Verzorging klas 1 - 3 Uiterlijk

Verzorging klas 1 - 3 Uiterlijk

1 Je uiterlijk

Veel mensen vinden hun uiterlijk belangrijk, maar op jouw leeftijd is dat zeker het geval. Je vraagt je af: zit mijn haar goed? Wat vinden mijn vrienden of vriendinnen van mijn kleding? Je wilt graag een uiterlijk dat bij je past. In dit thema leer je hoe je daar zelf invloed op kunt hebben. Je leert hoe je je lichaam kunt verzorgen en waar je op kunt letten als je kleding koopt.

 

1.1 Uiterlijke kenmerken

Veel jongeren voelen zich onzeker over hun uiterlijk. Je uiterlijk heeft te maken met je lichaam. Aan sommige lichamelijke kenmerken kun je zelf weinig veranderen. Bijvoorbeeld: De kleur van je ogen, de vorm van je gezicht en je lichaamsbouw. Die kenmerken heb je bij je geboorte meekregen. Je hebt ze van je ouders geerfd. Op andere lichamelijke kenmerken kun je zelf invloed hebben. Je kunt bijvoorbeeld je haar op verschillende manieren dragen. Je uiterlijk heeft ook te maken met je kleding. Je kunt kiezen voor allerbei soorten kleding en schoeisel.

Je kiest de uiterlijke kenmerken die bij jou passen. Bijvoorbeeld de kleur van je ogen. Ze moeten ook passen bij je karaktereigenschappen. Karaktereigenschappen zijn bijvoorbeeld: je bent verlegen, vriendelijk, behulpzaam, trouw, vrolijk, je kunt goed luisteren.

1.2 Uitstraling

Als anderen je voor het eerst zien, krijgen ze een indruk van jou. De indruk die je op anderen maakt, noemen we uitstraling. Je uitstraling wordt bijvoorbeeld bepaald door je gezichtsuitdrukking, je lichaamshouding en je kleding. Ook belangrijk is de manier waarop je jezelf en je kleding verzorgt. Nog belangrijker voor je uitstraling zijn je karaktereigenschappen. Jouw uitstraling is belangrijk voor de meming die andere mensen op jou hebben.

Jij bepaalt zelf hoe je eruitziet. Maar ook andere mensen kunnen hierop invloed hebben. Je houdt rekening met de mening van andere mensen over je uiterlijk. Je vindt het leuk als anderen je kleren of je haar mooi vinden. Soms wil je een goede indruk maken.

 

 

1.3 Opdracht contactadvertentie

  Opdracht:
Doel: beschrijving innerlijke en uiterlijke kenmerken

 

  1. Stel je zelf voor

  2. Beschrijf je uiterlijk

  3. Wat voor type ben jij? Beschrijf innerlijk + hobby’s

  4. Waar ben je naar op zoek?

  5. Beschrijf uiterlijk van het meisje/ de jongen

  6. Wat voor type moet hij/ zij zijn?

  7. Welke hobby’s moet hij/ zij hebben? Wat moet hij/ zij leuk vinden?

  8. Wat wil je met hem/ haar doen?

  9. Hoe ga je elkaar ontmoeten? (niet je echte naam + telefoonnummer geven)


Werk de advertentie op de computer uit. Gebruik het hele blaadje. Leuke versiering/ duidelijk lettertype leveren extra punten op.

 

      

 

2 Je verandert

2.1 Je lichaam

Tussen je elfde en zestiende jaar verander je. De periode tussen elf en zestien jaar noemen we puberteit. In je lichaam worden in de puberteit meer geslachtshormonen gemaakt. Geslachtshormonen zorgen ervoor dat je lichaam volwassen wordt. Je kunt kinderen verwekken of zwanger worden: je kunt je voortplanten.



