1. Personages

Kies uit onderstaande rij een personage voor je verhaal. Maak vervolgens een woordweb over je personage. Schrijf zoveel mogelijk op en probeer ook verder te denken dan de ideeën die je meteen naar binnen schieten. Schrijf je personage in het midden en werk van daaruit verder, je maakt ook nieuwe takken vanuit de woorden die je als eerste opschrijft. Het is niet goed of fout, je hebt 4 minuten. GO!

 

WIE?

Hond

Schaatser

Een kleuter

Een dief

Een soldaat

Een postbode

Een melkboer

Een slager

Een bakker