Thema: Enzymen en eiwitsynthese - v456

Thema: Enzymen en eiwitsynthese - v456

Thema Enzymen en eiwitsynthese

Intro

Eiwitten en DNA
De kans dat iemand anders precies hetzelfde DNA heeft als jij is verwaarloosbaar klein.
Doordat DNA uniek is voor elk individu, is het vergelijken van DNA monsters een goede methode om mogelijke verwantschap aan te tonen, forensisch onderzoek te doen of de afstamming van soorten na te gaan.

Met DNA onderzoek kan nog veel meer: mutaties in genen opsporen en zo de achtergrond van erfelijke ziekten leren kennen; de gevoeligheid van een patiënt voor een bepaald medicijn bepalen; een gen van de ene soort in de andere overbrengen, om zo bijvoorbeeld een rijstplant te kweken die meer provitamine A bevat.
In bacteriën kan een menselijk gen worden ingebouwd, bijvoorbeeld het gen om insuline te maken, waardoor menselijk insuline in grote reactievaten kan worden geproduceerd. Er zijn zelfs wetenschappers die proberen uitgestorven soorten weer tot leven te wekken.

In de video zie je nog een toepassing: ziekten die door een mutatie in één gen worden veroorzaakt, kunnen mogelijk met gentherapie worden behandeld.

DNA onderzoek geeft dus veel mogelijkheden. Dat veel experimenten omstreden zijn, blijkt uit de volgende video.

In deze module leer je hoe het functioneren van cellen wordt bepaald door het samenspel tussen genen en eiwitten.
Met behulp van deze kennis, ga je een mening vormen over gewenste en ongewenste toepassingen van moleculair biologisch onderzoek.

Wat ga ik leren?

Aan het eind van dit thema:

  • kan ik de bouw van DNA en RNA beschrijven.
  • kan ik beschrijven hoe de basenvolgorde van DNA bepaald kan worden.
  • kan ik toelichten dat de aminozuurvolgorde en de ruimtelijke structuur van een eiwit de bouw en de werking ervan bepaalt.
  • beschrijf ik hoe DNA fragmenten in ander DNA (van dezelfde soort of andere) op een natuurlijke of kunstmatige manier ingebouwd kunnen worden. Ik beschrijf de gevolgen van deze inbouw.
  • leg ik in detail de bij transcriptie en translatie betrokken processen uit.
  • beschrijf ik waar en op welke wijze enzymen reacties katalyseren, en hoe temperatuur en pH die processen beïnvloeden.
  • ​licht ik in detail toe hoe DNA-replicatie plaatsvindt, wat er fout kan gaan en welke consequenties dat heeft.
  • beschrijf ik dat celdifferentiatie tot stand komt door het aan- en/of uitschakelen van genen.
  • beschrijf ik wat genexpressie is en doet.
  • beschrijf ik hoe genexpressie gereguleerd wordt en gemanipuleerd kan worden.

Deelconcepten
aminozuur, primaire/secundaire/tertiaire en quaternaire structuur, proteïne, peptidebinding, enzymen, nucleïnezuren, helixstructuur, basenparing, nucleotide, enkelstrengs en dubbelstrengs DNA, chromosomen, nucleosomen, histonen, kernDNA, mtDNA, RNA, genetische code, primer, transcriptie, translatie, mRNA, tRNA, rRNA, cytoplasma, ribosoom, golgi-systeem, (ruw) endoplasmatisch reticulum, tripletcode, codon, anticodon, coderende streng, afleesrichting, template/matrijsstreng, DNA-polymerase, startcodon, stopcodon, plasmide. Chromosoom, gen, DNA, RNA, eiwit, fenotype, genetische code, startcodon, stopcodon, transcriptiefactor, activator, RNA-polymerase, splicing, introns, exons, nucleosomen, niet-coderend DNA, knock-out-gen, genoom, structuurgenen, regulatorgenen, recombinant DNA, proto-oncogenen, virus, iRNA, promotor, operator, repressor, suppressor, epigenetisch.

Wat kan ik al?

Wat weet je al over dit onderwerp?
Lees uit de Kennisbank onderbouw de volgende onderwerpen:

Klassiek veredelen en biotechnologie

Biotechnologie

Klonen van planten

Cellen van planten en dieren

Chromosomen, genen en DNA

Test nu je kennis in de oefening hieronder.

Wat ga ik doen?

Het thema Enzymen en eiwitsynthese bestaat uit de volgende onderdelen.
In de tabel staat per activiteit hoeveel SLU je ongeveer nodig hebt.

Activiteit

Aantal SLU

Inleiding

 

Wat kan ik straks?

0,5

Wat kan ik al?

2

Wat ga ik doen?

0,5

Modules

 

Module: Eiwitten in orde

7

Module: Van DNA naar eiwit

10

Module: DNA technologie

7

Afsluiting

 

Samenvattend

1

Examenvragen

1

Terugkijken

0,5

Totaal:

29 à 30

Modules

Eiwitten in orde

Eiwitten in orde

Intro

Onderzoek naar het proteoom
van een cel en de relaties tussen

de verschillende cellen.

 

Eiwitten zijn onmisbaar voor het functioneren van je cellen. Ze zijn betrokken bij bijna alles wat je doet: eiwitten in je spiercellen zorgen dat je kunt bewegen, eiwitten in het netvlies zorgen dat je kunt zien, eiwitten in de celmembranen regelen de opname van stoffen. Zo zijn nog vele voorbeelden te bedenken.

De chemische naam van eiwit is proteïne. De verzameling van alle eiwitten in een cel of in een organisme noem je het proteoom. Proteomics is een tak van wetenschap die volop in ontwikkeling is. Ongeveer 20.000 genen in een mens (het genoom) bevatten de code voor het aanmaken van ongeveer 200.000 eiwitten. Geen wonder dat ook het bestuderen van het genoom (genomics) belangrijk is als je iets wilt weten over de eiwitten die in de cel een rol spelen. In dit thema leer je hoe het genoom en de eiwitten samenwerken. Bovendien bestudeer je de werking van een heel belangrijke groep eiwitten, de enzymen.
Bekijk daarom als introductie de eerste 7 min. van deze lezing.

Wat ga ik leren?