Meisjes gaan menstrueren: ze worden ongesteld. In de puberteit begin je ook sneller te groeien (de groeispurt).De geslachtshormonen hebben invloed op je huid, je zweetklieren en bij jongens op de baardgroei. Dit betekent dat je jezelf anders moet gaan verzorgen. Onder invloed van geslachtshormonen verander je ook geestelijk. Hier leer je meer over in klas 2.

 

2.2 Je huid

Je hele lichaam is bedekt met huid. In je huid zitten onder andere zweetklieren en talgklieren. Zweetklieren produceren zweet. Dat zweet komt door een afvoerbuisje op je huid. Het uiteinde van zo'n afvoerbuisje is een opening in je huid. Zo'n opening noem je een porie. Het zweet op je huid verdampt. Door verdamping van het zweet koelt je lichaam af.

Op je huid zitten altijd bacterien. Deze bacterien veranderen het zweet. Het zweet gaat dan stinken (zweetlucht). Een ander woord voor zweten is transpieren. Talgklieren produceren talg (huidsmeer). Talg is een vettige stof die je huid soepel houdt en je beschermt, bijvoorbeeld tegen uitdrogen. Talg maakt ook dat je haar glanst.

Tijdens de puberteit wordt extra veel talg en zweet gemaakt. Hierdoor kun je last krijgen van vet haar, een vette huid, jeugdpuistjes en een sterkere transpiratie. Na de puberteit wordt dat meestal vanzelf weer beter.

Je huid wordt vuil door stof, zweet, talg en huidschilfers. Daarom is een goede hygiene belangrijk. Hygiene betekent: schoon zijn. Door een goede hygiene is de kans op ziekten kleiner.

Je houdt je lichaam firs en schoon als je jezelf regelmatig wast. Het is niet goed voor je huid als je elke dag zeep gebruikt. Zeep verwijdert het vuil van je huid, maar ook het laagje talg, vooral als je de zeepresten niet goed wegspoelt. Resten van make-up kunnen de porien verstoppen. Verwijder ze daarom voor het slapen gaan.

In de huid van je handen, voeten en oksels zitten veel zweetklieren. De huid is op deze plaats dikker dan op de andere plaatsen van je lichaam. Je kunt handen, voeten en oksels wel dagelijk met zeep wassen.

Deodorant is een middel tegen de transpiratielucht onder je oksels. Het verbergt de geur en je kunt je daardoor prettiger voelen. Je voeten zitten een hele dag opgesloten, waardoor je gemakkelijk last krijgt van zweetvoeten. Droog ze na het wassen goed af en trek iedere dag schone sokken aan van wol of katoen. Draag bij voorkeur schoenen met een bovenwerk van leer en wissel regelmatig van schoenen. De schoenen worden dan goed droog.

Sommige mensen zijn allergisch voor bepaalde make-up, zeep of andere huidverzorgdende producten. Ze krijgen dan last van uitslag of jeuk. Dit noem je ook wel overgevoelig. In dat geval kan je beter een ander product proberen of advies vragen bij je huisarts, bij een apotheek of bij een schoonheidsspecialiste.

 

2.3 Verzorging geslachtsorganen

Je kunt je geslachtsorganen het beste elke dag met water wassen. De huid van de geslachtsorganen is erg dun en kan slecht tegen zeep. Het is verstandig om van voren naar achteren te wassen, dus in de richting van de anus (poepgaatje). Je hebt dan een kleinere kans op een blaasontsteking. Dat geldt vooral voor meisjes.

Bij jongens kan talg tussen de voorhuid en de eikel van de penis blijven zitten. Er kan dan een onsteking ontstaan. Jongens kunnen dat voorkomen door bij het wassen de voorhuid van de eikel terug te schuiven en dat deel goed te wassen. Soms wordt bij jongens een stukje van de voorhuid weggesneden: besnijdenis. Ze kunnen hun penis gemakkelijker schoonhouden.

Tijdens de menstruatie is een goede hygiene heel belangrijk. Een meisje kan maandverband of tampons regelmatig verwisselen en kan zich vaker wassen en vaker een schoon slipje aandoen. Zo ontstaan meestal geen nare geurtjes. Gooi gebruikt maandverband of tampons niet in de wc. Ook als je maagd bent, kun je een tampon gebruiken.

