUTEN/ INCONGRUENTIE
Congruentiefouten komen helaas veel voor in schrijfproducten van leerlingen. Als je eenmaal weet hoe simpel deze fouten te voorkomen zijn, zul jij ze voortaan vast niet meer maken.
Van een congruentiefout is sprake als een enkelvoudig onderwerp in een zin wordt gecombineerd met een meervoudige persoonsvorm, of andersom. Dit gebeurt vaak in de volgende gevallen:
1 Het onderwerp is enkelvoudig, maar wordt voor meervoudig aangezien.
Voorbeeld: Zowel Nico als zijn broer hebben blond krulhaar en sproeten. (Nico heeft en zijn broer heeft...) Dus: Zowel Nico als zijn broer heeft ...
2 Een onderwerp is meervoudig, maar wordt voor enkelvoudig aangezien.
Voorbeeld: De media is er als eerste bij, als de regering belangrijke maatregelen afkondigt. (Media is meervoud van medium.) Dus: De media zijn ...
3 De kern van het onderwerp is enkelvoudig, maar de bijbehorende bijvoeglijke bepaling is meervoudig.
Voorbeeld: De zwerm vogels vlogen in een v-vorm op zoek naar warmere streken. ('Zwerm' is het kernwoord van het onderwerp 'De zwerm vogels', niet 'vogels'!) Dus: De zwerm vogels vloog ...
4 Een meewerkend voorwerp wordt voor onderwerp gehouden.
Voorbeeld:Docenten die zich hebben opgegeven voor de barbeque worden gevraagd om 18.00 uur naar het schoolplein te komen. (Aan docenten (mv)... ) Dus: ... wordt gevraagd ... (door ???)
Opdracht: Zoek de incongruenties in de volgende zinnen en verbeter ze.
Denk jij dat dit soort mensen ooit uit de problemen zullen komen?
Scholieren die belangstelling hebben voor een bijbantje worden verzocht een sollicitatieformulier in te vullen.
Alle aandacht ging naar de vereniging Ons Genoegen, die een aanzienlijk bedrag hadden ingezameld voor dak- en thuislozen.
De jeugd in de grote steden in de Randstad hebben een schrijnend tekort aan hangplekken.
Onze mentor kreeg het maar niet voor elkaar om een klassenavondje te organiseren, omdat een aantal klasgenoten iedere keer weer een andere reden hadden om niet mee te kunnen gaan.
De media doet er alles aan om zo goed mogelijk verslag te doen van de kabinetsformatie.
De energiemaatschappijen verwachten dat het gebruik van gas, water en elektriciteit voorlopig niet zullen afnemen.
De brand in die fabriek laait door de harde wind steeds opnieuw op, waardoor de brandweer zo langzamerhand niet meer weten wat ze er nu nog aan kunnen doen.
De omwonenden werden geadviseerd ramen en deuren te sluiten.
Ook de kudde koeien moesten door de boer op stal gezet worden.
DAT-ALS-CONSTRUCTIE/ TANGCONSTRUCTIE
Nog een veel voorkomende fout is de dat/als-constructie, ook wel de tangconstructie genoemd. Deze fout ontstaat als de schrijver een voorwaardelijke bijzin midden in de zin plaatst. Het is niet moeilijk deze fouten te verbeteren. Knip die voorwaardelijke bijzin uit de zin en plaats hem vooraan of achteraan in de zin.
Voorbeelden:
Ik ga nooit meer kamperen, omdat als ik mijn tentje heb opgezet, het altijd gaat regenen. De zin wordt goed als je het vetgedrukte deel achteraan zet. Beter: Ik ga nooit meer kamperen, omdat het altijd gaat regenen, als ik mijn tentje heb opgezet.
Hamsters verstoppen van nature veel voedsel in hun holletje, zodat wanneer het voedsel schaars is, ze een voorraadje hebben. Ook hier kan het vetgedrukte deel naar achteren verplaatst worden om de zin te verbeteren. Beter: Hamsters verstoppen van nature veel voedsel in hun holletje, zodat ze een voorraadje hebben, wanneer het voedsel schaars is.
Begrijp je nu waarom de dat/als-constructie ook wel tangconstructie wordt genoemd?
Opdracht: Speur de dat-als-constructies in de volgende zinnen op en verbeter ze.
Kleine kinderen slapen vaak slecht na het zien van enge televisiebeelden. Daarom vind ik dat als er gruwelijke beelden voorbijkomen in het journaal, ze vooraf moeten waarschuwen, zodat ouders kunnen ingrijpen.
