Thema: Paarden vmbo-kgt34

Thema: Paarden vmbo-kgt34

Thema: Paarden

Intro

Bekijk (een stukje van) de volgende video:

Mister Ed was een paard dat de hoofdrol speelde in een Amerikaanse televisieserie, die van 1961 tot 1966 werd uitgezonden.
Het bijzondere aan Mister Ed was dat hij kon praten.

Natuurlijk kunnen paarden niet praten, maar toch vertonen ze wel heel wat gelijkenissen met de mens.
Zo hebben zowel het paard als de mens een wervelkolom en behoren ze dus allebei tot de gewervelde dieren. Ook heeft het paard net zoveel botten als dat van een mens en komen beenverbindingen, zoals gewrichten, overeen.
Daarnaast is de bloedsomloop van een paard te vergelijken met die van een mens.

Paarden zijn net als mensen zoogdieren. Dat betekent dat het veulen levend ter wereld komt.
Bij de geboorte komen eerst de voorbenen en het hoofd naar buiten, dan de rest van zijn lichaam.
Als het veulen omgekeerd in de baarmoeder ligt, zodat bij de geboorte eerst de achterbenen naar buiten komen, spreek je van een stuitligging.

Een vrouwelijk paard, een merrie, kan alleen bevrucht worden nadat ze haar ovulatie (eisprong) heeft gehad.
De menstruatiecyclus van een paard is korter dan die bij mensen.
Ovulaties treden bij een merrie gemiddeld om de 21 dagen op, bij mensen is dat 28 dagen.
In de winter heeft een merrie vaak geen ovulaties. Dit komt doordat het in Nederland in de winter langer donker dan licht is.

Een paard heeft meer chromosomen (64 stuks, dus 32 paren) dan een mens (46 stuks, 23 paren).
Wat overeenkomt tussen paarden en mensen is dat tijdens de bevruchting van een eicel, het geslacht van het veulen op dezelfde manier wordt bepaald.

In dit thema zie je hoe geslachtscellen worden gevormd en hoe je kunt berekenen hoe groot de kans is dat bepaalde eigenschappen van de vader en moeder terecht komen bij het nageslacht.

Je sluit het thema af met het maken van examenvragen die aansluiten bij de leerdoelen van dit thema. 

Wat kan ik straks?

Kennis
Aan het eind van dit thema kan ik: 

K8: Geraamte

  • De verschillende beenderen van het geraamte van een mens in een afbeelding benoemen.
  • De functies van een geraamte omschrijven.
  • Een mogelijk gevolg van overbelasting noemen.
  • Het verschil tussen been en kraakbeen omschrijven.

K8: Beenverbindingen

  • Vier soorten beenverbindingen beschrijven en van iedere beenverbinding aangeven waar die in het lichaam voorkomt.
  • De onderdelen van een gewricht benoemen.
  • Drie soorten gewrichten beschrijven en van iedere soort aangeven waar die in het lichaam voorkomt.

K13: Mitose en meiose

  • omschrijven wat een karyogram is en aangeven op welk punt een karyogram van een vrouw verschilt van een karyogram van een man.
  • het verschil tussen geslachtscellen en lichaamscellen beschrijven.
  • de verschillen uitleggen tussen mitose en meiose en aangeven wanneer er sprake is van mitose en wanneer van meiose.

K13: Monohybride en dihybride kruisingen

  • het verschil tussen een dominant gen en een recessief gen uitleggen.
  • de begrippen homozygoot en heterozygoot beschrijven, zodat duidelijk is wat het verschil is tussen homozygoot en heterozygoot.
  • (met behulp van een voorbeeld) duidelijk maken hoe groot de kans is dat een nakomeling een bepaald gen van de ouders krijgt.
  • een stamboom aflezen.

Vaardigheden:
Aan het eind van dit thema kan ik:

  • Een practicum uitvoeren en daarvan een verslag maken.
  • Bij een (onderzoeks)vraag informatie opzoeken op internet.

Wat kan ik al?

Het thema Paarden is het zevende thema in leerjaar 3.
De theorie uit enkele modules die je in de eerste thema's bent tegengekomen, heb je ook nodig bij de afsluiting van dit thema.
Als je twijfelt of je het nog weet, klik de modules hieronder dan nog eens door.