Het maagdenvlies is geen vlies maar een verdikt randje aan het begin van de vagina. Bij de meeste meisjes is er voldoende ruimte voor een tampon.

 

Afbeelding:

2.4 Mee-eters en jeugdpuistjes

In de puberteit hebben veel jongens en meisjes last van mee-eters en jeugdpuistjes. Mee-eters en jeugdpuistjes samen noem je acne. Door het uitknijpen van de puistjes heb je meer kans op littekens. Acne heb je meestal in je gezicht, maar ook op je borst en je rug komt het vaak voor. Je kunt acne niet voorkomen. Het is niet besmettelijk. Ook wordt het niet veroorzaakt door choloa of vet eten. Make-up kan de porien verstoppen en daardoor de kans op mee-eters vergroten.

 

Je hebt minder last van acne als je je goed wast met lauw water zonder zeep. Probeer zo veel mogelijk om van je gezicht af te blijven. Een goede nachtrust, veel beweging, zonlicht en gezonde voeding zorgen ervoor dat je huid gezonder wordt. Let op: te veel zonlicht is ook niet goed.

De meeste middeltjes die tegen acne in de handel zijn, helpen weinig. Als je erg veel last van acne hebt, kan je huisarts medicijnen voorschrijven. Deze medicijnen kunnen bijwerkingen hebben. Daarom kun je ze niet bij een drogist kopen. Ook een schoonheidsspecialiste kan je goed advies geven om acne te bestrijden.

 

2.5 opdrachten

 2.5
Opdracht A:
1. Welke stoffen in je lichaam veroorzaken de lichamelijke en geestelijke veranderingen in de puberteit?
2. Noem twee belangrijke veranderingen in de puberteit
3. Tijdens de puberteit word je lichamelijk volwassen. Wat is daarvan het gevolg?

Opdracht B:
1. Wat is de functie van zweet?
2. Waardoor kan zweet gaan stinken?
3. Noem drie functies van talg
4. Op welke vier manieren kan je huid vuil worden?
5. Waarom is een goede hygiene belangrijk?
6. Waarom is het niet goed voor je huid als je elke dag zeep gebruikt?

Opdracht C:
1. Meisjes kunnen het beste geslachtsorganen van voren naar achteren te wassen. Leg dat uit.
2. Wat is het voorbeel van een besnijdenis?
3. Hoe kan een meisje ervoor zorgen dat er tijdens de menstrautie geen nare geurtjes ontstaan?

Opdracht D:
1. Noem drie plaatsen van het lichaam waar vaak acne ontstaat.
2. Noem zes dingen die je kunt doen om zo weinig mogelijk last te hebben van acne.
3. Je kunt medicijnen tegen acne alleen met een recept van je huisarts kopen. Leg uit waarom.
4. Wat is het verschil tussen een mee-eter en een jeugdpuistje?

3 Functies van kleding en wat zit erin?

3.1 Kleding beschermt je

Een belangrijke functie van je kleding is bescherming. Je kleding beschermt je bijvoorbeeld tegen kou, warmte, zonnestraling of regen. Je kleding heeft nog meer functies.
Door je kleding laat je zien dat je bij een bepaalde groep hoort of dat je een sportieve indruk wilt maken.
Bij sommige beroepen is een uniform verplicht. De kleding dient als herkenning, bijvoorbeeld bij een politieagent.
Een arts en een verpleegkundige dragen hun uniform ook om hygienische redenen, net als een kok of een slager.
In sommige landen moeten scholieren een uniform dragen. Daaraan kun je zien op welke school iemand zit. Doordat alle leerlingen dezelfde kleren dragen, kun je aan de kleding niet zien of kinderen rijke of arme ouders hebben. Door je kleding kun je bepaalde dingen van je lichaam beter laten uitkomen of juist verbergen. Kleding kan je mooier maken. Ook je godsdienst kan belangrijk zijn. Veel islamitische vrouwen dragen een sluier of een hoofddoek. Veel joodse mannen dragen een keppeltje.
Bij sommige beroepen, sporten of situaties pseelt kleding een rol bij de veiligheid. Ook schoenen kunnen deze functies hebben. Bovendien geven goede schoenen je voeten je de juiste steun.