Er moeten snel maatregelen komen om de drukte op de wegen te beperken, omdat er als er niets gebeurt, in Nederland binnen afzienbare tijd één grote file staat.
Leerlingen moeten een grafische rekenmachine leren gebruiken, zodat als ze er later tijdens hun studie ook mee moeten werken, ze er al ervaring mee hebben.
Alles wijst erop dat wanneer er niet meer wordt gedaan aan de bescherming van olifanten, dit dier binnen afzienbare tijd zal uitsterven.
De drie vriendinnen spraken af dat als ze in de zomer genoeg geld hadden verdiend, ze in de herfstvakantie naar Spanje zouden gaan.
Sommige realityprogramma’s zijn slecht voor de jeugd, omdat als jongeren hier een voorbeeld aan nemen, ze een onrealistisch beeld van relaties krijgen.
INVERSIEFOUTEN
In een normale zin komt de persoonsvorm na het onderwerp. Als je in een zin de volgorde van onderwerp en persoonsvorm omdraait, spreek je van inversie of tante Betjestijl.
Je mag inversie alleen gebruiken in vraagzinnen, in zinnen die beginnen met een ander zinsdeel dan het onderwerp of in zinnen die beginnen met een bijzin.
Voorbeelden:
Vraagzin: Beginnen we vanmiddag om drie uur?
Begin van de zin is een bijwoordelijke bepaling: Vanmiddag beginnen we om drie uur.
Begin van de zin is een bijzin: Als iedereen er is, beginnen we om drie uur.
Fout zijn zinnen als:
Het regende de hele middag en hebben we dus niets kunnen doen.
Op vrijdagmiddag pikken we vaak een terrasje, maar had ik er vanmiddag geen zin in.
Verbeteren:
Zinnen met foutieve inversie verbeter je door persoonsvorm en onderwerp om te draaien of door een zindeel voor de persoonsvorm te zetten.
Het regende de hele middag en we hebben dus niets kunnen doen.
Het regende de hele middag en dus hebben we niets kunnen doen.
Op vrijdagmiddag pikken we vaak een terrasje, maar ik had er vanmiddag geen zin in.
Op vrijdagmiddag pikken we vaak een terrasje, maar vanmiddag had ik er geen zin in.
SYMMETRIEFOUTEN
Deze fout wordt het meest gemaakt in opsommingen. Er is sprake van een symmetriefout als er ongelijkheid is in bouw en vorm van de delen van een opsomming.
Voorbeeld: Het is belangrijk dat je altijd je huiswerk maakt, goed luistert naar wat er gezegd wordt en je moet op tijd je opdrachten inleveren.
Het laatste deel van de opsomming staat in een andere vorm dan de eerste twee delen.
Beter: … en je opdrachten op tijd inlevert.
Men zegt dat het veel gaat regenen, maar ze zeggen zoveel (goed is: … maar men zegt…).
Schaken dwingt je tot snelle reacties en goed je verstand te gebruiken (goed is: … je snel te reageren en …).
FOUTIEVE SAMENTREKKING
Samentrekking wil zeggen dat je een deel van een woord, een woord of zinsdeel een keer weglaat, als dat twee keer voorkomt in een zin.
Voorbeelden:
Deel van een woord:
dames- en herenkleding (dameskleding en herenkleding)
Woord:
dure en goedkope broeken (dure broeken en goedkope broeken)
Zinsdeel:
Carel gaat naar Libanon en Maurits naar China. (Carel gaat naar Libanon en Maurits gaat naar China.
Niet iedere samentrekking is fout. Wanneer mag het nu wel en wanneer niet?
Als de samentrekking aan de volgende drie eisen voldoet, is het een goede samentrekking.
De betekenis van het deel van het woord, het woord of het zinsdeel moet in beide gevallen hetzelfde zijn.
De vorm moet hetzelfde zijn in beide gevallen.
De grammaticale functie moet hetzelfde zijn in beide gevallen.
Voorbeelden:
Andere betekenis:
Sinterklaas had een mijter op en acht neuten. 'Op hebben' in de betekenis van: op zijn hoofd/ gedronken (Toon Hermans)
Andere vorm:
Ferdinand heeft een leuke baan, maar er ook hard voor gewerkt. Ferdinand is in beide gevallen onderwerp, dus dat klopt. Heeft is in beide gevallen persoonsvorm, maar in het eerste deel van de zin is het een zelfstandig werkwoord en in het tweede deel een hulpwerkwoord. Ferdinand mag dus weggelaten worden, maar heeft niet.