Klik op de links om de modules te openen.

Skelet en bewegen

Spijsverteringsstelsel

Hart en bloedsomloop

Menstruatiecyclus

Zwangerschap

Wat ga ik doen?

Het thema Paarden bestaat uit de volgende onderdelen.
In de tabel staat per activiteit hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.

Activiteit

Aantal lessen

Inleiding

 

Wat kan ik straks?

0,5

Wat kan ik al?

2

Wat ga ik doen?

0,5

Modules

 

Module: Geraamte

2

Module: Beenverbindingen

2

Module: Mitose en meiose

2

Module: Monohybride en dihybride kruisingen

2

Afsluiting

 

Samenvattend

0,5

Examenvragen

0,5

Terugkijken

0,5

Totaal:

14 à 15

 

 

 

Modules

Geraamte

Geraamte

Intro

Bekijk als inleiding op de module 'Geraamte' de interactieve schoolplaat van SchoolTV.
Klik ongeveer 5 minuten rond op de schoolplaat en praat met een klasgenoot over de dingen die je ziet.

Interactieve videotour: Botten

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • de verschillende beenderen van het geraamte van een mens in een afbeelding benoemen.
  • de functies van een geraamte omschrijven.
  • een mogelijk gevolg van overbelasting noemen.
  • het verschil tussen been en kraakbeen omschrijven.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video en benoem de verschillende botten.

Stap 3

Maak meerkeuzevragen over een deelonderwerp van het skelet.

Stap 4

Je maakt een oefening over de verschillende botgroepen.

Stap 5

Bekijk de video over de samenstelling van de botten en doe de oefening.

Stap 6

Bestudeer het onderzoek dat Julia gedaan heeft en maak het verslag.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij dit onderwerp.

Examenopgaven

Je maakt een aantal examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 à 3 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel:

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Verschillende botten

Botten noem je ook wel beenderen.
Uit welke beenderen bestaan de schedel, de romp en de ledematen?
Bekijk de video. Maak daarna de volgende oefeningen.

 

Stap 3: Vorm en stevigheid

Bekijk het filmpje tot 8 minuten en 50 seconden:

Bekijk dan in tweetallen het filmpje nog een keer. Je let dan op één van deze onderwerpen.
Overleg met je docent waar jullie op gaan letten.

  • Functies van het skelet.
  • Samenstelling van botten.
  • Vorm van botten.
  • Verandering van skelet tijdens een mensleven.
  • Beweging tussen botten.
  • Constructies in het dagelijks leven.

Maak tijdens het kijken aantekeningen over dit onderwerp.

Maak daarna 3 tot 5 meerkeuzevragen over het onderwerp.
Zorg dat je zelf ook de antwoorden kent.

En vergeet vooral niet enkele foute antwoorden te verzinnen.
Maak de foute antwoorden wel zo dat ze goed bij de vraag passen.
Dus dat je medeleerlingen straks niet alles direct goed hebben.

Jullie maken samen een quiz met behulp van Google drive (formulieren), Socrative of een online quiz maker (bijvoorbeeld www.onlinequizcreator.com ).
Overleg met je docent op welke wijze je de vragen gaat inleveren.
Voer de quiz met alle vragen met alle klasgenoten uit.

Quiz maken

Bij het maken van een quiz ontwerp je zelf de vragen in groepjes. Via een puntensysteem wordt de winnaar bepaald. Daarna worden de antwoorden besproken.

 

Stap 4: Botgroepen

Het skelet van gewervelde dieren lijkt op elkaar.
Als je het skelet van een hond vergelijkt met het skelet van een mens, zie je zeker overeenkomsten!

Net als bij mensen vormen sommige botten met elkaar botgroepen.
Alle skeletten bestaan uit zeven botgroepen:

  1. schedel
  2. borstkas
  3. schoudergordel
  4. bekkengordel
  5. wervelkolom
  6. voorpoten
  7. achterpoten.

Voorpoten en achterpoten worden ook wel ledematen genoemd.

Lees de zeven omschrijvingen in de oefening. Over welke botgroep gaat het?

Stap 5: Samenstelling botten

Bekijk de video en beantwoord daarna de vragen. Je kunt eventueel eerst de vragen even doorlezen voor je gaat kijken:

Beantwoord nu de volgende vragen:

Stap 6: Practicum samenstelling botten

Julia onderzoekt de samenstelling van botten.
Welke stof zorgt ervoor dat je botten sterk zijn?
Welke stof zorgt ervoor dat je botten beetje soepel zijn?