Aan het eind van deze module kan ik:

  • de structuur van eiwitten beschrijven.
  • tenminste vijf verschillende functies van eiwitten in cellen noemen.
  • de verschillen tussen primaire, secundaire, tertiaire en quaternaire structuur beschrijven.
  • beschrijven waar en op welke wijze enzymen reacties katalyseren.
  • uitleggen hoe de temperatuur en pH de activiteit van enzymen beïnvloeden.

Deelconcepten
Aminozuur, primaire, secundaire, tertiaire en quaternaire structuur, proteïne, peptidebinding, enzymen.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Inhoud

Stap 1

Ik leer dat onderzoeken van het proteoom niet eenvoudig is.

Stap 2

Meer dan 50% van de droge stof van een cel bestaat uit eiwitten.
De eiwitten in een cel hebben ieder een eigen functie. In deze stap leer ik meer over de bouw en functie.

Stap 3

Enzymen zijn erg geschikt om mee te experimenteren. In deze stap ga ik zelf aan de slag.

Stap 4

Enzymen zijn belangrijk voor een goede werking van de cel.
Enzymen kunnen door bepaalde stoffen geremd worden. Dat noemt men inhibitie.

Afronding

Onderdeel

 

Kennisbank

Alle Kennisbankitems uit deze module.

Eindopdracht

Mijn kennis over deze module wordt getest met behulp van een toets.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 7 SLU nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Proteomics

Stel je doet onderzoek naar de kieming van zaden.
Je weet al dat de zaden kiemen onder invloed van een bepaald hormoon.
Je hebt twee monsters, één met en één zonder hormoon.
Je wilt nu weten of er een eiwit is dat in het eerste monster wel voorkomt en in het tweede niet.
Bespreek met een klasgenoot wat de rol van een eiwit in deze ontkieming is.

Lees nu uit de Kennisbank het volgende onderwerp:

Eiwitten

Onderzoeksmethoden
In de inleiding heb je al geleerd dat het onderzoeken van het proteoom nog niet zo eenvoudig is.
Bekijk de volgende video om een indruk te krijgen van de mogelijkheden en het onderzoek. Beantwoord daarna de vraag. De video is wel in het Engels. Je kunt eventueel gebruik maken van de ondertiteling.

Vervolg van het onderzoek
Als resultaat vind je een bepaald eiwit.
Dat eiwit is al eens beschreven en het blijkt deel uit te maken van het cytoskelet.

Hoe zou je het onderzoek nu vervolgen? Bespreek dat met een klasgenoot. 

Nog meer proteomics
In deze tekst vind je nog een heel ander voorbeeld van proteomics.
Lees het artikel Drop versus coke en noteer de onderzoeksvraag, de methode, het resultaat en de conclusie.

Stap 2: Bouw en werking van enzymen

Enzym

Meer dan 50% van de droge stof van een cel bestaat uit eiwitten.
De eiwitten in een cel hebben ieder een eigen functie. Eiwitten kunnen de cel verstevigen of ervoor zorgen dat een bepaalde chemische reactie plaatsvindt. Ook bij de afweer spelen eiwitten een belangrijke rol; ze kunnen hechten aan de eiwitten van een ziekteverwekker, waardoor deze onschadelijk wordt gemaakt.
Eiwitten in het bloed vervullen ook een functie bij de bloedstolling.
Zie voor een compleet overzicht van de rol van eiwitten de Kennisbank:

Algemene bouw van nucleïnezuren

In de rest van deze module concentreer je je op een bepaalde groep eiwitten, de enzymen.
Bekijk de video en maak daarna de opdrachten:

Video: Enzymen

Lees in nu in de Kennisbank:

Reactiesnelheid en enzymen

Bouw en functies
Werk in tweetallen
De structuur van een enzym is bepalend voor de goede werking ervan.

Op Bioplek vind je belangrijke feiten over de bouw en werking van enzymen.
Bekijk de verschillende pagina's en bespreek ze met een klasgenoot.

Stap 3: Experimenten met enzymen

Met enzymen en een wisselende pH-waarde zijn talloze experimenten te verzinnen. Kijk de volgende twee Engelstalige video's. Bespreek na het kijken met een klasgenoot welke conclusie jullie kunnen trekken uit deze video's. De conclusies worden klassikaal besproken.

Enzymen in de keuken
Experimenten in het echt zijn natuurlijk veel leuker.
Download het werkblad Enzymen in de keuken .
Overleg met je docent welke experimenten je gaat uitvoeren.
Lees de werkwijze op het blad aandachtig door.
Verzamel de benodigde materialen.
Maak een verslag van de proef. Kijk voor eventuele tips in de Gereedschapskist.
Spreek ook af welke verslagen je na afloop moet inleveren en hoe deze beoordeeld worden.

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Stap 4: Remmen van enzymen

Enzymen zijn belangrijk voor een goede werking van de cel.
Enzymen kunnen door bepaalde stoffen geremd worden. Dat noem je inhibitie.
De celstofwisseling kan dus geregeld worden door enzymen meer of minder te remmen.

  

Enzymremmers
Werk in viertallen.
Bestudeer ieder één van de volgende bronnen.
Noteer de naam van het enzym uit jouw artikel en de reactie die het katalyseert.
Leg ook uit op welke manier van die kennis gebruik gemaakt wordt. Wissel de gevonden informatie uit.

Bronnen:

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Maak als eindopdracht van deze module de toets.
Zorg dat je minimaal 80% van de vragen juist beantwoord.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 7 SLU met deze opdracht bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle video's helemaal kunnen bekijken?
  • Inhoud
    Eiwitten hebben verschillende functies. Waren er functies die je nog niet kende of die je juist al wel kende. Als je een fanatiek sporter bent moet je ook goed op je eiwitten letten. Herken je dit misschien van jezelf of iemand in je omgeving?
  • Eindopdracht
    De eindopdracht was dit keer een korte toets. Heb je de toets met een voldoende kunnen afsluiten? Zo niet, wat heb je gedaan om de leerdoelen alsnog te beheersen en de toets wel voldoende te scoren?

