Elkaars talen - hv123

Elkaars talen - hv123

Elkaars talen

Intro

De wereld is misschien wel klein geworden, maar kunnen we met elkaar communiceren? Als we elkaars taal spreken, begrijpen we elkaar dan ook? Is er iets dat je een wereldtaal zou kunnen noemen? In deze opdracht gaat het om de samenhang tussen ‘taal’ en globalisering.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • uitleggen waarom ‘taal’ een belangrijk aspect is binnen de globalisering.
  • uitleggen welke talen als wereldtalen worden beschouwd.
  • technologieën benoemen die communiceren wereldwijd vergemakkelijken.
  • uitleggen dat elkaar verstaan iets anders is dan elkaar begrijpen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Video bekijken en de vraag over Engelse les op de basisschool beantwoorden.
Stap 2 Artikel lezen en de vraag over een internationaal verdrag beantwoorden.
Stap 3 Vraag over technieken en apparaten om op afstand met elkaar te communiceren beantwoorden.
Stap 4 Video bekijken en de vraag over cultuurverschillen beantwoorden.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvatting In de begrippenlijst vind je begrippen terug die gaan over elkaars talen.
Eindopdracht Een script schrijven.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Talen

Naar schatting zijn er ruim 6000 talen op de wereld, niemand weet het precies. Men vermoedt dat ze allemaal zijn ontstaan uit een gemeenschappelijke taal. Door diverse gebeurtenissen in de geschiedenis zijn talen uit elkaar gegroeid en is er een grote verscheidenheid ontstaan.
Vaak lopen talen in elkaar over, net zoals kleuren in elkaar overlopen. Het Zuid-Afrikaans heeft in die zin wel wat van het Nederlands weg, het Portugees heeft zich uit het Spaans ontwikkeld. Politieke verbrokkeling, koloniale verhoudingen, sociaal isolement, enzovoort, allemaal redenen waarom talen zich in op hun eigen manier hebben ontwikkeld.

In onze tijd zijn er een aantal talen die internationaal veel gebruikt worden. Deze talen zijn verspreid over grote gebieden (meer landen, soms zelfs meer werelddelen). We hebben het over: Arabisch, Chinees, Engels, Duits, Frans, Hindi, Japans, Maleis, Portugees, Russisch, Spaans en het Swahili. Deze talen worden supercentrale talen genoemd en hebben meer dan 100 miljoen sprekers (Swaan 2002).

Bovenop deze supercentrale talen is er een hypercentrale taal: het Engels. Het Engels vormt het middelpunt van het wereldtalenstelsel. Via het Engels kunnen bijna alle mensen over de hele wereld met elkaar communiceren.
Dit komt omdat Groot-Brittannië ooit een grote koloniale macht was en overal in dat grote Britse Rijk de taal heeft achtergelaten. In veel voormalige koloniën is het Engels nog steeds de voornaamste (ambtelijke en bestuurlijke) taal. Daarnaast spelen de Verenigde Staten hierin een grote rol. Zij zijn op dit moment de leidende natie wereldwijd. En de officiële taal van de VS is het Engels.

Vraag
Bekijk de video en beantwoord hierna de onderstaande vraag.



Wat vind jij van Engelse les op de basisschool vanaf groep 1?

 

Stap 2: Internationaal communiceren

Sinds de 20e eeuw is internationaal zaken doen en communiceren niet meer weg te denken.

Denk bijvoorbeeld aan transportbedrijven, banken en financiële instellingen, studenten die internationale opleidingen doen of stage lopen in het buitenland, non-profitorganisaties die hulp verlenen in ontwikkelingslanden en natuurlijk de internationale overheidsinstellingen als de Europese Unie en de Verenigde Naties. Ze moeten zich allemaal op de een of andere manier verstaanbaar maken en elkaar kunnen begrijpen. Omdat Engels de hypercentrale taal is geworden, verloopt de meeste communicatie en correspondentie in het Engels.

In juni 1992 werd in Rio de Janeiro, tijdens de Conferentie van de Verenigde Naties over Milieu en Ontwikkeling (ook wel de wereldmilieutop “UNCED” genoemd), het Klimaatverdrag afgesloten. Dit “Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering”, zoals het voluit heet (in het Engels UNFCCC: United Nations Framework Convention on Climate Change), bindt de strijd aan tegen de klimaatswijziging, die wordt veroorzaakt door het door de mens versterkte broeikaseffect.

