Klimaten-2 hv123

Klimaten-2 hv123

Klimaten

Intro

Niets zo veranderlijk als het weer. En toch, als je het weer maar lang genoeg volgt, meet en analyseert, dan zie je patronen en constante waarden.
Het gemiddelde weer, gemeten over een lange periode, is het klimaat.

Verschillen in klimaten worden veroorzaakt door een paar factoren: de plaats op aarde, de ligging ten opzichte van water, de hoogte, wind- en zeestromen en ten slotte reliëf en bergen.

Welke klimaten dat oplevert ga je in deze opdracht ontdekken.

 

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • het verschil tussen weer en klimaat benoemen.
  • herkennen dat er verschillende klimaten op aarde zijn.
  • de vijf hoofdgroepen van de klimaatindeling van Köppen opnoemen.
  • herkennen hoe de verschillende (groepen van) klimaten uit de indeling van Köppen over de aarde zijn onderverdeeld.

Wat ga ik doen?

Activiteiten
De activiteiten in deze opdracht dragen bij tot het volgende leerdoel:
Je kunt het verschil tussen weer en klimaat benoemen en uitleggen hoe het klimaat wordt berekend.

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Je bestudeert de kennisbank over het weer. Je leert hoe alle gegevens over het weer (in een grafiek) worden vastgelegd en op welke wijze het klimaat wordt berekend. Je leert hoe weerdeskundigen het klimaat in Nederland hebben gemeten. Je bekijkt een video en beantwoordt een vraag over het weer en klimaat in Nederland.
Stap 2 Je leert dat er wereldwijd overeenkomsten in het klimaat zijn, maar ook verschillen. Je bekijkt een video over klimaatzones, leest een tekst en beantwoordt vragen over klimaten.
Stap 3 Je leest over de klimaatindeling van Köppen en beantwoordt vragen daarover.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Begrippen De begrippen hebben te maken met weer en klimaten.
Eindopdracht A Kies je voor opdracht A; dan maak je een toets.
Eindopdracht B Kies je voor opdracht B: dan maak je beschrijvingen over het klimaat in groepjes.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden

  • Bosatlas of internetverbinding

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Klimaat is gemiddeld weer

Bestudeer alle pagina's in de Kennisbank. Bekijk ook de video's in de Kennisbank.

Het weer


Weerkundigen bestuderen voortdurend het weer, dat elke dag weer anders is.
Het wisselvallige karakter van het weer is geen nieuws. Weermetingen betreffen bewolking, neerslag, wind, temperatuur en luchtdruk en ze worden gedaan op de grond, vanaf schepen en vliegtuigen en vanaf kunstmanen die in een baan rond de aarde draaien.
Al die gegevens worden vastgelegd. Dat levert een grote hoeveelheid gegevens op over een aantal jaren. Deze gemiddelden van alle meetresultaten door de jaren heen geven een beeld van het klimaat van een gebied.
Dit wordt samengevat in een klimaatdiagram. Hier zie je een klimaatdiagram van Nederland.

In Nederland worden langjarige gemiddelden over een periode van 30 jaar gebruikt om het klimaat in Nederland te beschrijven. Die periode verschuift. In de jaren 70 van de vorige eeuw bijvoorbeeld werd hiervoor de periode tussen 1 januari 1931 en 31 december 1960 aangehouden. Vanaf 2011 houden weerkundigen de periode tussen 1 januari 1981 en 31 december 2010 aan.

Om het klimaat in Nederland te beschrijven, berekenen weerkundigen ook langjarige gemiddelden van meetgegevens uit de hele 18e, 19e en 20e eeuw en uit alle jaren vanaf 1706 samen.
Het gemiddelde weer in Nederland is weergegeven in de klimaatgrafiek en in de video “Weer en klimaat in Nederland”.

Bekijk de video en beantwoord daarna de vragen.

Video: Weer en klimaat in Nederland

Stap 2: Klimaten verschillen van elkaar

Niet alleen in Nederland is gekeken naar het langjarig gemiddelde weer.
Door dergelijk onderzoek zijn de klimaten wereldwijd in kaart gebracht. Er zijn nogal wat verschillen, maar ook overeenkomsten. Klimaten zijn min of meer in zones over de aarde verdeeld. Bekijk de video “Klimaatzones van de wereld”.