Andere grammaticale functie:
Die film boeide mij zeer en mag je zeker niet missen. Die film is in het eerste deel van de zin onderwerp, in het tweede deel lijdend voorwerp.
FOUTIEVE BEKNOPTE BIJZIN
Om te weten of een beknopte bijzin goed is of niet, moet je eerst weten wat een beknopte bijzin is. Je spreekt van een beknopte bijzin als deze geen onderwerp en geen persoonsvorm heeft.
Het werkwoord in de beknopte bijzin kan voorkomen als:
1. onvoltooid deelwoord (hele werkwoord + d)
Voorbeeld: Stiekem kijkend naar die leuke jongen in de klas, vond Mariska de les veel te snel voorbijgaan.
2. voltooid deelwoord
Voorbeeld: Eindelijk aangekomen in ons hotel, lieten we ons op het grote bed vallen.
3. te + hele werkwoord
Voorbeeld: Na naar zijn nieuwe huis te verhuizen, trof Herman een puinhoop aan.
In de drie voorbeelden is het weggelaten onderwerp steeds hetzelfde is als het onderwerp van de hoofdzin.
1. Mariska kijkt …
2. We waren aangekomen …
3. Herman is verhuisd …
Deze zinnen zijn dus correct.
Nu drie voorbeelden die niet juist zijn:
4. Stiekem kijkend naar die leuke jongen in de klas, ging de les voor Mariska veel te snel voorbij. Hier is het onderwerp in de hoofdzin ‘de les’ en niet Mariska. De les kan niet kijken, dus hier klopt iets niet.
5. Eindelijk aangekomen in ons hotel, trok het comfortabele bed onmiddellijk onze aandacht.
Hier is het onderwerp van de hoofdzin ‘het comfortabele bed’ en dat is natuurlijk niet aangekomen. Fout dus.
6. Na naar zijn nieuwe huis te verhuizen, stonden er overal nog spullen van de bouwvakkers.
Onderwerp in de hoofdzin is hier ‘spullen van de bouwvakkers’. Die zijn niet verhuisd, dus ook hier is iets mis.
Hoe zorg je ervoor dat je zinnen met beknopte bijzinnen kloppen?
Check of het onderwerp van de beknopte bijzin hetzelfde is als dat van de hoofdzin.
Is dat niet het geval, dan kun je twee dingen doen om ervoor te zorgen dat dat wel het geval wordt:
Van de beknopte bijzin een gewone bijzin maken, met onderwerp en persoonsvorm.
Bijvoorbeeld:
7. Terwijl Mariska stiekem zat te kijken naar die leuke jongen in de klas, ging de les voor haar/Mariska veel te snel voorbij.
8. Toen we eindelijk waren aangekomen in ons hotel, trok het comfortabele bed onmiddellijk onze aandacht.
9. Nadat Herman naar zijn nieuwe huis was verhuisd, stonden er overal nog spullen van de bouwvakkers.
Wat je ook kunt doen om de foutieve beknopte bijzin te verbeteren, is ervoor zorgen dat het onderwerp van de beknopte bijzin en de hoofdzin hetzelfde zijn.
Bijvoorbeeld:
10. Stiekem kijkend (Mariska)naar die leuke jongen in de klas, vond Mariska dat de les veel te snel voorbijging.
11. Eindelijk aangekomen (we) in ons hotel, vonden we het comfortabele bed wel heel aantrekkelijk.
12. Na in zijn nieuwe huis te zijn ingetrokken (Herman), vond Herman overal nog spullen van de bouwvakkers.
FOUTEN IN SAMENSTELLINGEN
Samenstellingen
Wanneer schrijf je woorden nu aan elkaar en wanneer schrijf je ze los?
Wat tegenwoordig heel vaak fout gaat, is het al dan niet aan elkaar schrijven van woorden. Misschien heeft dat te maken met het feit dat in tegenstelling tot in het Engels, in het Nederlands de meeste woorden die een geheel vormen, ook aan elkaar moeten worden geschreven. Om je te helpen hier geen fouten meer in te maken, zie je hieronder nog eens hoe het hoort.
De regels:
Samenstellingen van twee of drie woorden schrijf je aan elkaar. Bijvoorbeeld: kortetermijnplanning, pianospelen, hardlopen, veelzeggend, donkerrood, slechtgehumeurd, lichtvoetig
Getallen tot duizend (in letters) en samenstellingen met honderd en duizend: zesendertig, zevenhonderdnegen, veertigduizend.
