Thema: Schapen vmbo-kgt34

Thema: Schapen vmbo-kgt34

Thema: Schapen

Intro

Schapen zijn zoogdieren die vrijwel in alle landen ter wereld voorkomen.
Een mannelijk schaap noem je een ram. Een vrouwelijk schaap noem je een ooi en het jong een lam.
Er zijn verschillende soorten schapen en allemaal hebben ze hun eigen gunstige eigenschappen.
Ze worden onder andere gefokt voor vlees, wol en melk.

Kijk naar de volgende video over de schaapsherder en zijn kudde. Bespreek na het kijken wat het voordeel van deze manier van groenonderhoud is vergeleken met grasmaaiers of chemische bestrijding.

Schapen eten gras en hebben daarom een erg lang verteringsstelsel.
De lengte van het verteringskanaal kan wel 26 maal zijn lichaamslengte zijn.
Ook heeft een schaap, net als een koe, meerdere magen en wordt het voedsel opgebraakt en herkauwd.

Niet alleen mensen kunnen ziek worden, maar ook schapen.
Zo kan de uier van het schaap ontsteken als er bacteriën bijvoorbeeld via wondjes de tepel binnendringen.

Schapen en andere organismen zijn opgebouwd uit cellen, weefsels en organen.
In dit thema leer je meer over deze organisatieniveaus.
Ook leer je hoe fotosynthese werkt.
Je gaat bekijken hoe de vertering werkt en het hart en de huid.
Je sluit het thema af met het maken van examenvragen die aansluiten bij de leerdoelen van dit thema. 

Wat kan ik straks?

Kennis
Aan het eind van dit thema kan ik:

K4: Cellen en weefsels

  • Benoemen hoe weefsels zijn opgebouwd.
  • Het verschil tussen cellen en weefsels uitleggen.
  • Enkele type cellen en weefsels onderscheiden.

K4: Fotosynthese

  • Aangeven welke stoffen men nodig heeft voor de fotosynthese en welke stoffen er worden gevormd (reactievergelijking).
  • De delen van een plant noemen waar de fotosynthese plaatsvindt.
  • Het belang van fotosynthese uitleggen.

K4: Van cel tot orgaanstelsel

  • Omschrijven wat een weefsel is.
  • Omschrijven wat een orgaan is.
  • Enkele orgaanstelsels benoemen met hun organen en functies.

K6: Plantenweefsels

  • Verschillende typen weefsels bij planten herkennen en beschrijven.
  • Het verschil uitleggen tussen bastvaten en houtvaten.
  • De functie van huidmondjes omschrijven.

K9: Voedingsstoffen en voedingsmiddelen

  • Met behulp van voorbeelden het verschil tussen voedingsstoffen en voedingsmiddelen duidelijk maken.
  • De zes groepen voedingsmiddelen benoemen met hun functie.
  • Het belang van de Schijf van vijf omschrijven.

K9: Verteren

  • Het verschil tussen mechanische en chemische vertering duidelijk maken.
  • De organen van het spijsverteringsstelsel benoemen met hun functies.
  • Beschrijven wat een enzym is en aangeven waarvoor enzymen belangrijk zijn.
  • De plekken in het verteringsstelsel benoemen waar verteringssappen worden aangemaakt.
  • De functie van verteringssappen omschrijven.

K9: Hart en bloedvaten - 1

  • In een afbeelding de onderdelen van het hart benoemen.
  • De werking van het hart beschrijven.
  • Met behulp van een afbeelding duidelijk maken wat het verschil is tussen de grote en de kleine bloedsomloop.
  • Omschrijven welke type bloedvaten er zijn en wat de functie van ieder type bloedvat is.

K10: De huid

  • In een afbeelding de onderdelen van de huid benoemen.
  • De functies geven van de verschillende onderdelen van de huid.
  • Uitleggen wat de rol is van zweten, vet en de doorbloeding van de huid.
  • Uitleggen wat de rol van pigment is bij de bescherming tegen ultraviolette straling.

K5: Dissimilatie

  • Het proces van assimilatie en het proces van dissimilatie beschrijven.
  • Het belang van assimilatie en dissimilatie beschrijven.
  • Voorbeelden noemen van dissimilatie zonder zuurstof.
  • Omschrijven hoe gisting gebruikt wordt in de klassieke biotechnologie.

Vaardigheden:
Aan het eind van dit thema kan ik:

  • Een practicum uitvoeren en het resultaat verwerken in een schematische en/of een natuurgetrouwe tekening maken.
  • Een onderzoek uitvoeren en de resultaten verwerken in een verslag.
  • Informatie opzoeken op internet.

Wat kan ik al?

Weet je het nog?
Het thema Schapen is het tweede thema in leerjaar 3.
De theorie uit een aantal modules die je in thema 1 'Jacobskruiskruid' bent tegengekomen, heb je ook nodig bij de afsluiting van dit thema.
Als je twijfelt of je het nog weet, klik de modules hieronder dan nog eens door.

Klik op de links om de modules te openen.

Bouw van een cel (planten en dieren)

Verschillende eters

Bouw van zaadplanten

Spijsverteringsstelsel

Wat ga ik doen?

Het thema Schapen bestaat uit de volgende onderdelen.
In de tabel staat per activiteit hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.

Activiteit

Aantal lessen

Inleiding

 

Wat kan ik straks?

0,5

Wat kan ik al?

2

Wat ga ik doen?

0,5

Modules

 

Module: Cellen en weefsels

2

Module: Fotosynthese

2

Module: Van cel tot orgaanstelsel

2

Module: Plantenweefsels

2

Module: Voedingsstoffen en voedingsmiddelen

2

Module: Verteren

2

Module: Hart en bloedsomloop

2

Module: De huid

2

Module: Dissimilatie

2

Afsluiting

 

Samenvattend

0,5

Examenvragen

0,5

Terugkijken

0,5

Totaal:

22 à 23

 

 

 

Modules

Cellen en weefsels

Cellen en weefsels

Intro

In deze module kijken we naar verschillende soorten cellen en weefsels.
Als je het verschil weet tussen een dierlijke en plantaardige cel dan kun je ook makkelijker herkennen of je te maken hebt met dierlijk of plantaardig weefsel.

Daarover meer in deze module!

Succes!

Wat kan ik straks?

Na deze module kan ik:

  • benoemen hoe weefsels zijn opgebouwd.
  • vier soorten dierlijk weefsel noemen.
  • drie soorten plantaardig weefsel noemen.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Je maakt een opdracht over plantaardige weefsels, bekijkt een video over het gebruik van plantaardige weefsels en maakt een tekening van plantaardige vezels.

Stap 3

Je tekent een beencel en een kraakbeencel en onderzoekt de samenstelling van (kraak)been.

Stap 4

Je doet twee opdrachten over verschillende soorten cellen/weefsels.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippen van de module.

Examenopgaven

Je maakt examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 à 3 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Alle organismen bestaan uit cellen. Soms kunnen organismen zelfstandig leven als eencellige.
Maar de meeste organismen bestaan uit meedere cellen.
Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel 'Cellen en weefsels'.

Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Plantaardig

In de Kennisbank worden plantaardige weefsels genoemd.

Maak de oefening.

In het dagelijks leven wordt veel gebruik gemaakt van plantaardige vezels.
Voorbeelden hiervan zijn hout, vlas, sisal en katoen.
Bekijk de videoclip op SchoolTV over hoe katoen wordt verbouwd.


Maak de opdracht.

Plantaardige vezels

  • Download het werkblad Plantaardige vezels.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of
    download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer de opdracht uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Beoordeel eerst zelf je natuurgetrouwe tekening.
  • Laat de tekening vervolgens beoordelen door je docent.


Gebruik de informatie uit de Gereedschapskist.

Natuurgetrouwe tekening maken

In een natuurgetrouwe tekening verwerp je veel meer details dan in een schematische tekening. Je zorgt ervoor dat je het object zo realistisch mogelijk weergeeft.

 

Stap 3: Been en kraakbeen

Been en kraakbeen zijn voorbeelden van steunweefsel.
Steunweefsel zorgt voor stevigheid in het lichaam.
De tussencelstof van been en kraakbeen bevat lijmstoffen en kalkzouten.
Lijmstoffen zorgen ervoor dat bot een beetje buigzaam is, kalkzouten zorgen ervoor dat botten hard zijn.
Beencellen liggen rondom een klein kanaaltje, kraakbeencellen liggen in groepjes bij elkaar.

Cellen van been en kraakbeen
Je gaat met de microscoop cellen bekijken van beenweefsel en kraakbeen weefsel.

Practicum Been en kraakbeen

  • Download nu het werkblad Been en kraakbeen.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Lees de tips in de Gereedschapskist 'Schematische tekening maken'.
  • Voer de opdrachten uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Beoordeel eerst zelf (eventueel samen met een klasgenoot) de schematische tekeningen.
  • Laat de tekening vervolgens beoordelen door je docent.


Je gaat de samenstelling van been en kraakbeen onderzoeken.

Practicum Samenstelling been en kraakbeen

  • Download nu het practicum Samenstelling been en kraakbeen.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Lees de tips in de Gereedschapskist 'Natuurwetenschappelijk verslag maken'.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Maak het onderzoeksverslag.
  • Beoordeel eerst samen het onderzoeksverslag.
  • Laat het verslag vervolgens beoordelen door jullie docent.

 

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Stap 4: In het lichaam

In het Kennisbankitem staat een afbeelding met een lichaam en acht soorten weefsels opgebouwd uit acht verschillende soorten cellen:

  • Zenuwcellen
  • Wangslijmvliescellen
  • Kraakbeencellen
  • Gladde spiercellen
  • Darmepitheel
  • Botcellen
  • Dwarsgestreepte spiercellen
  • Rode bloedcellen

Iedere soort cel heeft zijn eigen rol.

Maak de volgende twee oefeningen.

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Weefsel
Groep cellen met dezelfde vorm en functie (hetzelfde celtype).

Tussencelstof
Het materiaal tussen en rond de lichaamscellen, dat de cellen steunt en voedt.

Bindweefsel
Is een vorm van weefsel dat onderdeel uitmaakt van alle organen van het lichaam van mens en dier. Bindweefsel heeft een steunende, dan wel verzorgende functie. Bindweefsel beschermt de organen en bepaalt hun vorm

Impulsen
Elektrische stroompjes die door zintuigcellen worden doorgegeven aan zenuwcellen.

Celwand
Stevige structuur rondom een cel; bestaat uit cellulose. Komt voor bij bacteriën, schimmels en planten.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Intro

  • Gaf de introductie een duidelijk beeld van wat je kon verwachten in deze module?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je benoemen hoe weefsels zijn opgebouwd?
    Kun je verschillende soorten dierlijk/plantaardig weefsel noemen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2,5 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat? Heb je alle stappen in die tijd kunnen doorlopen?
  • Inhoud
    Je hebt zowel een natuurgetrouwe als een schematische tekening gemaakt.
    Wist je nog wat het verschil was tussen beide soorten tekeningen?
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Fotosynthese

Fotosynthese

Intro

In de media hoor je vaak dat we planten, bossen en de regenwouden nodig hebben voor de zuurstofvoorziening op aarde. Dat we zuinig moeten zijn op onze bossen en dat er een einde moet komen aan het kappen van het regenwoud.  
Dat heeft alles te maken met fotosynthese in planten en bomen. In deze module leer je meer over fotosynthese.

Om te beginnen kijken we naar de volgende video van SchoolTV. Maak daarna de rest van de module.

Wat kan ik straks?

Na deze module kan ik:

  • aangeven welke stoffen ik nodig heb voor de fotosynthese en welke stoffen er worden gevormd (reactievergelijking).
  • de delen van een plant noemen waar de fotosynthese plaatsvindt.
  • het belang van fotosynthese uitleggen.

 

Wat ga ik doen?

 

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert twee Kennisbankitems en test je kennis.

Stap 2

Je doet het onderzoek 'Zetmeel aantonen'.

Stap 3

Bekijk de video en leg in je eigen woorden uit waarom planten groen zijn.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst bij de module.

Examenopgaven

Je maakt examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 à 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bij de fotosynthese maken planten glucose met behulp van energie uit het zonlicht.
Dit gebeurt in de groene delen van de plant, vooral in de bladeren.
Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel 'Fotosynthese'.

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Invloed van licht

Wat is de invloed van licht op de vorming van zetmeel in een blad?
In de groene delen van planten vindt fotosynthese plaats.
Van water en koolstofdioxide wordt met behulp van licht, glucose en zuurstof gemaakt.
Glucose wordt in de cellen van de bladeren direct omgezet in zetmeel.
Zetmeel kun je aantonen met jodium.
Bekijk het filmpje:

Jij gaat dit practicum ook uitvoeren. Je onderzoekt wat de invloed is van licht op de vorming van zetmeel in een blad.

Onderzoek Zetmeel aantonen

  • Download de onderzoeksopzet:
    Wat is de invloed van licht op de vorming van zetmeel?.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of
    download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees de onderzoeksopzet een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Lees de tips in de Gereedschapskisten 'Schematische tekening maken' en  'Natuurwetenschappelijk verslag maken'.
  • Voer het onderzoek uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Maak het onderzoeksverslag.
  • Beoordeel eerst samen het onderzoeksverslag.
  • Laat het verslag vervolgens beoordelen door jullie docent.


Gebruik de informatie in de Gereedschapskist.

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Stap 3: Waarom zijn bladeren groen?

Bekijk de volgende videoclip van YouTube waarin (in het Engels) wordt uitgelegd waarom bladeren groen zijn.
Gebruik eventueel de ondertitels in het Engels of laat de ondertitels vertalen naar het Nederlands.

Leg nu in eigen woorden uit waarom een plant groen is.
Bespreek je antwoord met je docent of overleg met klasgenoten.

 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Fotosynthese
Proces waarbij water en koolstofdioxide met behulp van zonlicht worden omgezet in suikers (glucose). Dit gebeurt in planten (bladgroenkorrels).