Bekijk het onderzoekje dat Julia doet.
Je sluit de stap af met een invuloefening.

 

Welk stofje in je botten zorgt er voor dat de benen toch zo soepel zijn?
Wat denk je dat het antwoord is op deze vraag?

 

 

Julia gaat een proefje doen. Ze heeft nodig:

  • (verdund) zoutzuur
  • botje (kip)
  • tang/pincet
  • potje

 

Ze schenkt (verdund) zoutzuur in het potje.

 

Ze doet het botje in het potje met zoutzuur.

 

Ze schrijft op een briefje 'Pas op' en legt het briefje bij het potje.

En nu één dag wachten ......

 

Ze doet handschoenen aan en haalt het botje met een tangetje uit het zoutzuur.

Ze spoelt het botje af.

 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Been
Been is keihard en stevig en ook datgene waar botten uit bestaan.

Kraakbeen
Kraakbeen is weefsel dat stevig is en toch ook buigzaam.

Schedel
De schedel staat bovenop de wervelkolom en heeft een beschermende functie.

Romp
De romp bestaat uit de wervelkolom, de ribben, de schoudergordel en de bekkengordel. De romp heeft een beschermende functie.

Wervelkolom
De wervelkolom bij de mens begint hoog in de nek, net onder de schedel, en loopt door tot het stuitje. Deze slinger van wervels bestaat uit 26 wervels De wervelkolom is veerkrachtig en heeft een beschermende en vormgevende functie.

Beenmerg
Beenmerg weefsel in de beenderen van gewervelde dieren, o.a. in ruggenwervel en borstbeen. Speelt een rol bij het vormen van botweefsel en bloed.

Tussenwervelschijf
Een kraakbeenkussentje, gevuld met vocht, gelegen tussen elke wervel en de volgende.

Bekkengordel
De bekkengordel wordt gevormd door de heupbeenderen en het heiligbeen.

Ledematen
Benaming voor armen en benen.

Kalk
Kalk is een stevige stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te soepel zijn.

Lijmstof
Lijmstof is een soepele stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te broos zijn.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Maak bij ieder leerdoel een vraag en geef antwoord op die vraag.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Heb je de stappen in de aangegeven tijd kunnen doorlopen?
    Welk stap kostte weinig tijd en welke stap juist veel tijd?
  • Inhoud
    Het geraamte (skelet) heb je in klas 1 of klas 2 ook al eens bestudeerd.
    Wist je het meeste nog? Schrijf twee dingen op die je niet meer wist.
  • Begrippenlijst
    Kijk of alle begrippen in de begrippenlijst staan.
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Beenverbindingen

Beenverbindingen

Intro

Gewrichten in je lichaam kunnen niet allemaal op dezelfde manier bewegen. Zo kan je met je heup veel meer kanten op bewegen dan dat je met je knie kunt. Dat komt omdat je heup een andere beenverbinding heeft dan je knie.

Over deze beenverbindingen gaat deze module. Kijk voor je verder gaat eerst naar de volgende video (vanaf 0.30 min).

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • vier soorten beenverbindingen beschrijven en van iedere beenverbinding aangeven waar die in het lichaam voorkomt.
  • de onderdelen van een gewricht benoemen.
  • drie soorten gewrichten beschrijven en van iedere soort aangeven waar die in het lichaam voorkomt.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video en zoek het antwoord op de vraag: 'Waar in je lichaam zitten de beenverbindingen?'

Stap 3

Benoem de onderdelen van een gewricht.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij dit onderwerp.

Examenopgaven

Je maakt enkele examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 à 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel:

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Beenverbindingen

In je lichaam zitten allerlei gewrichten, dit zijn stukjes bot die twee of meer botten verbinden.
Er bestaat een rolgewricht, kogelgewricht en een scharniergewricht. Bekijk de volgende video. Ga daarna met een klasgenoot op zoek naar de verschillende verbindingen in jouw lijf! 

Laat een klasgenoot een digitale foto van je maken waar je met je hele lichaam opstaat.
Print de foto hierna uit.