Maar samenstellingen met miljoen en miljard schrijf je los: vijf miljoen, acht miljard.
Voornaamwoordelijke bijwoorden die bestaan uit er, hier, daar, waar + voorzetsel. Bijvoorbeeld: eroverheen, daartegenover, hieronder, waarvoor, enz. Maar als het voorzetsel deel uitmaakt van een samengesteld werkwoord of bij een zelfstandig naamwoord hoort, gaat de regel niet op.
Voorbeelden:1. Janneke zat erover in dat ze de repetitie verknald had. (over iets inzitten) 2. Daar staat een tafel. Je sleutels liggen daarop. Maar: Leg je sleutels maar daar op tafel.
Fouten in samenstellingen kunnen tot grote verwarring leiden. Dit kan tot ernstige gevolgen, maar ook tot hilariteit leiden. Lees onderstaand artikel uit ONZE TAAL maar eens om dit laatste te ervaren.
Vaak wordt er wat al te kwistig gestrooid met spaties. Dat is behalve tegen
de regels soms ook ronduit verwarrend. En er valt nog wel meer over te zeggen.
René Dings
Weg om legging
Je hebt voetbal en je hebt schoen, en dat maakt samen voetbalschoen. Op dezelfde manier leiden boeken en kast tot boekenkast, donker en blauw tot donkerblauw, en piano en spelen tot pianospelen. Zulke verbindingen van woorden die ook los van elkaar kunnen voorkomen, heten samenstellingen, en die schrijf je in het Nederlands aaneen. Alleen wordt daar vaak de hand mee gelicht – steeds vaker, lijkt het wel. Als je erop gaat letten, zie je overal zulke onjuiste spaties. Bij de ingang van een gebouw zag ik eens een briefje hangen met de tekst: “Deze deur is defect. U kunt gebruikmaken van de invalide deur.” En in de krant las ik tot de verbeelding sprekende koppen als “Priester op non actief” en “Lieve heersbeestjes overheersen”.
Bij de viskraam staat een bord met “Lekker bekken, vijf euro.” Een restaurant heeft “tamme konijnen bouten in pruimensaus” op de menukaart – maar dat past natuurlijk prima in een “wild diner”. En wat te denken van een “antieke meubelzaak”, een “zware spullendoos”, een “gestolen bromfietsregister” en een “slechtziende pc”?
De Engelse ziekte
Je zou misschien kunnen denken dat het om incidenten gaat, om toevallige uitglijders. Maar daarvoor komen die onjuiste spaties te vaak voor, zelfs in officiële teksten. Hoe zou dat komen? Allereerst kan het te maken hebben met twijfel. Als je een lang woord moet schrijven, zoals koolwaterstofdauwpuntmeting of tewaterlaatplaats, of een woord met een klinkerbotsing (zoals televisie-uitzending), slaat gemakkelijk de twijfel toe: ziet dit er niet een beetje raar uit? Als je dan een spatie invoegt, staan er ineens twee relatief korte woorden, en dat lijkt meteen een stuk beter. Ook de spellingcontrole speelt daarbij misschien een rol. Mensen varen daar vaak blind op, en als ze dan een kringeltje zien onder een wat onmogelijk ogend woord als gestolenbromfietsregister, is de verleiding groot om maar gewoon een spatie in te voegen. De spellingcontrole kent de twee losse woorden gestolen en bromfietsregister wél, en kijk aan: weg is het kringeltje. Verder moeten we de invloed van het Engels niet uitvlakken. Die taal is hier zó alomtegenwoordig dat sommige regels misschien ook in het Nederlands doorsijpelen. In het Engels moeten delen van een samenstelling vaak los: summer holiday, book club, bicycle race – en daarom maken zomer vakantie, boeken club en fiets wedstrijd op ons misschien niet zo’n heel gekke indruk. Het is niet voor niets dat onjuist spatiegebruik ook wel ‘de Engelse ziekte’ wordt genoemd.