Koolstofdioxide
Ook wel koolzuurgas genoemd, molecuul bestaat uit één koolstof en twee zuurstof atomen; gas dat ontstaat bij verbranding. Koolstofdioxide ontstaat bij verbranding in cellen van organismen (verbrandingsproduct) en wordt opgenomen door planten voor de fotosynthese.

Water
Molecuul bestaat uit twee waterstof atomen en één zuurstof atoom; belangrijke bouwstof voor organismen die ontstaat bij verbranding van glucose en nodig is voor de fotosynthese van planten.

Glucose
Glucose is een soort suiker, ofwel een koolhydraat.

Zetmeel
Is een koolhydraat, is de vorm waarin glucose wordt opgeslagen in bladeren.

Bladgroen
Groene kleurstof in bladgroenkorrels (in planten), hebben functie bij fotosynthese.

Zuurstof
Molecuul bestaat uit twee zuurstof atomen; gas dat ontstaat bij fotosynthese in planten en nodig is voor verbranding.

Bladgroenkorrels
Groene korrels waarin fotosynthese plaatsvindt; ze bevinden zich in het celplasma van planten.

Opperhuid
De opperhuid is de buitenste laag cellen van een plant.

Huidmondjes
Opening in bladeren waardoor gassen (zuurstof, koolstofdioxide, waterdamp) in en uit de plant kunnen gaan.

Sluitcellen
Sluitcellen regelen het open- en dichtgaan van de huidmondjes.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Intro

  • Gaf de introductie een duidelijk beeld van wat je kon verwachten in deze module?
    Gaf de video een duidelijke uitleg over fotosynthese?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Bedenk bij ieder leerdoel een vraag en zorg dat je ook het antwoord weet op die vraag.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 1,5 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat? Kon je in die tijd ook het practicum 'Zetmeel aantonen' doen?
  • Inhoud
    In de onderbouw heb je ook al eens opdracht over de fotosynthese gedaan.
    Wist je het meeste nog? Schrijf één ding op wat je niet meer wist.
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Van cel tot orgaanstelsel

Van cel tot orgaanstelsel

Intro

Ons lichaam bestaat uit verschillende orgaanstelsels. Daarover heb je in de onderbouw al meer geleerd. Maar wat weet je hier nog van?
We beginnen deze module met een video die je geheugen op kan frissen:

Wat kan ik straks?

Na deze module kan ik:

  • omschrijven wat een weefsel is.
  • omschrijven wat een orgaan is.
  • minimaal zeven orgaanstelsels benoemen en van ieder orgaanstelsel minimaal twee organen.

 

Wat ga ik doen?

 

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Op een werkblad geef je van verschillende onderdelen van je lichaam aan of het gaat een cel, weefsel, orgaan of orgaanstelsel.

Stap 3

en

Teken een doorsnee van een huisdier.

Stap 4

en

Je gebruikt het knipblad torso om aan te geven waar organen liggen.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst bij de module.

Examenopgaven

Je maakt enkele examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Als je inzoomt op een organisme, zie je steeds kleinere eenheden.
Van groot naar klein is dat: organisme, orgaanstelsel, orgaan, weefsel, cel.
Meer hierover in het Kennisbankonderdeel 'Van cel tot orgaanstelsel'.

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Ik van binnen

Bekijk eerst de video gemaakt door leerlingen. Maak daarna de oefening.

Van klein naar groot
Maak de volgende oefening.

Ons lichaam

  • Download nu het werkblad Ons lichaam.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Je ziet je een aantal lichaamsonderdelen. Schrijf onder elke afbeelding wat je ziet.
  • Schrijf onder elke afbeelding ook op of het gaat om een cel, weefsel, orgaan of orgaanstelsel.
  • Klaar?
    Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
    Bespreek met name de verschillen (als die er zijn).

Stap 3: Doorsnee van een huisdier

Wat is je favoriete huisdier?

  • Teken op een A4 papier een zijaanzicht van je favoriete huisdier.
    Zoek eventueel op internet naar een voorbeeld.
  • In de buik- en borstholte teken je de organen hoe deze er bij jouw dier uitzien.
  • Geef organen die bij hetzelfde organenstelsel horen dezelfde kleur.
  • Hierna benoem je de organen die je hebt getekend.

Ga zo nodig op zoek naar extra informatie.
Laat je tekening zien aan een klasgenoot. Vraag om commentaar.
Bekijk ook de tekening van je klasgenoot. Geef op een goede manier feedback.

Klaar?
Laat je tekening beoordelen door je docent.
Hij/zij let er op dat de organen zijn gekoppeld aan de juiste orgaanstelsels en de organen op de juiste plek in de borst- en buikholte liggen.

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Stap 4: De torso

Bestudeer de namen van de organen in de romp van een mens.
Je kunt hiervoor de torso in de klas gebruiken.
Of gebruik daarbij de volgende link: www.biologiesite.nl: torsoorganen

Doe vervolgens deze oefening

Knipblad torso

  • Download het Knipblad torso.
  • Knip alle organen uit en plak deze op de juiste plek in de lege torso.
  • Benoem hierna alle organen en geef de organen die samen een organenstelsel vormen dezelfde kleur.
  • Laat het resultaat beoordelen door een klasgenoot.

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Ademhalingsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor het opnemen van zuurstof en het uitscheiden van koolstofdioxide. Ademhalingsorganen zijn o.a. luchtpijp en longen (met longblaasjes).

Verteringsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor de spijsvertering. Spijsverteringsorganen zijn o.a. de maag, alvleesklier, dunne darm en dikke darm.

Voortplantingsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij de voortplanting van dieren, mensen en planten.

Spierstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit spieren, die samen met het zenuwstelsel en het skelet ervoor zorgen dat je kunt bewegen.

Botstelsel
Orgaanstelsel dat zorgt voor stevigheid en bescherming van een organisme en ook beweging mogelijk maakt door spieraanhechting. Bijvoorbeeld: het geraamte bij gewervelde dieren (inwendig skelet) en het pantser (uitwendig skelet) bij geleedpotige dieren (bijvoorbeeld insecten)

Zenuwstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die betrokken zijn bij het waarnemen van en reageren op prikkels uit de omgeving en uit het lichaam zelf. Organen van het zenuwstelsel zijn o.a. zintuigen, hersenen en ruggenmerg.

Zintuigstelsel
Orgaanstelsel dat een verandering in de omgeving kan waarnemen en signalen doorgeeft aan delen van het zenuwstelsel (zenuwcellen).

Uitscheidingsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor het verwijderen van schadelijke en overbodige stoffen uit het lichaam. Uitscheidingsorganen zijn o.a. nieren, lever en de huid.

Hormoonstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen en klieren die hormonen maken en afgeven. Hormonen worden vervoerd via het bloed en regelen allerlei lichaamsprocessen, zoals ademhaling, bloeddruk, hartslag, spijsvertering, slapen en voortplanting. Betrokken organen zijn o.a. de hypofyse en schildklier.

Bloedvatenstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit alle aders, slagaders en haarvaten.

Nieren
Organen die betrokken zijn bij de uitscheiding (urine).