Je kunt de opdracht met een tekenprogramma ook geheel digitaal doen!

Waar in jouw eigen lichaam zitten de beenverbindingen?

  • Omcirkel de plek waar een naadverbinding zit met een rode kleur.
  • Omcirkel de plekken waar de botten vergroeid zijn met een groen kleur.
  • Omcirkel de plekken waar de botten met een kraakbeenverbinding met een gele kleur.
  • Omcirkel de plekken waar een rolgewricht zit met een blauwe kleur.
  • Omcirkel de plekken waar een kogelgewricht zit met een roze kleur.
  • Omcirkel de plekken waar een scharniergewricht zit met een oranje kleur.

Laat je foto met cirkels controleren door je docent. Hij/zij controleert of je de juiste beenverbindingen de juiste kleur hebt gegeven.

Stap 3: Onderdelen gewricht

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Beenverbindingen
Verbindingen tussen botten.

Vergroeide botten
Een vorm van beenverbindingen.

Naadverbindingen
Stevige en dichte verbinding die wordt gevormd door naden, zoals bij de schedel.

Kraakbeenverbindingen
Verbindingen die voor buigmogelijkheden zorgen, zoals bij de rug.

Gewrichtsverbindingen
Verbindingen bestaande uit gewrichten die botbewegingen mogelijk maken.

Gewrichten
Een gewricht is een verbinding tussen twee botten die beweging mogelijk maakt.

Gewrichtskom
De gewrichtskom is één van de twee hoofdonderdelen van een kogelgewricht.

Gewrichtskogel
De gewrichtskogel is één van de twee hoofdonderdelen van een kogelgewricht.

Gewrichtskapsel
De gewrichtskapsel verbindt de twee losse botten waaruit het gewricht bestaat met elkaar.

Gewrichtssmeer
Gewrichtssmeer zorgt ervoor dat het gewricht soepel kan bewegen.

Kapselbanden
Kapselbanden houden een gewricht op zijn plaats.

Kogelgewricht
Hiermee zijn bewegingen in verschillende richtingen mogelijk.

Rolgewricht
Hierbij draaien twee botstukken om elkaar heen.

Scharniergewricht
Hiermee zijn bewegingen in één richting mogelijk.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 1,5 uur met de opdracht bezig geweest?
  • Inhoud
    Heb je alle beenverbindingen in je eigen lichaam gevonden?
    Heb je je lichaam door deze opdracht beter leren kennen?
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Mitose en meiose

Mitose en meiose

Intro

In de onderbouw heb je al informatie gekregen over celdeling. Maar omdat we ons voor kunnen stellen dat deze informatie misschien een beetje is weggezakt, frissen we je geheugen alvast een beetje op met de volgende twee video's.
Bekijk de video's en ga daarna verder met de rest van deze module.

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • omschrijven wat een karyogram is en aangeven op welk punt een karyogram van een vrouw verschilt van een karyogram van een man.
  • het verschil tussen geslachtscellen en lichaamscellen beschrijven.
  • de verschillen uitleggen tussen mitose en meiose en aangeven wanneer er sprake is van mitose en wanneer van meiose.

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert de twee Kennisbankitems bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Doe het practicum 'DNA uit een kiwi'.

Stap 3

Bekijk de video en beantwoord de vragen.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij dit onderwerp

Examenopgaven

Je maakt enkele examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie de onderdelen:

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: DNA uit een kiwi

In de celkern van planten en dieren zit het DNA opgeborgen.
Dit DNA is te klein om met het blote oog te zien.
Maar als je veel cellen neemt kun je genoeg DNA verzamelen om het wel met het blote oog te zien.
In dit practicum ga je het DNA uit de cellen van een kiwi halen.

Practicum DNA uit een kiwi

  • Download de opzet DNA uit kiwi.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Voer het onderzoek uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Noteer de resultaten en beantwoord de extra vraag.

Stap 3: Karyogram

Bekijk de volgende video over het Karyogram. Maak daarna de oefening.


Organismen hebben een verschillend aantal chromosomen.
Een mens en een veldmuis hebben bijvoorbeeld 46 chromosomen en een appel heeft er 34.

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Erfelijke eigenschappen
Zichtbare en onzichtbare eigenschappen die al vast liggen sinds je geboorte.