Van DNA naar eiwit

Van DNA naar eiwit

Intro

In de vorige module heb je gezien dat eiwitten onmisbaar zijn voor het functioneren van cellen. Je weet ook dat alle cellen van een organisme in principe dezelfde set chromosomen bevatten, ook al verschillen hun functies. Afhankelijk van het celtype en de activiteit van de cel, wordt een bepaald deel van de informatie in de chromosomen gebruikt en verschillende eiwitten gemaakt.

Heel lang is gedacht dat elk gen verantwoordelijk is voor de vorming van één bepaald eiwit en dat het gen ‘aangezet’ wordt op het moment dat de cel het betreffende eiwit nodig heeft. Recent onderzoek laat zien dat het niet zo eenvoudig is.

Genen kunnen blijkbaar ‘aan’ of ‘uit’ staan en het patroon van in- en uitgeschakelde genen kan ook worden doorgegeven aan de nakomelingen.
Het overerven van dit patroon wordt onderzocht bij een snel groeiend vakgebied, de epigenetica. Daarover gaat de volgende video. Overleg met je docent of je de hele video moet bekijken.

Hoe wordt een gen aangezet? En wat gebeurt er als aan gen aan staat? Daarover gaat deze module.

Eindproduct
Je rondt de module af met het maken van een informatieve poster over de oorzaak en de behandeling van de aandoening Cystic Fibrose (CF).
Je werkt hierbij in viertallen.

Wat ga ik leren?

DNA
Leerdoelen

Aan het eind van deze module
Kan ik:

  • de bouw van DNA en RNA beschrijven en de verschillen toelichten;
  • de functies van DNA en van mRNA, tRNA en rRNA benoemen en het verband beschrijven met de bouw ervan;
  • uitleggen op welke manieren de basenvolgorde in het DNA bepaald kan worden.

Deelconcepten
Nucleïnezuren, helixstructuur, basenparing, nucleotide, enkelstrengs en dubbelstrengs DNA, chromosomen, nucleosomen, histonen, kernDNA, mtDNA, RNA, genetische code, primer.

Eiwitsynthese
Leerdoelen

Aan het eind van deze module
Kan ik:

  • op basis van de relatie tussen tripletcode en aminozuur toelichten hoe eiwitten gevormd worden;
  • het proces van transcriptie en translatie beschrijven;
  • uitleggen hoe de aminozuurvolgorde (primaire structuur) van een eiwit de bouw en werking van het eiwit bepaalt;
  • uitleggen hoe eiwitten de bouw en werking van biologische eenheden bepalen.

Deelconcepten
Aminozuur, primaire, secundaire, tertiaire en quaternaire structuur, proteïne, peptidebinding, transcriptie, translatie, mRNA, tRNA, rRNA, cytoplasma, ribosoom, golgi-systeem, (ruw) endoplasmatisch reticulum, tripletcode, codon, anticodon, coderende streng, afleesrichting, template/matrijsstreng, DNA-polymerase, startcodon, stopcodon, plasmide.

Genexpressie
Leerdoelen

Aan het eind van deze module
Kan ik: 

  • weergeven dat DNA bij eukaryoten voor het grootste deel niet coderend is en dat genen voor een groot gedeelte uit introns bestaan;
  • het proces van genexpressie tot en met eiwitsynthese omschrijven;
  • beschrijven dat genen afhankelijk van de omstandigheden tot expressie komen;
  • uitleggen dat in verschillende typen cellen verschillende eiwitten gemaakt worden;
  • verklaren hoe genexpressie en het functioneren van een organisme samenhangen.

Deelconcepten
Chromosoom, gen, DNA, RNA, eiwit, fenotype, genetische code, startcodon, stopcodon, transcriptiefactor, activator, RNA-polymerase, splicing, introns, exons, nucleosomen, niet-coderend DNA, knock-out-gen.

Genregulatie en interactie met (a)biotische factoren
Leerdoelen

Aan het eind van deze module
Kan ik:

  • mechanismen voor genregulatie noemen en het belang ervan toelichten;
  • uitleggen dat cellen voor hun functioneren gebruik maken van eiwitten;
  • uitleggen dat (a)biotische factoren de variatie aan eiwitten beïnvloeden;
  • uitleggen dat genexpressie een dynamisch proces is dat geregeld wordt door verschillende factoren, waaronder epigenetische;
  • uitleggen dat mutagene factoren de genregulatie verstoren.

Deelconcepten
Genoom, structuurgenen, regulatorgenen, recombinant DNA, proto-oncogenen, enzymen, virus, iRNA, promotor, operator, repressor, suppressor, epigenetisch.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Inhoud

Stap 1

Ik voer een practicum uit over de bouw van DNA

Stap 2

De structuur van DNA is ontdekt in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Ik bekijk de eerste onderzoeken.

Stap 3

In een cel verlopen duizenden chemische reacties. Al die reacties worden gekatalyseerd door enzymen. Soms gaat dit niet goed. Daarover gaat deze stap.

Stap 4

Met behulp van bioplek.org bestudeer ik de transcriptie en de bewerking van mRNA.

Stap 5

Met behulp van bioplek.org bestudeer ik de translatie in detail.

Stap 6

Ik geef aan op welke plaatsen genexpressie kan worden gereguleerd.

Afronding

Onderdeel

 

Kennisbank

Alle Kennisbankitems uit deze module.

Eindopdracht

Ik maak een poster over Cystic Fibrosis

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 10 SLU nodig.

 

 

Aan de slag

Stap 1: Bouw van DNA

DNA molecuul
Druk het werkblad Bouw van DNA af.
Knip de 12 nucleotiden stuk voor stuk uit. Kijk goed waar je moet knippen.
Knip bij elke nucleotide het gearceerde vakje weg. Leg de stukjes zo tegen elkaar op je tafel dat er een DNA molecuul ontstaat. Wat valt je op? Bespreek het met een klasgenoot.

Samenvatting
Herhaal uit de module Hetzelfde en toch verschillend, stap 3 DNA, stap 4 DNA replicatie en lees kennisbank:

Algemene bouw van nucleïnezuren

Maak een samenvatting van alle kennis die je nu hebt over de bouw van nucleïnezuren. Maak het schema zo dat je aan het eind van deze module ook de functies kunt toevoegen en de plaats in de cel waar ze actief zijn.
Maak je samenvatting in een document en vul het waar nodig tijdens deze module aan. De samenvatting bewaar je daarna in je portfolio.

