Taaltalent Nederlands H4 Module 3 CSW Werkt

Taaltalent Nederlands H4 Module 3 CSW Werkt

Introductie

 
 
 
 
In deze derde module, CSW Werkt, ga je opdrachten uitvoeren, teksten lezen en filmpjes bekijken die te maken hebben met studeren in het algemeen en met (het kiezen van) opleidingen en beroepen. In het kader van LOB ben je daar natuurlijk al mee aan de slag. Deze module zorgt ervoor, dat je nog meer gaat ontdekken over de wegen die voor je open liggen, als je straks je havo-diploma in de wacht hebt gesleept. Veel plezier gewenst met de opdrachten in de module CSW Werkt.
 
Docenten Nederlands
 
 
 
 
 

Leesvaardigheid en Studievaardigheden

 

 

 

Theorie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Goed kunnen lezen is erg belangrijk.

Tijdens je studie en later als je werkt, zul je merken dat teksten steeds moeilijker en vaak ook langer worden.

Het is daarom belangrijk dat je leesvaardigheid en tekstinzicht steeds blijft oefenen.

Leesvaardigheid is ook een belangrijk onderdeel van Centraal examen.

Deze onderdelen zijn belangrijk:

 

a) Leesstrategieën

b) Tekstdoelen en tekstsoorten

c)  Publieksgerichtheid

d) Tekstopbouw: Indeling, vaste tekststructuren

e) Tekstopbouw, vervolg: Alinea- en tekstverbanden

f)  Signaalwoorden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hieronder vind je van elk vetgedrukt onderdeel een filmpje en een overzicht/schema met uitleg. Bekijk steeds het bijbehorende filmpje, voordat je de theorie bestudeert.

a Leesstrategieën

 

 

 

Met de juiste leesstrategie kun je al vrij snel het tekstdoel bepalen. Het woord zegt het al, het doel is de bedoeling van de tekst. Wat wordt er met de tekst precies bedoeld en wat is het doel van de schrijver? Daar gaat het om. Is de tekst bedoeld om ervan te leren, of is er misschien een andere doelstelling? Je ziet nog meer voorbeelden in het overzicht hieronder.

Er zijn diverse tekstsoorten, bij elk tekstdoel past wel een tekstsoort. Zo heeft een tekst die bedoeld is om er iets van te leren een informerend tekstdoel. Daar passen ook bepaalde tekstvormen bij. Een studieboek bijvoorbeeld is meestal erg overzichtelijk ingedeeld, gericht op informatie-overdracht. Hieronder zie je in het overzicht, hoe de verschillende tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen elkaar versterken:

 

Tekstdoel

Tekstsoort

Tekstvorm

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tekstdoel

 

Tekstsoort

 

Tekstvorm

De schrijver geeft de lezer vooral informatie.

Informatieve teksten

Voorbeelden: schoolboekteksten, teksten in studieboeken, nieuwsberichten, artikelen in kranten en tijdschriften, gebruiksaanwijzingen, recepten, handleidingen.

De schrijver brengt vooral een mening naar voren en probeert de lezer ervan te overtuigen dat zijn mening juist is. Hierbij gebruikt hij argumenten.

Betogende teksten

Voorbeelden: boek- of filmbesprekingen, ingezonden brieven, betogen.

De schrijver spoort de lezer vooral aan iets te gaan doen.

Aansporende of activerende teksten

Voorbeeld: reclame teksten

De schrijver wil de lezer vooral vermaken door iets boeiends, ontroerends of bijzonders te vertellen.

 

Amuserende teksten

Voorbeelden: jongerenromans, gedichten.

 

Leesstrategieën

 

 

 

 

 

Hieronder zie je de leesstrategieën schematisch weergegeven.  

Waar moet je op letten bij een tekst?

Hier gaat het om de zakelijke (non-fictie)teksten.

Waar moet je op letten bij een boek?

Hier gaat het om de informatieve (non-fictie, leer-, school-)boeken.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1 Oriënterend lezen

2 Globaal lezen

3 Intensief lezen

4 Kritisch lezen

Doel

een eerste indruk krijgen

van een tekst

onderwerp /hoofdgedachte

/publiek bepalen

hoofdzaken uit de tekst halen

een tekst helemaal begrijpen

een tekst beoordelen

Let op bij een tekst

titel, tussenkopjes, illustraties, inleiding, slot, cursieve of vette tekst, schrijver, bron

kernzinnen (meestal de eerste of de laatste zin van een alinea),

signaalwoorden / signaalzinnen

betekenis van woorden, verwijswoorden, verbanden, opbouw, tekstdoel

Is de informatie juist, volledig en actueel?

Zijn de argumenten eerlijk, overtuigend en logisch-samenhangend?

Let op bij een boek

inhoudsopgave, register, flaptekst, schrijver, uitgever

 

 

 

b Tekstdoelen en tekstsoorten

Theorie Leesvaardigheid

 

 

 

 

Tekstdoelen en tekstsoorten

 

Bij informatieve teksten gaat het om het overdragen van informatie, om uitleg, bijvoorbeeld in schoolboekteksten.

Bij persuasieve teksten gaat het erom, dat de lezer wordt overtuigd van een bepaalde mening. Ook kan de auteur de lezer aansporen tot nadenken over bepaalde kwesties.

Een nog sterkere vorm is het activeren van de lezer, waarbij de lezer overgaat tot actie nadat hij wordt aangespoord door de tekst.

 

Zakelijke teksten

Tekstdoel

Tekstsoort

Informatieve teksten

deze teksten geven informatie

Informeren

Uiteenzetten

Informerende teksten

Uiteenzettende teksten

Persuasieve teksten

deze teksten proberen de lezer te overtuigen,

te laten nadenken of aan te sporen

Overtuigen

Beschouwen

Activeren

Betogende teksten

Beschouwende teksten

Activerende teksten

 

 

Tekstdoelen

 

Hier zie je verschillende tekstdoelen nogmaals op een rijtje:

 

Informeren: iets nieuws vertellen.

Mening vertellen: vertellen wat je van iets vindt.

Gevoelens tot uitdrukking brengen: zeggen wat je voelt.

Overtuigen: duidelijk maken waarom je mening juist is.

Aasporen: de lezer overahalen iets te gaan doen; de lezer activeren.

Amuseren: de lezer vermaken door iets grappigs, bijzonders of boeiends te vertellen. Dit doel komt vooral voor bij fictie, maar soms zijn zakelijke teksten zo geschreven, dat ze de lezer ook willen amuseren, bijvoorbeeld bij columns.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Daarnaast tref je in teksten regelmatig de volgende twee doelen aan:

Adiviseren: goede raad geven.

Waarschuwen: op een gevaar of risico wijzen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

In een tekst kunnen verschillende doelen zitten, maar meestal heeft een schrijver maar één doel met zijn tekst.

Zo kan een schrijver in een tekst over tabaksreclame de lezer eerst informeren, daarna zijn mening geven en ten slotte de lezer er van overtuigen dat reclame voor tabak verboden zou moeten worden.

Het hoofddoel van de schrijver in dit voorbeeld is overtuigen. De andere doelen zijn ondergeschikt.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Je ziet verschillende doelen vaak ook bij reclameteksten. Eerst krijgt je informatie daarna probeert de tekst je te overtuigen dat het product goed is en ten slotte spoort de tekst je aan het product te gaan kopen. Het belangrijkste en uiteindelijke doel van de reclame tekst is: de lezer aansporen het artikel te gaan kopen.

Als je het doel van een tekst moet noemen, vraag je dan altijd af:

Wat wil de schrijver vooral met deze tekst?

 

Tekstsoorten en tekstvormen

Omdat de doelen van een schrijver met een tekst kunnen verschillen, zijn er ook verschillende soorten teksten. Bij een bepaalde tekstdoel hoort een bepaalde tekstsoort.

Een tekstsoort kan verschillende vormen hebben, bijvoorbeeld nieuwsbericht, reclametekst of gedicht. Hoe de tekst eruitziet, noemen we de tekstvorm.

 

 

 

Tekstdoel

Tekstsoort

Tekstvorm

De schrijver geeft de lezer vooral informatie.

Informatieve teksten

Voorbeelden: schoolboekteksten, teksten in studieboeken, nieuwsberichten, artikelen in kranten en tijdschriften, gebruiksaanwijzingen, recepten, handleidingen.

De schrijver brengt vooral een mening naar voren en probeert de lezer ervan te overtuigen dat zijn mening juist is. Hierbij gebruikt hij argumenten.

Betogende teksten

Voorbeelden: boek- of filmbesprekingen, ingezonden brieven, betogen.

De schrijver spoort de lezer vooral aan iets te gaan doen.

Aansporende of activerende teksten

Voorbeeld: reclame teksten

De schrijver wil de lezer vooral vermaken door iets boeiends, ontroerends of bijzonders te vertellen.

 

Amuserende teksten

Voorbeelden: jongerenromans, gedichten.

 

c Publiekgerichtheid

 

 

 

 

 

Publiekgerichtheid: Tell, tell & tell

 

Als je een publiek aanspreekt, zowel mondeling als schriftelijk, is het belangrijk om goed te letten op de opbouw van je (geschreven of gesproken) tekst. Dit kan jou daarbij helpen: Tell, tell & tell. Het is gemakkelijk te onthouden. Kijk maar naar het overzicht hieronder.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tell-1  

Inleiding  

Vertel, wat je gaat vertellen

Tell-2

Middenstuk    

Vertel je argumenten/visies/deelonderwerpen

Tell-3

Slot

Vertel, wat je hebt verteld

d Tekstopbouw

 

 

 

 

 

Tekstopbouw, functies van de inleiding

 

 

Je inleiding is erg belangrijk, hiermee trek je de aandacht van je lezerspubliek.

In het overzicht hieronder zie je een aantal functies die de inleiding kan hebben.

Kun je er zelf nog meer bedenken?

 

 

Functies van de inleiding

  1. Belangstelling wekken
  2. Onderwerp introduceren
  3. Aankondigen
  4. Aanleiding noemen
  5. Welwillend stemmen
  6. Retorische vraag stellen
  7. Historische gebeurtenis beschrijven
  8. Onderzoeksgegevens noemen
  9. Samenvatting vooraf geven
  10. Actuele gebeurtenis noemen
  11. Een onderzoeksvraag stellen
  12. Een anekdote vertellen
  13. Een stelling poneren
  14. Een beschouwende vraag stellen
  15. Hoofdonderwerp introduceren

 

Tekststructuren

 

Tekststructuur

Hoofdvraag

Voor- en nadelenstructuur

Vroeger- en –nu – structuur

Vroeger – nu – toekomststructuur

Probleem-en-oplossing structuur

Verschijnsel- en verklaring structuur

Bewering-en-argumentstructuur

Verschijnsel-en-bespreking structuur

 

Wat zijn de voor- en nadelen?