Tijdens deze conferentie in Rio ondertekenden in totaal 154 landen, waaronder België en de Europese Gemeenschap, het Verdrag waaraan sinds december 1990 gesleuteld was. Het Verdrag trad officieel in werking op 21 maart 1994, 90 dagen nadat het door de eerste 50 partijen ook was geratificeerd (omgezet in nationale wetgeving). België ratificeerde het Verdrag op 16 januari 1996

Bron: www.klimaat.be

Stap 3: Communicatietechnologieën

Vrouw gebruikt computer voor
haar werk in 1983
bron: Deutsche Fotothek

Begin jaren ’80 werkten de eerste computergestuurde automaten en robots aan lopende banden van automobielfabrieken. Vanaf toen werd de computer steeds belangrijker in het bedrijfsleven. Later in de jaren ’80 werd een idee, waarvan alleen enkel visionairen durfden te dromen, werkelijkheid: een Personal Computer (PC) op elk bureau.

De komst van het internet is begonnen in 1969 bij een onderzoeksnetwerk van het Amerikaanse Ministerie van Defensie. Dit netwerk breidde zich meer en meer uit en nu heeft bijna elke uithoek van de wereld internet.

In de loop van de jaren zijn pc’s steeds krachtiger geworden en de internetverbindingen steeds sneller. Zo werd het haalbaar om allerlei zaken via het internet te delen: documenten, geluid, beeld. En zo kunnen we tegenwoordig op bijna alle bedenkbare manieren wereldwijd met elkaar communiceren.

Stap 4: Interculturele communicatie

Als Jan uit Nederland en Tam uit Thailand allebei goed Engels spreken, maar zich niet in elkaars culturen verdiepen, is de kans op miscommunicatie groot. Elkaar verstaan is niet hetzelfde als elkaar begrijpen. Daarvoor moet je ook elkaars culturele achtergronden kennen en je kunnen inleven in de ander. Dat noemt men interculturele communicatie. In de communicatie met elkaar houd je rekening met elkaars cultuur, elkaars gewoonten en gebruiken.

Een grote valkuil in de communicatie met andere culturen is het verkeerd interpreteren van signalen. Elke cultuur heeft zijn symbolen, regels, normen en waarden. Als je die niet kent is de kans op misverstanden levensgroot.

  • In Duitsland is men over het algemeen erg punctueel. Hiermee toon je respect. Als je indruk wilt maken in Duitsland, zeker zakelijk gezien, is het belangrijk dat je op tijd bent (maximaal 2 minuten te laat).
  • In Nederland vinden we dit ook wel belangrijk (maximaal 10 minuten te laat), maar is het minder bepalend voor de rest van het contact dan in Duitsland.
  • In Mexico hechten ze hier nog minder waarde aan (maximaal 30 min).

Als een Mexicaan gaat solliciteren in Duitsland en hij komt 10 minuten te laat op het sollicitatiegesprek, dan is hij volgens zijn eigen normen “mooi op tijd”, maar in Duitsland maakt hij eigenlijk al geen kans meer op de baan.

Hoge en lage context in de communicatie
Cultuurverschillen komen ook duidelijk aan de oppervlakte in het gebruik van context. Met context is bedoeld ‘alles waarbinnen een boodschap of mededeling betekenis krijgt’. Klinkt ingewikkeld, maar dat valt mee. Bij een boodschap met lage context zit alle betekenis in de boodschap zelf. Je zou dit “recht voor z’n raap” communiceren kunnen noemen. De bedoeling is dat de ander de boodschap niet verkeerd begrijpt.

Een boodschap met een hoge context bevat veel minder mondelinge informatie. In hoge-contextculturen hebben mensen aan een half woord genoeg om elkaar te begrijpen. De betekenis van de boodschap zit niet alleen in de woorden maar in alles rondom die woorden, de context. Soms is wat niet gezegd wordt veel belangrijker. De communicatie is voor een groot deel ook niet verbaal, niet met woorden. Woorden zijn alleen maar de dingen die je zegt, bijvoorbeeld omdat iets ‘zo hoort’.
Laag-context communiceren vind je vooral in Noord- en Midden-Europa, de VS, Australië en Nieuw Zeeland en Canada.
Hoog-context communiceren vind je in meer of mindere mate in de rest van de wereld. Vooral de Aziatische en Arabische culturen zijn er goed in.
Voor mensen uit laag-context culturen is het moeilijk om subtiele signalen van hoog-context communicatie te interpreteren. Dit is een vaardigheid die van jongs af aan in hoog-context culturen wordt geoefend. Mensen in laag-context culturen hebben die oefening niet. Hierdoor missen zij in gesprekken met mensen uit hoog-context culturen, zeker als ze elkaar net kennen, veel van de informatie.