Practicum
Je kunt DNA vrij gemakkelijk isoleren uit plantenweefsel, bv uit een ui of uit een kiwi.
Download het werkblad en voer het practicum uit. Overleg met je docent of je hiervan een verslag maakt.

Stap 2: De eerste experimenten

Hershey

De structuur van DNA is ontdekt in de jaren vijftig van de vorige eeuw.
Deze ontdekking is het begin van veel onderzoek.
In deze opdracht leer je iets over de eerste experimenten.

Experiment van Hershey en Chase
In 1952, dus nog voordat de structuur van DNA helemaal was opgehelderd, was konden Hershey en Chase en antwoord geven op de vraag of eiwitten dan wel DNA de drager van de erfelijke eigenschappen zou zijn.
Ze werkten daarvoor met speciale virussen, die bacteriën aanvallen en hun eigen erfelijk materiaal in de bacterie spuiten. Deze bacteriën worden bacteriofagen genoemd.
De bacteriën maken dan in een aantal gevallen zelf nieuwe bacteriofagen.
De onderzoekers werkten met radioactief zwavel en fosfor.

Bespreek met een klasgenoot waarom er, gelet op de bouw van eiwitten en DNA gekozen is voor radioactief fosfor en zwavel. Het antwoord wordt klassikaal besproken.

J.D. Watson en F. Crick publiceerden hun model van het DNA in 1953.
In de laatste alinea merkten ze op, dat ze een idee hadden hoe het DNA voorafgaande aan elke celdeling zou kunnen worden verdubbeld.
Arthur Kornberg toonde in 1956 aan, dat DNA zelf de matrijs is voor de eigen verdubbeling van het molecuul. Er waren echter drie mogelijke manieren waarop een DNA-molecuul zichzelf zou kunnen verdubbelen:

  • J.D. Watson
    conservatief: in het nieuwe molecuul vind je niets van het oude molecuul;
  • semi-conservatief: in het nieuwe molecuul vind je de helft van het oude molecuul;
  • dispersief: het oude en nieuwe molecuul zitten willekeurig door elkaar.

Meselson en Stahl voerden in 1957 een experiment uit om te achterhalen welk van deze hypotheses juist is.
Zoals je weet, zit er in het DNA-molecuul vrij veel stikstof.
Dat element komt in een lichte vorm 14N en in een zware vorm 15N voor.
Ze kweekten bacteriën van E.coli in een medium met de zware isotoop net zolang tot alle gewone stikstof was vervangen door zware.
Daarna brachten ze de bacteriën weer in een medium met gewone stikstof.
Met een ultracentrifuge is het mogelijk om DNA-spiralen waar 14N of 15N in zit, van elkaar te scheiden.

Stap 3: Van DNA naar eiwit

Sikkelcelanemie

In een cel verlopen duizenden chemische reacties. Al die reacties worden gekatalyseerd door enzymen.
Daarbij gaat er natuurlijk wel eens iets mis, en de gevolgen daarvan kunnen groot zijn.
Zo komt het voor dat mensen een bepaald enzym niet kunnen maken, waardoor een bepaalde reactie niet kan verlopen.
Dat kan gevolgen hebben voor een hele reactieketen.

Wat gaat er mis?
Werk in viertallen.
Verdeel de volgende aandoeningen over de groep. Zoek informatie over de symptomen. Noteer ze in een (gedeeld) document.
Noteer ook wat er mis gaat op het niveau van het DNA.
Wissel de gegevens uit. Je kunt ze gebruiken voor je eindopdracht.

  1. Sikkelcelanemie
  2. Familiaire hypercholesterolemie
  3. Spierdystrofie van Duchenne
  4. Hemofilie
Algemene structuur van
α-aminozuren. De R staat
voor residu-groep

Nucleotiden en aminozuren
De vier ziekten die jullie hierboven hebben uitgezocht, zijn het gevolg van een genmutatie in het DNA.
Blijkbaar is er een verband tussen het DNA en het eiwit dat ontstaat. Een logische veronderstelling is dat de volgorde van de nucleotiden de code bevat voor het maken van de eiwitten.
De duizenden eiwitten die een cel nodig heeft, bestaan uit ongeveer twintig verschillende aminozuren.
In een DNA-molecuul zitten vier verschillende nucleotiden.
Beantwoorden de volgende vragen.

De logische volgende stap is naar een code van drie nucleotiden te gaan kijken.
Theoretisch kun je 64 codes maken en dat is meer dan voldoende.
In 1965 deed de Japanner Khorana het onderzoek waarmee de juistheid van de veronderstelling, om drie nucleotides als code te gebruiken, werd bewezen. In een eerste experiment gebruikte hij een m-RNA-keten van Uracil en Cysteine aan elkaar. We noemen dat een poly-UC-keten (UCUCUCUCUCUC). Waarom hij mRNA gebruikte en geen DNA zal je in de volgende stap duidelijk worden.

 

 

 

Nucleotiden
Werk in tweetallen.

  • Verzin elk een stukje DNA van 12 nucleotiden.
    Geef aan wat de streng is die wordt afgelezen en wat het 3´en het 5´eind is.
  • Wissel je stukjes uit. Maak nu het bijbehorende mRNA van elkaars stukje DNA.
  • Zoek uit voor welke aminozuren het stukje zou coderen.
    Gebruik een tabel voor de genetische code (Binas).
  • Controleer samen de eiwitketens die zouden ontstaan.

Stap 4: Transcriptie in detail

Transcriptie in detail
Lees in de Kennisbank:

Transcriptie in detail

Transcriptie

  • Bekijk op Bioplek alleen de transcriptie en de bewerking van het mRNA voordat het de kern verlaat.
  • Vat het proces van translatie in eigen woorden samen. Gebruik daarin in ieder geval de begrippen DNA, gen, mRNA, RNA-polymerase, splicing, intron, exon. Bespreek dit met een klasgenoot.

Bèta- thalassemie
Een voorbeeld van een dergelijke mutatie is de bloedziekte bèta- thalassemie.
Zoek uit wat het gevolg is van deze mutatie en bespreek het met een klasgenoot. 
De mutatie wordt ook klassikaal besproken. 