Video: Klimaatzones van de wereld


Bestudeer vervolgens de pagina's over weer en klimaat uit de Kennisbank.

Weer en klimaat


Lees onderstaande tekst en beantwoord daarna de vragen.

Invloed van water
Niet alleen de instraling van de zon bepaalt het klimaat. De ligging ten opzichte van water, vlakbij zee of niet, is ook belangrijk. De temperatuur van zeewater schommelt minder hard dan de temperatuur op het vasteland. Dat geldt zowel voor dag- en nachtverschillen als voor de seizoenen. De nabijheid van zeewater heeft daarom een matigende werking op de temperatuur. In de buurt van zeewater is het ’s winters minder koud en ’s zomers minder warm dan op plaatsen verder weg van de zee.

Bergen
Ook bergketens hebben invloed op het klimaat, vooral als ze in een gebied liggen waar het hele jaar wind van zee waait. Die wind voert vochtige lucht aan die door de bergketen omhoog wordt gestuwd. Daardoor koelt de lucht af en regenen de wolken uit. De droge lucht daalt aan de andere (lij)zijde van de bergketen en zorgt daar voor een droog klimaat.
Je vindt een dergelijk gebied, groen aan één kant en droog aan de andere, in de Canadese Coast Mountains, een bergketen langs de Canadese westkust.

Zeestromen
Ten slotte wordt het klimaat op sommige plekken beïnvloed door zeestromen. Over zeestromen en hun invloed op het klimaat is een aparte opdracht gemaakt in dit thema.

 

Stap 3: De klimaatindeling van Köppen

Wladimir Köppen

Om de verschillende klimaten in kaart te brengen en voor iedere plek op aarde passend te beschrijven, heeft Köppen een klimaatclassificatie gemaakt. Wladimir Köppen was behalve klimatoloog ook botanicus. Zijn indeling is gebaseerd op plantengroei.

Er zijn vijf hoofdgroepen, elk met een eigen hoofdletter (A, B, C, D en E). Deze letters worden aangevuld met extra letters (kleine letters bij A, C en D, hoofdletters bij B en E) voor neerslag en temperatuur.

  1. tropische klimaten
    1. Af: Tropisch regenwoudklimaat (f → geen droge periode)
    2. As en Aw: Savanneklimaat met droge periode in de zomer of in de winter (s → droge zomer, w → droge winter)
  2. droge of aride klimaten
    1. BS Steppeklimaat, jaarlijkse neerslag tussen 200 en 300 millimeter (S → steppe)
    2. BW Woestijnklimaat, jaarlijkse neerslag minder dan 200 millimeter (W →Woestijn)
  3. zeeklimaten
    1. Cs: Mediterraan klimaat met droge zomer (s → droge zomer)
    2. Cw: Chinaklimaat met droge winter (w → droge winter)
    3. Cf: zeeklimaat met neerslag in alle jaargetijden (f → geen droge periode)
  4. landklimaten
    1. Df: continentaal klimaat met neerslag in alle jaargetijden (f → geen droge periode)
    2. Dw: continentaal klimaat met droge winter (w → droge winter)
  5. poolklimaten
    1. ET: Toendraklimaat met in de warmste maand van het jaar een temperatuur tussen 0 en 10 °C (T → Toendra)
    2. EF en EH: Sneeuw- of hooggebergteklimaat met een temperatuur die het hele jaar door beneden 0 °C ligt (F → IJskap, H → Hooggebergte)
      Van hooggebergteklimaat wordt alleen gesproken in hooggebergten niet verder noordelijk dan 70 graden noorderbreedte en niet verder zuidelijk dan 70 graden zuiderbreedte.

Beantwoord de vragen over de klimaatclassificatie van Köppen.