_________________________________________________________________________


 

 Opdrachten bij 3.1 Kleding beschermt je. Schrijf de antwoorden in je schrift.

1. Beschrijf de kleding die je nu aan hebt (alleen de kleding die anderen kunnen zien)

2. Waarom heb je deze kleding vanmorgen aangetrokken?

3. Zou je de kleding die je nu draagt ook aantrekken naar een feestje? Leg je antwoord uit.

4. Noem minstens twee eisen die je stelt aan een winterjas.

5. Gedraag jij je anders als je op straat een politieagent in uniform tegenkomt? Ja of Nee? Leg je antwoord uit.

6. Gedraag jij je anders als je in een ziekenhuis een verpleegkundige in uniform tegenkomt? Ja of Nee? Leg je antwoord uit.

7. Wat vind je van uniformen op school?

8. Wat vind je van mensen die in Nederland een bontjas dragen?

9. Hoe denk je over het dragen van bontkleding door eskimo's?

10. Welke zeven functies kan kleding hebben?

11. Welke functie hebben schoenen daarnaast ook nog?

3.2 Etiketten

Bea's moeder kijkt onder andere naar het samenstellingsetiket. Daaraan kun je zien van welke stof een kledingstuk is gemaakt. In elk kledingstuk in de winkel moet zo'n etiket zitten. Bea is allergisch voor bepaalde stoffen. Dan is het heel belangrijk om te weten van welke stof een kledingstuk is gemaakt.
Bea's moeder kijkt ook naar het onderhoudsetiket. Dit etiket geeft informatie over wassen, drogen en strijken van een kledingstuk. Sommige kledingstukken mag je niet wassen. Je moet daarmee naar een stomerij.

Bea is meer geinteresseerd in het merketiket. Soms staat het merk duidelijk zichtbaar op de buitenkant van het kledingstuk. Merkkleding is meestal duurder. Dat wil niet zeggen dat merkkleding beter is. Je betaalt niet alleen voor het kledingstuk, maar ook voor de naam van de fabrikant, het merk.

Tot slot is er ook nog een maatetiket dat aangeeft hoe groot een kledingstuk is. Soms is dat een getal, bijv. 36 of 40. Vaak is het een letter, bijvoorbeeld S, M, L of XL. Maat S van het ene merk is soms groter of juist kleiner dan maat S van het andere merk. Het is daarom altijd beter om een kledingstuk te passen.

 

 Opdracht bij 3.2 Etiketten (Teken dit in je schrift)

- Wat heb je nodig?
Twee kledingstukken van jezelf, bijvoorbeeld een trui, broek of jas.

- Wat moet je doen?
1. Bekijk de etiketten aan de binnenkant van je trui, broek of jas.
2. Teken de etiketten in het vak hieronder.
3. Schrijf erbij om welk kledingstuk het gaat.

 Extra opdracht: (Schrijf de antwoorden in je schrift)
Er bestaan verschillende letters die de maat in een kledingstuk kunnen aangeven. Vul in wat de letters betekenen.
Kies daarbij uit: extra large (extra groot) - large (groot) - medium (middelgroot) - small (klein)
1. S betekent ...
2. M betekent ...
3. L betekent ...
4. XL betekent ...

 Extra opdracht 2: (Schrijf de antwoorden in je schrift)
1. Wat staat er op het samenstellingsetiket van een kledingstuk?
2. Welke mensen zullen altijd naar het samenstellingsetiket kijken als ze kleding kopen?
3. Noem drie andere soorten etiketten die in kledingstukken zitten.
4. Waarom is merkkleding meestal duurder dan andere kleding?

