Als revalidatiearts houd je je bezig met het voorkomen en verminderen van blijvende gevolgen van ziekte, lichamelijk letsel en aangeboren afwijkingen.
Sporters maken hier na een blessure gebruik van, maar ook musici.
Het Handenteam van het UMCG en de afdeling Orthopedie van het AMC hebben bijvoorbeeld een spreekuur speciaal voor musici.
Bekijk de werkzaamheden van een revalidatiearts in de volgende video.
Twee procent van alle professionele musici moeten hun muzikale carrière beëindigen doordat ze hebben last van onwillekeurige en ongewenste bewegingen van het lichaam.
Wanneer de vingers een eigen leven gaan leiden of de lippen niet meer op het mondstuk aansluiten, is muziek maken op een hoog niveau onmogelijk geworden. Wat is er aan de hand? Is er iets mis met de spieren of is er iets anders aan de hand? Je onderzoekt het in deze opdracht.
Aan het eind van deze module ga je aan de slag als een revalidatiearts in spé.
Kun jij uitleggen aan de patiënt wat hij of zij precies mankeert?
Wat gaat er mis in het zenuwstelsel of spierstelsel?
Is er een behandeling? Zo ja, wat stel je voor?
Op welke wijze kun je de patiënt een zo goed mogelijk leven te hebben?
Je verwerkt de antwoorden voor één aandoening in een presentatie.
Wat ga ik leren?
Na het afronden van deze module
Kun je:
de relatie van het zintuigstelsel met het spier- en zenuwstelsel beschrijven;
de werking van spieren uitleggen aan de hand van bouw en plaats in het lichaam.
In deze module komen ook SE-onderdelen aan bod afkomstig uit de domeinen B6 (Beweging van het organisme).
Deelconcepten
Myoglobine.
Wat ga ik doen?
Aan de slag
Stap
Inhoud
Stap 1
Veel mensen trainen met regelmaat hun spieren door te sporten.
Ook bij het bespelen van een muziekinstrument train je verschillende spieren. In deze stap bekijk je de verschillende soorten spieren.
Stap 2
Bij het maken van muziek of het uitoefen van een sport ben je bezig met bewuste bewegingen. Je voert in een practicum een coördinatietest uit.
Stap 3
Welke spieren gebruik je bij welke beweging. Dat bekijk je in deze stap.
Stap 4
Spieren kunnen op verschillende manieren samentrekken. Je onderzoekt jouw spierkracht in een practicum?
Stap 5
Je voert een practicum uit waarna je een natuurgetrouwe tekening maakt van een gladde spier.
Stap 6
Je onderzoekt de optimale training van een duursporter of een krachtsporter.
Stap 7
Je maakt met de klas verschillende trainingsschema's voor vier verschillende sporters.
Afronding
Onderdeel
Kennisbank
Alle Kennisbankitems uit deze module.
Eindopdracht
Je maakt een presentatie over een ziekte waarbij het zenuw- en spierstelsel niet meer goed samenwerken.
Terugkijken
Terugkijken op de opdracht.
Tijd
Voor deze opdracht heb je 8 SLU nodig.
Aan de slag
Stap 1: Spierstelsel
Spierstelsel
Veel mensen trainen met regelmaat hun spieren door te sporten.
Ook bij het bespelen van een muziekinstrument train je verschillende spieren.
Spieren
Maak een mindmap waarbij je allerlei voorbeelden van spieren noemt die in je lichaam dagelijks actief zijn.
Door lijnen te trekken is te zien welke woorden een relatie met elkaar hebben.
Vergelijk je mindmap met en klasgenoot en vul je deze verder aan.
Kijk ook in de Gereedschapskist hieronder voor tips bij het maken van een mindmap.
Download het werkblad Spieren .
Kies een sport of een muziekinstrument uit.
Kleur de spieren of spiergroepen die gebruikt worden bij het uitoefenen van deze sport of bespelen van dit muziekinstrument.
Zoek de namen van de gebruikte spieren op, kleur deze in en vul de namen in.
Overleg met je docent welk practicum jullie uitvoeren.
Warming-up
Bij sporten weten we allemaal dat een goede warming-up belangrijk is.
Voor een musicus misschien iets onbekender. Lees het artikel.
Zoek een passende warming-up oefening voor de sporter of musicus.