Lastig
Toegegeven, sommige regels voor correct spatiegebruik zijn ook best een beetje lastig. Bij samenstellingen van zelfstandige naamwoorden valt het meestal nog wel mee, maar hoe zat het ook alweer met er bovenop? Moet dat niet aan elkaar? En hoe veel en dichtst bevolkt? Als je in dergelijke constructies een spatie te veel of te weinig gebruikt, zal het de meeste mensen waarschijnlijk niet zo opvallen, maar twijfel over die moeilijke woorden leidt er misschien toe dat je ook bij de eenvoudigere gevallen begint te aarzelen – en fouten gaat maken. Bij dit alles komt, zo valt te vrezen, ook een zekere luiheid om de hoek kijken. Mensen interesseren zich gewoon niet zo veel voor taal en daarom doen ze niet veel moeite om correct te spellen. Of dat nu komt doordat het taalonderwijs in Nederland slechter is dan vroeger (zie alleen al die bijspijkercursussen voor eerstejaarsstudenten die tegenwoordig nodig zijn), doordat we in een jachtige maatschappij leven, waarin je geen tijd meer hebt om zorgvuldig een nette tekst te schrijven, of doordat de mensen murw zijn geworden van de over elkaar heen buitelende spellingwijzigingen van de laatste decennia – de conclusie blijft: de aandacht voor spelling verslapt steeds meer. En steeds minder vaak wordt het goede voorbeeld gegeven. Neem nu grote merken als Knorr en Honig; die maken soepen met namen als “Groenten Soep”, “Tomaten Soep” en “Ossenstaart Soep”. Waarom? Denken ze dat die daar lekkerder van wordt? Uit navraag blijkt dat ze beseffen dat het fout is, maar dat ze graag de vrijheid nemen om het zo te doen. Maar waaróm ze dat dan doen, blijft vaag. Ik vermoed dat er gewoon ergens een keer iemand een fout gemaakt heeft, dat dat niet direct is opgevallen, en dat ze er nu aan vastzitten. Luie taalgebruikers, lastige regels, twijfel over het woordbeeld, de Engelse taal waarin veel los moet, en dan ook nog eens een spellingcontrole die aanslaat bij lange maar juiste aaneenschrijvingen: het is bijna verrassend dat het toch ook nog zo vaak goed gaat.
Een bos vruchten
Onjuist spatiegebruik is niet alleen maar fout omdat het fout is. Soms is het ook verwarrend. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat mensen iets langer doen over het lezen van een tekst waar onjuiste spaties in staan, omdat hun ogen onbewust net wat langer blijven hangen bij die onjuiste spaties. Bij de krantenkop “Rijbewijs voor zeventien jarigen” zou je kunnen denken dat het artikel gaat over zeventien mensen die een rijbewijs voor hun verjaardag krijgen. En wat voor kleur hebben de wijnglazen als er “rode wijnglazen” op de verpakking staat? Ik zag een keer een verkeersbord met de waarschuwing “Let op! Overstekende school kinderen”. Is dat hoe je een groep kinderen noemt: een ‘school kinderen’? Een roedel herten, een kudde schapen, een zwerm bijen, een pak wolven, een groep apen, een troep leeuwen, een vlucht regenwulpen – en zo heb je blijkbaar ook een school kinderen. Op een menukaart stond eens een “bos paddenstoelensoep”. Bloemen gaan per bos. En bomen ook. Maar paddenstoelensoep toch niet? ‘Ober, mogen wij nog een extra bosje van die lekkere paddenstoelensoep?’ Zo heb ik ook al weleens ijs gegeten met een “bos vruchten”, een salade met een “bos uien” en muffins met een “bos bessen”. Op een of andere manier smaakt het me toch altijd minder lekker als ik weet dat er onjuiste spaties in zitten.
Honden kussen
Maar gelukkig is onjuist spatiegebruik niet alleen maar fout en verwarrend. Er valt – u zult het gemerkt hebben bij de voorbeelden hiervoor – soms ook gewoon om te lachen. In plaats van ‘driejarige paarden’ staan er ineens “drie jarige paarden” te koop. Op het station is het “invalide toilet” niet meer bruikbaar. Een rijwielhandel heeft een bijzondere aanbieding: “Binnen band kopen, buiten band gratis”.
Als ik langs een dierenwinkel loop waar een bord hangt met de tekst “honden kussen – vijf euro”, kan ik een kleine glimlach toch niet onderdrukken. Als daar “in diverse kleuren” onder staat, vraag ik me af wat voor kleur hond de meeste mensen dan graag zouden willen kussen voor vijf euro. En zou jij je aanmelden voor een workshop “Naakt model tekenen”, als je bedenkt dat daar letterlijk staat dat je zelf uit de kleren moet, en niet het model? Ik weet het nog niet, maar grappig vind ik het wél. En soms leidt een onjuiste spatie ook tot allerlei overpeinzingen. Bij een bord “weg om legging” gingen mijn gedachten uit naar de legging. Tegenwoordig lijkt die weer in de mode te zijn, maar toch zou je sommige vrouwen willen verbieden er een te dragen. Er zijn zelfs mannen die van hun vrouw scheiden vanwege haar legging. Wat geef je voor reden als iemand vraagt waarom je bij je gemalin bent weggegaan? Simpel: Gemaal weg. Brug gesloten. Weg om legging.