3.3 Productie van kleding

De grondstoffen van kleding bestaan uit vezels. Door vezels in elkaar te draaien ontstaan draden. Deze draden kunnen tot stoffen worden geweven of gebreid.

We kunnen de vezels in drie groepen indelen:
1. Natuurlijke vezels
2. Synthetische vezels
3. Mengvezels

Natuurlijke vezels komen van planten of van dieren. Plantaardige vezels zijn katoen en linnen. Katoen komt van een katoenplant. Linnen komt van de vlasplant. Dierlijke vezels zijn wol en zijde. Wol komt meestal van schapen. Zijde komt van zijderupsen. Natuurlijke vezels zijn cremekleurig. Ze worden in de fabriek meestal gebleekt en geverfd.

Synthetische vezels worden gemaakt uit aardolie of steenkool. Er zijn veel verschillende synthetische stoffen, bijvoorbeeld nylon en polyester. Zij hebben allemaal ongeveer dezelfde eigenschappen.

Mengvezels bestaan uit een combinatie van natuurlijke en synthetische vezels. Deze vezels hebben de goede eigenschappen van beide vezelsoorten. Kleding van mengvezels is meestal minder duur en sterker dan kleding die is gemaakt van honderd prodcent natuurlijke vezels.

Afbeelding: Een katoenplant.


 

Youtube: Hoe ontstaat zijde?

Youtube: Spijkerbroek (15 min)

3.4 Kleding en milieu

De productie van kleding heeft gevolgen voor het milieu. Bij de productie van katoen en zijde worden vaak bestrijdingsmiddelen gebruikt die schadelijk zijn voor het milieu. Stoffen worden vaak gebleekt of geverfd. De bleekmiddelen en kleurstoffen zijn meestal schadelijk voor het milieu. Synthetische vezerls worden gemaakt van aardolie en steenkool. Deze grondstoffen raken een keer op. Bij de productie van synthetische vezels komen stoffen vrij die schadelijk zijn voor het milieu. Als je kleding wast, komen resten wasmiddel en kleurstoffen in het milieu.

 

Afbeelding: De levensloop van een rood T-shirt.

Sommige fabrikanten maken reclame met 'milieuvriendelijke katoen'. Bij de teelt van deze katoen worden minder bestrijdingsmiddelen gebruikt. Bij het verven worden kleurstoffen gebruikt die minder schadelijk zijn voor het milieu. Onafhankelijke instellingen controleren de productie van deze milieuvreindelijke kledingstukken. De kledingstukken kunnen dan een milieukenmerk krijgen. Er is ook milieuvriendelijke zijde en wol.

______________________________________________________________________________________________

Drie milieu-keurmerken

Het Eko-keurmerk garandeert dat de grondstof biologisch
en zo milieuvriendelijke mogelijk is geproduceerd.
Het keurmerk staat geen kinderarbeid in ontwikkelingslanden toe.

 

Het EU Eco-label verbiedt gebruik van stoffen die de mens
of het milieu schaden of de ozonlaag aantasten.
Beperkt gebruik van schadelijke stoffen is toegestaan.
Er zijn regels voor arbeidsomstandigheden en tegen kinderarbeid.
Het label wordt in de hele Europese Unie toegepast.

 

Het Milieukeur geeft aan dat de eindproducten worden
gecontroleerd en dat beperkt gebruik van schadelijke
stoffen is toegestaan. Afvalwater mag alleen via biologische
waterzuiveringsinstallaties worden geloosd.