Teken deze bijvoorbeeld in hiernaast staande ‘Mensendieck-stijl’ of maak een kort filmpje.
Stap 2: Coördinatie
Bij het maken van muziek of het uitoefen van een sport ben je bezig met bewuste bewegingen. Bij een bewuste beweging gaat een impuls van de hersenen naar de bewegingszenuwcel (motorisch neuron).
Het zenuw- en spierstelsel zijn dus direct met elkaar in contact.
Een baby doorloopt vanaf de geboorte een motorische ontwikkeling, waarin de hersenen steeds beter ‘contact’ maken met de spieren en gewenste bewegingen ontstaan.
Even terug naar de module Neuroloog .
Bekijk de video. Bespreek na het kijken met een klasgenoot wat de neuroloog in deze video onderzoekt.
Practicum coördinatietest
In tweetallen.
Leerling A is de patiënt, leerling B de neuroloog.
Kijk de volgende video. Voer daarna hetzelfde onderzoek uit.
Welke conclusie kun je trekken?
Coördinaties
In de volgende video's zie je mensen uit drie verschillende levensfases die allemaal een soortgelijk spel/oefening uitvoeren. Kijk de video's. Bespreek na het kijken met een klasgenoot welke conclusie je kunt trekken over oog-hand en oog-voet coördinatie met betrekking tot de levensfasen van mensen? De conclusies worden klassikaal besproken.
Stap 3: Spieren in actie
Bekijk de volgende video. Welke spiergroepen herken je?
Bespreek het met een klasgenoot. Maak daarna de oefening.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Denk nog even aan het practicum Varkenspoot en bestudeer de informatie over vingerspieren.
Met je hand kun je verschillende bewegingen maken. De beweeglijkheid en nauwkeurigheid van de bewegingen worden teweeggebracht door 27 handbeentjes en zeer veel verschillende spieren en spiertjes in de hand en onderarm.
Maar de spieren in de hand zelf zijn klein en dienen alleen om de uiteinden van de vingers te laten bewegen, om de vingers zijwaarts te bewegen.
Je vingers en je hand zouden erg dik zijn als de ze zelf gespierd zouden zijn. Daarom zitten de spieren die je vingers bewegen, in je onderarm. Ze zijn met lange pezen verbonden met de botjes in je hand. De spieren in je onderarm zorgen er dus voor dat je je vingers kunt samentrekken en weer strekken.
De pezen van je onderarmspieren lopen in banen waarin ze gesmeerd worden met slijm. Door het slijm blijven ze soepel glijden als ze je vingers bewegen.
Je kunt zelf goed nagaan waar de spieren en pezen zitten die je hand bewegen door het volgende proefje te doen:
leg je hand soepel om je pols en beweeg een voor een je vingers. Let goed op de bewegingen die je voelt.
Doe hetzelfde bij je onderarm.
Kijk tegelijkertijd naar de pezen boven op je hand.
Wat is het verschil in uithoudingsvermogen van de verschillende vingerspieren?
Zijn er verschillen tussen de vingers van je linker- en je rechterhand?
Maak een keuze uit A of B:
Ga na of het uitmaakt of je de proef met gebogen arm of met gestrekte arm doet.
Ga na of je vingerspieren eerder vermoeid raken als je je arm beweegt.
Maak een onderzoeksopzet en laat deze goedkeuren door je docent.
Gebruik hierbij een vingerknijper en stopwatch.
Voer het onderzoek uit en maak hiervan een verslag.
Kijk voor tips in de Gereedschapskist. Overleg met je docent of je het verslag ook in moet leveren.
Zo ja, dan vind je de beoordelingseisen in de Gereedschapskist.
Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.
Stap 4: Verschillende bewegingen
Je weet dat een spier bij aanspannen korter wordt. Toch is dat niet altijd zo!
Je spier kan op verschillende manieren samentrekken.
Isometrische samentrekking (statisch):
samentrekking waarbij de spier kracht levert zonder beweging.
Dynamische samentrekking (beweging)
Concentrisch: de spier levert kracht en de spier verkort.
Dit merk je als je je armbuigspier (biceps) aanspant.
Excentrisch: de spier levert kracht en de spier verlengt.
Dit merk je als je een heuvel af wandelt, dan voel je je spieren aan de voorkant van het bovenbeen.
Spieren kunnen zich heel goed aanpassen aan de omstandigheden.
