Verhaalanalyse havo 4 2022 - 2023

Verhaalanalyse havo 4 2022 - 2023

Literatuur vs lectuur

In H4 en H5 lees je literatuur. Maar wat is nu precies literatuur en wat is lectuur (= alle boeken die niet literair zijn)? Als eerste is het belangrijk te weten dat niet iedereen het altijd eens is over wat precies literatuur is en wat niet. Soms wordt een boek door de ene persoon als erg literair aangemerkt, terwijl een ander het niet literair vindt. Daarover leer je later in H4 en H5 meer.

Voor nu is het belangrijk dat je een aantal punten kent waarop je moet letten om te kunnen bepalen of een boek literair is of niet.

1. Thema:

Bij literatuur wil de schrijver de lezer laten nadenken over het thema. Literaire werken zullen vaker maatschappijkritisch zijn: het boek laat je nadenken over dat wat er in de maatschappij gebeurt en over hoe er door de meeste mensen over wordt gedacht.

2. Voorspelbaarheid:

Lectuur heeft over het algemeen minder diepgang en is nogal voorspelbaar. Je weet als lezer al snel hoe het verhaal zich zal ontwikkelen. Lectuur heeft vaak een mooi gesloten einde en de open plekken zijn ingevuld aan het eind van het boek. Een literair werk heeft vaker een open einde: je hebt nog steeds vragen wanneer het boek uit is. Daarnaast gebeuren er in een literair boek vaak onverwachte dingen: het verhaal loopt net iets anders als je had gedacht.

3. Personages:

De personages in literaire boeken maken een ontwikkeling door en zijn minder types, de personages handelen minder volgens vaste rolpatronen. Je leert de personages goed kennen: hun gedachten, gevoelens en ideeën worden duidelijk in het boek.

4. Taalgebruik:

Het taalgebruik is in lectuur nogal eenvoudig en minder origineel dan in literatuur. In literatuur vind je moeilijkere woorden, langere zinnen en meer figuurlijk taalgebruik: er wordt meer gebruik gemaakt van verschillende stijlfiguren.

5. Structuur

In de literatuur wordt de structuur van een verhaal ingewikkelder. Er wordt met tijd gespeeld bijvoorbeeld, er is sprake van perspectiefwisseling, ruimtes worden gedetailleerder beschreven. Door wijzigingen aan te brengen in de structuur kan de schrijver ook de spanning in een boek verhogen. De structurele verhaalanalyse is een belangrijke factor in de literatuur en daarom is het belangrijk dat je de begrippen uit deze verhaalanalyse kent.

Verhaalanalyse theorie

Thema

Het thema is eigenlijk waar het verhaal over gaat. In de literatuur kan alles wat in een mensenleven voor kan komen een thema zijn. Vaak zijn het onderwerpen/thema's uit een mensenleven, waar mensen mee om moeten leren te gaan, bijvoorbeeld de dood, scheiding, pesten, dementie, maar ook liefde, want ook liefde kan soms knap ingewikkeld zijn. Het zijn vaak thema's waar iedereen mee te maken kan krijgen.

Je kunt het thema kort en bondig weergeven, in één of een paar woorden (dood, liefde, geloof).  Soms is het thema uitgebreider (de manier waarop de samenleving omgaat met immigratie of het zoeken naar een eigen identiteit) of genuanceerder (liefde tussen een moeder en zoon).

Motieven

Elementen die steeds terugkeren in het verhaal, noem je motieven. Dit kunnen voorwerpen zijn, maar ook gevoelens of mensen bijvoorbeeld. De motieven vormen samen het thema van het verhaal: als je naar alle motieven kijkt, dan leiden ze je automatisch naar het thema.

We onderscheiden drie soorten motieven:

  • Abstracte motieven

      Het gaat hierbij over abstracte (ongrijpbare) begrippen als onmacht, liefde, toeval, eenzaamheid, oorlog.       Deze motieven herken je omdat ze in het echte leven en ook in andere verhalen voorkomen.