Wat is er veranderd?

Wat is er veranderd en wat gaat er nog veranderen?

Op welke manier kan het probleem worden opgelost?

Welke verklaringen zijn er voor dit verschijnsel te vinden?

Waarom is…… waar?

Welke aspecten kent dit verschijnsel?

 

 

 

Tekstopbouw, vervolg

 

e Alineaverbanden en signaalwoorden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De verbanden tussen delen van teksten worden aangegeven door diverse signaalwoorden. Dit schema is zeker niet compleet, waarschijnlijk weet je nog wel meer signaalwoorden bij de genoemde verbanden. Ook komt het voor, dat signaalwoorden op verschillende manieren kunnen worden gebruikt. Het woord 'zo' kan worden gebruikt bij een voorbeeld, maar ook bij een conclusie. Dit overzicht kan je helpen met de meest voorkomende signaalwoorden.

 

 

Alineaverbanden

Signaalwoorden

Tegenstellend verband

Opsommend verband

Oorzakelijk/causaal verband

Redengevend verband

Uitleggend/toelichtend verband

Concluderend verband

Samenvattend verband

Voorwaardelijk verband

Vergelijkend verband

Doel-middel verband

Maar, daarentegen, doch, echter, integendeel, enerzijds, anderzijds

En, ook, niet alleen…maar ook, bovendien, verder, nog, daarnaast

Doordat, daardoor, zodat, waardoor, ten gevolge van, vanwege

Omdat, want, daarom, immers, namelijk, hierdoor, zodoende

Dat wil zeggen, zo, met andere woorden, bijvoorbeeld

Dus, concluderend, derhalve, hieruit volgt

Kortom, samenvattend, om kort te gaan, al met al

Als, indien, op voorwaarde dat, mits, tenzij, wanneer

Net als, zoals, evenals, hetzelfde, eenzelfde geval, soortgelijk

Om, opdat, daartoe, met het oog op

Praktijk Leesvaardigheid

 

 

 

Praktijk

Tekst 1 Je bent jong, ...

 

 

 

 

 

LEESTEKST 1

 

STARTOPDRACHT LEESTEKST 1

Zoek de betekenis op van de tien vetgedrukte woorden. Zie je nog meer moeilijke/onbekende woorden in de tekst? Zoek daarvan ook de betekenis en noteer woorden en betekenissen in je schrift.

Je bent jong, lakt je nagels en studeert wat

I Gedragscolumn Selectie aan de poort

van de universiteit wordt onvermijdelijk (1). Tenminste zolang de vraag blijft groeien, de financiering niet toeneemt en de collegegelden gelijk blijven. In de Gedragscolumn vraagt Denise de Ridder zich af wat de universiteit met ongeschikte studenten aan moet - 24 januari 2017

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

II Een paar weken geleden gooide de rector van mijn eigen universiteit de knuppel in het hoenderhok (2) door zich in het openbaar af te vragen of universitair onderwijs wel voor iedereen die dat ambieert (3) toegankelijk moet zijn. Aan journalisten van NRC Next en De Morgen lichtte Bert van der Zwaan de centrale stelling toe van zijn net verschenen boek Haalt de universiteit 2040?: als de overheid minder investeert in het hoger onderwijs en er geen hogere collegegelden komen, is er simpelweg te weinig geld om de vele studenten die de universiteit nu bevolken een goede opleiding te geven en moet er dus wel geselecteerd worden. Op die redenering valt weinig af te dingen – anders dan een fors pleidooi (4) voor een grotere investering in het hoger onderwijs.

 

Geen talent, ambitie of discipline
 

III Maar Van der Zwaan vroeg zich ook af of iedereen die nu studeert wel echt thuishoort op de universiteit en bracht het hete hangijzer (5) van selectie aan de poort te sprake. Dat is een gedachte die bij meer universitaire medewerkers leeft, maar niet vaak hardop naar buiten wordt gebracht. Een aantal studenten - in de Utrechtse context enkele duizenden van de huidige 30.000, schat Van der Zwaan – mist het talent, de ambitie en de discipline voor een universitaire opleiding.

IV Voor zover het gaat om talent weet ik niet of het zinvol is om al in een vroeg stadium te selecteren. Goede criteria om academisch talent bij 18-jarigen op te sporen zijn schaars (6). Anders dan bij het conservatorium kunnen we studenten nu eenmaal niet een stukje laten voorspelen om te kijken of ze het in zich hebben. Als het gaat om selectie op ambitie en discipline kan ik me wel vinden in de redenering van de Utrechtse rector. Net als veel van mijn collega’s word ik met enige regelmaat geconfronteerd met studenten die je glazig aankijken als je ze vraagt wat ze vinden van de literatuur die ze moesten bestuderen, die zitten te Facebooken terwijl je je best doet een belangrijke theorie uit te leggen, of - dieptepunt - hun nagels zitten te lakken tijdens college.

Afrekenen op afwachtend, schools gedrag

V Het lastige van selectie aan de poort (7) is echter dat het om grotere aantallen gaat dan de geschatte 10% die zich niet gedragen naar het profiel van de ideale student en die de academische normen van hard en gemotiveerd studeren aan hun laars lappen -  naast de ijverige, creatieve en scherpzinnige studenten die er toch heus ook in grote getale zijn.

VI Misschien moeten we dan ook niet zozeer vooraf willen selecteren op ambitie en discipline, maar het studenten bijbrengen tijdens hun studie. We zouden kunnen beginnen met de studie wat minder vrijblijvend te maken en studenten afrekenen op hun afwachtende en schoolse studiegedrag. Wellicht horen er minder studenten thuis op de universiteit dan het grote aantal dat we nu jaarlijks verwelkomen.

VII Maar een topuniversiteit die vooral gericht is op wetenschappelijke bollebozen (8) is het andere uiterste. De samenleving heeft behoefte aan slimme en doortastende mensen met een academische houding die in staat zijn goed na te denken over de complexe (9) problemen van de moderne maatschappij als ze na hun afstuderen buiten de universiteit aan het werk zijn. Het wetenschappelijk toptalent waar de universiteiten naar op zoek zijn komt vanzelf wel bovendrijven. Voor de grote meerderheid geldt dat de universiteit hen moet aanleren om zich academisch (10) te gedragen.

Denise de Ridder is hoogleraar psychologie aan de Universiteit Utrecht en doet onderzoek in het SelfRegulationLab. De Gedragscolumn verschijnt wekelijks en wordt geschreven door sociale wetenschappers.

 

BRON http://www.nrc.nl/nieuws/2017/01/24/je-bent-jong-lakt-je-nagels-en-studeert-wat-a1542670

 

VRAGEN EN OPDRACHTEN BIJ LEESTEKST 1

 

1 Noteer de genummerde woorden en schrijf de betekenis erachter.

2 Welke manier van inleiden gebruikt de schrijver in deze tekst?

3 Wat is de overeenkomst tussen de vraag van de rector van de universiteit en de stellingname van Bert van der Zwaan?

4 Noteer in eigen woorden wat wordt bedoeld met selectie aan de poort.

5 In alinea 3 staat een signaalwoord voor tegenstelling.

a Noteer dit signaalwoord. Noteer ook het regelnummer.

b Noteer de beide delen van deze tegenstelling.

6 Om welke reden(en) willen universitaire medewerkers selectie aan de poort?

7 Noteer in je eigen woorden wat de schrijfster bedoelt met studenten die je glazig aankijken.

8 Wat is de visie van de schrijfster van de tekst op selectie aan de poort volgens alinea 4? Noteer een volledig antwoord.

9 Geeft het tussenkopje Geen talent, ambitie of discipline de hoofdzaak van de alinea’s erna weer? Leg je antwoord uit.

10 Alinea 5 bestaat uit een lange zin. Noteer in maximaal 4 woorden de hoofdzaak van deze zin.

11 Welk alternatief voor selectie aan de poort noemt de schrijfster?

12 Is het realistisch dit alternatief onder de huidige omstandigheden uit te voeren? Gebruik voor je antwoord informatie uit alinea 2.

13 De schrijfster wil bepaald gedrag niet van de studenten zien. Welk gedrag is dat?

14 Op welke manier zijn alinea 6 en 7 met elkaar verbonden? Leg je antwoord uit.

15 Heeft de tekst een goede slotalinea? Leg je antwoord uit.

16 Is het doel van selectie aan de poort een universiteit met wetenschappelijke bollebozen?  Leg je antwoord uit.

17 a Wat bedoelt de schrijfster te zeggen met de titel?

b Past de titel goed bij de hoofdzaak van de tekst?

18 Formuleer een hoofdgedachte voor tekst 1.

19 Heb je na het lezen van de tekst een antwoord op de volgende vraag uit alinea 2? Moet de universiteit voor iedereen die dat ambieert toegankelijk zijn? Licht je antwoord toe.

20 Ook bij HBO-opleidingen klinkt het geluid van selectie aan de poort. Wat vind jij van selectie aan de poort?

 

 

 

 

Tekst 2 Enschedese studenten ...

 

LEESTEKST 2

 

STARTOPDRACHT LEESTEKST 2

Zoek de betekenis op van de tien vetgedrukte woorden. Zie je nog meer moeilijke/onbekende woorden in de tekst? Zoek daarvan ook de betekenis en noteer woorden en betekenissen in je schrift.

 

Enschedese studenten aan de slag als ambtenaar: 'Niet alleen bier drinken'

I ENSCHEDE - Studenten Huib de Jong (19) en Erik Goudappel (22) werken sinds deze week naast hun studie acht uur per week als ambtenaar (1) Studentenzaken voor de gemeente Enschede. Kennisuitwisseling is hun taak.

17 januari 2017, 13:08

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Huib de Jong en Erik Goudappel zijn sinds deze week in dienst als ambtenaar bij de gemeente Enschede. ©Reinier van Willigen

II Huib studeert Werktuigbouwkunde aan de UT, Erik Vastgoed en Makelaardij (2) aan Saxion. De twee gaan de kloof tussen gemeente en (internationale) studenten verkleinen en verbindingen leggen tussen studenten, boeren, burgers, buitenlui en bedrijfsleven. Ze gaan bovendien op zoek naar antwoorden op de vraag: hoe kunnen we de Enschedese afgestudeerden behouden voor stad en/of regio (3).