Non-verbale communicatie in verschillende culturen
Culturele verschillen in lichaamstaal komen in een grote verscheidenheid voor, zoals een fysieke aanraking, de conversatieafstand tussen mensen, interacties tussen mensen van hetzelfde geslacht, interacties tussen mensen van het andere geslacht, enz. Veel culturen heb zo hun eigen lichaamstaal of specifieke gebaren of handelingen.

Sommige culturen zijn bijvoorbeeld zeer expressief als het gaat om fysieke aanraking. Zoals in Italië, waar een knuffel en een kus op beide wangen wordt beschouwd als een gemeenschappelijke en aanvaardbare begroeting, terwijl in Japan een begroeting uit een buiging bestaat en men elkaar helemaal niet aanraakt. Iedereen die naar een ander land reist – of dat nu voor zaken of plezier is – moet het een en ander weten over lichaamstaal. In de zakelijke wereld kan verkeerde lichaamstaal een deal vrij snel teniet doen. En in het algemeen kan verkeerde lichaamstaal leiden tot vijandige en zelfs gevaarlijke situaties.

Handen schudden
Iemand een hand geven is niet overal hetzelfde. In delen van Noord-Europa is een snelle, stevige handdruk de norm. In delen van Zuid-Europa, Centraal- en Zuid-Amerika is een handdruk langer en warmer. Meestal raakt dan de linkerhand de gevouwen handen, de elleboog of zelfs de revers van een jasje. In Turkije wordt een heel stevige handdruk juist weer als onbeleefd en agressief beschouwd. In sommige Afrikaanse landen is een slappe handdruk de standaard. Veel mannen in islamitische landen schudden bovendien nooit de hand van een vrouw buiten het gezin.

Voorstellen
Als u zich aan iemand voorstelt, gaat dat bij ons vaak met een handdruk en zegt u "Hallo, ik ben…" Tijdens internationale bijeenkomsten zal een ieder zich meestal ook wel aanpassen aan de andere persoon, maar u moet niet raar opkijken als een Japanner voor u buigt of dat een Italiaan u twee zoenen op de wang geeft.

Comfort zone
Veel mensen vinden het niet prettig als iemand letterlijk te dichtbij komt. In sommige culturen is het echter heel normaal als iemand u in uw persoonlijke ruimte benadert. Als u met iemand in China zaken doet, moet u niet vreemd opkijken dat men heel dichtbij u komt, daar is het normaal. Vreemden raken elkaar regelmatig aan als ze dichtbij elkaar staan. Anderzijds geeft men in sommige culturen elkaar juist veel meer ruimte. Houd er rekening mee dat persoonlijke ruimte verschilt op basis van opvoeding en cultuur. Als u er niet zeker van bent wat de norm is in een bepaalde cultuur, houd u dan vast aan uw eigen 'comfort zone' en laat het aan de andere persoon over hoe dichtbij hij wil komen.

Aanraken
Aanraken, zoals een hand op de schouder, moet u in principe nooit doen. Het lijkt misschien aardig, maar het wordt niet overal gewaardeerd. In sommige culturen, binnen het Jodendom bijvoorbeeld, zal een man nooit een andere vrouw aanraken dan de vrouw met wie hij getrouwd is. Ook in Japan, Scandinavië en Groot-Brittannië raakt men elkaar niet zomaar aan terwijl het in Latino-culturen juist weer wordt aangemoedigd. Maar onthoud dat u sowieso nooit iemands hoofd aanraakt. In veel religies wordt dit echt als beledigend beschouwd. Als u aan het netwerken bent, raak dan gewoon nooit iemand aan op het handen schudden na. Laat het aan de ander over wat voor hen vertrouwd is.

Small talk
'Small talk' – praten over koetjes en kalfjes – kan ook lastig zijn. Het heeft niet zozeer met lichaamstaal te maken, maar is wel goed om te weten wanneer u met mensen uit een andere cultuur in aanraking komt. Wij Nederlanders zijn vrij open en direct, maar in veel culturen gaat het puur om uitwisselen van beleefdheden. Als iemand u vraagt hoe het met u gaat, verwacht men doorgaans niet een uitgebreid gezondheidsrapport als antwoord. Zeg gewoon dat het prima gaat.

Gebaren
Als wij Nederlanders iets lekker vinden, maken wij met een hand een zwaaiende beweging langs een oor. Dit gebaar is echter typisch Nederlands en wordt vrijwel in geen enkele andere cultuur begrepen. Sterker nog, het kan het zelfs als agressief worden gezien. Het is dus beter dat u gewoon zegt dat het eten heerlijk is. En in sommige culturen, bijvoorbeeld in Suriname, is het kussen van de vingertoppen een blijk van waardering over het eten.