Chromosomenparen en genen en DNA
In iedere cel zit een celkern. In de celkern zitten chromosomenparen en op die chromosomen zitten de genen. Chromosomen zijn voor te stellen als lange strengen. Ze bestaan uit een stof die we DNA noemen. In het DNA zit de code waarin onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd. DNA is de afkorting van het Engelse Desoxyribo Nucleic Acid.

Genotype
De erfelijke informatie die op je chromosomen ligt.

Fenotype
Al je uiterlijke kenmerken samen, noem je jouw fenotype. Je zou kunnen zeggen: je fenotype is het resultaat van je genotype, omgevingsfactoren en keuzes die je zelf maakt.

Dominant en recessief
Het gen dat bepaalt welke eigenschap jij krijgt, noem je het dominante gen. Genen met minder invloed noem je recessief.

Karyogram
Een verzameling chromosomen wordt wel een karyogram of chromosomenportret genoemd.

Mitose
De mitose (kerndeling of gewone celdeling) is het proces waarbij de chromosomenparen in paren uit elkaar gaan.

Meiose
De celdeling waarbij geslachtscellen ontstaan, noem je meiose ofwel reductiedeling.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je het verschil tussen mitose en meiose duidelijk maken?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Ben je ook ongeveer 2 uur met de opdracht bezig geweest?
  • Inhoud
    Wat vond je het practicum in stap 2.
    Is het gelukt om DNA uit de cellen van een kiwi te halen?
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Monohybride en dihybride kruisingen

Monohybride en dihybride kruisingen

Intro

Misschien heb je blond haar en blauwe ogen? Of zwart haar en bruine ogen. Heb je een kuiltje in je kin? Kun je je tong dubbelvouwen? Dat zijn allemaal voorbeelden van eigenschappen die je van je biologische ouders hebt gekregen.
Maar wat nou als de vader zwart haar heeft en de moeder blond haar? Welke kleur haar krijgt het kind dan?

Dat ga je ontdekken in deze module! Succes.

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • het verschil tussen een dominant gen en een recessief gen uitleggen.
  • de begrippen homozygoot en heterozygoot beschrijven, zodat duidelijk is wat het verschil is tussen homozygoot en heterozygoot.
  • (met behulp van een voorbeeld) duidelijk maken hoe groot de kans is dat een nakomeling een bepaald gen van de ouders krijgt.
  • een stamboom aflezen.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Bestudeer de Kennisbankitems en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video over het fokken van een zwartbonte koe en doe de oefening.

Stap 3

Doe de oefening 'Muilezel krijgt nakomelingen'.

Stap 4

Doe samen de oefening 'Genetische vraagstukken'.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij dit onderwerp

Examenopgaven

Je maakt enkele examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie de onderdelen:

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Raszuiver

Veel kruisingen beginnen met ouders waarvan de een homozygoot dominant is en de ander homozygoot recessief voor een bepaalde eigenschap, zoals kleur of melkproductie.
Hoe pak je het aan als je een roodbonte of zwartbonte koe wilt fokken? Dat zie je in de volgende video:



Bij een veredelingsprogramma van planten probeert men planten te krijgen met steeds precies dezelfde nakomelingen.
Zulke planten noem je raszuiver of homozygoot. Maak nu de volgende oefening.

Stap 3: Muilezel

Een muilezel is een nakomeling van een paard (vader) en een ezel (moeder).
Een muilezel kan zich theoretisch niet voortplanten, maar toch gebeurt dat wel eens......

Maak de oefening.

Stap 4: Genetische vraagstukken

Werk de volgende vraagstukken in tweetallen uit.

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Dominant en recessief
Het gen dat bepaalt welke eigenschap jij krijgt, noem je het dominante gen. Genen met minder invloed noem je recessief.

Homozygoot en heterozygoot

Als van een eigenschap twee dezelfde genen hebt, bent je homozygoot voor deze eigenschap.
Als je van een eigenschap twee verschillende genen (een dominant en een recessief gen) hebt, dan ben je heterozygoot voor deze eigenschap.

Kruisingsschema
Een kruisingsschema is een soort tabel waarin je kan aangeven welke eigenschappen de nakomelingen van een kruising zullen hebben. Ook de kans op de eigenschappen kan je uitrekenen. Je moeten dan wel weten welke genen de ouders bij zich dragen.