Studentenbeleid

III De uitgangspunten waar de 'studentenambtenaren' zich aan op kunnen trekken (4) staan in de Nota Studentenbeleid Enschede. Zo moeten internationale studenten, veelal Duitsers, snel en goed wegwijs worden gemaakt in de stad. Vanzelfsprekend zijn nauwe contacten tussen studenten en multinationals (5) of spin off-bedrijven (6) van essentieel (7) belang om studenten vervolgens in Twente te houden. Andere aandachtspunten: Uitbreiding en activiteiten op het gebied van sport, cultuur, evenementen en uitgaan en meer uitwisselingen op cultureel gebied.

Feestvierende kroegtijgers

IV "We hebben een jaar de tijd om ons te bewijzen", legt De Jong uit. Naar de burgers van de stad toe gaan ze proberen het studentenimago (8) van feestvierende kroegtijgers (9) bij te stellen. "Bier drinken doen we ook, maar overdag zijn we echt druk met onze studie."

V Behalve de twee studenten die dit jaar ambtenaar zijn is een belangrijke rol weggelegd voor de bestaande kerngroep (10) Enschede Studentenstad en een nog op te richten studentenkoepel en Politieke Jongeren Organisatie.

© Newsroom Enschede, de samenwerking tussen TC Tubantia en TV Enschede FM

 

VRAGEN EN OPDRACHTEN BIJ LEESTEKST 2

1) Formuleer de hoofdgedachte van deze tekst. Aanwijzing: de hoofdgedachte formuleer je in een correcte, samenvattende volzin, waarin je het belangrijkste van de totaaltekst noemt.

2) In alinea 1 wordt gesproken over 'kennisuitwisseling'. Wie (welke groepen mensen) moeten er worden voorzien van elkaars kennis?

3 a) Is 'kennisuitwisseling' de belangrijkste taak van de studenten?

3 b) Licht je antwoord toe.

4) Bedenk een geschikt tussenkopje voor alinea II.

5) Noem minstens drie doelen die de 'studentenambtenaren' (zie alinea III) zich stellen.

6) Het signaalwoord 'maar' (zie alinea IV) geeft een tegestelling aan. Licht kort toe wat deze tegenstelling inhoudt.

7) In alinea V wordt er gesproken over 'een belangrijke rol' die is weggelegd voor twee andere groepen jongeren. Welke rol zal dat zijn, volgens jou?

8) Verwacht je, dat de problematiek, die wordt genoemd in de eerste alinea I, kan worden opgelost? Ja/nee. Geef twee argumenten bij je mening.

9) Zoek in de krant (online) een tweede artikel, over dezelfde problematiek; laat dit artikel lezen aan een klasgenoot en vergelijk de artikelen met elkaar. Formuleer en noteer de hoofdgedachte van het tweede artikel.

10) Praat met je klasgenoot over jouw provincie. Speelt hier ook een dergelijk probleem? Geef hiervan een korte beschrijving, in een of twee correcte volzinnen.

 

 

 

Tekst 3 Leuk, zo'n studie ...

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

LEESTEKST 3

 

STARTOPDRACHT LEESTEKST 3

Zoek de betekenis op van de tien vetgedrukte woorden. Zie je nog meer moeilijke/onbekende woorden in de tekst? Zoek daarvan ook de betekenis en noteer woorden en betekenissen in je schrift.

Leuk, zo’n studie. Maar is er straks wel werk?

I Twee jaar geleden publiceerde Deloitte een opzienbarend onderzoek naar de toekomst van arbeid: tussen nu en 2035 verdwijnen er 2 tot 3 miljoen banen door robotisering (1) en kunstmatige intelligentie. Nu zijn er nieuwe inzichten. Uit recente (2) data-analyses (3) blijkt namelijk dat er nog steeds studenten worden opgeleid voor die banen.

Deloitte,  29 september 2016


II En dat zijn er niet een paar. Maar liefst 42,3 procent van de mbo’ers volgt een studie voor een beroep dat binnen afzienbare tijd mogelijk niet of nauwelijks meer bestaat. Ook 19,3 procent van de hbo’ers en 10,4 procent van de wo’ers volgen een studie waar over een aantal jaar nauwelijks nog werk in te vinden is. Dat blijkt uit het onderzoek De impact (4) van automatisering op het Nederlandse onderwijs dat Deloitte deed als onderdeel van het jaarlijkse State of the State-onderzoek. “Het zijn cijfers die niet geruststellen”, zegt Sjoerd van der Smissen, partner Strategy en Operations bij Deloitte en coauteur (5) van het rapport. “We krijgen dus een overschot aan de ene kant – wel ervoor opgeleid, maar weinig of geen werk in te vinden – maar er is een tekort aan de andere kant. Want er zijn ook beroepsgroepen, bijvoorbeeld in de IT, waar onvoldoende mensen voor worden opgeleid en dus weinig arbeidskrachten te vinden zijn. Die mismatch is mijn grootste zorg.”

Wat is het arbeidsperspectief?

III Vooral studenten in de hoek van accountancy, finance, economie en recht moeten zich zorgen maken. Van der Smissen: “Mijn indruk is dat jongeren vooral een opleiding kiezen die ze leuk vinden en waar ze goed in zijn. Op zich logisch natuurlijk, maar ik zou ze aanraden het beroepsperspectief zwaarder te laten meewegen.” Een verantwoordelijkheid die hij overigens ook bij opleidingsinstellingen legt. “Hoewel er informatie over het beroepsperspectief te vinden is in bijvoorbeeld de studiebijsluiters, kan dit beter en meer gericht op toekomstige verwachtingen. Voor hbo- en wo-opleidingen moeten studenten een matchingsgesprek voeren als ze zich inschrijven. Ik heb de impressie (6) dat het arbeidsperspectief tijdens zo’n gesprek niet consequent (7) aan bod komt.” Studenten van de toekomst mogen en moeten verder vooruitkijken.

Kritisch

IV Dat kan dus beter. Een ander advies van Van der Smissen is leerlingen al vroeg op de middelbare school informeren over de mogelijke beroepen die uit hun vakkenpakketkeuze rollen. “Door een vakkenpakket te kiezen, sluiten ze ook vakken en daarmee beroepen uit. Ik denk dat docenten hen goed moeten uitleggen hoe belangrijk die keuze is en wat de consequenties ervan zijn. Het arbeidsmarktperspectief (8) is belangrijker dan ‘wat kiezen mijn vrienden of vriendinnen’.”

V Studenten van de toekomst mogen en moeten verder vooruitkijken, vindt Van der Smissen. “Het is nodig om kritisch te zijn. Ze mogen hun docenten gerust vragen om hen te vertellen wat ze écht kunnen en welk beroep daarbij past.”

Nadruk op bèta

VI Het lastige is: dat kan ook een beroep zijn dat nu nog niet bestaat. Of niet in die vorm. “Dankzij de digitale revolutie hebben we straks behoefte aan mensen die anders opgeleid zijn dan nu. Neem het onderwijs. Kinderen op de basisschool doen steeds vaker rekensommen via de computer of de iPad. De rol van de leerkracht verandert daardoor.”

VII Wie in de nieuwe, digitale wereld employable (9) wil zijn, heeft nieuwe vaardigheden nodig. “Ondernemerschap, sociale vaardigheden, adoptievermogen, meer bèta, kennis van programmeren”, somt Van der Smissen op. “Het is daarom essentieel dat we nadenken over nieuwe curricula (10) waar die kennis aan bod komt. Zuid-Korea heeft het wat dat betreft goed begrepen. Daar ligt de nadruk in het onderwijs meer op bèta dan bij ons. Het gevolg is dat er veel meer jongeren kiezen voor een technische studie. Daar is dus geen tekort aan mensen met kennis van informatica. Bij ons wel.”

 

 

 

 

Numerus fixus

VIII Het studiekeuzeonderwerp speelt niet alleen in klas- en studielokalen, het houdt ook de Tweede Kamer bezig. De discussie gaat over de zogeheten macrodoelmatigheidstoets. Tot nu toe wordt deze toets alleen afgenomen bij nieuwe studies: komt deze studie tegemoet aan de wensen van de stakeholders en de maatschappij? Oftewel: zitten we op deze studie te wachten? Van der Smissen: “Er gaan stemmen op voor een macrodoelmatigheidstoets voor bestaande opleidingen. Ook wordt er gekeken of er meer sturing nodig is, bijvoorbeeld via een numerus fixus op opleidingen waarvoor maar weinig banen beschikbaar zijn.” Tegenstanders vinden het belang van vrije keuze echter zwaarder wegen. Dat kan zijn, stelt Van der Smissen. “Maar een geïnformeerde keuze is essentieel.”

IX State of the State is een actuele data-analyse van ons land, bedoeld om beleidsmakers en organisaties te voorzien van bruikbare inzichten op verschillende maatschappelijke vraagstukken. Naast het thema Robotisering en Onderwijs deed Deloitte ook onderzoek naar de correlatie tussen eenzaamheid en zorgkosten, het aandeel buitenlandse beleggers op de Nederlandse vastgoedmarkt en het totale waardeverlies door cyberrisico’s voor de grootste Nederlandse bedrijven en overheid.

Wil je meer weten over het State of the State programma, neem dan contact op Maurice Fransen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

VRAGEN EN OPDRACHTEN BIJ LEESTEKST 3

 

1 Wordt de vraag boven alinea I beantwoord? Leg je antwoord uit.

2 Wat/wie is 'Deloitte'? Leg je antwoord uit.

3 Bedenk een concreet voorbeeld van een vorm van kunstmatige intelligentie, die de baan van een mens zou kunnen vervangen. Leg je antwoord uit.

 

Tekst 4 Zo overleef je ...

 

 

 

 

 

 

 

 

LEESTEKST 4

 

STARTOPDRACHT LEESTEKST 4

Zoek de betekenis op van de tien vetgedrukte woorden. Zie je nog meer moeilijke/onbekende woorden in de tekst? Zoek daarvan ook de betekenis en noteer woorden en betekenissen in je schrift.

 

Zo overleef je in studiekeuzeland

Tip 1: Kijk verder dan de open dag

Het kiezen van de ideale studie begint met nog meer keuzes maken. Doe je een studiekeuzetest of ga je proefstuderen? Zeven studenten en één expert delen hun beste tips. 'Pas op voor mooie praatjes op de open dag.'