  • Leidmotieven

     Het gaat hier over terugkerende zaken, zoals een voorwerp, een lied, een kleur, een gevoel. Deze motieven      herken je omdat ze meerdere keren terugkomen binnen het verhaal. Ook kunnen leidmotieven een symbolische betekenis hebben. Een dobbelsteen bijvoorbeeld staat symbool voor toeval en kan een leidmotief zijn.

  • Klassieke motieven

      Het gaat hier om verhaalelementen die we al in klassieke verhalen tegenkomen. Denk aan het oedipusmotief (te sterke en vaak seksuele liefde van een zoon voor zijn moeder of dochter voor haar vader) en het assepoestermotief.

Personages

In een verhaal komen personages voor. Deze personages zijn de spelers van het verhaal. Niet alle personages zijn even belangrijk en je komt waarschijnlijk niet over alle personages even veel te weten.


Er bestaan verschillende soorten personages:

Hoofdpersonages
Het hoofdpersonage is de figuur waar het verhaal om draait. Het is het belangrijkste personage in het verhaal en je komt over deze figuur het meeste te weten. Vaak probeert de schrijver ervoor te zorgen dat de lezer zich in kan leven in het hoofpersonage. Dat doet hij door veel informatie te geven over de figuur. Denk hierbij aan informatie over het uiterlijk, het karakter en de gevoelens en emoties.
Het kan natuurlijk ook zo zijn dat er meerdere hoofdpersonages in een verhaal zitten.

Bijpersonages
De bijpersonages vervullen een minder belangrijke rol in het verhaal. Ze komen wel vaker terug in het verhaal en zijn belangrijk voor het verloop van het verhaal / het hoofdpersonage. Over de bijpersonages krijg je als lezer minder informatie dan over het hoofdpersonage.

Achtergrondfiguren of figuranten
Elk verhaal kent achtergrondfiguren of figuranten. Dit zijn personages die in het verhaal zitten, omdat ze 'nu eenmaal' in de echte wereld ook voorkomen. Denk aan een postbode, klasgenoten, voorbijgangers, winkelmedewerkers etc. Het zijn personages die geen invloed uitoefenen op het verhaal, maar 'gewoon aanwezig zijn' in het verhaal.

 

Zoals je gelezen hebt, kent een verhaal soorten personages. Naast een keuze voor een soort personage, kan de schrijver er nog voor kiezen om zijn personages een vol karakter of een vlak karakter te geven.

Vol karakter
Er worden veel eigenschappen van dit personage gegeven. Zo krijg je informatie over het uiterlijk en het karakter. Ook maakt het personage vaak een verandering door en krijg je informatie over de gevoelsens van het personage. Met andere woorden: je komt veel te weten over een personage met een vol karakter.

Vlak karakter
Over een personage met een vlak karakter kom je relatief weinig te weten. Je weet als lezer niet meer dan het strikt noodzakelijke.  Je kunt een vlak karakter herkennen aan: weinig informatie, nauwelijks verandering of ontwikkeling in het verhaal.

Perspectief

Het kan belangrijk zijn te weten bij welk personage het perspectief ligt om de gebeurtenissen op de juiste waarde te schatten. Een perspectief kan sterk gekleurd zijn door het personage bij wie het perspectief ligt. Zo zal een boek over pesten anders zijn wanneer het vanuit een dader wordt beschreven dan wanneer het vanuit een slachtoffer wordt beschreven. Soms treden er ook perspectiefwisselingen op in een verhaal.

We onderscheiden de volgende perspectieven:

  1. Ik-perspectief
    Er is een ik-figuur die beschrijft wat hij meemaakt of heeft meegemaakt. De ik-figuur is tevens
    de ik-verteller.
  2. Personaal (hij/zij-) perspectief
    Er is een hij- of zij-figuur door wiens ogen je de gebeurtenissen meemaakt. Je hebt hier te maken
    met een hij/zijverteller (= personale verteller)
  3. Alwetend of auctoriaal perspectief
    De alwetende (auctoriale) verteller neemt niet deel aan de handeling en geeft commentaar op de gebeurtenissen.