Stap 5: Translatie in detail

Translatie in detail
Lees uit de Kennisbank:

Translatie in detail

Samenvatting
Vul je samenvatting van stap 1 aan met de functies van de verschillende nucleïnezuren en de plaats in de cel waar ze actief zijn.

Transcriptie en translatie
Bekijk de informatie van transcriptie en translatie in de volgende twee bronnen:

 

Bewerking van het eiwit

Nadat het eiwit is gemaakt moet het nog worden bewerkt. Dat zie je in de volgende video. Voer na het kijken de volgende opdracht uit. Laat je tekening controleren door je docent.

  • Maak een schematische tekening van de cel met celorganellen.
    Geef daarin aan waar de processen translatie, transcriptie en eiwitbewerking plaats vinden.
  • Noteer onder je tekening de verschillende stappen van drie processen.
  • Laat je tekening controleren door je docent. Je docent let op de juistheid van de tekening en de juistheid van de verschillende stappen.

 

Stap 6: Genexpressie

Lees uit de Kennisbank:

Reguleren van genexpressie

Genexpressie
Neem de figuur van uit het werkblad.
Geef in deze figuur aan op welke plaatsen genexpressie kan worden gereguleerd.
Noteer naast de figuur hoe dit gebeurt.
Vergelijk je tekening met die van een klasgenoot.

Van genotype naar fenotype
In alle cellen van een organisme zit dezelfde genetische informatie. Dat betekent dat in de cellen die je teennagel vormen, ook alle informatie zit om een geslachtscel te worden. Slechts een deel van die informatie wordt gebruikt.
Inmiddels heb je verschillende factoren leren kennen die kunnen bepalen of een eiwit wel of niet gevormd wordt.
Welke stoffen kunnen een gen activeren en hoe doen ze dat?

  1. Bespreek met een klasgenoot hoe het mogelijk is dat de erfelijke informatie in cellen verschillend gebruikt kan worden.
  2. Zoek zoveel mogelijk manieren waarop de genexpressie geregeld kan worden op verschillende organisatie niveaus:
  • cel,
  • chromosoom,
  • transcriptie,
  • splicing,
  • translatie,
  • bewerking van het eiwit.

Bestudeer daarvoor de bronnen hieronder.
Vat alles samen in een schematische tekening. Laat de tekening controleren door je docent.

Bronnen:

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Taaislijmziekte
Je rondt deze module af door in groepjes (3-4 leerlingen) de oorzaken en gevolgen van de meest voorkomende erfelijke ziekte in ons land te bestuderen: Taaislijmziekte of Cystische fibrose (CF).
Eén op de 3600 kinderen die geboren worden, heeft deze aandoening.

Gezamenlijk zoek je antwoorden op de volgende vragen. Je presenteert de antwoorden in een informatieve poster. De doelgroep van de poster zijn ouders van een kind met CF.

  1. Wat betekent het om CF te hebben? Op welke leeftijd ontstaan de klachten?
    Wat is de prognose van de ziekte? Hoe wordt de ziekte vastgesteld?
  2. Waardoor worden die klachten veroorzaakt:
    • op orgaan niveau
    • op celniveau
    • op molecuulniveau
  3. Hoe komt het dat alleen bepaalde cellen en bepaalde organen afwijkingen vertonen?
  4. Welke chromosomen en genen zijn er bij betrokken? Hoe groot is/zijn die genen?
    Wat is de frequentie van die genen in de Nederlandse bevolking?
  5. Hoe zien het bijbehorende pre-mRNA, mRNA en eiwit eruit?
  6. Hoe komen bij gezonde mensen de juiste eiwitten in de membranen terecht?
    Hoe is dat bij iemand met CF?
  7. Welke behandelingen zijn er of zijn er in ontwikkeling? Wat kan een patiënt met CF doen om zo weinig mogelijk last te hebben van de ziekte?

​Ben je klaar? Kijk dan nog eens naar de leerdoelen van deze module.
Welke aspecten daarvan heb je in je poster verwerkt? Mogelijk kun je de poster nog aanvullen met relevante informatie.
Als je poster klaar zijn worden ze opgehangen en vergeleken.
Beoordeel de posters van je klasgenoten met het beoordelingsformulier .

Bronnen:

Poster maken

Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 10 SLU met deze opdracht bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle video's helemaal kunnen bekijken?
  • Inhoud
    Voor mensen die niet weten wat hun afkomst is, kan een DNA test heel interessant zijn. Wist je voor deze module van deze mogelijkheid? Ken je iemand die ook vragen heeft over zijn/haar achtergrond of misschien ben je dat wel zelf. Zou je zelf kiezen voor zo'n test? Misschien ook wel om iets te weten te komen over een eventuele erfelijke aandoening. 
  • Examenopgaven
    Heb je alle examenopgaven die in stap 5 stonden gemaakt? Ging het goed? Denk je dat je op deze manier op de juiste manier hebt kunnen controleren of je de leerdoelen beheerst?

DNA technologie

DNA technologie

Intro

Biotechnologie
In de modules Eiwitten in orde en Van DNA naar eiwit heb je gezien hoe belangrijk eiwitten zijn voor een cel, en hoe de cel op ieder moment aangezet wordt de juiste eiwitten te produceren. Genen spelen daarbij een sleutelrol. Kunnen genen van de ene soort ook functioneren in cellen van een andere soort?

Bekijk de volgende video. Lees voor het kijken de vragen onder de video door. Ze worden na het kijken klassikaal besproken.

  1. In het filmpje wordt gezegd dat bacteriën iets ‘leren’.
    Wat vind je van dit woordgebruik?
  2. Beschrijf in woorden of in een tekening wat er in het filmpje wordt uitgelegd.

Kun je alle genen zomaar uitwisselen? Tussen alle organismen?
Kun je zo van een bacterie een klein eiwitfabriekje maken?
Welke eiwitten zou je dan willen produceren?
Wetenschappers die zich met deze vragen bezig houden noem je biotechnologen.
Misschien heb jij ook wel ambities in die richting!
Welke mogelijkheden zijn er dan? Daar zie je hieronder twee mogelijkheden van.
Bespreek na het kijken met een klasgenoot of een beroep in deze richting iets voor jou is.