Bouma Uit de krant van 12 oktober 2016

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zoek begeleiding

I Het vertrekpunt van elke studiezoektocht is het vinden van de juiste begeleider. Dat vindt althans Peter Huwae van de Nederlandse Vereniging van Schooldecanen en Leerlingbegeleiders (NVS-NVL). Na zo'n twintig jaar leerlingen begeleiden bij het zoeken naar de juiste studie, weet Huwae één ding zeker: kiezen gaat het beste als er iemand meedenkt.

II 'Ik merk het wanneer ik met een klas naar een studiebeurs of open dag ga. Als ik de leerlingen van tevoren geen opdracht meegeef, slentert de helft wat rond op zoek naar leuke meisjes of jongens. Aan het eind van de dag hebben ze niets opgestoken.'

III Begeleiding is dus prettig. In principe bieden alle middelbare scholen hulp bij studiekeuze, maar de kwaliteit wisselt sterk, zegt Huwae. 'Er zijn scholen die er nauwelijks wat aan doen, andere scholen steken juist veel tijd in het organiseren van allerlei studiekeuzedagen.' Wie van school niet veel hulp krijgt aangeboden, doet er goed aan om bijvoorbeeld een ouder, tante of grote broer om raad te vragen. 'Het gaat erom dat iemand met je meedenkt: welke informatie heb ik nodig, welke stappen moet ik zetten?'

Neem de tijd

IV Kiezen kost tijd. Huwae: 'Zie het als een proces, waarin je telkens een stapje zet.' Knopen hoeven niet in één keer te worden doorgehakt. Een goede eerste stap is wegstrepen. 'Zoek een lijst op internet met de belangrijkste studierichtingen en kras de studies door die in elk geval niet in aanmerking komen.'

V Uit cijfers van de Vereniging Hogescholen en universiteitenkoepel VSNU blijkt dat jongeren vaak verkeerd kiezen. Ongeveer een op de drie studenten maakt zijn opleiding niet af of stapt over naar een andere studie. Sinds de afschaffing van de studiefinanciering is dat een dure aangelegenheid. Verkeerd kiezen betekent langer lenen en dus een hogere studieschuld. Volgens het Nibud geeft de gemiddelde uitwonende student bijna 1.300 euro per maand uit aan huur, collegegeld en boodschappen.

VI Huwae adviseert scholieren om zich in een vroeg stadium (1) te oriënteren op vervolgstudies. 'Wacht in elk geval niet tot het examenjaar.'

Prik door mooie praatjes heen

VII Ze staan in het najaar in het hele land op het programma: open dagen en studiebeurzen. Van september tot december is het hoogseizoen: zo'n beetje elk weekend wordt wel ergens een beurs georganiseerd of zet een instelling (2) haar deuren open.

VIII Leerlingen kunnen zich tijdens deze dagen - op studiekeuze123.nl staat een overzicht - in meerdere rondes laten voorlichten over verschillende opleidingen. Er zijn stands waar glimmende brochures (3) en enthousiaste praatjes worden uitgedeeld. Dat is ook meteen een nadeel van deze oriëntatie(4)vorm: studies laten zich van hun meest opgepoetste kant zien.

IX 'Prik door de mooie praatjes heen', waarschuwt Stan van de Sanden (19). Van de Sanden is een van de zeven studenten die we gevraagd hebben tips te geven. 'Houd in je achterhoofd dat studies zich op open dagen altijd mooier voordoen dan ze in werkelijkheid zijn.'

X Dat gezegd hebbende, zijn beurzen (5) en open dagen voor veel studenten nuttig, weet Huwae. 'Na het wegstrepen van de studies die je in elk geval niet wilt doen, is het bezoeken van een beurs of open dag een goede vervolgstap.' Om niet te verdrinken in de informatie raadt Huwae aan om jezelf van tevoren een vraag te stellen die je aan het eind van de dag beantwoord wilt hebben. 'Bijvoorbeeld: is deze studie interessant genoeg om verder te onderzoeken?'

XI Loop niet alleen een beetje doelloos rond, maar doe aan alle activiteiten mee, tipt student Mehtap Öcek (19): 'Op die manier beleef je een soort voorproefje van je studie.'

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Neem de proef op de som

XII De beste manier om erachter te komen of een studie écht bij je past, is uitproberen. Daarmee hoef je niet te wachten tot je studie begonnen is, veel opleidingen bieden proefstuderen aan. Een speciale dag waarop scholieren alvast colleges (6) en werkgroepen van een opleiding naar keuze kunnen volgen. Ook hierbij geldt: de studie zet haar beste beentje voor, dus wees kritisch.

XIII Een nog realistischer beeld ontstaat tijdens een dagje meelopen met een student, vindt Inge van der Werf (22), ook een van de zeven tipgevers. 'Neem contact op met de studie die je interessant lijkt, vaak kan zoiets wel geregeld worden.'

XIV Tijdens de dag zelf is het een kwestie van ogen en oren openhouden. 'En vergeet geen vragen stellen', zegt Huwae van de NVS-NVL. 'Vraag bijvoorbeeld wat de moeilijkste vakken en tentamens zijn en probeer in te schatten of je dat aankunt. Als je slecht bent in wiskunde en iets heel technisch wilt gaan doen, weet je dat het lastig gaat worden.'

XV  Sinds 2014 moeten leerlingen die naar de hogeschool of universiteit willen verplicht een studiekeuzecheck doen. Die kan variëren (7) van het invullen van een online vragenlijst of het voeren van een motivatiegesprek, tot een volledige studieweek met colleges en een afsluitende toets. Het doel van de check is studie-uitval terugdringen door vooraf te toetsen of een studie wel goed bij een potentiële (8) student past.

XVI Leerlingen mogen de uitslag wel naast zich neerleggen: een negatief advies is niet bindend. 'In de praktijk blijkt dat studenten zich niet door een negatieve uitslag laten weerhouden om een opleiding te volgen', zegt Huwae. 'De studie-uitval onder de groep studenten met een negatief advies is wel iets groter, maar ook studenten met een positief advies haken soms alsnog af.' De uitslag van de studiekeuzecheck is dus zeker niet allesbepalend (9).

XVII 'Dat geldt in zekere zin voor het hele studiekeuzetraject (10)', zegt Huwae. 'Voor iedereen werkt het weer anders.' Een goede voorbereiding en het serieus nemen van je toekomst zijn het belangrijkste, tipt de leerkracht. 'Dan neemt de kwaliteit van het kiezen echt toe'.

 

VRAGEN EN OPDRACHTEN BIJ LEESTEKST 4

 

1) Verdeel deze tekst in drie delen:

  inleiding = alinea ('s) .......

  kern = alinea ('s) .......

  slot = alinea ('s) .......

2) Leg uit, waarom je kiest voor deze indeling (bij vraag 1).

3) Formuleer de hoofdgedachte van deze tekst.

  Aanwijzing: formuleer in een correcte volzin.

4) Wat is het onderwerp van deze tekst?

  Aanwijzing: formuleer het onderwerp in enkele woorden/in een woord.

5) Wat voor tekstsoort is LEESTEKST 4? Leg je antwoord uit.

6) Wat is het tekstdoel van LEESTEKST 4? Leg je antwoord uit.

7) Bedenk tussenkopjes voor de volgende alinea's :

  alinea V .......

  alinea X .......

  alinea XV .......

8) Welk (zins)verband geeft het signaalwoord 'door' in alinea XV aan? Leg uit.

9) Welk (zins)verband geeft het signaalwoord 'dus' in alinea XVI aan? Leg uit.

10) Wat is de functie van alinea XVI? Leg je antwoord uit.

11) Vind je dit artikel nuttig voor jezelf? Beargumenteer waarom wel/waarom niet.

12) Welke tips ten aanzien van dit onderwerp zou jij willen toevoegen aan dit

    artikel? Noem je tips kort en puntsgewijs.

 

 

Tekst 5 Meer aandacht voor ...

 

 

 

LEESTEKST 5

 

STARTOPDRACHT LEESTEKST 5

Zoek de betekenis op van de tien vetgedrukte woorden. Zie je nog meer moeilijke/onbekende woorden in de tekst? Zoek daarvan ook de betekenis en noteer woorden en betekenissen in je schrift.

 

Meer aandacht voor vorming nodig

Bildung | De BV Nederland heeft meer nodig dan wiskundigen en technici, aldus Sjoerd Slagter.

Uit de krant van 14 januari 2017

I Mag je alles denken wat je wilt?', luidde de kop boven een artikel over Bildung (Trouw, 6 januari). Eigenlijk zou de vraag moeten luiden 'Mag je alles worden wat je wilt?' Die vraag past in het huidige debat over vorming en raakt de kern van Bildungs-onderwijs. Vorming of zelfontplooiing is niet 'ik maak zelf wel uit wat ik word'. Zelfontplooiing vindt plaats in dialoog en behoeft kaders; je hebt iemand nodig die je uitdaagt en leert dat je jezelf wordt te midden van andere zelven.

II De samenleving verandert in hoog tempo. Van jonge mensen wordt verwacht dat ze keuzes voor het leven maken, succesvol zijn en ook nog hun steentje bijdragen aan de samenleving. Dat hebben de initiatiefnemers van de Roelof van Echten College goed begrepen. Maar daar waar zij nog veel aandacht geven aan kennis en vaardigheden (denken, discussie), eist deze tijd vooral persoonsvorming. Daar waar in het verleden de nadruk lag op kennis (vaardig zijn), vraagt samenleven vandaag de dag om goed handelen (waardig zijn) en zorg om anderen (aardig zijn).

III Het is eigenlijk verrassend dat persoonlijke ontwikkeling tot op heden relatief  (1) weinig aandacht kreeg in het onderwijs. Persoonlijkheid is al jaren de belangrijkste voorspeller van succes. Een succesvolle schoolcarrière, de kans op een baan en zelfs het loon dat je later verdient hangen in belangrijke mate af van onze unieke persoonskenmerken.

IV Terugkijkend op mijn onderwijsloopbaan stel ik vast dat het onderwijsveld het belang van de vormingsopdracht onvoldoende heeft herkend. Natuurlijk waren wij ons bewust van het belang van vorming, maar daar tijd voor in ruimen deden we niet gauw. In mijn VO-raad-periode ben ik medeverantwoordelijk geweest voor miljardencontracten met OCW. Akkoorden met streefcijfers voor eindexamenvakken en eisen voor reken- en taalonderwijs, maar de vormende kant van het onderwijs kreeg weinig of geen aandacht. Enerzijds had dat te maken met de wens resultaten kwantificeerbaar (2) te maken, anderzijds bleek ook het onderwijs gevoelig voor prestatiebeloning en efficiencydenken. Natuurlijk waren er initiatieven (3)die aandacht vroegen voor ander onderwijs: de Niekée-school met contextrijk (4) leren en Pleion-scholen met aandacht voor 21ste-eeuwse vaardigheden. De VO-raad organiseerde bijeenkomsten en trainingen, maar we zijn er onvoldoende in geslaagd het vormende aspect (5) meer op de voorgrond te krijgen.