O n z e T a a l 2 0 1 0 • 4
Soorten bijzinnen, over zinsbouw
Column schrijven
Nu weet je alles over formulering en ga je daar geen fouten meer in maken! Dat komt goed uit, want de schrijfopdracht in deze module houdt in dat je je eigen column gaat schrijven.
Hieronder zie je de opdracht. Aangezien er veel mogelijk is bij columns, zowel wat betreft de vorm als de inhoud, krijg je ook heel veel vrijheid om het te doen op jouw eigen manier. Denk goed na over je onderwerp(en) en over de vorm waarin je het geheel gaat gieten. En vooral ... gebruik je fantasie en speel met de taal. Je zult zien dat dat heel leuk kan zijn!
Schrijf nu zelf een column
Eisen waaraan je column moet voldoen:
1 Hij heeft een toepasselijke, creatieve, originele titel.
2 Hij is voorzien van een foto van de columnist (zou leuk zijn;) of andere toepasselijke illustratie.
3 Hij bevat tussen de 475 en 525 woorden.
4 Het actuele onderwerp van jouw eigen keuze is op een creatieve manier verwerkt. Denk aan: eigen ervaring/ actualiteit/ combinatie van verschillende onderwerpen tot een geheel gesmeed/…
5 Hij bevat creatief taalgebruik. Denk aan: beeldspraak/ stijlfiguren/ ironie/ cynisme/ sarcasme/ humor/ emotie/…
6 Het gevoel van de schrijver met betrekking tot het onderwerp is herkenbaar.
7 Hij eindigt bij het begin, oftewel, de cirkel is rond, of is op een andere toepasselijke manier afgerond.
8 Hij bevat geen taal-/stijl-/interpunctie-/ zinsbouw- en/of spelfouten.
9 De naam van de columnist staat eronder.
Criteria bij de beoordeling van je column:
1 Vorm 20%
2 Inhoud 40%
3 Taalgebruik 40%
Leef je uit en maak er wat moois van! Succes!
Kijk-, Luister- en Mondelinge vaardigheden
Kijk-luisteropdracht 1
Je krijgt het journaal van gisteren te zien.
A. Beantwoord tijdens het kijken de volgende vragen. Schrijf de antwoorden in je schrift.
1. Welke onderwerpen komen aan bod? Beschrijf kort wat er over het onderwerp is verteld.
2. Op welke manier worden deze onderwerpen vormgegeven? (Bijv. interview, reportage, presentatie door de nieuwslezer, ...)
3. Welke personen komen er langs bij de onderwerpen en wat is hun functie met betrekking tot het onderwerp?
4. Wat is hun rol in het journaal?
5. Welke plaatsen komen er in beeld, behalve de studio?
6. Welke middelen worden er gebruikt om de uitzending vorm te geven?
7. Is de berichtgeving objectief of subjectief?
8. Geef voorbeelden van objectieve informatie.
9. Geef voorbeelden van subjectieve informatie
B. Beantwoord de volgende vragen na het kijken. Schrijf ook deze antwoorden in je schrift.
10. Welke vaste rubrieken zijn er in het journaal?
11. Wat voor werkzaamheden gaan er volgens jou aan de uitzending van het journaal vooraf?
12. Wat voor opleiding hebben de medewerkers van het journaal gevolgd, denk je?
Kijk-luisteropdracht 2
Maak de vragen die bij opdracht 1 staan nog een keer, maar dan bij een ander journaal.
Als je in de klas het NOS journaal hebt gezien, bekijk dan nu het RTL nieuws of andersom.
Extra vragen:
13. Wat zijn de overeenkomsten tussen de twee journaals?
14. Wat zijn de verschillen tussen de twee journaals?
Kijk-luisteropdracht 3
Maak de vragen 1 tot en met 14 nu ook nog een keer, maar dan over het Jeugdjournaal.
Bij vraag 13 en 14 vergelijk je het Jeugdjournaal met de twee journaals voor volwassenen.