Hier zie je twee voorbeelden:

Deze module gaat over de mogelijkheden en de grenzen van de biotechnologie.
Je gebruikt daarin de kennis uit de twee vorige modules.

Eindproduct
Je schrijft een betoog over een toepassing van de moderne biotechnologie. Je legt je onderwerp eerst voor aan de docent. Je overlegt met de docent aan welke voorwaarden het betoog moet voldoen. Mogelijk kun je het ook gebruiken voor het vak Nederlands.

Wat ga ik leren?

Aan het eind van deze module
Kan ik:

  • toelichten hoe in de biotechnologie gebruik gemaakt wordt van het metabolisme van micro-organismen.
  • uitleggen hoe door de mens gewenste genencombinaties verkregen worden door genetische modificatie.
  • uitleggen waarom sommige groepen mensen liever spreken van genetische manipulatie.
  • een mening vormen over de toepassingen van de biotechnologie.
  • mijn mening verwerken in een betoog.

Deelconcepten
Aminozuur, primaire, secundaire, tertiaire en quaternaire structuur, proteïne, peptidebinding, enzymen, nucleïnezuren, helixstructuur, basenparing, nucleotide, enkelstrengs en dubbelstrengs DNA, chromosomen, nucleosomen, histonen, kernDNA, mtDNA, RNA, genetische code, primer, transcriptie, translatie, mRNA, tRNA, rRNA, cytoplasma, ribosoom, golgi-systeem, (ruw) endoplasmatisch reticulum, tripletcode, codon, anticodon, coderende streng, afleesrichting, template/matrijsstreng, DNA-polymerase, startcodon, stopcodon, plasmide, chromosoom, gen, DNA, RNA, eiwit, fenotype, genetische code, startcodon, stopcodon, transcriptiefactor, activator, RNA-polymerase, splicing, introns, exons, nucleosomen, niet-coderend DNA, knock-out-gen, genoom, structuurgenen, regulatorgenen, recombinant DNA, proto-oncogenen, virus, iRNA, promotor, operator, repressor, suppressor, epigenetisch.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Inhoud

Stap 1

Ik bekijk of er sprake is van klassieke of moderne biotechnologie.

Stap 2

In deze stap bekijk ik aan de hand van vragen en opdrachten de techniek van genetische modificatie.

Stap 3

Ik bekijk de toepassing van moderne biotechnologie over de ontwikkeling van insuline.

Stap 4

Mensen verschillen niet alleen in uiterlijk, maar ook in de onderlinge verhoudingen van de eiwitten in hun cellen. Daarom is het voor wetenschappers interessant om te kijken of medicatie 'op maat' gemaakt kan worden.

Stap 5

Ik bekijk wat transgene planten zijn en voor welke toepassingen ze worden gebruikt.

Afronding

Onderdeel

 

Kennisbank

Alle Kennisbankitems uit deze module.

Eindopdracht

Ik schrijf een betoog over moderne biotechnologie.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 7 SLU nodig.

 

 

 

Aan de slag

Stap 1: Klassiek of modern?

Tak van een vijgenboom
Saffbloem

Homerus, dichter van de Ilias en Odyssee, beschreef meer dan zeven eeuwen voor Christus al een interessant biotechnologische waarneming:
“Als je een vijgentakje kneust en het gekneusde deel door melk roert dan vormt zich in de melk een vaste stof, waaruit een soort zachte kaas te maken is.” Nu weten we dat uit het vijgentakje wat sap lekte met daarin het enzym ficine. Dit enzym laat het eiwit caseïne in de melk samenklonteren (stremmen).

In de Romeinse tijd is opgetekend "dat melk moet worden gestremd met stremsel dat is verkregen van een lam of een jong geitje, alhoewel men hiervoor eveneens de bloem van de wilde distel of saffloerzaad kan gebruiken, alsook het sap van de vijgenboom, dat vrijkomt door een inkeping te maken in de nog groene schors".
Blijkbaar is het recept om kaas te maken al heel oud.
Ook onze kaasindustrie gebruikt enzymen.
Maak de volgende oefeningen:

 

 

Ingrediënten
Op een fles slaolie staat: ‘geproduceerd met genetisch gemodificeerde sojabonen’ en op een blik soep: ‘vervaardigd op basis van moderne biotechnologie’.

Onderzoek:

  • in welk opzicht zijn deze sojabonen veranderd?
  • op welke manier is dat gedaan?
  • met welk doel?
  • welke bezwaren zijn er?

Vat je gegevens samen in een schematische tekening. Bespreek je tekening met een klasgenoot en pas waar nodig aan. 

Bron: www.naturalis.nl

Stap 2: Genetische modificatie

Hoe krijg je een gen van de ene soort in de andere?
Gaat dat gen ter plaatse doen wat het doen moet?
In deze stap bekijk je aan de hand van vragen en opdrachten de techniek van genetische modificatie.
Maak bij elke stap aantekeningen. Vat de techniek daarna samen in een schema.
Bespreek je schema met een klasgenoot.

Lees in de Kennisbank het volgende onderwerp:

DNA

De overdracht van een DNA-fragment van een organisme naar een ander organisme komt ook in de natuur ook voor. Er zijn bacteriegeslachten die aan hun oppervlak receptoren hebben waarmee ze donor-DNA kunnen binden en opnemen, soms zelfs donor DNA van een andere soort. Dat proces heet transformatie.
Sommige soorten bacteriën kunnen via een proces dat conjugatie heet DNA-plasmiden uitwisselen, via een conjugatiebuis.
Bekijk hier deze beide processen.

Virussen kunnen ook een rol spelen bij de overdracht van DNA van de ene bacterie naar de andere.
Dat proces heet transductie. Bekijk het hier .

Genetische modificatie
Vat deze drie processen samen in een schematische tekening.
Zet de namen van de processen erbij.
Bespreek jouw tekening met die van een klasgenoot. Vraag waar nodig jullie docent om advies.

Wanneer deze genoverdracht door mensen wordt uitgevoerd, noem je dat genetische modificatie. Plasmiden of virussen kunnen worden gebruikt om bepaald DNA in de cel te brengen, maar er zijn andere technieken ontwikkeld.

www.wageningenur.nl

Transgene organismen
Bekijk deze technieken op bioplek en bespreek ze kort met een klasgenoot.