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Intro

  • Gaf de introductie een duidelijk beeld van wat je kon verwachten in deze module?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat? Met welke stap ben je het langst bezig geweest?
  • Inhoud
    In de onderbouw heb je al kennis gemaakt met de begrippen cel, weefsel, orgaan en orgaanstelsel. Wist je het nog?
  • Examenopgaven
    Dit onderdeel komt regelmatig terug in het examen.
    Heb je alle examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Plantenweefsels

Plantenweefsels

Intro

Plantenweefsels zijn groepjes cellen in een plant die veel op elkaar lijken en dezelfde functie hebben.

In de onderbouw heb je geleerd dat er vier soorten weefsels zijn in een plant:

  • groeiweefsel
  • transportweefsel
  • vulweefsel
  • opperhuid

Wat kan ik straks?

Na deze module kan ik:

  • verschillende typen weefsels bij planten herkennen en beschrijven.
  • het verschil uitleggen tussen bastvaten en houtvaten.
  • de functie van huidmondjes omschrijven.

 

Wat ga ik doen?

 

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Doe het practicum Huidmondjes; maak een natuurgetrouwe tekening.

Stap 3

Doe het practicum Houtvaten en bastvaten; maak een schematische tekening.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst bij deze module.

Examenopgaven

Je maakt enkele examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Een groep cellen die veel op elkaar lijken en dezelfde functie hebben, noem je een weefsel.
Over plantenweefsel gaat het volgende onderdeel van de Kennisbank.

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Practicum Huidmondjes

Huidmondjes vind je in de opperhuid van bladeren.
Een huidmondje is een kleine opening gevormd door twee sluitcellen.
Door de huidmondjes kunnen gassen als zuurstof en koolstofdioxide het blad in- en uitgaan.

Je gaat met de microscoop de huidmondjes bekijken van een blad.

Practicum Huidmondjes

  • Download het practicum Huidmondjes.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of
    download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Lees voor je begint de tips in de Gereedschapskist hieronder.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Beoordeel eerst zelf de natuurgetrouwe tekening van huidmondjes.
  • Laat de tekening vervolgens beoordelen door je docent.

 

Natuurgetrouwe tekening maken

In een natuurgetrouwe tekening verwerp je veel meer details dan in een schematische tekening. Je zorgt ervoor dat je het object zo realistisch mogelijk weergeeft.

 

Stap 3: Houtvaten en bastvaten

In een plant worden stoffen getransporteerd door houtvaten en bastvaten.

Houtvaten vervoeren water en mineralen van de wortels naar de rest van de plant.

Bastvaten vervoeren water en glucose van de bladeren naar alle andere delen van de plant.

Houtvaten en bastvaten liggen meestal tegen elkaar aan in vaatbundels, de houtvaten aan de buitenkant, de bastvaten aan de binnenkant.

In dit practicum ga je kijken naar het verschil in bouw tussen houtvaten en bastvaten.

Practicum Houtvaten en bastvaten

  • Download het practicum Houtvaten en bastvaten.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Lees voor je begint de Gereedschapskist hieronder voor tips. 
  • Voer het practicum uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Beoordeel eerst zelf de drie schematische tekeningen.
  • Laat de tekeningen vervolgens beoordelen door je docent.

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Cel
Kleinste organisatie-eenheid (bouwsteen) van een organisme.

Celwand
Stevige structuur rondom een cel; bestaat uit cellulose. Komt voor bij bacteriën, schimmels en planten.

Weefsel
Groep cellen met dezelfde vorm en functie (hetzelfde celtype).

Celdeling (mitose)
Gewone celdeling: één moedercel deelt zich in tweeën. Hierbij ontstaan twee dochtercellen, die genetisch hetzelfde zijn als de moedercel, met hetzelfde aantal chromosomen. Dit type deling zorgt o.a. voor groei van een organisme en voor herstel van weefsel. Ook bij ongeslachtelijke voortplanting door deling is sprake van mitose en gewone celdeling. Mitose is het proces van (gewone) kerndeling die aan de celdeling vooraf gaat.

Vaatplant
Landplanten met vaatbundels (houtvaten en bastvaten).

Bastvaten
Transportkanalen in de stengel; vervoeren geproduceerde suikers van de bladeren richting de wortels. In het vroege voorjaar (wanneer de plant nog geen bladeren heeft) worden suikers vervoerd van de wortels naar de bladeren voor snelle groei.

Houtvaten
Transportkanalen in de stengel; vervoeren water en mineralen van de wortels richting de bladeren en bloemen

Vaatbundels
In vaatbundels komen de bast- en houtvaten samen.

Steunweefsel
Steunweefsel zorgt voor stevigheid in het skelet of tussen organen. Er zijn drie typen; bindweefsel, kraakbeenweefsel en beenweefsel.

Bladgroen
Groene kleurstof in bladgroenkorrels (in planten), hebben functie bij fotosynthese.

Huidmondjes
Opening in bladeren waardoor gassen (zuurstof, koolstofdioxide, waterdamp) in en uit de plant kunnen gaan.

Sluitcellen
Sluitcellen regelen het open- en dichtgaan van de huidmondjes.

Wortelharen
Uitgegroeide opperhuidcellen, die water en mineralen opnemen uit de bodem.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Intro

  • Gaf het intro een duidelijk beeld van wat je in deze module kon verwachten?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Ga na nog even na of je de genoemde begrippen kunt omschrijven?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Heb je in die tijd beide practica kunnen doen?
  • Inhoud
    Vind je het leuk om practicum te doen?
    Schrijf op wat je wel en wat je niet zo leuk vindt aan het doen van practicum.
  • Examenopgaven
    Heb je beide examenopgaven gemaakt? Wist je de antwoorden? Vond je dat de examenvragen aansloten bij de leerdoelen van deze module? Waarom wel of waarom niet?

Voedingsstoffen en voedingsmiddelen

Voedingsstoffen en voedingsmiddelen

Intro

In voedingsmiddelen zitten verschillende voedingsstoffen.
Daarover heb je in de onderbouw al veel geleerd.
Maar wat is ook alweer het verschil en welke functies hebben ze?
De volgende video frist je geheugen op. Ga daarna verder met de rest van de module.

Wat kan ik straks?

Na deze module kan ik:

  • met behulp van voorbeelden het verschil tussen voedingsstoffen en voedingsmiddelen duidelijk maken.
  • de zes groepen voedingsmiddelen benoemen met hun functie.
  • het belang van de Schijf van vijf omschrijven.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Waarom staat er productinformatie op verpakkingen? Maak de oefening.

Stap 3

Doe het onderzoek 'Aantonen van ijzer' en maak een verslag.

Stap 4

Doe het onderzoek 'Aantonen van glucose' en maak een verslag.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst bij deze module.