V Maar er is verandering op til. In gesprekken met docenten, schooldirecties en politici constateer ik een groeiend besef dat deze tijd om ander onderwijs vraagt. De eenzijdige focus (6) op cognitieve (7) prestaties (rekentoets, taaltoets, Pisa-score) heeft niet het verwachte resultaat opgeleverd. Vasthouden aan de reken- en taaltoets blijkt in de praktijk ondoenlijk en het roept ongewenste neveneffecten op: toenemende segregatie (8), toenemende ongelijkheid, minder doorgroei. Daarnaast groeit het besef dat men een van de belangrijkste taken van onderwijs, namelijk socialisatie (9) (in termen van Gert Biesta 'je voorbereiden op een leven als lid van een gemeenschap') te weinig aandacht heeft gekregen. De BV Nederland heeft meer nodig dan wiskundigen en technici.

VI Bildung gaat over 'wie ben ik' en 'wat wil ik met mijn leven?' Om je in te kunnen zetten voor jouw toekomst en jouw idealen is het nodig dat jij weet wie je bent en zicht krijgt op jouw vermogens en kernwaarden (10). De filosoof Charles Taylor omschrijft het zo: 'Weten wie je bent, betekent weten wat voor jou van waarde is'. Wilhelm von Humboldt (bedenker van de term Bildung) formuleerde het zo: 'om jezelf te kunnen ontplooien is het nodig zinvolle verbintenissen met anderen aan te gaan'. Beide elementen - persoonsvorming en burgerschap - vormen de kern van Bildungs-onderwijs. Ze mogen in het nieuwe onderwijs niet ontbreken.

 

VRAGEN EN OPDRACHTEN BIJ LEESTEKST 5

 

1) Geef jouw antwoord op de vraag: 'Mag je alles worden wat je wilt'? Kies uit: ja/nee. Geef twee argumenten en duidelijke uitleg bij je mening.

2) Vind jij dat 'Persoonlijke ontwikkeling en burgerschap' een apart vak zou moeten zijn op school in het voortgezet onderwijs? Kies uit: ja/nee. Geef twee argumenten bij je mening.

3 a) Vat elke alinea samen in één correcte volzin, per alinea maak je dus een zin en

3 b) maak van deze zes zinnen een goed lopend, samenvattend geheel.

4) Welk(e) vak(ken) zouden er volgens jou nog meer moeten worden toegevoegd aan het curriculum op de middelbare school? Leg uit waarom je deze mening bent toegedaan, geef duidelijke en zinvolle argumenten.

5) Welk(e) vak(ken) zouden er volgens jou juist moeten worden afgeschaft? Leg uit waarom je deze mening bent toegedaan, geef duidelijke en zinvolle argumenten.

6) Vergelijk jouw antwoorden met die van je klasgenoot. Zijn jullie het met elkaar eens over de antwoorden bij vraag 4 en 5?

7) Stel, dat jij en je klasgenoot het vak 'Persoonlijke ontwikkeling en burgerschap' zouden mogen invullen, als docenten op jullie school... wat zouden jullie dan in elk geval willen leren aan jullie leerlingen in HAVO 4?

Formuleer dit als een drietal leerdoelstellingen:

* Mijn leerlingen leren in elk geval... (1e doel)

* Mijn leerlingen leren in elk geval ...(2e doel)

* Mijn leerlingen leren in elk geval ...(3e doel)

8) Zie alinea VI. Charles Taylor: 'Weten wie je bent betekent weten wat voor jou van waarde is'. Leg uit, wat hiermee volgens jou wordt bedoeld.

9) Wilhelm von Humboldt: 'Om jezelf te kunnen ontplooien is het nodig zinvolle verbintenissen met anderen aan te gaan'. Leg uit, wat hiermee volgens jou wordt bedoeld.

10 a) Vergelijk je antwoorden op vraag 9 en 10 met die van een klasgenoot.

10 b) Formuleer vervolgens samen de hoofdgedachte van LEESTEKST 5 in een correcte, uitgebreide zin en noteer deze.

 

 

 

 

Tekst 6 Studentenpsycholoog? ...

LEESTEKST 6

 

STARTOPDRACHT LEESTEKST 6

Zoek de betekenis op van de tien vetgedrukte woorden. Zie je nog meer moeilijke/onbekende woorden in de tekst? Zoek daarvan ook de betekenis en noteer woorden en betekenissen in je schrift.

 

Studentenpsycholoog? Geef liever college in Levenskunst

Opinie

I De geestelijke nood onder studenten vraagt niet om extra psychologen (1), maar om Bildung (2), betoogt student humanistiek (3) Van der Meulen.

25 oktober 2016

 

II De geestelijke nood onder studenten neemt toe onder invloed van prestatiedruk en keuzestress, schreef NRC op 20 oktober. Er zou een tekort zijn aan psychologen die zich richten op problemen die verband houden met studie en levensfase. Van die ‘studentenpsychologen’ zijn er nu twee tot tien per universiteit en één tot vier per hogeschool.

III Het klinkt logisch om dan maar meer studentenpsychologen aan te stellen. Toch is dat slechts symptoombestrijding (4). Het probleem zit dieper. Het is fijn om bij een studentenpsycholoog terecht te kunnen, weet ik uit ervaring, maar nog fijner is het om jezelf te kunnen redden. Daarvoor is Bildung nodig, direct vanaf het eerste jaar. Hoe moet een student leren op zichzelf en zijn levenspad te reflecteren (5) als de meeste opleidingen vanaf dag één specialistisch zijn?

IV Bildung is nu hét modewoord, en zoals dat gaat met modewoorden, verstaat iedereen er net iets anders onder. Dat het met vorming te maken heeft, daarover is wel consensus. Bij De Bildung Academie kunnen laatstejaars en pas afgestudeerden sinds vorig jaar terecht voor een ‘reis naar persoonlijke vorming, academische ontwikkeling en maatschappelijke betrokkenheid’– à 1.200 euro voor één semester(6).

IV De Onderwijsminister en collegevoorzitters van Amsterdamse universiteiten waren vol lof bij de opening. Terecht, maar waarom doen ze er dan zelf zo weinig aan in het reguliere onderwijs? Zou zo’n ‘reis’ niet gewoon moeten beginnen op de eerste studiedag in plaats van aan het einde en op een extern (7) instituut (8)? Duur hoeft dat niet te zijn, want zoals de filosoof Peter Bieri stelt: „Anderen kunnen ons opleiden (ausbilden), onszelf vormen (bilden) kunnen we alleen maar zelf.” Maar dan moeten we wel weten hoe.

V „Bildung begint met nieuwsgierigheid naar de wereld”

VI Het hoger onderwijs schiet tekort in die begeleiding. Want hoe moet een student leren op zichzelf en zijn levenspad te reflecteren als de meeste opleidingen vanaf dag één specialistisch zijn? De University Colleges zijn een uitzondering, maar door hun strenge selectie weten eerstejaars daar al vrij goed wat ze willen. Veel reguliere studenten weten dat juist nog niet. Ik was zo’n student in 2002. Ik koos een studie omdat ik simpelweg niet wist dat niet-studeren ook een optie was. Studenten zoals ik destijds – naïef (9), onzeker en nog niet gewend eigen keuzes te maken – hebben niet genoeg aan een onderwijsaanbod dat slechts bestaat uit specialistische vakken. Voor velen is de universiteit gewoon een voortzetting van school. En daar moet je vooral doen wat je gezegd wordt. Dus toen in mijn tweede jaar alle keuzevakken van mijn gading (10) een propedeuse geesteswetenschappen als ingangseis stelden, dacht ik niet: ach, ik mail de docent even om te vragen of het anders kan. Nu volg ik vakken aan drie universiteiten, terwijl ik bij twee niet aan de ingangseis voldoe.

VII Destijds kwam het niet in me op dat je de regels naar je hand kunt zetten, en schreef ik me braaf in voor de enige vakken die ik voor mij als maatschappijwetenschapper open zag staan: massale psychologiecolleges die afgesloten werden met multiple choice-tentamens. Het tegenovergestelde van wat ik wilde: in kleine groepen interessante boeken lezen en daar mooie stukken over schrijven. In dat blok verdween mijn enthousiasme, ik liep vast, en haalde pas na vele jaren mijn diploma – met dank aan de studentenpsycholoog.

VIII Bildung begint met nieuwsgierigheid naar de wereld”, schrijft filosoof Joep Dohmen, die betrokken is bij De Bildung Academie en die mijn thesis begeleidde tijdens mijn premaster humanistiek. In zijn Brief aan een middelmatige man schetst hij de aspecten van Bildung. Kritisch bewustzijn, kennis van cultuur en geschiedenis, morele gevoeligheid, articuleren van je ervaringen, en – volgens mij het belangrijkst – zelfkennis en zelfbestemming.

IX Dohmen schrijft: „Bildung betekent hier: onderscheid leren maken tussen een beïnvloeding die mij van mijzelf vervreemdt en één die me vrijer maakt, omdat ze me dichter bij mezelf brengt.”

X Ik vertaal dat als: leren je leven zelf vorm te geven. Een universiteit die zichzelf serieus neemt als vormingsinstituut zou studenten daarin moeten aanmoedigen, bijvoorbeeld met een eerstejaarsvak Levenskunst. Als studenten alsnog vastlopen, kunnen ze altijd nog naar de studentenpsycholoog of De Bildung Academie.

XI Harmen van der Meulen (1984) deed acht jaar over zijn bachelor sociologie aan de Universiteit van Amsterdam en is nu masterstudent humanistiek en freelancejournalist.
 
VRAGEN EN OPDRACHTEN BIJ LEESTEKST 6
 
1) Leg in eigen woorden uit, wat er wordt bedoeld met het citaat uit NRC in alinea II.
 
2) Noem een voorbeeld van 'problemen die verband houden met studie en levensfase',
  zie alinea II en leg uit, wat er mee wordt bedoeld.
 
3)  Zie alinea II. Waarom is het aanstellen van meer studentenpsychologen geen
  echte  oplossing voor de genoemde problemen?
 