_____________________________________________________________________________________________

 Opdracht bij 3.4 Kleding en milieu (Schrijf de antwoorden op in je schrift)

1. Bij de productie van katoen worden stoffen gebruikt die schadelijk zijn voor het milieu.
Noem drie stoffen.
2. Welke twee stoffen komen in het milieu tijdens het wassen van een kledingstuk?
3. Thomas is tegen het gebruik van synthetische vezels. Noem twee argumenten (redenen) die Thomas kan noemen.
- Het zijn grondstoffen ....
- Er komen stoffen vrij die ....
4. Als je een T-shirt koopt met een milieukeurmerk, wat weet je dan zeker van dit T-shirt?
Er zijn minder .................. gebruikt en minder ........................... . Vul de juiste woorden in.
5. Noem drie milieukeurmerken

3.5 Kleding kiezen

Iets duurs kopen is vaak een beetje eng. Je vraagt je af: betaal ik niet te veel? Loop ik er niet mee voor gek?
Stel: Je gaat een nieuwe spijkerbroek kopen. Je kunt dan verschillende redenen hebben om een bepaalde broek te kopen. Je kunt bijvoorbeeld letten op de prijs of het materiaal. Misschien vindt je het belangrijk dat de broek lekker zit en je leuk staat.

Natuurlijk is ook het doel waarvoor je de spijkerbroek wilt gebruiken van belang. Bij sommige gelegenheden wil je misschien een nettere broek dragen dan je gewend bent. Misschien vind jij het ook belangrijk om een broek te kopen die op een milieuvriendelijke manier gemaakt is.
_____________________________________________________________________________________________
Reclame
Bij je keuze speelt reclame waarschijnlijk ook een rol. Heel veel reclame gaat over je uiterlijk. Veel reclame is gericht op jongens en meisjes van jouw leeftijd. Jongeren zijn een belangrijke doelgroep. Een doelgroep is een groep mensen waarvoor een product bestemd is. Een doel van reclame is informatie geven. Het is nog belangrijker om zoveel mogelijk van een product te verkopen. Zo wordt er zoveel mogelijk winst gemaakt.

Fabrikanten hebben verschillende redenen om veel van hun reclame op jongeren te richten. Veel jongeren zijn niet zo tevreden over hun uiterlijk. Veel jongeren willen bij een bepaalde groep horen. Ook veranderen jongeren nogal eens van smaak. Ten slotte hebben veel jongeren invloed op de uitgaven die hun ouders doen. De fabrikanten hopen dat als jongeren aan bepaalde merken gewend zijn, ze deze merken later ook blijven kopen.

Een reclamemaker gaat vaak als volgt te werk: Via de media, zoals radio en tv, wordt het merk zo vaak mogelijk genoemd. Het product heeft dan naamsbekendheid: de naam van het product klinkt je bekend in de oren. Als je in de winkel bent, heb je niet meer het idee dat je een onbekend product koopt. De reclame heeft ervoor gezorgd dat je de naam van het product al kent.
_____________________________________________________________________________________________

Koopinformatie
Je hebt besloten een goede spijkerbroek te kopen voor een zo laag mogelijke prijs. Hoe kom je nu te weten welke broek je het best kunt kopen? In de reclame wordt niet verteld welk merk goedkoop en goed is. In de reclame staan geen nadelen van een product.
Je kunt informeren in winkels. Winkeliers kunnen je goede informatie geven. Maar je krijgt alleen informatie over de merken die zij verkopen. Een winkelier zal je niet vertellen dat je in een andere winkel beter en goedkoper uit bent.
Bij familie, vrienden en kennissen kun je ook vragen welke spijkerbroek je het best kunt kopen. Maar ook deze informatie is niet altijd goed. De kans is groot dat de een zegt: 'Adidas is de beste'. Maar een ander zegt: 'Nike is de beste'. Ze denken waarschijnlijk dat het merk dat zij hebben het best is.

Afbeelding: Logo Adidas & logo Nike


_____________________________________________________________________________________________

Je kunt ook kijken in de consumentengids. De consumentengids is een tijdschrift van de Consumentenbond. Deze bond komt op voor de belangen van de kopers van producten: de consumenten. De Consumentenbond geeft goede informatie over allerlei producten, bijvoorbeeld spijkerbroeken of wasmachines. De consumentenbond vergelijkt in dat onderzoek verschillende merken met elkaar. Zo'n onderzoek heet een vergelijkend warenonderzoek (VWO). Het verslag van het onderzoek komt in de Consumentengids.