Examenopgaven

Je maakt enkele examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 à 3 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Alle producten die je eet zijn voedingsmiddelen. In voedingsmiddelen zitten voedingsstoffen. Voedingsstoffen zijn de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen.
Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel:

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Productinformatie

Stap 3: Aantonen ijzer in cornflakes

IJzer is een mineraal wat het lichaam onder andere nodig heeft om rode bloedcellen te maken.
In de aflevering 'ijzer' van donderdag 15 oktober 2009 liet het programma Keuringsdienst van Waarde van de KRO zien dat er in sommige merken cornflakes wel heel veel ijzer zit.
Bekijk hier een stukje van de aflevering op de website van de KVW:

Je gaat nu zelf onderzoeken in welk merk cornflakes de fabrikant extra ijzer heeft toegevoegd.

Onderzoek Aantonen van ijzer

  • Werk samen met een klasgenoot.
  • Download de onderzoeksopzet Aantonen van ijzer.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees de onderzoeksopzet een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Lees voor je begint nog even de informatie uit de Gereedschapskist hieronder.
  • Voer het onderzoek uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Maak het onderzoeksverslag.
  • Beoordeel eerst samen het onderzoeksverslag.
  • Laat het verslag vervolgens beoordelen door jullie docent.

 

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Stap 4: Glucose aantonen

Voor de meeste voedingsmiddelen is heel nauwkeurig uitgezocht welke voedingsstoffen erin zitten.
Dit staat op de verpakking vermeld.

Je onderzoekt of er in bepaalde voedingsmiddelen glucose zit.

Onderzoek Aantonen van glucose

  • Download de onderzoeksopzet Aantonen van glucose.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees de onderzoeksopzet een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Lees voor je begint nog even de informatie uit de Gereedschapskist hieronder.
  • Voer het onderzoek uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Maak het onderzoeksverslag.
  • Beoordeel eerst samen het onderzoeksverslag.
  • Laat het verslag vervolgens beoordelen door jullie docent.

 

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Voedingsmiddelen
Alle producten die je eet.

Voedingsstoffen
Bruikbare delen in voedingsmiddelen (voedsel); voedingsstoffen worden direct opgenomen in de darmen of verteerd tot stoffen die kunnen worden opgenomen in de darmen.

Bouwstoffen
Voedingsstoffen met als functie: opbouw, herstel en groei van organismen. Bijvoorbeeld: eiwitten, vetten en water.

Brandstoffen
Voedingsstoffen met als functie: leveren van energie door verbranding. Bijvoorbeeld: koolhydraten en vetten en in mindere mate eiwitten.

Reservestoffen
Voedingsstoffen die dienen als reservestof. Bijvoorbeeld: vetten.

Beschermende stoffen
Voedingsstoffen met als functie: weerstand tegen ziektes vergroten. Bijvoorbeeld: mineralen en vitaminen.

Eiwitten
Voedingsstoffen die vooral dienen als bouwstoffen. Pas wanneer de koolhydraten en vetten opgebruikt zijn, worden ook eiwitten gebruikt als brandstof.

Koolhydraten
Voedingsstoffen die vooral dienen als brandstof, maar ook als bouwstof en reservestof gebruikt worden. Koolhydraten zijn ontstaan uit glucose. Bijvoorbeeld: suiker, zetmeel en cellulose.

Vetten
Voedingsstoffen die vooral als brandstof en reservestof dienen, maar ook als bouwstof kunnen worden gebruikt. Wanneer de koolhydraten opgebruikt zijn, worden vetten gebruikt als brandstof.

Water
Belangrijke bouwstof voor organismen die ontstaat bij verbranding van glucose en die nodig is voor de fotosynthese van planten.

Mineralen
Stoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in eten en drinken en die werken als beschermende stof: ze zorgen ervoor dat je gezond blijft. Ze leveren geen energie. Bijvoorbeeld: ijzer en zout.

Vitaminen
Stoffen die in kleine hoeveelheden voorkomen in eten en drinken en die werken als beschermende stof: ze zorgen ervoor dat je gezond blijft. Ze leveren geen energie. Bijvoorbeeld: vitamine C.

Schijf van vijf
Hulpmiddel opgesteld door het Voedingscentrum dat je kunt gebruiken bij het kiezen van gezonde voeding. Eet elke dag iets uit alle vijf vakken; van de grootste vakken moet je het meeste eten.

Ballaststoffen
Onverteerbare resten van plantaardig voedsel; deze voedingsvezels zijn belangrijk voor een effectieve darmperistaltiek en verlaten je lichaam met de ontlasting.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Intro

  • Vond je dat de video een goede start was van deze module? Wist je de informatie die in de video werd verteld nog?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 2 à 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Heb je in die tijd beide onderzoeken kunnen doen?
  • Inhoud
    Ook in de onderbouw heb je al een opdracht gemaakt over voedingsstoffen en voedingsmiddelen. Wist je het meeste nog? Schrijf één ding op dat nieuw voor je was.
  • Begrippenlijst
    Ga na of alle begrippen die in de opdracht langs zijn gekomen ook in de begrippenlijst staan.
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed? Heb je bij problemen de hulp van je docent ingeroepen? Waarom wel of waarom niet? 

Verteren

Verteren

Intro

De spijsvertering is een groot en belangrijk proces in ons lichaam. Het zorgt ervoor dat de voedingsstoffen worden opgenomen in ons lichaam en ons voedsel wordt verwerkt.

In de volgende video wordt de spijsvertering van A tot Z uitgelegd. Kijk de video voor je begint aan deze module.

Wat kan ik straks?

Na deze module kan ik:

  • het verschil tussen mechanische en chemische vertering duidelijk maken.
  • de organen van het spijsverteringsstelsel benoemen met hun functies.
  • beschrijven wat een enzym is en aangeven waarvoor enzymen belangrijk zijn.
  • de plekken in het verteringsstelsel benoemen waar verteringssappen worden aangemaakt.
  • de functie van verteringssappen omschrijven.

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Doe het onderzoek 'Invloed van enzymen op gummibeertjes' en schrijf een verslag.

Stap 3

Maak een tekening van je lichaam met daarin de organen van het spijsverteringsstelsel.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst bij de module.

Examenopgaven

Je maakt een aantal examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Weet je wat het verschil is tussen verteren en verbranden? Nog niet?
Bestudeer dan uit de Kennisbank biologie het volgende onderdeel:

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Enzymen en gummibeertjes

In tweetallen.
Gummibeertjes bestaan voor een groot deel uit eiwit (gelatine). In de maag en dunne darm worden deze eiwitten kapot geknipt door enzymen. Uiteindelijk blijft er niets meer van de Gummibeertjes over.
In het sap van bepaalde vruchten zitten ook enzymen die eiwitten kapot knippen.
Het verteren van voedingsmiddelen onder invloed van enzymen noem je chemische vertering
Wat is de invloed van enzymen op Gummibeertjes? Dat ga je nu onderzoeken.

Onderzoek Invloed van enzymen op gummibeertjes

  • Download nu de onderzoeksopzet Invloed van enzymen op gummibeertjes.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees de onderzoeksopzet een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Lees voor je begint de informatie in de Gereedschapskist hieronder.
  • Voer het onderzoek uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Maak een onderzoeksverslag zoals beschreven in de gereedschapskist.
  • Beoordeel eerst samen het onderzoeksverslag.
  • Laat het verslag vervolgens beoordelen door de docent.