4 a) Zie alinea IV. Leg uit wat 'consensus' betekent.
4 b) Noem het begrip waarover 'consensus' bestaat.
4 c) Formuleer in eigen woorden de hoofdgedachte van alinea IV.
 
5) Vat LEESTEKST 6 samen in eigen woorden. Ga als volgt te werk:
  * Vat elke alinea samen in een zin (per alinea), je kunt gedeeltelijk kernzinnen
      citeren en gedeeltelijk jouw eigen formulering toepassen;
  * Schrijf alle zinnen aanéén tot een goedlopend geheel van ongeveer 5-6 zinnen,
      waarbij je gebruik maakt van signaalwoorden.
 
6) Wat voor tekstsoort is LEESTEKST 6? Leg uit.
 
7) Wat is het tekstdoel van LEESTEKST 6? Leg uit.
 
8 a) Zoek een beschouwende tekst over het onderwerp 'Bildung' en leg uit, wat er beschouwend aan die tekst is.
8 b) Formuleer ook de hoofdgedachte van de door jouw geselecteerde tekst.
8 c) Vergelijk de teksten met elkaar, laat jouw tekst ook lezen aan een klasgenoot en bespreek punten a, b en c van vraag 8 met je klasgenoot.
 
 
 

 

Schrijfvaardigheid en Studievaardigheden

Theorie Schrijfvaardigheid

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Zakelijke brief
 
Wat is een zakelijke brief?
Een zakelijke brief is een brief die je schrijft aan iemand waarmee je een zakelijke relatie hebt. De stijl en de inhoud zijn dus ook formeel, dat wil zeggen niet te persoonlijk of te vriendschappelijk en zeker niet boos of onbeleefd.
 
Wat is het doel van een zakelijke brief?
Het doel van een zakelijke brief kan zijn informatie verkrijgen, zoals over een opleiding of een product, of een abonnement opzeggen. Een andere mogelijkheid is dat je ergens bezwaar tegen maakt, een volgens jou onterechte boete, bijvoorbeeld, of dat je een klacht hebt over iets. Een van de belangrijkste zakelijke brieven is de sollicitatiebrief.
 
Hoe ziet de opbouw van een zakelijke brief eruit?
De indeling van een zakelijke brief is als volgt:
  • Inleiding: Hierin stel je jezelf voor en noem je de aanleiding en het doel van de brief;
  • Middenstuk: Dit bevat de uitwerking van de informatie, per deelonderwerp een of meerdere alinea’s. De informatie kan bestaan uit uitleg over de aanleiding, een toelichting erop, voorbeelden of argumenten erbij;
  • Slot: Daarin wordt het doel van de brief nog eens herhaald en in een vriendelijke slotzin benadruk je wat je van de ontvanger van de brief verlangt of verwacht.
 
Waar moet ik op letten als ik een zakelijke brief schrijf?
Het is belangrijk bij een zakelijke brief de volgende punten in de gaten te houden:
  • Je deelt de brief in zoals het hoort, alle gegevens zet je daar waar ze horen. Let goed op komma’s, hoofdletters en het aantal witregels. Hiervoor zijn verschillende briefmodellen in omloop en bedrijven hebben vaak hun eigen huisstijl. Wij werken met het zogenoemde Amerikaanse model, zie volgende pagina/ommezijde;
  • Nogmaals: de toon is formeel, wat de aard van de boodschap ook is. Natuurlijk mag je wel laten merken dat je bijvoorbeeld de baan waarnaar je solliciteert erg graag wil hebben, maar blijf formeel, gebruik dus niet supergaaf, maar uitdagend;
  • Let er heel goed op dat er geen spelfouten, zinsbouwfouten, stijlfouten of andere slordigheden in je brief staan. Als je twijfelt, laat hem dan door iemand anders nakijken.
  • Tegenwoordig worden veel brieven, zelfs sollicitatiebrieven, per e-mail verstuurd, maar mocht je je brief per post versturen, zorg dan voor een exemplaar dat netjes geprint en niet te klein opgevouwen is, neem liever een grotere envelop. Schrijf de adresgegevens op de envelop foutloos, netjes en op de juiste plaats.
 
 
Voorbeeld:
Structuur zakelijke brief volgens Amerikaans model
 
Naam afzender
Straat en huisnummer afzender
Postcode en WOONPLAATS (in hoofdletters) afzender
X
X
Plaats waar de brief geschreven wordt, datum (bijv. 28 augustus 2015 In cijfers, letters en weer cijfers)
X
X
(Aanhef) Naam geadresseerde/bedrijf/instantie
(evt.) t.a.v. (ter attentie van) de heer/mevrouw naam v.d. persoon (voorvoegsels voluit)
Straat en huisnummer geadresseerde
Postcode en WOONPLAATS (in hoofdletters) geadresseerde
X
X
Betreft: korte omschrijving van het onderwerp van de brief
X
Geachte heer/mevrouw/directie/bestuur/…, (/dame/heer, indien mogelijk met achternaam, geen voorletters. Voorvoegsels voluit)
X
Inleiding
X
Middenstuk, evt. meerdere alinea’s gescheiden door witregels
X
Slot
X
(Afrondende (standaard)zin, bijv.) Alvast hartelijk dank voor uw medewerking.
X
(Afsluiting) Hoogachtend,/Met vriendelijke groet(en),
X
(Evt. Naam van bedrijf of instelling)
Ondertekening (is de handtekening van de afzender, met pen gezet)
X
Naam van de afzender
(Evt. functie v.d. afzender)
X
Bijlagen (indien aanwezig bij de brief. Bijv. een cv bij een sollicitatiebrief, of een kopie van een rekening. Bij meer dan een bijlage de bijlagen nummeren.)
 
 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Interviewvragen

Om de beste informatie te krijgen als je iemand interviewt, is het van groot belang dat je de juiste vragen.

 

Hoe kom je tot goede interviewvragen?

De voorbereiding

  • Zorg ervoor dat je jezelf al hebt verdiept in het onderwerp waarover het interview gaat. Hoe meer je er al van afweet, hoe meer en kwalitatief goede vragen je kunt bedenken. Enige kennis van zaken bij jou, de interviewer, zal ook tot een interessanter gesprek leiden, dan wanneer degene die tegenover je zit jou alles moet gaan uitleggen.

  • Bedenk je vragen met in je achterhoofd wat je te weten wil komen. Dat klinkt logisch en dat is het ook. Het zorgt ervoor, dat je niet afdwaalt van het onderwerp.

  • Schrijf je vragen op. Formuleer open vragen, oftewel, vragen waarop de geinterviewde niet met ja of nee kan antwoorden.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitwerking interview (verslag)

 

Vermeld eerste algemene gegevens als

- naam en functie van de geïnterviewde;

- aanleiding tot het interview;

- plaats en datum van het interview.

 

Werk het interview dan uit door de grote lijnen te noteren.

Beslis daarna of je een doorlopend verslag maakt met enkele citaten van de geïnterviewde of telkens vraag en antwoord vermeldt.

Schrijf het interview vervolgens op in goedlopende zinnen en zorg voor een overzichtelijke indeling van de tekst. Bedenk ten slotte de titel van je interview. Vaak kun je een opmerkelijke uitspraak van de geïnterviewde wel als titel gebruiken.

Voordat je op pad gaat om iemand te interviewen, is het zinvol eens op school met elkaar te oefenen.

 

Let bij het beoordelen van de interviewer op de volgende punten:

1  Heeft de interviewer zich goed voorbereid?

2  Is het doel van het interview duidelijk?

3 Heeft de interviewer gezorgd voor een goede openingsvraag, met een introductie van het onderwerp?

4 Vraagt de interviewer voldoende door? Of is hij/zij te snel tevreden met het antwoord?

5 Stelt de interviewer open vragen als hij/zij langere antwoorden wil hebben?

6 Stelt de interviewer gesloten vragen als hij/zij kortere antwoorden wil hebben?

7 Houdt de interviewer vast aan het onderwerp? Of krijgt de geïnterviewde de kans daarvan af te wijken?

8 Geeft de interviewer soms tussentijds een samenvatting of conclusie?

9 Sluit de interviewer het gesprek duidelijk en correct af?

10 Neemt de interviewer een geïnteresseerde hoduing aan?

 

Illustreer je verslag met een leuke foto die je maakt / laat maken tijdens het interview.

 

Praktijk Schrijfvaardigheid

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
De zakelijke brief
 
Beantwoord bij alle opdrachten de vragen en voer de opdrachten uit.
 
Opdracht 1
 
  1. Wat is een zakelijke brief?
  2. Noem drie aanleidingen voor het schrijven van een zakelijke brief.
  3. Wat is het doel van een zakelijke brief?
  4. Aan welke eisen moet een zakelijke brief voldoen?
 
Opdracht 2
 
  1. Maak in je schrift een indeling van een zakelijke brief.
  2. Vorm een groepje van vier leerlingen.
  3. Vergelijk jullie briefindelingen en schrijf op een A3'tje hoe volgens jullie een zakelijke brief ingedeeld moet worden.
 
 
Opdracht 3
 
Het beste idee van Nederland
 
Iedereen vraagt zich weleens af: Waarom is daar nu nog nooit iets voor uitgevonden? Ook de televisie is daarop ingesprongen, met het programma Het beste idee van Nederland, waarin mensen een prijs van 10.000 euro kunnen winnen voor hun uitvinding.
 
Jij hebt ook een uitvinding gedaan en je wilt graag in aanmerking komen voor die prijs. Daarvoor moet je via een brief uitgebreide informatie geven over je idee. Denk hierbij aan het soort uitvinding, het doel en de doelgroep ervan, het nut, de werking, de grootte, de kosten van het materiaal, de productietijd en de productievereisten en dergelijke. Kortom, de programmamakers moeten een goed beeld hebben van wat jouw uitvinding een succes maakt. Gebruik voor de uitvinding je fantasie en let op! Het mag in ieder geval niet gaan om iets wat al bestaat.
 
 
3a Maak een schrijfplan voor een zakelijke brief waarin je reageert op deze oproep. Verwerk alle aspecten van de opdracht in je plan.
3b Bespreek je schrijfplan met twee klasgenoten. Breng zo nodig verbeteringen aan.
3c Schrijf nu je zakelijke brief aan Stichting Het beste idee van Nederland, postbus 498, 2600 AL in Hilversum.
 
 
 
 

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Opdracht 4
 
  • Maak nu een schrijfplan voor een zakelijke brief waarin je een hbo-student vraagt, of je hem of haar mag interviewen over de betreffende opleiding en over studeren in het algemeen.
 