Iemand wenken is ook zoiets. Wij doen dat met de handpalm omhoog en de wijsvinger, maar in sommige culturen wordt dat niet begrepen omdat zij dat juist met de handpalm naar beneden doen, bijvoorbeeld in Somalië. En dan de 'thumbs up', de duim omhoog. In veel landen een algemeen gebaar dat alles oké is. Maar niet in Iran, hier betekent het hetzelfde als bij ons de opgestoken middelvinger! Waar ze dit gebaar overigens weer niet kennen.

Ook het cirkeltje met duim en wijsvinger betekent niet overal hetzelfde. Bij ons staat het voor 'oké' en ook in de duiksport is het een gebaar dat alles goed gaat. In Japan staat het gebaar echter voor geld, u vraagt hiermee om de rekening. In Arabische landen staat het weer voor het boze oog, wat ellende betekent. En in Zuid-Amerika is het een obsceen gebaar.

Als wij sorry zeggen met de hand en gespreide vingers opgestoken, vaak in het verkeer, kan in ander landen verkeerd opgevat worden. In Griekenland is het bijvoorbeeld een scheldgebaar, wat zoiets betekent als 'ik gooi stront in jouw gezicht'. En als wij vinden dat iemand 'niet helemaal goed bij zijn hoofd is' dan tikken we met een wijsvinger op ons voorhoofd. Vinden wij iemand slim, dan maken we een tikkend of draaiend gebaar bij de slaap. In Frankrijk betekent dit echter dat iemand 'totaal gestoord' is.

Oogcontact
Als iemand ons recht in de ogen aankijkt wanneer hij iets vertelt, dan beschouwen wij deze persoon doorgaans als eerlijk. Maar dit gaat niet overal op. In de Islamitische cultuur is het juist niet de bedoeling dat mannen en vrouwen elkaar in de ogen kijken. Dit is uit respect en het kan als uitdaging worden geïnterpreteerd, zowel dreigend als seksueel. In de Koran staat letterlijk: "Zeg tot de gelovige mannen dat zij hun ogen neergeslagen houden en dat zij hun passies beheersen. Dat is reiner voor hen." (Hoofdstuk/Sura 24 (Het licht, An-Nour), vers 30).

Ook in Zuidoost-Azië wordt de gesprekspartner juist vaak niet aangekeken. Een Japanner kijkt bijvoorbeeld altijd iets naar beneden, zeker als hij met een meerdere spreekt, uit teken van respect. Ook in een Westers land als de Verenigde Staten wordt tijdens een zakelijk gesprek meestal weggekeken. Iemand die aan het woord is, kijkt de ander maar zo'n 40 procent van de tijd aan. Ook de luisterende persoon kijkt vaak weg. Doorgaans is er maar sprake van 30 procent echt oogcontact.

Lachen
Als iemand naar u lacht, wil dat niet altijd zeggen dat die persoon zich gemakkelijk voelt. Vooral in Aziatische culturen blijft men vaak lachen, zelfs als u hen beledigt. Dit komt voort uit onzekerheid en beleefdheid. Wij lachen als we ons goed voelen, maar in Oosterse culturen vinden ze anderen belangrijk en willen ze voldoen aan de verwachtingen van hun gezelschap. U kunt dus bijvoorbeeld een Thai of Japanner tot op het bot vernederen en toch zal hij glimlachen.

Bron: tvcn (Tolk en Vertaalcentrum Nederland)


Naarmate mensen uit laag-context culturen elkaar beter kennen, spreken zij ook steeds meer hoog- context. Denk bijvoorbeeld aan familie of vriendengroepen die grapjes of opmerkingen delen die een buitenstaander niet begrijpt. Of denk aan de signalen die je oppikt van iemand die verdrietig is ook al zegt hij/zij van niet. Mensen uit laag-context culturen kunnen dus wel hoog-context communiceren. Mensen uit hoog-context culturen kunnen anderzijds ook leren dat mensen uit laag-contextculturen wat koud en onpersoonlijk overkomen, maar ze dit niet altijd zo bedoelen.

Tussen landen bestaat een diversiteit aan culturen die heel hoog-context praten(Azië en Arabië), tot heel laag context (Europa en Amerika), tot landen die daar een beetje tussen in zitten (o.a. Rusland, Afrika, Latijns-Amerika). Binnen een land is er ook een diversiteit. Jij kunt bijvoorbeeld het fijn vinden om alles heel subtiel te communiceren, terwijl je klasgenoot juist de dingen het liefst recht voor z’n raap communiceert. Als je dit van elkaar weet en accepteert is het veel makkelijker samen een opdracht te maken. Dit werkt hetzelfde bij communicatie tussen mensen van verschillende culturen.