 

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Stap 3: Je eigen verteringsstelsel

Het verteringsstelsel bestaat uit meerdere organen. Deze organen zorgen voor de mechanische vertering; het kleiner maken van voeding.

Waar liggen in je lichaam deze verteringsorganen? Maak een levensgrote tekening van je lichaam met daarin de organen van het spijsverteringsstelsel.

Werkblad Verteringsstelsel

  • Download nu het werkblad Je eigen spijsverteringsstelsel.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Lees voor je begint de informatie in de Gereedschapskist hieronder.
  • Voer de opdrachten uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Beoordeel eerst zelf de tekening.
  • Laat de tekening vervolgens beoordelen door de docent.

 

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Vertering
Het afbreken van voedsel tot kleine door het lichaam opneembare deeltjes.

Verbranding
Chemisch proces waarbij energie vrijkomt uit glucose en zuurstof.

Mechanische vertering
Kauwen en kneden, kleiner maken van voeding door o.a. het gebit, bewegingen in maag en darmen (maag- en darmperistaltiek).

Darmperistaltiek
Afwisselende samentrekking van spieren in o.a. slokdarm en darmen; zorgt voor transport van de voedselbrij door het spijsverteringskanaal.

Maagportier
Afwisselende samentrekking van spieren in o.a. slokdarm en darmen; zorgt voor transport van de voedselbrij door het spijsverteringskanaal.

Chemische vertering
Omzetten van voedingsstoffen in kleinere delen door verteringssappen met enzymen (bijvoorbeeld maagsap) en zonder enzymen (gal).

Enzym
Helpt met het omzetten van stof A in stof B.

Verteringssappen
De sappen die een rol spelen bij de spijsvertering, zoals speeksel, maagsap/maazuur, galsap, alvleessap en darmsap.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Intro

  • Kon je door het kijken van de video stap 3 makkelijker uitvoeren?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je beschrijven wat een enzym is en aangeven waarvoor enzymen belangrijk zijn.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat? Heb je naast die twee uur thuis nog iets moeten doen?
  • Inhoud
    Over het verteringsstelsel heb je in de onderbouw ook al les gehad. Maar wist je ook al wat enzymen waren? En verteringssappen?
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Hart en bloedsomloop

Hart en bloedsomloop

Intro

In de volgende video zie je de verschillende onderdelen van het hart en hun functie.
Let goed op. De informatie kun je gebruiken in de rest van deze module.

Wat kan ik straks?

Na deze module kan ik:

  • in een afbeelding de onderdelen van het hart benoemen.
  • de werking van het hart beschrijven.
  • met behulp van een afbeelding duidelijk maken wat het verschil is tussen de grote en de kleine bloedsomloop.
  • omschrijven welke type bloedvaten er zijn en wat de functie van ieder type bloedvat is.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Je benoemt de verschillende onderdelen van het hart.

Stap 3

Wat is je mening over het snijden in organen? Doe eventueel het practicum 'Hart tekenen'.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst.

Examenopgaven

Je maakt een aantal examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Je hart klopt een leven lang onafgebroken.
Gelukkig maar want zonder hart geen bloed door je bloedvaten en geen voedingsstoffen naar de organen. Zonder hartslag in je lichaam leef je niet.
Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel 'Hart en bloedvaten'.

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Onderdelen van een hart

Kun je de verschillende onderdelen van het hart benoemen?
Weet je waar de verschillende aders en slagaders het hart binnenkomen of juist het hart verlaten?

Stap 3: Ontleden van een hart

In het volgende filmpje wordt een schapenhart open gesneden.
Wat is je mening over het snijden in organen van dieren?
Bespreek je mening na het kijken met een of enkele klasgenoten.


Practicum Hart tekenen
Jullie horen van jullie docent of jullie een tekening van een hart gaan maken.

Practicum Tekenen van een hart

  • Download het werkblad Hart tekenen.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Lees voor je begint eerst de Gereedschapskist hieronder. 
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar en maak de twee tekeningen.
  • Beoordeel eerst zelf de tekeningen.
  • Laat de tekeningen vervolgens beoordelen door de docent.

 

Natuurgetrouwe tekening maken

In een natuurgetrouwe tekening verwerp je veel meer details dan in een schematische tekening. Je zorgt ervoor dat je het object zo realistisch mogelijk weergeeft.

 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Bloed
Lichaamsvocht, dat zuurstof en opgeloste stofwisselingsproducten naar de weefsels aanvoert, en koolstofdioxide en afvalproducten afvoert. Ook transporteert bloed hormonen en warmte, zorgt het voor verdediging tegen indringers en voor bloedstolling bij verwondingen.

Bloedsomloop
Het stromen van bloed door aders, slagaders en haarvaten door het lichaam heen.

Slagaders
Bloedvat waardoor zuurstofrijk bloed van het hart wegstroomt om de verschillende organen van zuurstof te voorzien. Een slagader heeft een dikke wand, is elastisch en de bloeddruk in de slagaders is hoog. Alleen de longslagader bevat zuurstofarm bloed.

Aders
Bloedvat waardoor zuurstofarm bloed vanaf de organen naar het hart stroomt om afvalstoffen af te voeren. Een ader heeft een dunne wand en een lage bloeddruk. Uitzondering is de longader: die bevat zuurstofrijk bloed.

Haarvaten
Allerkleinste bloedvaten in de organen. De wand is heel dun, zodat het bloed en orgaan stoffen gemakkelijk kunnen uitwisselen.

Hart
Een spier die regelmatig samentrekt en zorgt voor het stromen van het bloed door het bloedvatenstelsel.

Boezem
Onderdeel van het hart. Een gezond hart heeft een linker- en een rechterboezem.

Kamer
Onderdeel van het hart. Een gezond hart heeft een linker- en een rechterkamer.

Aorta
Belangrijke lichaamsslagader die bloed vanuit de linkerkamer het lichaam in pompt.

Kleine bloedsomloop
Deel van de bloedsomloop dat ervoor zorgt dat zuurstofarm bloed weer zuurstofrijk kan worden: zuurstofarm bloed stroomt van het hart door de longslagader naar de longen. Van de longen stroomt het zuurstofrijke bloed via de longader terug naar het hart.

Grote bloedsomloop
Deel van de bloedsomloop dat ervoor zorgt dat zuurstofrijk bloed door het lichaam stroomt naar alle organen (behalve de longen).

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Intro

  • Heb je de informatie uit de video daadwerkelijk kunnen gebruiken in de rest van deze opdracht? Bij welke stap wel en bij welke stap niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig geweest?
  • Inhoud
    Heb je het hart getekend?
    Kun je door het tekenen van het hart de onderdelen beter onthouden?
  • Examenopgaven
    Veel examenopgaven bij deze opdracht.
    Heb je ze allemaal gemaakt? Ging het goed?

De huid

De huid

Intro

Deze module gaat over de huid. Je huid is je grootste orgaan van je lichaam en van levensbelang.

Kijk naar de volgende video. Kijk aandachtig en maak daarna de rest van deze module.

Wat kan ik straks?