Afbeelding: Consumentengids.

 

Youtube: Reclame, wanneer werkt het?

Youtube: Nationale krokettentest

 Opdracht bij 3.5 Kleding kiezen (Schrijf de antwoorden in je schrift)

1. Wat is een doelgroep?

2. Wat is het belangrijkste doel van reclame?

3. Noem vijf redenen waarom jongeren een belangrijke doelgroep vormen
- Veel jongeren zijn .........................
- Veel jongeren willen .........................
- Jongeren veranderen .........................
- Veel jongeren hebben .........................
- Als jongeren aan bepaalde merken gewend zijn, .........................

4. Wat is naamsbekendheid?

5. De naamsbekendheid van een product is belangrijk voor de fabrikant van dat product. Leg uit waarom.

 

 Extra opdracht, kies uit ja of nee bij de volgende stellingen:
1. Als je reclames vergelijkt, kun je de beste spijkerbroek uitkiezen.
2. In reclames kun je informatie over producten vinden.
3. Door te luisteren naar een winkelier, kun je de beste spijkerbroek uitkiezen.
4. Informatie over producten kun je krijgen bij winkeliers en bij familie of vrienden.
5. In een VWO (Vergelijkend Waren Onderzoek) van spijkerbroeken staan voordelen en nadelen van verschillende merken spijkerbroeken.
6. De Consumentenbond geeft informatie over de gevolgen van de aankoop voor het milieu.
7. De Consumentenbond vergelijkt producten van verschillende merken met elkaar, bijvoorbeeld wasmachines.
8. De Consumentenbond maakt reclame voor een bepaald merk.

4 Verstandig zonnen

4.1 UV-Straling

Zonlicht kan helpen tegen acne. Te veel zonlicht is niet goed voor je huid: je kunt bijvoorbeeld verbranden. In dit thema leer je hoe je verstandig kunt zonnen.

In zonlicht zit UV-straling (Ultraviolette straling.) Ook de lampen van zonnebanken zenden UV-straling uit. Onder invloed van de UV-straling maakt je huid vitamine D. Je hebt vitamine D nodig voor je geraamte. UV-straling zorgt er ook voor dat je huid pigment maakt. Daardoor wordt je huid bruin. Door UV-straling wordt je huid ook een beetje dikker.

Bij sommige huidziekten heeft UV-straling een gunstig effect, bijvoorbeeld bij acne. Te veel UV-straling is schadelijk. Je huid kan erdoor verbranden en sneller verouderen. Ook wordt de kans op huidkanker groter.

Het ontstaan van huidkanker heeft te maken met de hoeveelheid UV-straling die je tijdens je leven opvangt. Vooral de hoeveelheid die je tot je zestiende jaar opvangt speelt daarbij een grote rol.

Hoe eerder kanker ontdekt wordt, hoe groter de kans op genezing is. Het is verstandig om naar je huisarts te gaan als je veranderingen aan moedervlekken ziet of als je andere afwijkingen aan je huid ziet. De gevoeligheid voor UV-straling hangt af van je huidtype. De hoeveelheid straling kan per dag verschillend zijn. Daarom krijg je bij het weerbericht vaak een overzicht van de straling en van de tijd dat je in de zon mag. Je kunt ook informatie vragen bij de Nederlandse Kankerbestrijding.

__________________________________________________________________________________________

 Opdracht 4.1: Schrijf de antwoorden op in je schrift

Thema: Verstandig zonnen.
1. Door welke soort straling uit het zonlicht word je bruin?
2. UV-straling kan positieve gevolgen hebben. Noem vier voorbeelden.
3. UV-straling kan negatieve gevolgen hebben. Noem drie voorbeelden.

__________________________________________________________________________________________