Je verhaal begint steeds meer vorm te krijgen. Het is nu belangrijk om na te denken over de tijd van het verhaal, over de vertelde tijd en over de verteltijd. Denk goed na over je tijdkeuzes: de vertelde tijd en de tijdvolgorde moeten passen bij jouw verhaal. Bovendien kunnen flash-backs, flash-forwards, vertragingen en tijdverdichtingen de spanning in je verhaal verhogen.
Het moet altijd duidelijk zijn voor de lezer in welke tijd het verhaal zich bevindt.
Lees je verhaal nog eens.
Wat is de vertelde tijd van je verhaal? En waarom kies je daarvoor? Dus, waarom verstrijkt er in jouw verhaal een week? Of waarom duren de gebeurtenissen in je verhaal maar een dag? Geef zo nauwkeurig en uitgebreid mogelijk antwoord op de vragen.
Wat is de tijdvolgorde van je verhaal? Met andere woorden: is je verhaal chronologisch? Waarom wel of waarom niet? Welke flashbacks en/of flashforwards komen in je verhaal voor? Waarom?
Welke aanpassingen in de 'tijd' ga je doen?
Noteer de antwoorden op deze vragen.
.