Nu drie voorbeelden die niet juist zijn:
4. Stiekem kijkend naar die leuke jongen in de klas, ging de les voor Mariska veel te snel voorbij. Hier is het onderwerp in de hoofdzin ‘de les’ en niet Mariska. De les kan niet kijken, dus hier klopt iets niet.
5. Eindelijk aangekomen in ons hotel, trok het comfortabele bed onmiddellijk onze aandacht.
Hier is het onderwerp van de hoofdzin ‘het comfortabele bed’ en dat is natuurlijk niet aangekomen. Fout dus.
6. Na naar zijn nieuwe huis te verhuizen, stonden er overal nog spullen van de bouwvakkers.
Onderwerp in de hoofdzin is hier ‘spullen van de bouwvakkers’. Die zijn niet verhuisd, dus ook hier is iets mis.
Hoe zorg je ervoor dat je zinnen met beknopte bijzinnen kloppen?
Check of het onderwerp van de beknopte bijzin hetzelfde is als dat van de hoofdzin.
Is dat niet het geval, dan kun je twee dingen doen om ervoor te zorgen dat dat wel het geval wordt:
Bijvoorbeeld:
7. Terwijl Mariska stiekem zat te kijken naar die leuke jongen in de klas, ging de les voor haar/Mariska veel te snel voorbij.
8. Toen we eindelijk waren aangekomen in ons hotel, trok het comfortabele bed onmiddellijk onze aandacht.
9. Nadat Herman naar zijn nieuwe huis was verhuisd, stonden er overal nog spullen van de bouwvakkers.
Bijvoorbeeld:
10. Stiekem kijkend (Mariska)naar die leuke jongen in de klas, vond Mariska dat de les veel te snel voorbijging.
11. Eindelijk aangekomen (we) in ons hotel, vonden we het comfortabele bed wel heel aantrekkelijk.
12. Na in zijn nieuwe huis te zijn ingetrokken (Herman), vond Herman overal nog spullen van de bouwvakkers.