Hun kracht, snelheid of uithoudingsvermogen kan toenemen.
Wel zijn daar grenzen aan. Wanneer je je spieren te zwaar, te lang achter elkaar of te veel belast ontstaan beschadigingen.
Vooral bij een excentrische samentrekking, kun je kleine beschadigingen oplopen van de spiervezels.
De spier gaat pijn doen en zijn kracht neemt tijdelijk af.
Practicum spierkracht
Onderzoek jouw spierkracht.
Je hebt een stopwatch en enkele gewichten (1 of 1,5 kg) nodig.
Werkwijze:
Breng de gewichtjes op schouderhoogte. Strek je armen omhoog tot boven je hoofd, ga weer terug naar schouderhoogte.
Herhaal dit tot je armspieren ‘zwaar’ voelen. Hoe vaak kun jij de oefening herhalen?
Welke spieren voel je? Hoe komt het dat ze ‘zwaar’ voelen?
Laat de gewichtjes een halve minuut recht langs je lichaam naar beneden hangen. Welk effect heeft dit?
Neem een gewichtje in je hand, strek je arm op schouderhoogte en houd hem zo lang mogelijk in die stand.
Met welke samentrekking heb je nu te maken?
Hoe lang houd je het vol en welk verschijnsel treedt op voor je het op moet geven?
Geef hiervoor een verklaring.
De antwoorden worden klassikaal besproken.
Stap 5: Het hart en gladde spieren
Bestudeer uit de Kennisbank het deel over de hartspier:
In een natuurgetrouwe tekening verwerp je veel meer details dan in een schematische tekening. Je zorgt ervoor dat je het object zo realistisch mogelijk weergeeft.
Stap 6: Dwarsgestreept spierweefsel
Effect van training van dwarsgestreept spierweefsel
Sporters zijn steeds bezig met het op peil houden en liever nog verbeteren van hun prestaties.
Door middel van duurtraining proberen zij hun uithoudingsvermogen te trainen.
Andere sporters willen hun spierkracht versterken.
Zij zijn meer bezig met krachttraining.
Training
Een sprinter kan zich door training ontwikkelen tot duursporter.
Het omgekeerde, een duursporter die sprinter wordt, komt nauwelijks voor.
Leg uit hoe dit komt. Bespreek je antwoord in de klas.
De klas wordt verdeeld in twee groepen.
Groep 1 onderzoekt de optimale training van een duursporter
Groep 2 onderzoekt de optimale training van een krachtsporter
Beantwoord in tweetallen de volgende vragen:
Wat is het doel van de training?
Leg dit in groep 1 uit met de woorden: zuurstof – verbranding- mitochondriën – doorbloeding – hartslag – spiercellen – vet – aerobe dissimilatie – rood spierweefsel – kracht - uithoudingsvermogen.
Leg dit in groep 2 uit met de woorden: spierbundels – zuurstof – spiervezels – eiwitten – mitochondriën – doorbloeding – wit spierweefsel – anaerobe dissimilatie- kracht – uithoudingsvermogen.
Maak hiervan een lopend verhaal dat je straks voor de klas kunt vertellen, gebruik daarbij eventueel afbeeldingen en/of schema’s.
Welke voedingstips heb je voor de sporter wanneer deze optimaal wil trainen?
Maak een overzicht van voedingsmiddelen die je de sporter aanraadt.
De antwoorden worden klassikaal besproken.
Supercompensatie
Voldoende rust tussen trainingsperioden is nodig voor goed herstel.
Als de rustperiodes goed gedoseerd zijn, gemiddeld 36-48 uur lang, komt het vermogen van de sporter op een hoger niveau.
Dit heet supercompensatie.
Prestaties
Joost gaat één, hoogstens twee keer per week een uurtje hardlopen.
Hij wil zijn vakantie gebruiken om zijn uithoudingsvermogen te verbeteren en gaat twee weken lang iedere dag hardlopen.
Zullen zijn prestaties verbeteren? Bespreek het met een klasgenoot.
Stap 7: Trainingsschema
Met de klas ga je verschillende trainingsschema’s maken voor vier verschillende sporters OF je maakt een trainingsschema voor jezelf.
Sporter 1:
is zwak getraind, wil graag binnen 1 maand zijn overgewicht kwijt.