In Wageningen University werken biotechnologen aan de ontwikkeling van een aardappel die beter bestand is tegen de gevreesde schimmel Phytophtora.

Deze duRPh aardappel wordt ontwikkeld met behulp van cisgene merkervrije modificatie.

 

Cisgeen
Zoek uit wat cisgeen is en leg uit waarom men daarvoor kiest.
Waarom kiest men voor merkervrij? Bespreek het met een klasgenoot.
Het nieuwe gen komt op een willekeurige plek in het DNA terecht. Het effect daarvan kan heel wisselend zijn.
Het kan het functioneren van een ander gen verstoren.

Stap 3: Insuline kweken

Insuline inspuiten

In deze stap gaan we wat dieper in op één bepaalde toepassing van moderne biotechnologie.
Herhaal daarvoor eerst enkele delen uit de Kennisbank:

Bouw en functie van nucleïnezuren

Transcriptie in detail

Translatie in detail

Reguleren van genexpressie

In 1982 is het eerste product dat met behulp van gerecombineerde cellen gemaakt is dit humaan (= menselijk) insuline, op de markt gekomen. Het gen voor menselijk insuline werd ingebouwd in de bacterie E. coli.
Deze bacterie werd later ook gebruikt voor de productie van andere menselijk eiwitten, bijvoorbeeld groeihormoon (1987). Tot die tijd gebruikte men voor mensen met diabetes insuline van varkens of koeien.
Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel:

DNA

Stap 4: Farmacogenetica

Lees de tekst 'Pillen op maat'.

Mensen verschillen niet alleen in uiterlijk, maar ook in de onderlinge verhoudingen van de eiwitten in hun cellen. Er wordt wel gesteld dat veel medicijnen slechts bij een derde van de patiënten tot het gewenste resultaat leiden.

Variaties in het menselijk genoom zijn ondergebracht in een gegevensbank.
Deze bevat al meer dan drie miljoen variaties.
Grotendeels bestaan deze varianten uit een verschil in één enkele base, de zogenaamde single nucleotide polymorphisms of afgekort SNP’s (spreek uit snips).

Bekijk de informatie over SNP’s.
Een SNP kan in een gen zitten, maar ook buiten een gen. Als er een SNP dicht in de buurt zit van een gen, dan zal het telkens meegaan in de overerving.
We kunnen dus vaststellen dat bij een bepaald fenotype (b.v. ziek of 'reageert niet op geneesmiddel') een bepaalde serie SNPs hoort.
Dat hoeft niet te betekenen dat de SNP de oorzaak is van de ziekte!

Biometrie
Er zijn steeds meer instellingen die mensen willen identificeren aan de hand van unieke lichaamskenmerken. Dat heet biometrie. Wist je dat je zelfs een HBO-opleiding biometrie kunt volgen? Om overeenkomst in DNA vast te stellen, kunnen onderzoekers ook gebruik maken van een DNA chip.

Lees het volgende onderwerp in de Kennisbank:

DNA vergelijken

Stap 5: Transgene planten

Werk in viertallen.

In stap 1 heb je gekeken naar transgene visjes. Experimenten met transgene dieren spreken tot de verbeelding. Transgene planten zijn minder bekend. Er zijn er veel, voor allerlei doeleinden. Organismen die genetisch gemodificeerd zijn worden ggo’s of gmo’s genoemd (genetically modified organisms). In 1994 werd in de VS het eerste genetisch gemodificeerd voedsel op de markt gebracht: een beter houdbare tomaat. Sindsdien is er veel ontwikkeld. Zo is er de Gouden rijst, een rijstsoort die beta-caroteen aanmaakt. Mensen kunnen dat omzetten in pro-vitamine A. Verder kennen we katoen dat giftig is voor insecten, soja die bestand tegen de bestrijdingsmiddelen waarmee het onkruid op de akkers wordt bestreden en een aardappelras waaruit het zetmeel voor de zetmeelindustrie makkelijker geïsoleerd kan worden.

In deze stap verdiep je je in de argumenten voor en tegen het gebruik van gmo’s.

Transgenen en cisgene planten
Verzamel zoveel mogelijk argumenten voor en tegen het gebruik van transgene en cisgene planten.
Je kunt daarbij de volgende bronnen gebruiken. Verdeel de bronnen over de leden van de groep.
Maak een overzicht waarin de standpunten en argumenten zichtbaar worden.
Gebruik de overzichten van de verschillende groepen bij het schrijven van je betoog in de eindopdracht.

Bronnen:

 

Afsluiting

Samenvattend

Eindopdracht

Schrijf een betoog over het gebruik van de moderne biotechnologie.
Kies daarvoor één bepaald onderwerp daaruit en leg dat ter goedkeuring voor aan je docent.
Gebruik je aantekeningen die je tijdens deze module hebt gemaakt.
Gebruik bij het schrijven van het betoog de richtlijnen die je bij het vak Nederlands hebt geleerd of kijk hier.

Beoordeling
Je docent let bij de beoordeling van je betoog op de volgende punten:

  • Je hebt je betoog op een heldere manier geformuleerd in correct Nederlands.
  • Je hebt je mening over moderne biotechnologie op een duidelijke en overzichtelijk manier verwerkt in je betoog.
  • Je hebt een duidelijke conclusie getrokken. Deze heb je duidelijk en bondig geformuleerd.
  • Je eigen mening wordt duidelijk uit de conclusie.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze module nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 7 SLU met deze module bezig geweest.
    Heb je in die tijd alle stappen helemaal kunnen doorlopen?
  • Inhoud
    Moderne biotechnologie met onder andere de genetische manipulatie van voedsel is iets wat mensen al heel wat jaren bezighoudt, maar waar je niet elke dag bij stil staat. Was jij je bewust van de genetische manipulatie van sommig voedsel en planten.
    Heeft deze module jouw kijk op dit onderwerp veranderd?
  • Eindopdracht
    Als eindopdracht van deze opdracht moest je een betoog schrijven. Is het gelukt om jouw mening over dit onderwerp op een duidelijke, heldere, maar ook biologisch onderbouwde manier te formuleren? Wat zijn je leerpunten voor een volgend betoog?