Ruimte

Onder de ruimte verstaan we niet alleen de plaats van handeling (Amsterdam, een dorp in Brabant), maar ook het weer, seizoen, verleden en toekomst: de aankleding van de ruimte. De ruimte zorgt voor sfeer en spanning. Zo kun je een verhaal over eenzaamheid zich af laten spelen in een klein dorp, in een oud huis dat kraakt, in de winter wanneer het sneeuwt. Op deze manier zorgt de ruimte er voor dat het thema (eenzaamheid) duidelijker naar voren komt.

De ene schrijver besteedt meer aandacht aan de beschrijving van de ruimte dan de andere schrijver. Een goede passende ruimte kan voor meer spanning in het boek zorgen.

Tijd

De historische tijd is de tijd waarin het verhaal zich afspeelt. Dit staat niet altijd letterlijk vermeld in het verhaal. Soms kan je het heel makkelijk bepalen: een oorlogsroman speelt zich vaak af tussen 1940 en 1945. Ook kun je door te letten op de details in een boek (iemand belt vanuit een telefooncel) ook afleiden in welke tijd het verhaal zich afspeelt.

De vertelde tijd geeft aan hoelang de gebeurtenissen hebben geduurd (uren, dagen, jaren…).
De verteltijd is de tijd die schrijver nodig heeft om het verhaal te vertellen (je drukt de verteltijd uit in regels, pagina’s).

Worden de gebeurtenissen in de volgorde verteld waarin ze zich hebben afgespeeld dan noem je het een chronologisch verhaal.
Een flashback onderbreekt de chronologie van een verhaal, is een terugblik in het verleden.
Een flashforward verwijst naar iets wat nog te gebeuren staat.
Als de schrijver stukken tijd samenvat in een aantal woorden spreek je van tijdverdichting.
Je spreekt van een tijdsprong als de schrijver periodes overslaat (regels wit) en daar geen woorden aan besteedt.
Laat de schrijver de gebeurtenissen langer duren dan ze normaal aan tijd gekost zouden hebben dan maakt hij gebruik van tijdvertraging.

Een schrijver speelt met de tijd (gebruikt flashbacks, tijdverdichting, tijdssprongen en vertraging) om de spanning in het verhaal te verhogen.

 

Spanning

Spanning in een boek ontstaat wanneer je als lezer vragen hebt die je beantwoord wil hebben. Bij een thriller krijg je vaak de vraag: wie heeft het gedaan? In literaire boeken kan een schrijver voor spanning, voor vragen, zorgen door open plekken te creëren in een verhaal. Deze open plekken zorgen voor spanning, zorgen ervoor dat een lezer wil weten hoe het verhaal verder gaat.​

Open plekken zijn plekken in een verhaal die vragen oproepen bij de lezer.Je krijgt bijvoorbeelde tegenstrijdige informatie en je moet er dan achter komen wat juist is. Ook kan een schrijver bepaalde informatie achterhouden. Een lezer kan zich ook afvragen waarom een personage zich gedraagt zoals hij zich gedraagt. Het zijn dus nog niet ingevulde stukken van een verhaal die je als lezer wil invullen. Door middel van flash-backs en flash-forwards krijg je steeds meer informatie of kleine aanwijzingen die er ook voor zorgen dat de spanning verhoogd wordt.

 

Einde

Schrijvers kunnen kiezen voor een open of een gesloten einde. Bij een gesloten einde heb je als lezer geen vragen meer; alles is op het einde van het boek duidelijk. Bij een open einde heb je als lezer nog wel vragen: je wil vaak nog weten hoe het verder gaat, hoe het echt afloopt met een personage.

 

Titel

Een titel van een boek is nooit zomaar gekozen. Deze houdt vaak verband met het thema of met motieven uit het verhaal: Hersenschimmen van Bernlef gaat over dementie (de man heeft hersenschimmen/ziet dingen die er niet zijn). Ook kan de titel verwijzen naar een bepaalde gebeurtenis: De Aanslag van Harry Mulisch verwijst duidelijk naar de belangrijkste gebeurtenis uit het boek. De titel geeft je vaak een aanwijzing voor het thema of een motief van het verhaal.