Je weet nu waar je op moet letten tijdens het bekijken van het journaal. Dit is handig en belangrijk, want je moet je gaan verdiepen in een actueel onderwerp, omdat je daarover met een partner een een-op-eendebat moet houden. Dit heb je al geoefend tijdens de module CSW Kiest, toen ging het over een politiek onderwerp.
SE-onderdeel 3: een-op-een-debat
Laatste SE-onderdeel Mondelinge Taalvaardigheid
Voor het SE-cijfer Mondelinge Taalvaardigheid heb je inmiddels twee opdrachten gedaan, het groepsdebat in het kader van CSW Kiest en het motivatiefilmpje in het kader van CSW Werkt. Nu rest jullie nog een een-op-een-debat. Die debatten worden gehouden in de vierde P&T-week, op afspraak met je docent Nederlands. Deze debatvorm heb je al een keer geoefend, tijdens de module rondom de verkiezingen. Misschien is weggezakt hoe dat ook weer in zijn werk ging, vandaar hier nogmaals de uitleg.
Het een-op-een-debat
Dit is de meest ‘simpele’ debatvorm en de vorm die je waarschijnlijk het vaakst hebt gezien, op televisie bijvoorbeeld in de aanloop naar verkiezingen. Denk nog maar eens terug aan de strijd tussen Donald Trump en Hillary Clinton. Het is een strijd tussen twee personen, die op basis van argumenten een stelling over een onderwerp gaan bespreken.
Het kiezen van een onderwerp en het formuleren van een stelling
Kies een partner met wie je goed kunt samenwerken en die dezelfde interesses heeft als jij. Je krijgt, kiest of bedenkt van tevoren, samen met je partner, een onderwerp dat in de actualiteit is en dat jullie beiden interessant vinden. Je bereid je voor door je te verdiepen in het onderwerp, dus je leest er alles over wat je tegenkomt, je kijkt het journaal als het over dit onderwerp gaat en je praat erover met andere mensen, die er iets van afweten en/of er verstand van hebben.
Vervolgens formuleer je samen met je partner een stelling over het onderwerp, dus een bewering waarmee je het eens en oneens kunt zijn. Let er goed op, dat voor beide kanten van de zaak genoeg goede argumenten te vinden zijn, zodat niet een van de twee heel snel met zijn mond vol tanden staat! Een van jullie tweeën zal deze stelling namelijk verdedigen, het ermee eens zijn, en de ander zal de stelling aanvallen, het ermee oneens zijn. Je docent Nederlands is het enige jurylid. Beslis samen wie de stelling gaat verdedigen of juist gaat aanvallen.
De voorbereiding
Om het debat zo leuk, inhoudelijk en spannend mogelijk te maken is het van belang dat iedereen die meedoet aan het debat de stellingen van tevoren al heeft bestudeerd en de beste argumenten heeft verzameld om het standpunt te verdedigen, zowel voor als tegen. Een een-opeen-debat duurt een minuut of 5 (de jury houdt de tijd in de gaten m.b.v. een stopwatch). Binnen die tijd probeer je zo goed mogelijk de ander van jouw standpunt te overtuigen. Let hierbij wel op dat je elkaar goed laat uitpraten, dat je niet in herhaling valt, dat je bij alles wat je zegt goed voor ogen hebt over welke stelling jullie debatteren (het gebeurt soms wel eens dat een debat plotseling helemaal over iets anders gaat!) en val elkaar niet op de persoon aan, ook al ben je het echt met de anders oneens. De persoonlijke aanval is een drogreden, daar scoor je geen punten mee.
De indeling van het debat:
A Opzetbeurt:
Standpunt van partij 1 t.a.v. de stelling + argument(en) (2 minuten)
Standpunt van partij 2 t.a.v. de stelling + argument(en) (2 minuten)
B Verweerbeurt:
Partij twee gaat in op hetgene partij een in de opzetbeurt heeft ingebracht. Er mogen geen nieuwe argumenten ingebracht worden tijdens deze ronde. (1,5 minuut)
Partij een gaat in op hetgene partij twee in de opzetbeurt heeft ingebracht. Er mogen geen nieuwe argumenten ingebracht worden tijdens deze ronde. (1,5 minuut)
C Vrije ronde:
Discussie tussen beide deelnemers, waarbij nieuwe argumenten ingebracht mogen worden, waarop ook in deze ronde ingegaan kan worden. (2 minuten)
D Slotbeurt:
Partij 2 vat zijn belangrijkste argumenten samen en geeft aan of en zo ja door welk argument van de tegenstander hij van mening is veranderd of waarom hij bij zijn standpunt blijft (1 minuut)
Partij 1 vat zijn belangrijkste argumenten samen en geeft aan of en zo ja door welk argument van de tegenstander hij van mening is veranderd of waarom hij bij zijn standpunt blijft (1 minuut)
De jury
Als het debat is afgelopen, bepaalt de jury aan de hand van een beoordelingsformulier (zie ELO) wie het debat gewonnen heeft en wat de cijfers van de beide deelnemers zijn. De cijfers zie je in SOM verschijnen als alle kandidaten hun debat hebben gehouden.