Afronding

Begrippen

Passaat
Winden die waaien tussen de 30° NB en 30° ZB.
Moesson
Winden bij de evenaar die elk halfjaar van richting veranderen.
Temperatuur
Hoe warm of koud het is.
Neerslag
Water uit de dampkring. Dit water kan in vaste vorm (sneeuw en hagel) of vloeibare vorm (regen) op aarde terechtkomen.
Stuwingsregen
Regen ontstaan doordat lucht tegen een gebergte omhoog gestuwd wordt.
Stijgingsregen
Neerslag ontstaan in het gebied rond de evenaar.
Wind
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak veroorzaakt door verschillen in luchtdruk.
Windkracht
De kracht van de wind bepaald door het verschil in luchtdruk tussen twee gebieden.
Storm
Een zeer krachtige wind met een windkracht van minimaal 9 Beaufort.
Windrichting
De verplaatsing van lucht over het aardoppervlak in een bepaalde richting.
Luchtdruk
Het gewicht van de luchtdeeltjes in de atmosfeer op het aardoppervlak.
Front
Een scheiding tussen twee luchtsoorten.
Hogedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk hoog is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Lagedrukgebied
Gebied waar de luchtdruk laag is ten opzichte van de omgeving, gemeten op zeeniveau.
Wolk
Een verzameling zwevende druppeltjes, waterdamp of ijskristallen in de dampkring, zichtbaar als een witte of grijze pluim.
Aanlandige wind
Waait vanaf het land naar de zee.
Aflandige wind
Waait vanaf de zee naar het land.
Klimaat
De gemiddelde toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats gemeten over dertig jaren.
Tropische regenklimaten
De warme klimaten.
Savanneklimaat
Behoort tot de warme klimaten. Het savanneklimaat is vergelijkbaar met het tropisch regenwoudklimaat, maar heeft een droog seizoen. Dit is meestal in de winter.
Tropische regenwoudklimaat
Behoort tot de warme klimaten. In het tropisch regenwoud komt de gemiddelde maandtemperatuur het hele jaar door boven de 18 °C en is er het hele jaar door veel neerslag (meer dan 2.000 mm gemiddeld per jaar).
Droge klimaten
Klimaten met weinig neerslag.
Steppeklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het steppeklimaat is een droog klimaat (ca. 250-500 mm neerslag per jaar).
Woestijnklimaat
Behoort tot de klimaten met weinig neerslag. Het woestijnklimaat is een zeer droog klimaat (ca. minder dan 250 mm neerslag per jaar).
Gematigde klimaten
Een gematigd klimaat of warm gematigd klimaat (bijvoorbeeld het Middellandse Zeeklimaat) is een vochtig klimaat. Een ander kenmerk zijn de relatief gematigde temperaturen. Gematigde klimaten hebben duidelijke seizoenen en de verschillen in temperatuur tussen de winter en de zomer zijn niet groot.
Poolklimaten
De koude klimaten.
Toendraklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een toendraklimaat komt de gemiddelde temperatuur in de koudste maand niet boven de -3 °C en in de warmste maand blijft deze tussen de 0 °C en 10 °C.
Sneeuwklimaat
Behoort tot de koude klimaten. In een sneeuwklimaat blijft de gemiddelde maandtemperatuur in de koudste maand beneden de -3 °C. De warmste maand heeft een gemiddelde maandtemperatuur lager dan 0 °C.
Hooggebergteklimaat
Behoort tot de koude klimaten. Het hooggebergteklimaat komt voor in bijvoorbeeld de Alpen en Himalaya. De temperatuur in deze hooggelegen gebieden komt alleen in de zomermaanden boven de 0 °C.
Tropisch regenwoud
Gebied waarin het altijd warm is en waar veel soorten bomen en planten groeien die altijd groen blijven.
Savanne
Gebied waarin het altijd warm is met een droge periode in de winter of in de zomer.
Steppe
Gebied met tussen de 250 en 500 mm neerslag per jaar.
Woestijn
Een gebied met zeer weinig neerslag.
Oase
Een plek in de woestijn met toegang tot water.
Wadi
Een rivier in een woestijn waarvan de rivierbedding een gedeelte van het jaar droogvalt.
Zomergroen loofwoud
Loofbos waar de bomen en struiken in de winter hun blad verliezen.
Moeras
Een drassig gebied vooral bestaande uit organisch materiaal (planten en dieren).
Toendra
Boomloos gebied waarin de winters lang zijn en de ondergrond het grootste deel van het jaar bevroren (permafrost).
Verwoestijning
Het uitbreiden van de woestijn.
Seizoenen
Een seizoen, ook wel jaargetijde genoemd, is een van de vier delen van het jaar.