Na deze module kan ik:

  • in een afbeelding de onderdelen van de huid benoemen.
  • de functie van de verschillende onderdelen van de huid beschrijven.
  • de rol van pigment bij de bescherming tegen ultraviolette straling beschrijven.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Je maakt de opdracht op het werkblad 'Onderdelen huid benoemen'.

Stap 3

Je onderzoekt op welke plekken van je lichaam de tastknopjes liggen.

Stap 4

Je gaat op zoek naar info over huidkwalen.

Stap 5

Je bezoekt twee sites en gaat op zoek naar vragen over UV-gevaar.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Maak de examenopgaven die passen bij de module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 à 3 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

De huid bedekt heel je lichaam aan de buitenkant.
De huid biedt bescherming tegen verschillende gevaren van buitenaf.
Welke dat zijn, lees je in het Kennisbankonderdeel 'De huid'.

De huid

 

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Huidonderdelen

Kun je de verschillende onderdelen van de huid benoemen?
Weet je waar de verschillende klieren zitten?
Kun je de hoornlaag en kiemlaag aanwijzen?

Stap 3: Tastknopjes

Met tastknopjes kun je fijne aanrakingen van de huid waarnemen.
Op sommige plekken in de huid liggen meer tastknopjes dan op andere plekken.
Op welke plek van je lichaam liggen de tastknopjes dicht bij elkaar?
En op welke plekken van je lichaam de tastknopjes verder uit elkaar liggen?

Dit onderzoek doe je in tweetallen.

Onderzoek Tastknopjes

  • Download de onderzoeksopzet Tastknopjes.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees de onderzoeksopzet een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Lees voor je begint de informatie uit de Gereedschapskist hieronder. 
  • Voer het onderzoek uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Maak het onderzoeksverslag.
  • Beoordeel eerst samen het onderzoeksverslag.
  • Laat het verslag vervolgens beoordelen door jullie docent.

 

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Stap 4: Huidkwalen

Stap 5: UV gevaar

Veel mensen vinden het in de zomer heerlijk om in de zon te liggen.
Dat is lekker warm en je wordt er bruin van wat veel mensen erg mooi vinden.
Toch is zonnen niet zonder gevaren. Zo wordt je lichaam blootgesteld aan ultraviolette straling.
Daardoor kun je huidkanker krijgen. 1 op de 6 Nederlander krijgt huidkanker. De kans is dus groot dat jij wel iemand kent die huidkanker heeft of heeft gehad!
Gelukkig heeft je lichaam iets bedacht om je te beschermen tegen deze ultraviolette straling: pigment.



Bekijk de twee onderstaande websites waarin wordt gewaarschuwd voor de gevaren van zonnen.
- www.checkjevlekje.nl
- www.huidfonds.nl

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Mechanische bescherming/afweer
Eerste afweer door aanpassingen aan de buitenkant van het lichaam om ziekteverwekkers uit te schakelen of tegen te houden. Voorbeelden bij de mens: huid en slijm(vlies).

Hoornlaag
Bovenste laag van de opperhuid. Bestaat uit dode cellen.

Kiemlaag
Onderste laag van de opperhuid. Bestaat uit delende cellen.

Pigmentcellen
Pigment bestaat uit pigmentcellen die een kleurstof bevatten die de gevaarlijke UV-straling kunnen opnemen.

Zintuigcellen
Zintuigen bestaan uit zintuigcellen. In deze cellen worden prikkels omgezet in impulsen.

Tastzintuig
Geeft informatie over de structuur van hetgeen je aanraakt.

Pijnzintuig
Waarschuwt je als je huid beschadigd dreigt te worden.

Drukzintuig
Geeft je informatie over de massa en/of breekbaarheid van hetgeen je aanraakt.

Koudezintuig
Geeft informatie over de kou van hetgeen je aanraakt.

Warmtezintuig
Geeft informatie over de warmte van hetgeen je aanraakt.

Zweet
Uitscheidingsproduct dat een functie heeft bij het regelen van de temperatuur van het lichaam.

Voelen
Het waarnemen van aanraking, druk, warmte of kou (tastzintuig en drukzintuig, warmte- en koudezintuigen).

Afweersysteem
Alle reacties die een organisme heeft op het binnendringen van ziekteverwekkers en lichaamsvreemde stoffen.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Intro

  • Gaf de video een duidelijk beeld van de functie en onderdelen van de huid?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je de verschillende onderdelen van de huid en de rol van die onderdelen beschrijven?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 2 à 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat? Met welke stap ben je het langst bezig geweest?
  • Inhoud
    Wat vond je van het onderzoek naar de ligging van tastknopjes?
    Houd je van zonnen? Wist je ook dat het gevaarlijk is om te lang in de zon te zitten?
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven op beide niveaus gemaakt? Ging het goed?

Dissimilatie

Dissimilatie

Intro

Assimilatie en dissimilatie zijn termen die misschien niet gelijk een lampje laten branden. Maar als je het hebt over opbouwen en afbreken klinkt dat een stuk herkenbaarder.  
Assimilatie en dissimilatie zijn processen die zich constant afspelen in en om je heen.

Kijk maar eens naar de volgende video. Maak daarna deze module.

Wat kan ik straks?

Na deze module kan ik:

  • het proces van assimilatie en dissimilatie beschrijven.
  • het belang van assimilatie en dissimilatie beschrijven.
  • voorbeelden noemen van dissimilatie zonder zuurstof.
  • omschrijven hoe gisting gebruikt wordt in de klassieke biotechnologie.

 

Wat ga ik doen?

 

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video 'Verbranding in beeld' en beantwoord de vragen.

Stap 3

Doe het practicum 'Koolstofdioxide' en beantwoord de vragen.

Stap 4

Bekijk de video 'Koolstofdioxide aantonen'.

Stap 5

Wat denk je? Vindt in tuinplanten in de winter nog fotosynthese plaats?

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de Kennisbank en de begrippen van de module.

Examenopgaven

Je maakt een aantal examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 à 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Planten zijn levende organismen, net als dieren.
Alleen in planten vindt fotosynthese plaats.
Planten hebben immers bladgroenkorrels.
Maar in alle levende organismen vindt verbranding plaats.
Bij de verbranding ontstaat energie.

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Verbranding in beeld

Bekijk de video. Lees voor het kijken eerst de vragen door en beantwoord deze na het kijken. 

Mensen, dieren en planten hebben zuurstof nodig.
Maar waarvoor eigenlijk?

Beantwoord nu de volgende vragen in de onderstaande oefening.
Je hebt gezien dat dieren energie krijgen door brandstof te verbranden.

Stap 3: Practicum Koolstofdioxide

Je hebt een glazen potje met een waxinelichtje erin.
Wat gebeurt er als je een deksel op de pot schroeft?
Juist! Het kaarsje gaat uit.
De kaars heeft zuurstof nodig om te kunnen branden.
Door het deksel zal de zuurstof opraken en het kaarsje dooft.

Je weet dat bij verbranding koolstofdioxide vrijkomt.
De indicator voor koolstofdioxide is helder kalkwater.
Een indicator is een stof die een ander stof kan aantonen.
Helder kalkwater wordt troebel als er koolstofdioxide aanwezig is.

