a Leesstrategieën

 

 

 

Met de juiste leesstrategie kun je al vrij snel het tekstdoel bepalen. Het woord zegt het al, het doel is de bedoeling van de tekst. Wat wordt er met de tekst precies bedoeld en wat is het doel van de schrijver? Daar gaat het om. Is de tekst bedoeld om ervan te leren, of is er misschien een andere doelstelling? Je ziet nog meer voorbeelden in het overzicht hieronder.

Er zijn diverse tekstsoorten, bij elk tekstdoel past wel een tekstsoort. Zo heeft een tekst die bedoeld is om er iets van te leren een informerend tekstdoel. Daar passen ook bepaalde tekstvormen bij. Een studieboek bijvoorbeeld is meestal erg overzichtelijk ingedeeld, gericht op informatie-overdracht. Hieronder zie je in het overzicht, hoe de verschillende tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen elkaar versterken:

 

Tekstdoel

Tekstsoort

Tekstvorm

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Tekstdoel

 

Tekstsoort

 

Tekstvorm

De schrijver geeft de lezer vooral informatie.

Informatieve teksten

Voorbeelden: schoolboekteksten, teksten in studieboeken, nieuwsberichten, artikelen in kranten en tijdschriften, gebruiksaanwijzingen, recepten, handleidingen.

De schrijver brengt vooral een mening naar voren en probeert de lezer ervan te overtuigen dat zijn mening juist is. Hierbij gebruikt hij argumenten.

Betogende teksten

Voorbeelden: boek- of filmbesprekingen, ingezonden brieven, betogen.

De schrijver spoort de lezer vooral aan iets te gaan doen.

Aansporende of activerende teksten

Voorbeeld: reclame teksten

De schrijver wil de lezer vooral vermaken door iets boeiends, ontroerends of bijzonders te vertellen.

 

Amuserende teksten

Voorbeelden: jongerenromans, gedichten.

 

Leesstrategieën

 

 

 

 

 

Hieronder zie je de leesstrategieën schematisch weergegeven.  

Waar moet je op letten bij een tekst?

Hier gaat het om de zakelijke (non-fictie)teksten.

Waar moet je op letten bij een boek?

Hier gaat het om de informatieve (non-fictie, leer-, school-)boeken.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1 Oriënterend lezen

2 Globaal lezen

3 Intensief lezen

4 Kritisch lezen

Doel

een eerste indruk krijgen

van een tekst

onderwerp /hoofdgedachte

/publiek bepalen

hoofdzaken uit de tekst halen

een tekst helemaal begrijpen

een tekst beoordelen

Let op bij een tekst

titel, tussenkopjes, illustraties, inleiding, slot, cursieve of vette tekst, schrijver, bron

kernzinnen (meestal de eerste of de laatste zin van een alinea),

signaalwoorden / signaalzinnen

betekenis van woorden, verwijswoorden, verbanden, opbouw, tekstdoel

Is de informatie juist, volledig en actueel?

Zijn de argumenten eerlijk, overtuigend en logisch-samenhangend?

Let op bij een boek

inhoudsopgave, register, flaptekst, schrijver, uitgever