Monohybride kruising
Een kruising tussen twee organismen waarbij gelet wordt op één gen is een monohybride kruising.

Dihybride kruising
Een kruising tussen twee organismen waarbij gelet wordt op twee genen is een dihybride kruising.

Stamboom
In een stamboom kun je zien of een bepaalde erfelijke eigenschap in een familie voorkomt en bij welke familieleden.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je de genoemde begrippen omschrijven?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je inderdaad 2 uur met de opdracht bezig geweest.
    Heb je in die 2 uur ook stap 4 kunnen doen?
  • Inhoud
    Had je al eens eerder gehoord over monohybride en dihybride kruisingen?
    Schrijf twee dingen op die nieuw voor je waren.
  • Examenopgaven
    Vijf examenvragen bij deze opdracht.
    Heb je ze allemaal gemaakt? Ging het goed?

Afsluiting

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbankitems bij dit thema.

Examenvragen

Je hebt in de modules veel theorie bestudeerd en veel vragen beantwoord en opdrachten gemaakt.
Als het goed is, ben je nu klaar voor het beantwoorden van een aantal examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Wil je meer oefenen? Kijk op Examenkracht.nl

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van dit thema nog eens door.
    Vind je het een goede intro om de opdracht mee te beginnen?
    Past de video goed bij het thema? Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je in het totaal 14 à 15 uur met dit thema bezig zou zijn.
    Ben je meer of minder tijd met het thema bezig geweest?
    Met welke module ben je het langst bezig geweest? En met welke het kortst?
  • Herhaling
    Heb je voor je aan de modules begon de herhalingsmodules doorgeklikt?
    Wist je het meeste nog?
  • Inhoud
    Het thema bestaat uit vier modules. Welke module vond je het leukst om te doen?
    En welke vond je het minst leuk? Schrijf op waarom je deze opdracht niet zo leuk vond.
  • Examenvragen
    Je hebt de examenvragen Paarden gemaakt.
    Ging het goed? Had je de theorie uit de modules nodig om de vragen te kunnen maken?
  • Het arrangement Thema: Paarden vmbo-kgt34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-10-22 09:48:40
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Paarden' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO. Fair Use In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor biologie voor vmbo kgt leerjaar 3. Dit thema heet paarden en behandelt 4 onderwerpen. Het eerste onderwerp is geraamte. Je leert de verschillende beenderen van het geraamte van een mens in een afbeelding benoemen, de functies van een geraamte omschrijven, een mogelijk gevolg van overbelasting noemen en het verschil tussen been en kraakbeen omschrijven. Het tweede onderwerp is beenverbindingen. Je leert vier soorten beenverbindingen beschrijven en van iedere beenverbinding aangeven waar die in het lichaam voorkomt, de onderdelen van een gewricht benoemen, drie soorten gewrichten beschrijven en van iedere soort aangeven waar die in het lichaam voorkomt. Het derde onderwerp is mitose en meiose. Je leert omschrijven wat een karyogram is en aangeven op welk punt een karyogram van een vrouw verschilt van een karyogram van een man, het verschil tussen geslachtscellen en lichaamscellen beschrijven, de verschillen uitleggen tussen mitose en meiose en aangeven wanneer er sprake is van mitose en wanneer van meiose. Het vierde onderwerp is monohybride en dihybride kruisingen. Je leert het verschil tussen een dominant gen en een recessief gen uitleggen, de begrippen homozygoot en heterozygoot beschrijven, zodat duidelijk is wat het verschil is tussen homozygoot en heterozygoot, (met behulp van een voorbeeld) duidelijk maken hoe groot de kans is dat een nakomeling een bepaald gen van de ouders krijgt en tot slot leer je een stamboom aflezen.
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Reproductie en evolutie; Biologie; Instandhouding en ontwikkeling;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    11 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, beenverbinding, biologie, geraamte, karyogram, kruisingen, meiose, mitose, stercollectie, vmbo kgt 3

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2015).

    Beenverbindingen vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63336/Beenverbindingen__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    Geraamte vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63335/Geraamte__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    Mitose en meiose vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63371/Mitose_en_meiose__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    Monohybride en dihybride kruisingen vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63372/Monohybride_en_dihybride_kruisingen__vmbo_kgt34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Paarden

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.