Afsluiting

Samenvattend

Examenopgaven

Je hebt in de modules veel theorie bestudeerd en veel vragen beantwoord en opdrachten gemaakt.
Als het goed is, ben je nu klaar voor het beantwoorden van een aantal examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

VWO 2021-TV1

VWO 2021-TV1 Vraag 4
VWO 2021-TV1 Vraag 16
VWO 2021-TV1 Vraag 18
VWO 2021-TV1 Vraag 19
VWO 2021-TV1 Vraag 20
VWO 2021-TV1 Vraag 23

VWO 2021-TV2

VWO 2021-TV2 Vraag 4
VWO 2021-TV2 Vraag 18
VWO 2021-TV2 Vraag 21
VWO 2021-TV2 Vraag 29

 

Meer oefenen?
Ga naar ExamenKracht en oefen ook met de nieuwste examens.
Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Extra opdracht

In het examenprogramma worden vijf domeinen onderscheiden.
Dat zijn

  • zelfregulatie (domein B): de processen die ertoe leiden dat biologische eenheden zichzelf in stand houden.
  • zelforganisatie (domein C): de processen die ertoe leiden dat biologische eenheden zich in de loop van de tijd ontwikkelen.
  • interactie (domein D): de beïnvloeding van biologische eenheden door biotische en abiotische factoren; en andersom.
  • reproductie (domein E): de processen die leiden tot vermenigvuldiging van individuele, gelijksoortige biologische eenheden.
  • evolutie (domein F): de processen die ertoe leiden dat nieuwe, ongelijksoortige eenheden ontstaan.

Daarbij worden verschillende organisatieniveaus onderscheiden.
In de extra opdrachten heb je daarmee al regelmatig kennis gemaakt.

  • Molecuul
  • Cel
  • Orgaan
  • Organisme
  • Populatie
  • Ecosysteem
  • Aarde

In een matrix ziet dat er zo uit.
De eindtermen uit dit thema zijn in de matrix ingevuld.

organisatieniveaus

domeinen

zelfregulatie

zelforganisatie

interactie

reproductie

evolutie

molecuul

bouw DNA eiwitsynthese

 

genregulatie

DNA-replocatie

DNA mutatie

cel

biotechnologie

genexpressie
celdifferentatie

 

levenscyclus
van de cel

 

orgaan

 

 

 

 

 

organisme

 

 

 

 

 

populatie

 

 

 

 

 

ecosysteem

 

 

 

 

 


Je ziet dat alle domeinen in dit thema aan bod zijn gekomen.
Je hebt deze onderwerpen bestudeerd op het organisatieniveau van moleculen en cellen.

Matrix

  • Bekijk enkele korte biologische berichtjes uit de wetenschapsbijlage van een krant of hier .
  • Probeer ze onder te brengen in een van de vakjes subdomeinen uit de matrix.
    Het kunnen ook vakjes zijn die in dit hoofdstuk niet aan de orde zijn gekomen!
  • Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.

 

 

Terugkijken

Reflectie

Intro

  • Lees de intro van dit thema nog eens door.
    Vind je het een goede intro om het thema mee te beginnen?
    Passen de video's goed bij het thema? Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond een totale studiebelasting van 29 à 30 uur.
    Ben je meer of minder tijd met het thema bezig geweest?
    Met welke module ben je het langst bezig geweest? En met welke het kortst?
  • Herhaling
    Heb je voor je aan de modules begon de toets bij 'Wat kan al?' gemaakt?
    Wist je het meeste nog?
  • Inhoud

    De eindopdracht van module 1 was een toets, van module 2 een poster en van module 3 een betoog.

    • Welk van de drie vormen sprak jou het meest aan? Van welke heb je het meest geleerd?
    • Hoe kritisch was je bij het maken en het beoordelen van je eigen werk?
    • Hoe creatief was je in het oplossen van problemen en het vinden van nieuwe mogelijkheden?
    • Hoe was je planning? Heb je je aan je planning gehouden?
  • Examenvragen
    Je hebt de examenvragen gemaakt.
    Ging het goed? Had je de theorie uit de modules nodig om de vragen te kunnen maken?
  • Het arrangement Thema: Enzymen en eiwitsynthese - v456 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-28 11:22:05
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Dit thema Enzymen en eiwitsynthese is ontwikkeld door medewerkers van StudioVO. Bij het ontwikkelen van het materiaal is gebruik gemaakt van of wordt verwezen naar materiaal van de volgende websites:

    www.schooltv.nl www.youtube.com www.bioplek.org www.wikipedia.org


    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content .

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor biologie voor vwo leerjaar 4/5/6. Dit thema heet enzumen en eiwitsynthese. Aan het eind van dit thema kun je: de bouw van DNA en RNA beschrijven. beschrijven hoe de basenvolgorde van DNA bepaald kan worden. toelichten dat de aminozuurvolgorde en de ruimtelijke structuur van een eiwit de bouw en de werking ervan bepaalt. beschrijft je hoe DNA fragmenten in ander DNA (van dezelfde soort of andere) op een natuurlijke of kunstmatige manier ingebouwd kunnen worden. Je beschrijft de gevolgen van deze inbouw. leg je in detail de bij transcriptie en translatie betrokken processen uit. beschrijf je waar en op welke wijze enzymen reacties katalyseren, en hoe temperatuur en pH die processen beïnvloeden. ​licht je in detail toe hoe DNA-replicatie plaatsvindt, wat er fout kan gaan en welke consequenties dat heeft. beschrijf je dat celdifferentiatie tot stand komt door het aan- en/of uitschakelen van genen. beschrijf je wat genexpressie is en doet. beschrijf je hoe genexpressie gereguleerd wordt en gemanipuleerd kan worden.
    Leerniveau
    VWO 6; VWO 4; VWO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Eiwitsynthese; Biologische eenheid; Biologie; Instandhouding; DNA;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    29 uur 20 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, biologie, celdifferntiatie, dna-replicatie, genen, genexpressie, stercollectie, transcriptie, translatie, vwo4/5/6

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: DNA technologie - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/63291/Module__DNA_technologie___v456

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Eiwitten in orde - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/63289/Module__Eiwitten_in_orde___v456

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Van DNA naar eiwit - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/63290/Module__Van_DNA_naar_eiwit___v456

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Enzymen en eiwitsynthese

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.