De debatten worden opgenomen, om in geval van onenigheid over cijfers, het debat nogmaals te kunnen beluisteren.
Wanneer vinden de een-op-een-debatten plaats?
In P&T-week 4
Datum en tijdstip in overleg met je partner en je docent Nederlands
De docenten Nederlands wensen je heel veel succes met de voorbereiding op het debat en met het debat zelf. Een goede voorbereiding zorgt voor een goede inhoud!
Ga ervoor!
Literaire Vaardigheden
Literaire vaardigheden wordt afgesloten met een opdracht en/of een toets,
een en ander wordt nader bepaald door je docent en
een en ander wordt minimaal een week van tevoren bekend gemaakt.
Cursus 6 en 7
Cursus 6 Literatuur en film
Stel dat jou gevraagd wordt een fragment uit een spannend boek te verfilmen. Hoe pak je dat dan aan? Cursus 6 van Laagland, literatuur en lezer gaat over de verfilming van verhalen. Hoe wordt in een film een verhaal verteld? Je leert overeenkomsten van en verschillen tussen speelfilms en geschreven verhalen en toneel. Je leert hoe een speelfilm wordt gemaakt. Ook leer je wat bijzonder is aan film als medium om een verhaal te vertellen.
In overleg met je docent werk je een aantal opdrachten uit voor dit onderdeel. Elke docent bepaalt voor zijn/haar klas welke opdrachten dit zijn uit de literatuurmethode. Het uitgangspunt en de basis is steeds de theorie uit het theorieboek.
Theorieboek blz. 57 t/m 64 bestudeer de volgende paragrafen:
1 Film tegenover toneel en verhaal
1.1 Massamedium
1.2 Speelfilm
2 Verfilming van literatuur
2.1 Verfilming
2.2 Betekenistoekenning
3 Productie van speelfilm
4 Filmspecifieke kenmerken
4.1 Montage
4.2 Rol van de camera
4.3 Andere speelfilmelementen
Verwerkingsboek blz. 49 t/m 52
A Leeropdrachten - werk vragen en opdrachten 1 t/m 15 netjes uit in je schrift
B Leesopdrachten - werk deze uit in overleg met je docent Nederlands
Cursus 7 Literatuur, maker en maatschappij
Hoe komt een schrijver aan zijn onderwerpen? Hoe belangrijk is een uitgeverij of een lovende recensie in een krant? Cursus 7 van Laagland, literatuur en lezer gaat over de schrijver en de economische en maatschappelijke aspecten van literatuur. Om te kunnen publiceren is een schrijver afhankelijk van een uitgeverij. Recensies (literaire kritieken) en literaire prijzen zijn belangrijk voor het aanzien van een schrijver en boeken. Maatschappelijke oordelen bepalen de status van boeken.
In overleg met je docent werk je een aantal opdrachten uit voor dit onderdeel. De docent bepaalt voor zijn/haar klas welke opdrachten dit zijn. Het uitgangspunt/de basis is hierbij steeds de theorie uit de literatuurmethode.
Theorieboek blz. 65 t/m 72 bestudeer de volgende paragrafen:
1 De literaire auteur
1.1 Schrijvers
1.2 Literatuuropvattingen
2 De literaire achtergronden
2.1 Literaire uitgeverijen
2.2 Literaire kritiek
2.3 Literaire prijzen
2.4 Maatschappelijke erkenning en status
Verwerkingsboek blz. 53 t/m 57
A Leeropdrachten - werk 1 t/m 12 netjes uit in je schrift
B Leesopdrachten - werk deze uit in overleg met je docent
Het arrangement Taaltalent Nederlands H4 Module 4 CSW Doet is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteurs
Antonia Saman
Laatst gewijzigd
2017-06-09 10:21:52
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0
Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of
bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.