Opdracht 5
 
  1. Vorm een groepje van vier leerlingen.
  2. Vergelijk jullie schrijfplannen voor de zakelijke brief aan een hbo-student waarin je hem vraagt of je hem mag interviewen over zijn studie en over studeren in het algemeen.
  3. Pas zo nodig je eigen schrijfplan aan.
  4. Schrijf aan de hand van je schrijfplan je brief aan de desbetreffende student.
  5. Controleer je brief op inhoud, vorm en taalgebruik.
 

Opdracht 6

 
Deze les mag je niet meer overleggen met medeleerlingen.
  1. Maak je brief aan een hbo-student af.
  2. Let op de indeling van je brief, op je taalgebruik en de spelling.
  3. Sla je brief op in de map Ne 16 17 in de submap Schrijven.
  4. Print je brief en lever hem in.
  5. Lever je brief ook in bij de opdracht op Elo.
 
 

 

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Opdracht 7
 
  1. Bedenk ten minste tien interviewvragen voor de student die jij gaat interviewen. De vragen moeten betrekking hebben op de betreffende studie en over studeren in het algemeen.
  2. Bedenk ten minste tien open vragen waarvan je verwacht dat de docenten van de opleiding van jouw keuze die aan jou zullen stellen als je op intakegesprek komt. De vragen mogen dus niet met ja of nee te beantwoorden zijn.
  3. Bespreek je vragen met een klasgenoot die voor een andere studie heeft gekozen. Help elkaar jullie vragen te verbeteren of je lijstje aan te vullen.
  4. Doe dat nogmaals, nu met een andere klasgenoot.
 

 

 

Opdracht 8
 
  1. Verwerk de informatie uit je onderzoek en het interview dat je hebt gehouden met een student tot een verslag over studeren in het algemeen en over de desbetreffende opleiding in het bijzonder.
  2. Let ook hierbij weer op vorm, inhoud en taalgebruik.
  3. Laat ook dit schrijfproduct twee keer nakijken door verschillende klasgenoten.
  4. Verbeter het verslag waar nodig.
  5. Sla je verslag op in de map Ne 16 17, submap Schrijven.
  6. Lever het verslag in bij de opdracht op Elo en op papier.
  7. Voeg dit verslag toe aan je Lob-dossier.
 
 

Kijk- Luister- en Mondelinge Vaardigheid

Theorie Kijk- Luister- en Mondelinge Taalvaardigheid

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Interviewen
 
Om een goed interview te kunnen afnemen moet je:
  • Uitleggen wat het doel van het gesprek is, wat je hoopt te weten te komen.
  • De juiste houding aannemen. Iemand die geïnterviewd wordt, vertelt namelijk het meest wanneer hij zich op zijn gemak voelt. Je moet dus een goede sfeer creëren. Hierbij hoort ook jouw lichaamshouding en de toon waarop je spreekt.
  • Goed kunnen luisteren. Natuurlijk luister je naar wat er letterlijk gezegd wordt, maar ook de manier waarop de ander de woorden uitspreekt (toon, volume, kracht) en de lichaamstaal (houding, gebaren, gezichtsexpressie) vertellen veel.
  • Luisteren doe je niet alleen met je oren, maar met je hele lichaam. Zo is het belangrijk dat je oogcontact maakt met je gesprekspartner, dat je laat zien dat je hem begrijpt, door te knikken of te 'hummen' en dat je aantekeningen maakt van zijn antwoorden.
  • Doorvragen, als je een antwoord niet volledig of onduidelijk vindt. Je moet het verhaal of de antwoorden dus niet alleen aanhoren, maar je moet die informatie in je hoofd ook direct verwerken. Je gaat meteen na of je begrijpt wat hij zegt, of het een antwoord op jouw vraag is en of je hier verder op in moet gaan. Wat vertelt je gesprekspartner nou precies? Wat houdt hij achter? Wat bedoelt hij eigenlijk? Stel vragen als: Wat bedoel je precies? Kun je daar een voorbeeld van geven?  of probeer het antwoord in je eigen woorden samen te vatten en vraag of dat klopt.
  • Een andere manier om meer duidelijkheid te krijgen, is door het antwoord zelf samen te vatten en te vragen of dat klopt. "Als ik het goed begrijp, bedoel je dus dat ...?" Klopt jouw samenvatting niet, dan zal de geïnterviewde aanvullen of corrigeren wat je gezegd hebt.
 

Praktijk Kijk- Luister en Mondelinge Taalvaardigheid


 

Bij Kijk- Luister- en Spreekvaardigheid ga je in deze module op zoek naar informatie over diverse opleidingen en beroepen. Je doet dat door informatiefilmpjes te bekijken en door met mensen te praten over hun studie of beroep.

 

Een van de opdrachten is ook, dat je een kort promotiefilmpje moet maken, waarin je jezelf aanprijst als een goede kandidaat voor een opleiding. Deze opdracht telt mee als cijfer voor het SE Mondelinge Taalvaardigheid.

 

Je vraagt je vast weleens af wat er zoal voor opleidingen bestaan op het gebied van jouw interesses, je niveau en je profiel. Om antwoord te krijgen op die vraag, ga je je eerst breed oriënteren. Dit doe je aan de hand van een aantal opdrachten. Hierbij begin je met het kiezen van tien opleidingen in jouw interessesfeer. Als je de eerste opdracht hebt gedaan, ben je al een stukje wijzer geworden en kun je van een tiental studies vertellen:

  • of je aan de toelatingseisen voldoet,
  • wat het arbeidsmarktperspectief van die opleidingen is,
  • hoe de waardering van de opleidingen is, vergeleken met soortgelijke opleidingen en
  • wat de toelatingsprocedure inhoudt.
Op basis van wat je dan weet, stel je een top-drie samen van je voorlopig favoriete opleidingen.
 
Opdracht 1
1. Ga naar http://www.avans.nl/studeren/studiekeuze. Bekijk het filmpje.
2. Maak aantekeningen van de belangrijke zaken die daarin aan de orde komen.
3. Kies in de opleidingzoeker drie interessegebieden die passen bij je profiel en die je interesse hebben.
4. Zet bij Op type een vinkje bij bachelor en bij Op taal evt. bij Nederlands als je een Engelstalige opleiding niet ziet zitten.
5. Kijk eerst goed welke opleidingen er allemaal boven komen drijven. Bekijk er daarna ten minste tien die je in eerste instantie interessant lijken of waarvan je niet weet wat ze inhouden. •
6. Maak een schematisch overzicht waarin je per opleiding opneemt:
De toelatingseisen; Het arbeidsmarktperspectief (Wat kun je ermee worden en hoe groot is de kans op een (goede) baan?); De waardering van de opleiding door studenten, vergeleken met soortgelijke opleidingen; De toelatingsprocedure (Hoe is die geregeld?).      
7. Stel nu een top-drie samen van opleidingen die je nu het meest aanspreken.                            
8. Print het overzicht + je top-drie of zorg ervoor dat je het thuis op de computer kunt bekijken.
 
 
Huiswerk: Bespreek thuis de uitkomst van deze verkenning. Noteer in je schrift per opleiding en beroep het antwoord op de vraag of je ouders/verzorgers deze opleiding(en) en de daarmee samenhangende beroepen geschikt vinden voor jou en waarom wel of niet.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opdracht 2

  • Vorm een groepje van vier leerlingen.
  • Bespreek met je groepsgenoten wat je ouders hebben gezegd over de opleidingen en beroepen die uit jouw verkenning van de website van Avans naar voren kwamen. (± 2 minuten per persoon.)
  • Noteer opvallende zaken van wat de anderen vertellen. Ben niet te snel tevreden met de informatie en antwoorden op vragen. Vraag door als iets niet duidelijk is.
 
Opdracht 3
  • Maak in je eentje per opleiding en beroep een lijst met eigenschappen die volgens jou belangrijk zijn om deze drie opleidingen succesvol te kunnen volgen en de beroepen goed te kunnen uitoefenen.
 
Opdracht 4
  • •Bespreek in je groep wat je hebt opgeschreven en help elkaar te checken of het klopt.
  • Vul elkaars lijsten eventueel aan met kenmerken die je vergeten bent.
  • Schrap zo nodig de eigenschappen die niet relevant zijn.
 
Huiswerk: Bespreek thuis of jij aan de genoemde eigenschappen en kenmerken voldoet. Bezit jij de juiste eigenschappen voor de studie/ het beroep van jouw keuze? Waarom wel/niet? Noteer de antwoorden.
 

Verder zoeken

Inmiddels weet je van diverse opleidingen globaal wat die inhouden en waartoe ze opleiden. Misschien ben je nieuwsgierig geworden naar een van de opleidingen in het bijzonder, of naar studeren en het studentenleven in het algemeen. Daarom ga je je verder verdiepen in je speurtocht naar de perfecte opleiding.

 
Opdracht 5
  • •Zoek op internet naar filmpjes of andere informatiebronnen waarin informatie gegeven wordt over de opleidingen waarin jij je hebt verdiept tijdens de vorige lessen en/of waarnaar je belangstelling uitgaat. Kijk ook eens op websites van andere hbo's;
  • Zoek ook naar filmpjes waarin studenten of beroepsbeoefenaren worden geïnterviewd over de studie of het beroep; •
  • Maak aantekeningen van dingen die je opvallen en over zaken waarvan je nog meer wil weten.
 
Opdracht 6
  • Bespreek met een groepje van vier klasgenoten wat jullie is opgevallen in de filmpjes en/of wat nieuw voor jullie was.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het gesprek aangaan

Je zou inmiddels misschien wel eens iemand willen spreken die de opleiding volgt die jou aantrekkelijk lijkt. Dan moet je natuurlijk wel vooraf voor jezelf op een rijtje hebben, welke vragen je die persoon wil stellen. Ook moet je weten hoe je het gesprek aangaat met iemand die je  nog niet kent.
Eerst maar eens de vragen voor een interview met een student bedenken en goed formuleren en vervolgens oefenen met een klasgenoot. Gebruik hiervoor de aanwijzingen bij Theorie Schrijfvaardigheid en maak opdracht 7 van Praktijk Schrijfvaardigheid, voordat je de onderstaande opdracht 7 uitvoert.
 