In dit practicum laat je een kaars branden in een glazen potje.

Practicum Koolstofdioxide

  • Download nu het practicum Koolstofdioxide.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Beantwoord de drie vragen bij de conclusie.


Vul de antwoorden hieronder in.

Stap 4: Koolstofdioxide

Door te ademen krijg je zuurstof binnen. De cellen van je lichaam hebben zuurstof nodig.
Ze gebruiken het voor het verbranden van voedingsstoffen.
De koolstofdioxide die bij de verbranding ontstaat adem je uit.
Bevat ingeademde lucht meer of minder koolstofdioxide dan uitgeademde lucht? Wat denk je?
Je docent laat een demo zien of je voert zelf het practicum uit.
Download het werkblad .
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).

Bekijk tenslotte de video:

In deze proef wordt onderzocht wat meer koolstofdioxide bevat:
ingeademde of uitgeademde lucht.

Klopt dit met wat jij hebt gezien?

Stap 5: Fotosynthese

Verbranding en fotosynthese

In de winter zien veel planten in de tuin er dood uit.
De delen boven de grond zijn verdord of afgestorven.
Toch leeft de plant.

Maak de oefening.

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Dissimilatie
Stofwisselingsproces; afbraak van organische stoffen, waarbij energie vrijkomt (verbranding). Alle organismen vertonen dissimilatie.

Verbranding
Afbraak van organische stoffen, waarbij energie vrijkomt.

Melkzuurgisting
Dissimilatie zonder zuurstof, waarbij melkzuur gevormd wordt.

Alcoholische gisting
Dissimilatie zonder zuurstof, waarbij alcohol wordt gevormd.

Mitochondriën
Dit zijn de energiecentrales binnen een dierlijke cel waar de verbranding plaats vindt.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Intro

  • Gaf de video een duidelijk beeld van assimilatie en dissimilatie? Kende je de termen al/nog?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat? Heb je in die alle video's kunnen bekijken?
  • Inhoud
    Kun je omschrijven wat het verschil en de overeenkomst is tussen verbranding en fotosynthese?
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Afsluiting

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbankitems bij dit thema.

Examenvragen

Je hebt in de modules veel theorie bestudeerd en veel vragen beantwoord en opdrachten gemaakt.
Als het goed is ben je nu klaar voor het beantwoorden van een aantal examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Wil je meer oefenen? Kijk op Examenkracht.nl

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van dit thema nog eens door.
    Vind je het een goede intro om de opdracht mee te beginnen?
    Past de video goed bij het thema? Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je in het totaal ongeveer 23 uur met dit thema bezig zou zijn.
    Ben je meer of minder tijd met het thema bezig geweest?
    Met welke module ben je het langst bezig geweest? En met welke het kortst?
  • Herhaling
    Heb je voor je aan de modules begon de herhalingsmodules doorgeklikt?
    Wist je het meeste nog?
  • Inhoud
    Het thema bestaat uit negen modules. Welke module vond je het leukst om te doen?
    En welke vond je het minst leuk? Schrijf op waarom je deze opdracht niet zo leuk vond.
  • Examenvragen
    Je hebt de examenvragen Schapen gemaakt.
    Ging het goed? Had je de theorie uit de modules nodig om de vragen te kunnen maken?
  • Het arrangement Thema: Schapen vmbo-kgt34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-10-22 09:51:27
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Schapen' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO. Fair Use In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor biologie voor vmbo kgt leerjaar 3/4. Dit thema heet schapen en behandelt 9 onderwerpen. Het eerste onderwerp is cellen en weefsels. Je leert benoemen hoe weefsels zijn opgebouwd, het verschil tussen cellen en weefsels uitleggen en enkele type cellen en weefsels onderscheiden. Het tweede onderwerp is fotosynthese. Je kunt aangeven welke stoffen je nodig hebt voor de fotosynthese en welke stoffen er worden gevormd (reactievergelijking), de delen van een plant noemen waar de fotosynthese plaatsvindt en het belang van fotosynthese uitleggen. Het derde onderwerp is van cel tot orgaanstelsel. Je leert omschrijven wat een weefsel is, omschrijven wat een orgaan is en enkele orgaanstelsels benoemen met hun organen en functies. Het vierde onderwerp is plantenweefsels. Je leert verschillende typen weefsels bij planten herkennen en beschrijven, het verschil uitleggen tussen bastvaten en houtvaten en de functie van huidmondjes omschrijven. Het vijfde onderwerp is voedingsstoffen en voedingsmiddelen. Je kunt met behulp van voorbeelden het verschil tussen voedingsstoffen en voedingsmiddelen duidelijk maken, de zes groepen voedingsmiddelen benoemen met hun functie en het belang van de Schijf van vijf omschrijven. Het zesde onderwerp is verteren. Je leert om het verschil tussen mechanische en chemische vertering duidelijk maken, de organen van het spijsverteringsstelsel benoemen met hun functies, beschrijven wat een enzym is en aangeven waarvoor enzymen belangrijk zijn. Je kunt de plekken in het verteringsstelsel benoemen waar verteringssappen worden aangemaakt en de functie van verteringssappen omschrijven. Het zevende onderwerp is hart en bloedsomloop. Je leert om in een afbeelding de onderdelen van het hart benoemen, de werking van het hart beschrijven, met behulp van een afbeelding duidelijk maken wat het verschil is tussen de grote en de kleine bloedsomloop en je kunt omschrijven welke type bloedvaten er zijn en wat de functie van ieder type bloedvat is. Het achtste onderwerp is de huid. In een afbeelding kun je de onderdelen van de huid benoemen. Je kunt de functies geven van de verschillende onderdelen van de huid, uitleggen wat de rol is van zweten, vet en de doorbloeding van de huid en uitleggen wat de rol van pigment is bij de bescherming tegen ultraviolette straling. Het negende onderwerp is fotosynthese. Je kunt het proces van assimilatie en het proces van dissimilatie beschrijven, het belang van assimilatie en dissimilatie beschrijven, voorbeelden noemen van dissimilatie zonder zuurstof en omschrijven hoe gisting gebruikt wordt in de klassieke biotechnologie.
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Dynamisch evenwicht; Biologie; Instandhouding en ontwikkeling;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    21 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, biologie, bloedsomloop, dissimilatie, fotosynthese, huid, stercollectie, verteren, vmbo kgt3/4, voedingsstoffen

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2015).

    Cellen en weefsels vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63312/Cellen_en_weefsels__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    De huid vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63350/De_huid__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    Dissimilatie vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63314/Dissimilatie__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    Fotosynthese vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63313/Fotosynthese__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    Hart en bloedsomloop vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63346/Hart_en_bloedsomloop__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    Plantenweefsels vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63325/Plantenweefsels__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    Van cel tot orgaanstelsel vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63315/Van_cel_tot_orgaanstelsel__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    Verteren vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63341/Verteren__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    Voedingsstoffen en voedingsmiddelen vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63339/Voedingsstoffen_en_voedingsmiddelen__vmbo_kgt34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Schapen

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.