Eindopdracht A: Toets

In deze stap maak je de toets 'Klimaten'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen, waarbij je het juiste antwoord moet kiezen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Eindopdracht B: Klimaatomschrijving

Jullie hebben gezien dat klimaat het gemiddelde weer is in een bepaalde streek over een langere periode. Je hebt gezien hoe klimaten van elkaar verschillen, hoe Köppen ze heeft ingedeeld en hoe ze over de aardbol zijn verdeeld. Met die kennis gaan jullie aan de slag.

Jullie gaan in groepjes een uitgebreide weer- en klimaatbeschrijving maken. Deze beschrijving kan worden gemaakt voor bijvoorbeeld emigranten of bedrijven, die een plek op aarde zoeken om zich te vestigen en meer over het klimaat willen weten.

  1. De klas wordt opgedeeld in 11 kleine groepjes.
  2. Elk groepje krijgt een regio/streek/land op aarde toebedeeld.
  3. Elke regio bevindt zich in een andere klimaatzone.
  4. Jullie beschrijven het weer en het klimaat van de toegewezen regio voor geïnteresseerden die werkelijk geen idee hebben van weer en klimaat.
  5. Beschrijf het (gemiddelde) weer op ter plaatse van begin januari tot eind december.
  6. Je kunt ook een klimaatgrafiek toevoegen en/of een afbeelding die jullie weer- en klimaatbeschrijving kan ondersteunen.

Tip: gebruik je kennis van weer en klimaat en de classificatie van Köppen en zoek met Google naar aanvullende informatie over weer en klimaat van de regio die jullie is toegewezen.

Klaar?
In overleg met de docent
kunnen jullie elkaars omschrijvingen lezen en eventueel nog aanvullen.
Laat de geïllustreerde tekst daarna beoordelen door jullie docent.
Hij/zij zal letten op:

  • Is per regio/zone uitgebreide informatie opgenomen over weer en klimaat (zoals temperatuur, neerslag, windkracht, etc.).
  • Is duidelijk om welke klimaatzone/regio het gaat.
  • Bevat de omschrijving een klimaatgrafiek en/of afbeeldingen.
  • Bevat de omschrijving weinig of geen taalfouten en is het origineel.


De klimaatomschrijving kan wellicht worden gebruikt in de eindopdracht van dit thema.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Kun je aangeven welke factoren meespelen in het bepalen van het klimaat?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je zelf een aantal klimaatsoorten noemen en aangeven waar ter wereld ze voorkomen?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je al veel over de manier waarop weer en klimaat berekend worden?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Heeft elk groepje een uitgebreide klimaatbeschrijving gemaakt?
    Heb je nog kunnen overleggen met andere groepjes?
  • Het arrangement Klimaten-2 hv123 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2024-07-29 14:33:29
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze opdracht hoort bij het thema ''Weer en klimaat'', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor aardrijkskunde voor HAVO leerjaar 1, 2 & 3. Deze opdracht legt uit wat klimaat is en wat het verschil is met het weer. Er wordt uitgelegd dat het klimaat van een regio afhangt van de temperatuur en de hoeveelheid neerslag, die worden bepaald door factoren zoals breedteligging, hoogteligging, aanwezigheid van bergen, nabijheid van grote waterlichamen en zeestromen. Er is een officiële klimaatindeling gemaakt genaamd het Köppen-klimaat. Hierbij kijk je verschillende video's over dit onderwerp.
    Leerniveau
    HAVO 1; HAVO 3; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Verschillen tussen klimaten op aarde; Systeem aarde; Aardrijkskunde; Klimaat;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    2 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    aardrijkskunde, arrangeerbaar, breedteligging, havo123, klimaatverandering, köppen-klimaat, neerslag, stercollectie, temperatuur, zeestromen

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Kennisbanken. (2016).

    Kennisbank Aardrijkskunde - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/87198/Kennisbank_Aardrijkskunde___hv123

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Klimaat in Nederland

    Klimaatzones

    Klimaatzones

    Klimaten

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.