Korte verhalen

De uitreiking van de P.C. Hooftprijs aan Marga Minco leverde een pijnlijke onthulling op - De Volkskrant 7-6-2019
Bij de uitreiking van de P.C. Hooftprijs wordt onthuld wat de ware familienaam is van de familie Dorling uit Het Adres

De bewariërs komen te pas - NRC 13-06-2019
Column over de bekendmaking van de ware familienaam uit Het Adres.

Opdracht

Nu ben jij aan de beurt!

Je hebt kennis genomen van de theorie uit de verhaalanalyse en je hebt die kennis gebruikt bij het lezen van een aantal korte verhalen.

Nu ga je je kennis toepassen en zelf een kort literair verhaal schrijven. Dit verhaal wordt beoordeeld door je docent en je krijgt er een cijfer voor.

Volg de stappen....

 

1. Personages

Kies uit onderstaande rij een personage voor je verhaal. Maak vervolgens een woordweb over je personage. Schrijf zoveel mogelijk op en probeer ook verder te denken dan de ideeën die je meteen naar binnen schieten. Schrijf je personage in het midden en werk van daaruit verder, je maakt ook nieuwe takken vanuit de woorden die je als eerste opschrijft. Het is niet goed of fout, je hebt 4 minuten. GO!

 

WIE?

Hond

Schaatser

Een kleuter

Een dief

Een soldaat

Een postbode

Een melkboer

Een slager

Een bakker

2. Ruimte, tijd en handeling

Bekijk de onderstaande tabellen en kies uit de onderdelen Wat? Waar? Wanneer? steeds 1 optie en maak daarmee drie verschillende combinaties. Schrijf bij iedere combinatie in steekwoorden heel kort een idee voor een verhaal op, het personage uit de vorige opdracht speelt steeds de hoofdrol. Je krijgt dus in totaal drie verhaalideeën, minder mag niet. Je hebt hiervoor 7 minuten de tijd, dus go, go, go!

 

Wat? Waar? Wanneer?
eten op de kermis in de herfst
koken in een winkel midden in de nacht
afgestaan op school in de winter
verraden in de kerk in de lente
misverstand in de fabriek in de zomer
bezoeken in het bos tijdens carnaval
familie-uitje bij het water tijdens kerst
verloren op de markt op zondag
ontmoeten bij de molen tijdens een dansavond

 

3. Thema

Kies een van de drie verhaalideeën die je hebt bedacht en schrijf een verhaal van ongeveer 300 woorden. Je hebt 20 minuten de tijd om te schrijven.

Lees de theorie over thema en motieven nog een keer.

Welk thema heeft je verhaal? Welke motieven zitten er in je verhaal? Welke motieven kan je nog toevoegen aan je verhaal?

Noteer je antwoorden.

 

4. Spanning

Lees je verhaal nog een keer.

Welke spanning zit er in je verhaal? Wat wil de lezer weten wanneer hij jouw verhaal leest? Waar is de lezer nieuwsgierig naar?

Hoe wek je de spanning op in jouw verhaal?

Welke spanning wil je dat er in je verhaal is en hoe zorg je ervoor dat die spanning er komt?

Lees de theorie over spanning nog eens terug en denk aan de korte verhalen die we hebben gelezen. Noteer vervolgens de antwoorden op deze vragen.

5. Perspectief

Bij de stap 1 heb je een personage voor je verhaal gekozen. Misschien zijn er bij de stappen daarna nog personages bijgekomen en heb je meerdere personages in je verhaal.

Vanuit welk perspectief vertel je het verhaal: vanuit het ik-perspectief, het hij-perspectief of de alwetende verteller? Wat doet het met je verhaal als je wisselt van perspectief?

Is het perspectief dat je had, het beste perspectief voor jouw verhaal, of ga je wisselen van perspectief?

Noteer de antwoorden op deze vragen.

 

6. Tijd

Je verhaal begint steeds meer vorm te krijgen. Het is nu belangrijk om na te denken over de tijd van het verhaal, over de vertelde tijd en over de verteltijd. Denk goed na over je tijdkeuzes: de vertelde tijd en de tijdvolgorde moeten passen bij jouw verhaal. Bovendien kunnen flash-backs, flash-forwards, vertragingen en tijdverdichtingen de spanning in je verhaal verhogen.