Afronding

Eindopdracht: Script scène

Als eindproduct speel je met een klasgenoot twee scènes. Jullie docent bepaalt of jullie deze scènes opnemen of een live voorstelling geven in de klas.
De situatie is de volgende:

  • Een Nederlandse student wil een stageplaats bij een bedrijf in een land met een hoge context cultuur. Daar wordt anders gecommuniceerd dan de student hier gewend is. In de scene boots je een kennismakingsgesprek na tussen de student en een medewerker van dat bedrijf. Het gesprek vindt plaats in het Engels. Beide gesprekspartners zitten nog in hun eigen land. Er wordt dus op een andere manier gecommuniceerd dan face to face, bijvoorbeeld via Skype.
  • In de eerste scène speel je alle mogelijke miscommunicatie die er maar kan ontstaan.
  • In de tweede scène haalt de student alles uit de kast om er voor te zorgen dat er zo min mogelijk miscommunicatie ontstaat.

NB. Je wordt niet beoordeeld op je Engels en acteertalent!

Daarnaast schrijf je in een bijlage hoe je product tot stand is gekomen. In het eindproduct laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.
In de scènes laat je in ieder geval zien:

  • Dat je kennis hebt van verschillende mogelijkheden tot communiceren op afstand.
  • Dat je begrepen hebt op welke manier culturele verschillen tot miscommunicatie kunnen leiden. De cultuurverschillen die je uitdrukt in de scène mogen verzonnen zijn. Gebruik er minimaal twee.
  • Dat je het verschil weet tussen hoog-context en laag-context communiceren.
  • Dat je naar oplossingen hebt gezocht om culturele- en taalbarrières te overbruggen.

Een scene duurt tussen de 5 en 10 minuten.
In de bijlage beschrijf je in ieder geval:

  • Waarom we Engels als voertaal kiezen en hoe we deze taal noemen. Daarnaast benoem je welke supercentrale talen we verder kennen.
  • Voor welk culturele verschillen je hebt gekozen en waarom dit tot miscommunicatie leidde. Op welke manier je hebt laten zien dat er een barrière zat tussen hoog-context en laag- context communiceren.
  • Voor welke communicatietechnologieën je hebt gekozen in de twee scènes en waarom.
  • Op welke manier er in de tweede scène geprobeerd is om zoveel mogelijk miscommunicatie te vermijden.

In het eindproduct laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Toneelstuk maken

In een toneelstuk worden drama en actie met elkaar gecombineerd en heb je te maken met personages en taal.

 

Eindproduct
Als eindproduct verbeeld je samen met een klasgenoot een kennismakingsgesprek. Jullie spelen dat gesprek uit in twee scènes. De docent bepaalt of jullie deze scènes opnemen of een live voorstelling geven in de klas.

De situatie is de volgende:
Een Nederlandse student wil een stageplaats bij een bedrijf in een land met een hoge context cultuur. Daar wordt anders gecommuniceerd dan de student hier gewend is. In de scene boots je een kennismakingsgesprek na tussen de student en een medewerker van dat bedrijf. Het gesprek vindt plaats in het Engels. Beide gesprekspartners zitten nog in hun eigen land. Er wordt dus op een andere manier gecommuniceerd dan face to face, bijvoorbeeld via Skype.

  • In de eerste scène speel je alle mogelijke miscommunicatie die er maar kan ontstaan.
  • In de tweede scène haalt de student alles uit de kast om er voor te zorgen dat er zo min mogelijk miscommunicatie ontstaat.

Daarnaast schrijf je in een bijlage hoe je product tot stand is gekomen. In het eindproduct laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
Het eindproduct laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • de inhoud: laat in het eindproduct zien dat je begrepen hebt.
  • de vorm: is het eindproduct met zorg gemaakt.
  • taalfouten: bevat het eindproduct niet te veel taalfouten.
  • creativiteit: heb je ‘out of the box’ gedacht

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
    Vind je het een goede intro om de opdracht mee te beginnen?
    Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Vond je het leuk om de opdracht samen te doen?
    Hoe ging de samenwerking?
  • Het arrangement Elkaars talen - hv123 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2019-07-18 15:11:39
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 3; VWO 3; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Bevolkingskenmerken; Aardrijkskunde; Grenzen en identiteit; Bevolking en ruimte; Cultuur;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    2 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    leerlijn, rearrangeerbare