Opdracht 7
  • •Vorm een groepje van vier leerlingen,
  • Verdeel de rollen als volgt: 1 interviewer, 1 geïnterviewde, 2 observanten.
  • Houd vier keer in wisselende samenstelling een intakegesprek van ± 7 minuten voor de opleiding die de geïnterviewde heeft gekozen.•
  • Alle groepsgenoten zijn 1 X geïnterviewde, 2 X observant en 1 X interviewer.
  • De observant maakt aantekeningen over de kwaliteit van de vragen en de antwoorden, het taalgebruik en de gesprekshouding.
  • Bespreek alle gesprekken kort na: Wat ging goed, wat minder? Wat was moeilijk en hoe kwam dat?
  • Geef iedereen uit je groepje een tip over iets wat beter kan en een compliment over iets wat hij goed deed.
 
Huiswerk: Schrijf een verslagje van deze les, waarin je opneemt:
  • Wat ging goed, wat niet? Hoe kwam dat?
  • Wat heb ik hiervan geleerd voor de interviews met echte studenten?
  • Wat heb ik hiervan geleerd voor mijn eigen intakegesprek volgend jaar? Wat ...???

 

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Jezelf presenteren
Je hebt nu hopelijk al enig idee welke kant het opgaat met je studiekeuze. Er zijn hogescholen die als eis hebben, dat studenten bij de aanmelding een motivatiefilmpje van zichzelf inzenden. Op die manier willen ze al een beeld krijgen van de aankomende lichting.
 
Om je hierop alvast voor te bereiden, ga je nu al een keer zo'n filmpje maken. Hier gaat wel wat aan vooraf, zoals het schrijven van een scenario en het bedenken van de setting van je filmpje. Als je de volgende opdracht precies uitvoert, komt het helemaal in orde!
 
 
Opdracht 8
Scenario schrijven
  1. Bedenk 10 vragen waarop mensen van de Hbo-opleiding van jouw keuze antwoord willen hebben als jij daar op intakegesprek gaat. (Denk aan de W-vragen);
  2. Formuleer de antwoorden op die vragen;
  3. Zorg ervoor dat jij overkomt als een goede kandidaat voor de opleiding;
  4. Lees de scenario’s van drie medeleerlingen;
  5. Geef elkaar tips over dingen die er nog aan toegevoegd moeten worden of die er juist beter uit kunnen;
  6. Zet de informatie in een logische volgorde om het te vertellen.
Huiswerk: Oefen thuis je tekst voor het filmpje, voor de spiegel of voor je huisgenoten. Spreek zo natuurlijk mogelijk en zonder spiekpapiertje.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Filmen
Je scenario is klaar en door medeleerlingen goed bevonden. Je weet wat je wil vertellen om de hbo-docenten ervan te overtuigen jou toe te laten tot de opleiding van jouw keuze. Tijd om te gaan filmen. Hiervoor is nog wel enige voorbereiding vereist. Doorloop alle stappen van de volgende opdracht, dan zul je niks vergeten en komt het helemaal in orde met jouw motivatiefilmpje.

 

Opdracht 9
  • Bedenk wat je eventueel aan spullen nodig hebt om het filmpje goed te kunnen opnemen;
  • Denk vooraf na over een geschikte ruimte, liefst iets te makend hebben met de opleiding die je wilt volgen. (sk-lokaal bijvoorbeeld, als je een laboratoriumopleiding hebt gekozen)
  • Neem je filmpje op. Doe dat met een of twee medeleerlingen.
  • Doe het net zo vaak over, tot je er helemaal tevreden over bent. Neem wel voor iedereen evenveel tijd. Bewaak de tijd dus!
  • Wees kritisch! Dit is de tweede opdracht die voor een derde meetelt als SE-cijfer!
  • Lever het eindresultaat in via elo, als youtubelink.

 

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Extra opdracht 1 Kijken en Luisteren
Dagelijks kijken we naar allerlei films, documentaires, praatprogramma's en nog veel meer zaken op televisie, YouTube en andere bronnen. Waarschijnlijk ben je je er niet van bewust dat je ook een bepaalde vaardigheid moet bezitten om de informatie die je op deze manier bereikt, goed te begrijpen. Daar is meer voor nodig dan een toereikende woordenschat. Ook non-verbaal geven mensen veel informatie en de toon van een gesprek zegt ook veel; zit er bijvoorbeeld een ironische of boze toon onder de boodschap? Als je dat niet doorhebt, kan dat leiden tot verkeerd interpreteren van wat er verkondigd wordt, wat weer tot allerlei misverstanden en andere vervelende consequenties kan leiden. Belangrijk dus, om bewust te leren kijken en luisteren! Dat ga je in deze opdracht oefenen.
 
Opdracht 10A
  • Ga naar: http://www.universiteitvannederland.nl/
  • Kies 'hoogleraren'
  • Kies een hoogleraar van wie de wetenschap (en de uitstraling ) je aanspreekt.
  • Kies een college waarvan de titel je nieuwsgierig maakt en bekijk dat.
  • Maak aantekeningen over de hoofdlijn van het college.
Opdracht 10 B
  • Vertel kort, in ± 2 minuten, aan je buurman/ buurvrouw waarover het college ging dat jij hebt bekeken.
  • Je docent laat een aantal leerlingen voor de klas laten vertellen over het college dat zij hebben gezien.
  • De overige leerlingen luisteren en stellen evt. vragen.
  • Vertel zo helder mogelijk over het door jou bekeken college, als jij een van degenen bent die voor de klas moeten komen.
  • Beantwoord eventuele vragen van medeleerlingen zo goed mogelijk.
 
Extra opdracht 2 Kijken en Luisteren
Weet jij wat de relatie is tussen bewegen en het functioneren van je geheugen? •In het volgende college wordt dat haarfijn uitgelegd. Bekijk het filmpje en maak de bijbehorende opdracht.
 
Opdracht 11A
  • Ga naar: http://www.universiteitvannederland.nl/college/gaat-je- geheugen-kapot-als-je-teveel-voor-je-computer-hangt/
  • Bekijk dit college.
  • Maak aantekeningen over de hoofdzaken die besproken worden.
  • Noteer de woorden die je niet kent.
  • Zoek na afloop de betekenis van de moeilijke woorden op in een woordenboek.
  • Maak een samenvatting van wat er in het college uitgelegd is. Een medeleerling die dit filmpje niet gezien heeft, moet begrijpen waarover het gaat, als hij jouw samenvatting leest.

Opdracht 11B

  • Vergelijk met twee of drie klasgenoten of jullie samenvattingen ongeveer hetzelfde zijn.
  • Bespreek de verschillen. Waarom moet iets er wel of juist niet in?
  • Maak een samenvatting waarin volgens jullie groepje alle hoofdzaken vermeld worden.

Huiswerk:

  1. Schrijf een advies aan leeftijdgenoten naar aanleiding van het college van De universiteit van Nederland getiteld Gaat je geheugen kapot als je teveel voor je computer hangt? Gebruik 250 tot 300 woorden.
  2. Schrijf een advies aan de schoolleiding naar aanleiding van datzelfde college. Gebruik ook hiervoor 250 tot 300 woorden. Gebruik hierbij je aantekeningen en de vragen en antwoorden daarop.
 

 

Literaire Vaardigheden

 

 

 

 

 

 

 

Cursus 6 Literatuur en film

Stel dat jou gevraagd wordt een fragment uit een spannend boek te verfilmen. Hoe pak je dat dan aan? Cursus 6 van Laagland, literatuur en lezer gaat over de verfilming van verhalen. Hoe wordt in een film een verhaal verteld? Je leert overeenkomsten van en verschillen tussen speelfilms en geschreven verhalen en toneel. Je leert hoe een speelfilm wordt gemaakt. Ook leer je wat bijzonder is aan film als medium om een verhaal te vertellen.

In overleg met je docent werk je een aantal opdrachten uit voor dit onderdeel. Elke docent bepaalt voor zijn/haar klas welke opdrachten dit zijn uit de literatuurmethode. Het uitgangspunt en de basis is steeds de theorie uit het theorieboek.

 

Theorieboek blz. 57 t/m 64 bestudeer de volgende paragrafen:

1 Film tegenover toneel en verhaal

  1.1 Massamedium

  1.2 Speelfilm

2 Verfilming van literatuur

  2.1 Verfilming

  2.2 Betekenistoekenning

3 Productie van speelfilm

4 Filmspecifieke kenmerken

  4.1 Montage

  4.2 Rol van de camera

  4.3 Andere speelfilmelementen

 

Verwerkingsboek blz. 49 t/m 52

A Leeropdrachten - werk vragen en opdrachten 1 t/m 15 netjes uit in je schrift

B Leesopdrachten - werk deze uit in overleg met je docent Nederlands

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Cursus 7 Literatuur, maker en maatschappij

Hoe komt een schrijver aan zijn onderwerpen? Hoe belangrijk is een uitgeverij of een lovende recensie in een krant? Cursus 7 van Laagland, literatuur en lezer gaat over de schrijver en de economische en maatschappelijke aspecten van literatuur. Om te kunnen publiceren is een schrijver afhankelijk van een uitgeverij. Recensies (literaire kritieken) en literaire prijzen zijn belangrijk voor het aanzien van een schrijver en boeken. Maatschappelijke oordelen bepalen de status van boeken.

In overleg met je docent werk je een aantal opdrachten uit voor dit onderdeel. De docent bepaalt voor zijn/haar klas welke opdrachten dit zijn. Het uitgangspunt/de basis is hierbij steeds de theorie uit de literatuurmethode.  

 

Theorieboek blz. 65 t/m 72 bestudeer de volgende paragrafen:

1 De literaire auteur

1.1 Schrijvers

  1.2 Literatuuropvattingen

2 De literaire achtergronden

  2.1 Literaire uitgeverijen

  2.2 Literaire kritiek

  2.3 Literaire prijzen

  2.4 Maatschappelijke erkenning en status

 

Verwerkingsboek blz. 53 t/m 57

A Leeropdrachten - werk 1 t/m 12 netjes uit in je schrift

B Leesopdrachten - werk deze uit in overleg met je docent

 

 

 

 

 

 

 

Literaire vaardigheden

wordt afgesloten met een eindopdracht en/of

met een literatuurtoets voor een cijfer.


drie handige links

http://www.laagland-online.nl/laagland_student/begrippen/

http://www.lezenvoordelijst.nl

http://www.leesadviezen.nl/

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Docenten Nederlands

  • Het arrangement Taaltalent Nederlands H4 Module 3 CSW Werkt is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteurs
    Conny van der Meer Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2017-03-15 09:58:50
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    van der Meer, Conny. (z.d.).

    Taaltalent Nederlands H4 Module 3 CSW Werkt

    https://maken.wikiwijs.nl/65052/Taaltalent_Nederlands_H4_Module_3_CSW_Werkt

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.