Het moet altijd duidelijk zijn voor de lezer in welke tijd het verhaal zich bevindt.

 

Lees je verhaal nog eens.

Wat is de vertelde tijd van je verhaal? En waarom kies je daarvoor? Dus, waarom verstrijkt er in jouw verhaal een week? Of waarom duren de gebeurtenissen in je verhaal maar een dag? Geef zo nauwkeurig en uitgebreid mogelijk antwoord op de vragen.

Wat is de tijdvolgorde van je verhaal? Met andere woorden: is je verhaal chronologisch? Waarom wel of waarom niet? Welke flashbacks en/of flashforwards komen in je verhaal voor? Waarom?

Welke aanpassingen in de 'tijd' ga je doen?

Noteer de antwoorden op deze vragen.

.

7. Einde

Bij deze opdracht ga je goed nadenken over de afloop van je verhaal. Wat gebeurt er in de laatste zinnen van de tekst? Hoe eindigt de verhaallijn? Zoals je bij de theorie hebt gezien, onderscheiden we bij de verhaalanalyse twee verschillende verhaaleindes: een open einde en een gesloten einde.

Waarom vind je jouw keuze goed passen bij jouw verhaal? Zijn er nog dingen die je aan wil passen?

 

Noteer de antwoorden op deze vragen.

8. Titel

Je verhaal is af. Er ontbreekt echter nog een belangrijke stap: het bedenken van een passende titel. Lees de theorie over de titel nog eens door.

Wat is een passende titel voor jouw verhaal?

 

9. Omslag

Ontwerp je eigen omslag van jouw verhaal. Dat betekent dat je zowel de voorkant als de achterkant van de boekenkaft moet ontwerpen.

Op de voorkant verschijnt uiteraard de titel en de naam van de auteur, samen met een passende afbeelding.

Op de achterkant verschijnt de volgende informatie:
- Een stukje tekst over de inhoud van het verhaal
- Een afbeelding van de schrijver, inclusief informatie over de schrijver
- Een quote uit een recensie.

Voor voorbeelden en om inspiratie op te doen, kun je natuurlijk altijd een bezoek brengen aan de mediatheek en eens wat boeken bekijken.

Eindproduct: dit lever je in!

Als je alle stappen doorlopen hebt, heb je nu een verhaal dat je goed overdacht hebt en dat goed in elkaar zit. Je bent begonnen met het verzamelen van ideeën en je bent stap voor stap tot een gestructureerd verhaal gekomen. Een verhaal dat als het goed is literair is.

Dit lever je in bij je docent:

- Je verhaal, inclusief titel en omslag (het verhaal is minimaal 600 woorden en maximaal 1000 woorden, inclusief titel).

- In hetzelfde document noteer je per stap (1tm9) de antwoorden op de vragen die daar gesteld werden. Zo laat je aan je docent zien over welke dingen je hebt nagedacht en hoe je tot dit verhaal bent gekomen.

Dit document lever je via de studiewijzer in SOM in bij je docent op de afgesproken datum. Je krijgt een cijfer voor deze opdracht met een weging van 10.

  • Het arrangement Verhaalanalyse havo 4 2022 - 2023 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteurs
    Marloes Musters Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2022-09-12 16:01:14
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Theorie verhaalanalyse, gekoppeld aan een creatieve schrijfopdracht.
    Leerniveau
    HAVO 4;
    Leerinhoud en doelen
    Nederlands; Literatuur;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    12 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    creatief schrijven, literatuur, verhaalanalyse

    Bronnen

    Bron Type
    De uitreiking van de P.C. Hooftprijs aan Marga Minco leverde een pijnlijke onthulling op - De Volkskrant 7-6-2019
    https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/de-uitreiking-van-de-p-c-hooftprijs-aan-marga-minco-leverde-een-pijnlijke-onthulling-op~b7cc5730/?referer=https%3A%2F%2Fduckduckgo.com%2F
    Link
    De bewariërs komen te pas - NRC 13-06-2019
    https://www.nrc.nl/nieuws/2019/06/13/de-bewariers-komen-te-pas-a3963517
    Link
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.