Sporter 2:
is matig getraind, wil over twee maanden meedoen aan een 5-km loop.
Sporter 3:
is goed getraind, wil graag over een maand meedoen aan een 10-km loop.
Sporter 4:
is matig getraind, heeft veel spiermassa en wil over drie maanden meedoen aan de halve marathon.
Geef in het trainingsschema per dag duidelijk aan:
wanneer de sporter rust heeft
op welke dagen hij gaat trainen
hoelang een training totaal duurt
uit welke onderdelen een training bestaat.
Bespreek je trainingsschema met de docent LO of een trainer en pas deze eventueel aan.
Een aantal trainingsschema's worden klassikaal besproken.
Als het niet goed gaat…
In de stappen ging de aansturing van de spieren door het zenuwstelsel precies zoals zou moeten.
Wat nu als de spieren niet goed werken? Of niet goed reageren op impulsen vanuit het zenuwstelsel?
ALS, SMA2, ziekte van Duchenne en dystonie
Je gaat beginnen aan de eindopdracht in twee- of drietallen.
Onderzoek wat er aan de hand is bij iemand met ALS, hemiplegie, SMA2, de ziekte van Duchenne of dystonie.
Wat zijn de symptomen?
Wat gaat er mis in het lichaam bij iemand met één van deze aandoeningen?
Is de aandoening te behandelen? Zo ja, welke behandelingen zijn mogelijk?
Op welke wijze kun je de patiënt een zo goed mogelijk leven te hebben?
Verwerk je antwoorden in een presentatie (bijvoorbeeld Prezi of Powerpoint).
Gebruik hierbij zoveel mogelijk beeldmateriaal (foto’s, schema’s, afbeeldingen, korte filmpjes, enzovoort) en zo weinig mogelijk tekst.
Vertel je verhaal aan de rest van de klas ondersteund door je presentatie.
Verduidelijk je verhaal door een test te doen met de klas of een demonstratie te geven waarin de symptomen verduidelijkt worden.
Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling van je presentatie op de volgende punten:
de inhoud van je presentatie is biologisch juist.
in de presentatie komen de punten a t/m d aan bod die hierboven genoemd zijn.
de presentatie geeft een duidelijk beeld van de aandoening.
de presentatie sluit aan bij de doelgroep.
de presentie bevat vooral beeldmateriaal ondersteund door je mondelinge verhaal.
de presentatie is duidelijk te volgen, samenhangend en goed verstaanbaar.
Terugkijken
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
Kun je wat je moet kunnen?
Hoe ging het?
Tijd
Ben je ongeveer 8 SLU met deze module bezig geweest.
Heb je in die tijd alle video's helemaal kunnen bekijken?
Inhoud
Misschien ben je zelf ook wel bewust bezig met je spieren en de opbouw daarvan, maar misschien ken je ook wel iemand bij wie de zenuwen en de spieren niet goed corresponderen. Weet je wat de invloed van een dergelijke aandoening op zijn/haar leven is? Hoe zou je het zelf ervaren als je hierdoor beperkt zou worden?
Eindopdracht
In de eindopdracht stonden verschillende aandoeningen centraal. Hoe verliep je presentatie? Wat was je grootste struikelblok en hoe heb je dit aangepakt? Welke tips zou je jezelf geven om een volgende presentatie beter te laten verlopen?
Het arrangement Module: Revalidatiearts - v456 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollectie voor biologie voor vwo leerjaar 4/5/6. Dit is thema ’Zintuigen'. Het onderwerp van deze les is: revalidatiearts.
Na het afronden van deze module
Kun je:
de relatie van het zintuigstelsel met het spier- en zenuwstelsel beschrijven;
de werking van spieren uitleggen aan de hand van bouw en plaats in het lichaam.
Leerniveau
VWO 6;
VWO 4;
VWO 5;
Leerinhoud en doelen
Beweging;
Interactie;
Biologie;
Bouw en werking van spieren en botten;
Deze les valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollectie voor biologie voor vwo leerjaar 4/5/6. Dit is thema ’Zintuigen'. Het onderwerp van deze les is: revalidatiearts.
Na het afronden van deze module
Kun je:
de relatie van het zintuigstelsel met het spier- en zenuwstelsel beschrijven;
de werking van spieren uitleggen aan de hand van bouw en plaats in het lichaam.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Spieren in actie
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.